NL9202118A - Inrichting voor het aanbrengen van een sluitstrip. - Google Patents

Description

Inrichting voor het aanbrengen van een sluitstrip.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het aanbrengen van een sluitstrip, welke inrichting daartoe een met een inham geprofileerd, doosvormig huis omvat, - waarbij een eerste, door de inham begrensd gedeelte van het huis is voorzien van een eerste trommelvormige ruimte voor het opslaan van kleefband, van eerste doorvoermiddelen voor het doorvoeren van een strook kleefband van de tromme1vormige ruimte naar de inham, en van een rotor met tot in de inham uitstekende vinnen voor het met de naar buiten gekeerde kleefzijde verder geleiden van genoemde strook kleefband in de inham; - waarbij een tweede, door de inham begrensd gedeelte van het huis is voorzien van een tweede trommelvormige ruimte voor het opslaan van bandvormig materiaal, van tweede doorvoermiddelen voor het doorvoeren van een strook bandvormig materiaal van de tweede tromme1vormige ruimte naar de inham, -waarbij aan de uitgangszijde van de op het bandvormig materiaal betrekking hebbende doorvoermiddelen nog middelen aanwezig zijn voor het vormen van een bandstuk in genoemde sluitstrip tijdens het daarover heen geleiden van de via de rotor in de inham geleide strook kleefband en de toegevoerde strook bandvormig materiaal, -en waarbij aan het uiteinde van genoemde inham snijmiddelen aanwezig zijn voor het van de sluitstripband afsnijden van de gevormde sluitstrip.

Een dergelijke uitvinding is bekend uit de nederlandse octrooiaanvrage 8700964. De in deze publicatie weergegeven inrichting voor het aanbrengen van een sluitstrip is voorzien van een cassette met een papierband, welke in een passende holte in de zijkant van de inrichting wordt ingeschoven. Het nadeel aan het het gebruik van een dergelijke inrichting met cassette is gelegen in de kosten verbonden aan de toepassing van een dergelijke cassette, waarin voorts speciaal ontworpen doorvoermiddelen met stripvormig element voor het voorkomen van een ongewenste terugloop van de de papierband naar de cassette zijn opgenomen. Een dergelijke cassette laat zich, nadat de papierrol verbruikt is, niet gemakkelijk door de gebruiker met papierband vullen voor hergebruik.

De uitvinding beoogt dit nadeel op te heffen.

Overeenkomstig de uitvinding is de, aan de toegangszijde van de inham gelegen randzijde van het tweede, door de inham begrensd gedeelte van het huis tenminste ten dele gevormd door, de tweede trommelvormige ruimte afsluitende, wegneembaar uitgevoerde sluitmiddelen, welke in de sluitpositie vormsluitend samenwerkt met een, in de tweede trommelvormige ruimte gesitueerd brugstuk ter verkrijging van genoemde tweede doorvoermiddelen voor het in een klemmende positie brengen van een ter plaatse aanwezige strook bandvormig materiaal.

De uitvinding zal nu nader aan de hand van de bijgaande figuren worden toegelicht, waarvan fig.l een perspectivisch aanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting voor het aanbrengen van een sluitstrip toont; fig.2 een deels opengewerkte en weggebroken vooraanzicht van de in fig.l getoonde inrichting weergeeft; figuren 3 en 4 twee verschillende gebruikstoestanden van de in fig.2 weergegeven inrichting bij het aanbrengen van een sluitstrip toont;.

figuren 5 en 6 een doorsnede van een gedeelte van de inrichting voor het aanbrengen van een sluitstrip weergeven, waarbij de sluitmiddelen zich in neergeklapte toestand bevinden, respectievelijk over een zekere hoek is weggedraaid; fig.7 een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting voor het aanbrengen van een sluitstrip toont; fig.8 een moge lijke uitvoeringsvorm van een element uit de inrichting voor het aanbrengen van een sluitstrip weergeeft; en fig.9 een gedeelte toont van een volgende moge lijke uitvoeringsvorm van een inrichting voor het aanbrengen van een sluitstrip.

In fig.l is een mogelijke uitvoeringsvorm van een inrichting voor het aanbrengen van een sluitstrip rond een omhulsel 2, zoals een samengedraaid uiteinde van een plastic zak, weergegeven. De inrichting is eenvoudshalve te verdelen in een doosvormig uitgevoerd huis 1 met middelen voor het aanbrengen van de sluitstrip, en een loodrecht op dit huis 1 gepositioneerde voetplaat 3. Het huis 1 omvat een tweetal zijvlakken 4 en 5 en is voorts voorzien van een inham 6, welke ruwweg elk van de zijvlakken 4 en 5 in twee gelijke doosdelen 7 en 8 verdeelt, en welke de bewegingsbaan voor het met een sluitstrip te omgeven omhulsel 2 vormt.

Bij voorkeur is de inham 6 over nagenoeg de gehele lengte als een rechte sleuf uitgevoerd, hetgeen het voordeel inhoudt van een lichter verlopende geleiding voor het omhulsel 2.

De wijze,waarop de sluitstrip rond het omhulsel 2 wordt aangebracht, zal nu mede aan de hand van fig.2 worden uiteengezet, waarbij fig.2 een deels opengewerkte en weggebroken vooraanzicht van de in fig.l getoonde inrichting weergeeft.

Wanneer het samengedraaide gedeelte van het omhulsel 2 door de inham 6 in de richting van het afgesloten uiteinde 9 wordt gevoerd, passeert het eerst een rotor 10, welke terzijde van de inham 6 in het doosdeel 7 is aangebracht, en welke is voorzien van ver in de inham 6 uitstekende, radiaal gerichte schoepen of spaken 11. .

Deze schoepen 11 geleiden een vanuit het doosdeel 7 via geleidingsmiddelen toegevoerde strook van enkelzijdig klevende band (kleefband) 12 naar de inham 6, waarbij de kleefband zich op een groot gedeelte van het opppervlak van het omhulsel 2 zal gaan hechten. De in hoofdzaak als rechte sleuf uitgevoerde inham 6 heeft tot gevolg, dat bij het inbrengen van het omhulsel 2 in de inham 6 het omhulsel 2 diep in de opening tussen twee opeenvolgende schoepen wordt gebracht, waardoor het omhulsel 2 over een groot deel van de omtrek wordt bedekt met het kleefband 12. De schoepen 11 zijn daarbij zodanig gedimensioneerd dat het uitgesloten is, dat het omhulsel 2 buiten de schoepen 11 langs omlaag kan worden gebracht, waardoor onvoldoende kleefband op het omhulsel 2 . zou kunnen komen. De strook kleefband 12 is afkomstig van een rol of een haspel 13, welke zich in een holle ruimte 16 van het doosdeel 7 bevindt. Indien de rol of haspel 13 kan draaien om een naaf of as 15 zijn hiervoor sleufvormige geleidingsmiddelen 14 in het doosdeel 7 aangebracht.

. Aan de zijkanten van de haspel 13 kan rond. de as 15 nog een rubber ring worden aangebracht, waarmee de haspel 13 in wrijvingscontact staat met de sleufvormige geleidingsmiddelen 14, en waardoor een vrij draaien en daardoor een ongewenst afwikkelen van de kleefband 12 van de rol of haspel 13 wordt . vermeden.

Hierbij kan met voordeel de rotor 10 nog worden voorzien van (niet in dde figuur weergegeven) klemmïddelen, zoals een over de rotoras aangebrachte klemveer, waardoor de rotor 10 geen vrije rotatiebeweging wordt toegestaan. Daarmee wordt • voorkomen, dat tijdens het aanbrengen van een sluitstrip onnodig veel kleefband 12 van de haspel 13 wordt afgewikkeld. Wanneer het omhulsel 2 verder de inham 6 wordt binnengedrukt, voegt zich in de inham 6 voorbij de rotor 10, bij het omhulsel 2 met de strook kleefband 12 nog een strook ). bandvormig materiaal, zoals papierband 17, welke zich zal hechten aan dat gedeelte van de toegevoerde strook kleefband, dat zich niet heeft gehecht aan het omhulsel 2. De strook papierband 17 wordt van een andere haspel of rol 18 toegevoerd, welke in een in het andere doosdeel 8 aanwezige >. trommelvormige ruimte 34 is opgeslagen. Om de haspel 18 of rol met papierband 17 In de trommelvormige ruimte 34 te kunnen opbergen, is het op de toegangszijde van de inham 6 aansluitend omtreksvlak van het doosdeel 8 afsluitbaar uitgevoerd met behulp van een als sluitmiddelen werkzame klap- of sluitdeksel 35 uitgevoerd. Het draaipunt van de klepdeksel 35 kan zowel in dit deel van het omtreksvlak van het doosdeel 8 alswel in de daarop aansluitende zijkant zijn gelegen.

Vanuit de ruimte 34 vindt via doorvoermiddelen 19 de toevoer van papierband 17 plaats naar de inham 6. Wanne.er het omhulsel 2 met kleef- en papierband 12 en 17 dieper in de inham 6 wordt gevoerd, passeren deze elementen aldaar aan het huis 1 bevestigde en in de inham 6 werkzame snijmiddelen 20, waarmee de kleefband 12 met de daarop aangehechte papierband 17 wordt doorgesneden, en derhalve het aanbrengen van een sluitstrip van kleefband en papierband rond het omhulsel voltooid is. Deze snijmiddelen 20 omvatten in deze uitvoeringsvorm een als een kniehefboom uitgevoerd orgaan 21, dat draaibaar om het knikpunt ervan in het doosdeel 7 is aangebracht, en wel zodanig, dat in de ruststand van dit orgaan 21 een armdeel 22 ervan in de bewegingsbaan van het omhulsel 2 in de inham 6 is gepositioneerd.

Het andere armdeel 23 van de kniehefboom 21 is voorzien van een snij orgaan 24.

Wanneer het omhulsel 2 het in genoemde bewegingsbaan gelegen armdeel 22 omlaag drukt, zal het orgaan 21 om diens draaipunt gaan draaien. Hierdoor zal het andere armdeel 23 met het snij orgaan 24 in de richting van de sluitstripstrook gaan draaien, hetgeen tot gevolg zal hebben, dat de sluitstripstrook door het snij orgaan 24 wordt doorgesneden. Tenslotte bevindt zich aan het gesloten uiteinde 9 van de inham 6 nog een snij inrichting 25, waarmee het overtollige gedeelte van het omhulsel 2 voorbij de sluitstrip op maat kan worden af gesneden. De snij inrichting 25 omvat daartoe een in een kamer 26 opgenomen mesblad 27. Op de kamer 26 sluit als vingerbeveiliging 28 een opstaande rand 29 van een deksel 30 aan. Zodoende is het mesblad 27 onbereikbaar voor vingers (met name in het belang van kinderen), terwijl het omhulsel 2 het mesblad 27 wél kan bereiken voor het uitvoeren van de snijbewerking.

De kamer 26 is bereikbaar via deksel 30 dat met behulp van schroeven daarop is bevestigd. Ook de snijmiddelen 20 zijn via een losmaakbaar deksel 31 bereikbaar voor vervanging of onderhoud.

Een nadere beschrijving van de aan de-hand van de figuren 1 en 2 beschreven inrichting zal nu mede aan de hand van de figuren 3 en 4 geschieden.

Deze figuren laten zien, dat de inrichting is voorzien van een dwars op de inham 6 staande vooruitstekende rand 32, welke er voor zorgt, dat ter hoogte van deze rand een knik in de band van kleef- en papierstrook optreedt, waardoor het omhulsel 2 en de vrije delen van de kleefband 12 enerzijds en de papierband 17 anderzijds goed tegen elkaar worden aangedrukt, waardoor de daarbij te vormen sluïtstrip van kleef- en papierband het omhulsel 2 strak zal omgeven. Bij deze rand 32 is de in hoofdzaak recht verlopende inham 6 zijwaarts afgebogen.

In fig.3 is het omhulsel 2 met de daaromheen aangebrachte sluïtstrip van kleefband 12 en papierband 17 reeds de rand 32 gepasseerd. Verder laat fig.4 duidelijk zien, dat bij het bekrachtigen van de snijmiddelen 20 de tegen elkaar geplakte stroken 12 en 17 strak gespannen zijn. Dit geeft een goede snijwerking van het mesblad 27, hetgeen met een geringe bekrachtiging van deze snijmiddelen 20 gepaard gaat, waardoor er een strakke snijlijn zal worden gevormd. Onder invloed van een veermechanisme 33 keren de snijmiddelen 20 na het passeren van het armdeel 22, en dus na het doorsnijden van de sluitstrook weer terug in de in fig.2 getoonde ruststand. Hierdoor komt het armdeel 22 weer te rusten tegen een aan de dooseenheid 8 gevormde en in de inham 6 uitstekende aanslag 56.

Zoals fig.5 laat zien, vindt de toevoer van een strook papierband 17 langs de doorvoermiddelen 19 plaats via een tussen de holte 8 en de inham 6 gelegen doorgang 41. Deze doorgang 41 is aan de zijkanten geheel afgesloten door de zijvlakken 4 en 5, waarmede een ongewenste verschuiving van de papierband 17 in zijwaartse richting wordt voorkomen.

De doorgang 41 dient een zo nauw moge lijke doorvoeropening voor de papierband 17 te bezitten, daar anders bij het met grote snelheid doorvoeren van het omhulsel 2 door de inham 6 de haspel 13 met kleefband 12 als gevolg van de daarbij optredende rokbewegingen over een zekere hoek zal blijven doordraaien, waardoor de afgewikkelde strook kleefband 12 weer naar de haspel 13 wordt teruggetrokken. Dit heeft tevens tot gevolg dat ook een lange strook papierband 17 langs de schoepen 11 naar de haspel 13 wordt teruggetrokken. De bij een dergelijk gebruik van de inrichting optredende rukbewegingen op de papierband 17 zal ook een vrije rotatie van de rol of de haspel 18 met papierband 17 tot gevolg hebben, waardoor de papierband 17 over een grote lengte van de haspel 18 of van de rol zal worden afgewikkeld en zich vervolgens voor de doorgang 41 zal ophopen. Wanneer daarbij . ook nog de papierband 17 en het kleefband 12 vanwege de nog zwakke hechting los van elkaar geraken, zal dit tot gevolg hebben, dat de papierband 17 weer over zekere lengte naar de haspel of rol 18 wordt teruggetrokken.

Om te voorkomen, dat zoals in het voorafgaande is uiteengezet, de kleefband 12 en de papierband 17 door rukbewegingen naar de respectievelijke rollen of haspels 13 en 18 worden teruggetrokken, is doosdeel 8 voorzien van blokkeringsmiddelen 42, welke tot in de inham 6 uitsteken en welke als een palmechanisme met de schoepen 11 samenwerken, teneinde de teruglopende rotatiebeweging van de rotor 10 tegen te gaan. Wanneer namelijk de rotor 10 gaat terugdraaien, zal tussen de middelen 42 en de daarbij geblokkeerde schoep 11 een stukje band van het bandvormig materiaal 17 en de kleefband 12 geklemd worden, waarmede het gestelde doel bereikt wordt. Een moge lijke uitvoeringsvorm van genoemde blokkeringsmiddelen 42 wordt verkregen door deze middelen als een stripvormig element 43 uit te voeren en te vervaardigen van veerkrachtig materiaal, waarbij dit element aan het in de inham 6 uitstekend uiteinde 39 boogvormig geprofileerd is uitgevoerd. Dit uiteinde dient samen te werken met de schoepen 11 van de rotor 10, en wel zodanig, dat de rotor 10 enerzijds in haar rotatiebeweging niet belemmerd wordt tijdens het doorvoeren van een omhulsel 1 door de inham 6, maar anderzijds wel geblokkeerd wordt, wanneer de rotor 10 een teruglopende rotatiebeweging wil gaan uitvoeren.

Het andere uiteinde46 van het stripvormig element 43 wordt verankerd in een sleufvormig klempunt 48.

De klapdeksel 35 loopt, gezien in het bewegingsvlak ervan, aan de kant van de inham 6 breed uit, en vormt met de naar de inham 6 uitlopende onderzijde de bovenwand 49 van de doorgang 41. De bodemwand 36 van de doorgang 41 is een vast brugstuk tussen de beide zijvlakken 4 en 5, en werkt vormsluitend samen met de tot de klapdeksel 35 behorende bovenwand 49, wanneer de klapdeksel in neergeklapte positie verkeert, zoals in deze figuur is weergegeven. Wanneer de papierband 17 vanaf de haspel of de rol 18 via de doorgang 41 naar de inham 6 wordt gevoerd, zal er bij een in neergeklapte positie verkerende klapdeksel 35 door het eigen gewicht ervan een klemmende werking van de klapdeksel op de papierband 17 uitgaan.

Slechts wanneer een schoep 11 de combinatie van plakstrook 12 en papierstrook 17 omlaagtrekt, zal de papierstrook 17 over een zekere lengte worden doorgelaten. Daarmede wordt voorkomen, dat schoksgewijs optredende krachten zich kunnen voortplanten tot de in de tromme1vormige ruimte 34 aanwezige rol of haspel 18 met bandvormig materiaal 17, en daarbij het materiaal over een grote lengte van de "haspel zou doen afrollen.

Zodra het omhulsel 2 de rand 32 gepasseerd is, en vervolgens de sluitstrip op lengte is afgesneden, wordt de papierstrook 17 klemmend in de' doorgang 41 op zijn plaats vastgehouden.

Het in Fig.6 weergegeven gedeelte van de inrichting voor het vormen van een sluitstrip is identiek met dat van fig.5, waarbij echter in fig.6 de klapdeksel 35 over een zekere hoek naar boven is gedraaid.

Een zeer praktische uitvoeringsvorm van een inrichting voor het aanbrengen van een sluitstrip voor het huishoudelijk gebruik is weergegeven in fig.7.

De in deze uitvoeringsvorm voorkomende delen, welke met delen uit de in fig.2 weergegeven uitvoeringsvorm gemeen hebben, dat zij overeenkomstig worden toegepast, zijn met gelijke verwijzingscijfers aangegeven, en zullen hier niet opnieuw worden besproken.

Bij de in deze figuur weergegeven uitvoeringsvorm van de inrichting is de haspel of rol 13 met plakband 12 op een andere wijze in de inrichting opgenomen. Daartoe is bij de hier weergegeven uitvoeringsvorm in zijvlak 4 van dooseenheid 7 een wegschuifbare afdekkap 51 aangebracht. Wanneer de afdekkap 51 is verwijderd, kan de haspel 13 met kleefband 12 op zijn plaats worden gebracht en het kleefband 12 naar de schoepen 11 worden geleid. Vervolgens kan de afdekkap 51 weer op zijn plaats worden aangebracht. Hoewel de afdekkap 51 zijdelings op het zijvlak 4 kan worden gedrukt, wordt bij deze uitvoeringsvorm de voorkeur gegeven aan een als schuifdeksel uitgevoerde afdekkap 51 voor het inschuiven van de afdekkap in de opening. Hierbij werken de * schuifprofieldelen in de afdekkap 51 en het zijvlak 4 vormsluitend samen.

De afdekkap 51 bezit voorts een haaks op de schuifdeksel staande strip 52, waardoor voorkomen wordt, dat de haspel 13 uit de dooseenheid 7 kan geraken. Deze uitvoeringsvorm bezit eveneens enige doorvoeropeningen in de voetplaat 3 van de inrichting, hetgeen een schroefbevestiging van de inrichting aan de wand mogelijk maakt.

Een verbeterde uitvoeringsvorm van de snijmiddelen 20 met veermechanisme 33 is in fig.8 weergegeven.

In deze figuur is het als een kniehefboom uitgevoerde en om een knikpunt draaibaar uitgevoerde orgaan 21 aan het buitenomtreksvlak, gaande vanuit het in de inham 6 uitstekende armdeel 22 in de richting van het snij orgaan 24, achtereenvolgens voorzien van gaffelvormige opsluitmiddelen 37 en van een als een uitstulping geprofileerd bochtstuk 47. Ook de in het huis 1 vast gesitueerde bevestigingsplaats van het veermechanisme 33 is hier uitgevoerd als gaffelvormige , opsluitmiddelen 50.

Voorts is het als een spiraalveer uitgevoerde veermechanisme vervangen door een uit kunststof vervaardigd veermechanisme 40. Het uit kunststof vervaardigde veermechanisme is hier als een plastic veerstrip 44 met twee in tegengestelde richting . verlopende bochtstukken 38 en 39 uitgevoerd, waarbij het overgangsdeel 53 van de beide bochtstukken 38 en 39 aanligt tegen het als uitstulping geprofileerde bochtgedeelte 47 van orgaan 21. De uiteinden 54 en 55 van de veerstrip 44 zijn verdikt uitgevoerd, en daarmee in de bijbehorende , opsluitmiddelen 37 en 50 opgenomen.

Wanneer een omhulsel 2 tegen armdeel 22 aandrukt en daarbij het orgaan 21 doet roteren, zullen de beide bochtstukken 38 en 39 worden samengedrukt en onder veerspannïng komen te staan. Zodra het omhulsel 2 voorbij de snijmiddelen 20· is . gekomen, zal de onder veerspannïng staande veerstrip 44 het veermechanisme 40 weer doen terugdraaien.

Bij voorkeur zijn de beide bochtstukken 38 en 39 van gelijke grootte om in gelijke mate de veerspannïng te kunnen opvangen.

• Het is ook moge lijk de als sluitmiddelen werkzame sluitsdeksel 35 niet als klapdeksel maar als schuifdeksel uit te voeren. Deze schuifdeksel kan dan zijdelings van de inham 6 worden weggeschoven, waarbij de trommelvormige ruimte 34 vrij toegankelijk komt te liggen. Hierbij werken schuifprof ie 1delen in de schuifdeksel 35 en het doosdeel 8 vormsluitend samen.

In stoffige ruimtes, waaronder bijvoorbeeld magazijn- en expeditieafdelingen en werkplaatsen van bedrijven gerekend kunnen worden, is het gewenst om de rol kleefband 12 alsmede de ruimte 16 waarin deze rol zich bevindt, zo goed als moge lijk is vrij van stof te houden.

Tevens is het gewenst om in voorkomende gevallen, zoals bij verwisseling van een rol 12, zo snel als moge lijk is de ruimte voor de rol toegankelijk te hebben.

In fig.9 is een uitvoeringsvorm van een inrichting voor het aanbrengen van een sluitstrip weergegeven, waarmee aan bovengenoemde wensen tegemoet wordt gekomen.

Deze inrichting is in het zijvlak 4 ter plaatse van de rol 12 voorzien van een naar boven toe wegschuifbaar uitgevoerde afdekklep of klepdeksel 57.

Wanneer de afdekklep 57 verwijderd is uit het zijvlak 4, kan er in de geopende ruimte 16 een nieuwe rol 12 worden ingelegd, waarbij het beginstuk van de kleefband 13 naar de rotor 10 in de doorvoeropening 6 wordt geleid.

Vervolgens wordt de afdekklep 57 weer op zijn plaats gebracht.

Bij een moge lijke uitvoeringsvorm van de afdekklep 57 is deze nog voorzien van een bijpassend gedeelte van de omloopsrandvlak (bovenrand), welke dan haaks op het in het zijvlak 4 passende vlakdeel van de afdekklep 57 is bevestigd. De afdekkklep 57 kan bijvoorbeeld met een vormsluitend uitgevoerd inschuifmechanisme zijn uitgevoerd, en/of met een klikbevestiging op zijn plaats worden aangebracht.

Bij toepassing van het inschuifmechanisme werken de schuifprofieldelen in de afdekklep 57 en het zijvlak 4 vormsluitend samen.

Ook is het moge lijk de afdekklep als een om een draaiingsas wegklapbaar element uit te voeren.

Claims (6)

1. Inrichting voor het aanbrengen van een sluitstrip, welke inrichting daartoe een met een inham geprofileerd, doosvormig huis omvat, - waarbij een eerste, door de inham begrensd gedeelte van het huis is voorzien van een eerste trommelvormige ruimte voor het opslaan van kleefband, van eerste doorvoermiddelen voor het doorvoeren van een strook kleefband van de trommelvormige ruimte naar de inham, en van een rotor met tot in de inham uitstekende vinnen voor het met de naar buiten gekeerde kleefzijde verder geleiden van genoemde strook kleefband in de inham; - waarbij een tweede, door de inham begrensd gedeelte van het huis is voorzien van een tweede trommelvormige ruimte voor het opslaan van bandvormig materiaal, van tweede doorvoermiddelen voor het doorvoeren van een strook bandvormig materiaal van de tweede tromme1vormige ruimte naar de inham, -waarbij aan de uitgangszijde van de op het bandvormig materiaal betrekking hebbende doorvoermiddelen nog middelen aanwezig zijn voor het vormen van een bandstuk in genoemde sluitstripband tijdens het daarover heen geleiden van de via de rotor in de inham geleide strook kleefband en het bandvormig materiaal, -en waarbij aan het uiteinde van genoemde inham snijmiddelen aanwezig zijn voor het van de sluitstripband afsnijden van de gevormde sluitstrip, met het kenmerk dat de, aan de toegangszijde van de inham gelegen randzijde van het tweede, door de inham begrensd gedeelte van het huis tenminste ten dele is gevormd door een, de tweede tromme1vormige ruimte afsluitende, wegneembaar uitgevoerde afsluitmiddelen, welke in de sluitpositie vormsluitend samenwerkt met een, in de tweede tromme1vormige ruimte gesitueerd brugstuk ter verkrijging van genoemde doorvoermiddelen voor het in een klemmende positie brengen van een ter plaatse aanwezige strook bandvormig materiaal.

2. Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk dat de afsluitmiddelen als een om een draaipunt neerklapbaar uitgevoerde klapdeksel zijn uitgevoerd.

3. Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk dat de afsluitmiddelen als een schuifbaar uitgevoerde afschermkap zijn uitgevoerd.

4. Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk dat de randzijde van het, de eerste trommelvormige ruimte afsluitend gedeelte van een zijvlak van genoemd huis is voorzien van, deze ruimte afsluitende, wegneembaar uitgevoerde afsluitmiddelen.

5. Inrichting volgens conclusie 4 met het kenmerk dat de bij de eerste trommelvormige ruimte behorende afsluitmiddelen als een schuifbaar uitgevoerde afschermkap zijn uitgevoerd.

6. Inrichting volgens conclusie 4 met het kenmerk dat de bij de eerste trommelvormige ruimte behorende afsluitmiddelen als een om een draaingsas draaibaar uitgevoerde klapdeksel zijn uitgevoerd.