NL9201031A - Nestbare houder of krat, alsmede werkwijze voor het nesten en stapelen van een aantal van deze houders of kratten. - Google Patents

Description

Titel: Nestbare houder of krat, alsmede werkwijze voor het nesten en stapelen van een aantal van deze houders of kratten.

De uitvinding betreft een nestbare houder of krat met wegklapbare steunorganen waarmee het nesten van een op de houder geplaaste houder bewust kan worden toegestaan of voorkomen, meer in het bijzonder volgens de aanhef van conclusie 1. De uitvinding betreft tevens een werkwijze voor het nesten en stapelen van dergelijke houders of kratten.

Deze bekende kratten kunnen ruimtebesparen worden genest, terwijl bij het opeen stapelen van gevulde kratten deze via de steunorganen rechstreeks op elkaar kunnen steunen, zodat de inhoud van de kratten onbelast blijft. Doordat de steunorganen wegklapbaar zijn is een onderling om- en-om verschillend uitrichten van de kratten niet nodig tijdens het nesten of stapelen, zoals bij kratten van een ander bekend type die bij gelijkgerichte stand stapelbaar en bij tegengesteld gerichte stand nestbaar zijn.

Nadeel is echter bij deze bekende krat dat de steunorganen bediend moeten worden om ze in en uit de werkzame stand te brengen. Door de veelal geringe afmetingen van de steunorganen en de moeilijk bereikbare plaats daarvan is de bediening daarvan lastig. Ook is het instellen van de stand van de steunorganen niet bedrijfszeker. Daarnaast is het noodzakelijk voorafgaand aan het nesten of stapelen de stand van de steunorganen vast te stellen, om afhankelijk van de waargenomen stand een voor de desbetreffende situatie noodzakelijke standverandering uit te voeren. Doordat het stapelen en nesten veelal handmatig en snel wordt uitgevoerd zal het duidelijk zijn dat hierbij veel fouten worden gemaakt. Dergelijke fouten leiden tot onnodige produktbeschadiging wanneer de steunorganen zijn weggeklapt zodat wordt genest ipv. gestapeld, terwijl omgekeerd de ruimtebesparing onvoldoende wordt benut wanneer de steunorganen zijn uitgeklapt zodat wordt gestapled ipv. genest.

De uitvinding beoogt een nestbare en stapelbare krat van het bekende soort zodanig te verbeteren, dat het nesten en stapelen naar keuze bedrijfszeker, snel en op eenvoudige wijze kan worden uitgevoerd. Hiertoe wordt ervoor gezorgd, dat de steunorganen vrij schamierbaar zijn tussen de eerste stand waarin zij stapelen mogelijk maken en de tweede stand waarin zij nesten mogelijk maken, en dat de scharnierlijnen van de steunorganen zodanig zijn gepositioneerd, dat in een bepaalde stand van de houder voor de steunorganen één van de genoemde standen de stabiele evenwichtsstand is. Hierdoor bevinden de steunorganen zich tijdens het hanteren altijd in dezelfde stand bij gelijkblijvende stand van de houders. waardoor geen controle van die stand meer nodig is en ook telkens van te voren bekend is welke handelingen uitgevoerd moeten worden, welke handelingen telkens dezelfde zijn. Hierdoor kan het stapelen of nesten snel en doelmatig plaatsvinden, waarbij slechts de stand van de houder als geheel vastgesteld hoeft te worden.

Bij voorkeur zijn de steunorganen zo uitgevoerd, dat in één stand van de houder voor de steunorganen de eerste stand en in de omgekeerde stand van de houder voor de steunorganen de tweede stand de stabiele evenwichtsstand is. Hierdoor is het voldoende bij overgaan van nesten op stapelen de houder om te keren, hetgeen een eenvoudige en bedrijfszekere handeling is. Bij houders met dit kenmerk kan de werkwijze volgens de uitvinding worden toegepast, waarbij van een stapel houders achtereenvolgens een houder wordt genomen, wordt omgekeerd, in die stand op een voorgaande van die stapel genomen en omgekeerde houder wordt geplaatst waarna een volgende houder wordt opgenomen van die stapel en ook wordt omgekeerd enzovoorts.

De uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van een niet beperkend voorbeeld onder verwijzing naar de bijgevoegde tekeningen. Hierbij toont:

Fig. 1 een aanzicht in perspectief van een houder volgens de Uitvinding;

Fig. 2 een aanzicht in doorsnede van twee houders volgens de uitvinding; de linker helft gestapeld, de rechter helft genest; en

Fig. 3 een detail van fig. 2 van de linker helft.

Fig. 1 toont een houder 1 of krat met een bodem 2 en twee paar tegenover elkaar gelegen wanden 3. welke van de bodem 2 afstaan. Langs elk van het paar wanden Λ loopt een ondersteuningsorgaan 5· Daarbij is dit ondersteuningsorgaan 5 vrij scharnierbaar opgehangen met behulp van een uitsteeksel 6 ter weerszijden van het ondersteuningsorgaan 5. dat met ruime speling steekt door een gat in de wanden 3. Door de ruime speling wordt het vrij scharnieren ook bij vervuiling voldoende verzekerd. Door de ligging van het zwaartepunt van het ondersteuningsorgaan 5 tov. het scharnier 6 wordt het ondersteuningsorgaan 5 bij met de bodem 2 op de grond geplaatste houder 1 door de zwaartekracht automatisch in de in fig. 1 getoonde stand gedwongen. Elk ondersteuningsorgaan 5 is voorzien van een langsgroef 7, terwijl de bodem 2 is voorzien van een rand 8, waarvan de functie duidelijker blijkt uit fig. 2 en 3·

In de linker helft in fig. 2, en in fig 3 in detail wordt getoond de situatie waarbij twee houders volgens de uitvinding op elkaar gestapeld zijn. Daarbij steunt de houder 1' met de bodem 2' op de ondersteuningsorganen 5 van de houder 1. Het langwerpige ondersteuningsorgaan 5 is daarbij in dwarsdoorsnede in hoofdzaak Z-vormig. Aan het vrije einde van het ene been 9 daarvan bevindt zich het scharnier 6. Aan het vrije einde van het andere been 10 daarvan bevindt zich een flens 11, die samen met het lijf 12 de groef 7 begrenst. Deze groef 7 neemt de rand 8' op van de op de houder 1 geplaatste houder 1'. Hierdoor wordt een goede stapeling van de houders gewaarborgd. Zoals is te zien in fig. 3 kan het ondersteuningsorgaan 5 vrij scharnieren tussen de met getrokken lijnen weergegeven eerste stand, en de met stippellijnen weergegeven tweede stand. In de eerste stand steunt het ondersteuningsorgaan 5 met het been 10 op uitsteeksels 13 uit de wanden 4. Het ondersteuningsorgaan 5 wordt tot de tweede stand begrensd door de aangegoten rand 14, welke de wanden 4 omgeeft en tevens dient als wandvers tij ving.

In de rechterhelft van fig. 2 wordt getoond de situatie waarbij de houder 1' in de houder 1 is genest. Het ondersteuningsorgaan 5 van de houder 1 bevindt zich daartoe in de tweede stand, zoals aangeduid en zoals met stippellijnen weergegeven in fig. 3· In deze stand kan de bodem 2' van de houder 1' het ondersteuningsorgaan 5 vrij passeren.

Zoals duidelijk uit het detail van fig. 3 blijkt, zal bij met de bodem 2 op de grond geplaatste houder 1 door de gewichtsverdeling van het ondersteuningsorgaan 5 tov. het scharnier 6 dit ondersteuningsorgaan 5 automatisch onder de werking van de zwaartekracht naar de met doorgetrokken lijnen getoonde eerste stand worden gedwongen. Wordt de houder op zijn kop gezet, dus met de bodem van de grond af gekeerd, dan wordt het ondersteuningsorgaan 5 door de zwaartekracht naar de met stippellijnen weergegeven stand gedwongen. Door het vrij scharnieren zal het ondersteuningsorgaan betrouwbaar de eerste stand innemen bij rechtopstaande houder en de tweede stand bij omgekeerde houder. Het stapelen van de houders zoals links in fig. 2 geschiedt dan met rechtop gehouden houders; het nesten zoals rechts in fig. 2 gaat het gemakkelijkst met op zijn kop gehouden houders. Na nesten kan de hele stapel weer worden omgekeerd, zodat na afnemen een houder direct gereed is voor vullen en vervolgens stapelen.

Echter is het omkeren niet beslist noodzakelijk. Het ondersteuningsorgaan 5 kan immers ook met de hand van de eerste stand in de tweede stand worden gebracht en gehouden. Het nesten vraagt dan wel om meer aandacht. Eventueel kan hiertoe worden voorzien in een bedieningsorgaan voor het ondersteuningsorgaan 5 aan de buitenzijde van de houder 5· Het nesten en stapelen is dan nog steeds vereenvoudigd, doordat men weet dat bij rechtop gehouden houder het ondersteuningsorgaan 5 altijd de eerste stand inneemt.

Ook de omgekeerde situatie is natuurlijk mogelijk, waarbij in de rechtopstaande stand het ondersteunigsorgaan altijd de tweede stand inneemt. Echter is bij stapelen dan altijd het vasthouden van het ondersteuningsorgaan in de eerste stand noodzakelijk bij een houder zoals hier getoond, omdat deze in de omgekeerde stand natuurlijk de inhoud verliest.

Voorts kan ook een andere vorm worden gekozen voor het ondersteuningsorgaan. Dit kan bijvoorbeeld plaatvormig en langwerpig zijn, metaan een der zijden de scharnierlijn, verplaatst tov. de middellijn van de plaat gezien in dwarsdoorsnede.

Claims (11)

1. Nestbare houder of krat (1) met een bodem (2) en paren daarvan opstaande, tegenover elkaar gelegen wanden (3, 4), waarvan er één of meer zijn voorzien van steunorganen en steungebieden, welke steunorganen kunnen worden gebracht in een eerste stand waarin de steunorganen samenwerken met steungebieden aan een volgende houder bij een stapel van dergelijke houders, met de houders onderling telkens in hoofdzaak concentrisch, en een tweede stand, waarin de genoemde steunorganen ontkoppeld zijn van genoemde steungebieden aan een volgende houder bij bedoelde stapel houders, met het kenmerk, dat genoemde steunorganen (5) vrij scharnierbaar zijn tussen genoemde eerste en tweede stand, en dat de scharnierlijnen (6) van de steunorganen zodanig zijn gepositioneerd, dat in een bepaalde stand van de houder voor de steunorganen één van de genoemde standen de stabiele evenwichtsstand is.

2. Houder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in één stand van de houder voor de steunorganen de eerste stand en in de omgekeerde stand van de houder voor de steunorganen de tweede stand de stabiele evenwichtsstand is.

3. Houder volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de steunorganen zich in hoofdzaak langs de van de bodem afgekeerde rand van de wanden uitstrekken.

4. Houder volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de steunorganen in de eerste stand in hoofdzaak evenwijdig aan de bodem zijn gericht, en in de tweede stand in hoofdzaak loodrecht op de bodem zijn gericht.

5. Houder volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de steunorganen geschikt zijn om samen te werken met de bodem van een volgende houder in de bedoelde stapel.

6. Houder volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de scharnierlijnen van de steunorganen zijn gelegen op of buiten de grens van het gebied van de houder waarin een volgende houder in de bedoelde stapel kan worden genest.

7. Houder volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de steunorganen groeven (7) bezitten en dat genoemd steungebied aan de houder organen (8) bezit, welke kunnen grijpen in de groeven in de steunorganen aan een volgende houder in de bedoelde stapel.

8. Houder volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat van de steunorganen in de eerste en tweede stand en alle daartussen gelegen standen het grootste gedeelte is gelegen aan de zijde van de scharnierlijnen gekoerd naar de desbetreffende tegenovergelegen wand van dat paar.

9. Houder volgens conclusie 6 en 7, met het kenmerk, dat de steunorganen langwerpig en in dwarsdoorsnede in hoofdzaak Z-vormig zijn, met aan het uiteinde van het ene been (9) de scharnierlijn (6) en aan het uiteinde van het andere been (10) een omgezette flens (11), welke met het lijf (12) de groef (7) begrenst.

10. Steunorgaan, geschikt voor het vormen van een houder volgens één der voorgaande conclusies.

11. Werkwijze voor het hanteren van een stapel houders volgens één der voorgaande conclusies, waarbij van die stapel achtereenvolgens een houder wordt genomen, met het kenmerk, dat deze houder na het van de stapel nemen wordt omgekeerd, en in die stand op een voorgaande van die stapel genomen en omgekeerde houder wordt geplaatst.