NL9301566A - Nestbare houder of krat, alsmede werkwijze voor het nesten en stapelen van een aantal van deze houders of kratten. - Google Patents

Description

Titel: Nestbare houder of krat, alsmede werkwijze voor het nesten en stapelen van een aantal van deze houders of kratten. f

De uitvinding betreft een nestbare houder of krat met tussen een werkzame en een ingetrokken stand verplaatsbare steunorganen waarmee naar keuze houders zijn te stapelen of te nesten, meer in het bijzonder volgens de aanhef van conclusie 1. De uitvinding betreft tevens een werkwijze voor het nesten en stapelen van dergelijke houders of kratten.

Deze bekende kratten, zoals bijvoorbeeld beschreven in DE-A-I.95I.O53 kunnen ruimtebesparen worden genest, terwijl bij het opeen stapelen van gevulde kratten, waarbij de bodem van een volgende krat komt te rusten op een steundeel aan de bovenrand van de daarondergelegen krat, deze via de steunorganen rechtstreeks op elkaar kunnen steunen, zodat de inhoud van de kratten onbelast blijft. Doordat de steunorganen beweegbaar zijn tussen een werkzame stand en een ingetrokken stand, is een onderling om- en-om verschillend uitrichten van de kratten niet nodig tijdens het nesten of stapelen, zoals bij kratten van een ander bekend type die bij gelijkgerichte stand stapelbaar en bij tegengesteld gerichte stand nestbaar zijn. (zoals bijvoorbeeld volgens FR-A-2.527*172).

Nadeel is echter bij deze bekende krat dat de steunorganen bediend moeten worden om ze in en uit de werkzame stand te brengen. Deze noodzakelijke bediening geschiedt gewoonlijk met de hand. Door de veelal geringe afmetingen van de steunorganen en de moeilijk bereikbare plaats daarvan is de bediening daarvan lastig. Ook is het instellen van de stand van de steunorganen niet bedrijfszeker. Daarnaast is het noodzakelijk voorafgaand aan het nesten of stapelen de stand van de steunorganen vast te stellen, om afhankelijk van de waargenomen stand een voor de desbetreffende situatie noodzakelijke standverandering uit te voeren. Doordat het stapelen en nesten veelal handmatig en snel wordt uitgevoerd zal het duidelijk zijn dat hierbij veel fouten worden gemaakt. Dergelijke fouten leiden tot onnodige produktbeschadiging wanneer de steunorganen zijn weggeklapt zodat wordt genest i.p.v. gestapeld, terwijl omgekeerd de ruimtebesparing onvoldoende wordt benut wanneer de steunorganen zijn uitgeklapt zodat wordt gestapeld i.p.v. genest.

In de niet vóórgepubliceerde Nederlandse octrooiaanvrage 9201031 van aanvraagster is beschreven een naar keuze nestbare of stapelbare krat, waarbij de steunorganen door inwerking van de zwaartekracht zijn te bewegen tussen een werkzame en een ingetrokken stand. In de werkzame stand is op elkaar stapelen van de kratten mogelijk. De stand van de krat rechtop dan wel op zijn kop bepaalt de stand waarin de steunorganen zich bevinden. Is de krat op zijn kop geplaatst, dus met de bodem daarvan van de ondergrond afgekeerd, dan bevinden de steunorganen zich in de ingetrokken stand, en zijn de aldus gerichte kratten nestbaar. Daartoe zijn de steunorganen vrij schamierbaar, en is het zwaartepunt van elk steunorgaan op bijzondere wijze gepositioneerd ten opzichte van de schamierlijn.

De uitvinding beoogt een nestbare en stapelbare krat van het bekende soort zodanig te verbeteren, dat het nesten en stapelen naar keuze bedrijfszeker, snel en op eenvoudige wijze kan worden uitgevoerd. Hiertoe wordt ervoor gezorgd, dat de steunorganen vrij beweegbaar zijn opgenomen in een geleidingssleuf of -groef, waarvan de langsrichting loodrecht is uitgericht op de langsrichting van die steunorganen, en zodanig is gericht, dat de steunorganen dwars op de langsrichting daarvan beweegbaar zijn tussen de eerste stand waarin zij stapelen mogelijk maken en de tweede stand waarin zij nesten mogelijk maken, waarbij de langsrichting van die geleidingssleuf een hoek insluit met de verticaal. Onder invloed van de zwaartekracht zal wegens de oriëntatie van de geleidingssleuf een steunorgaan automatisch in de werkzame en ingetrokken stand bewegen, afhankelijk van de verticale uitrichting van de krat. Hierdoor bevinden de steunorganen zich tijdens het hanteren altijd in dezelfde stand bij gelijkblijvende stand van de houders, waardoor geen controle van die stand meer nodig is en ook telkens van te voren bekend is welke handelingen uitgevoerd moeten worden, welke handelingen telkens dezelfde zijn. Hierdoor kan het stapelen of nesten snel en doelmatig plaatsvinden, waarbij slechts de stand van de houder als geheel vastgesteld hoeft te worden. Hierdoor is het voldoende bij overgaan van nesten op stapelen de krat of houder om te keren, hetgeen een eenvoudige en bedrijfszekere handeling is.

Bij houders met dit kenmerk kan de werkwijze volgens de uitvinding worden toegepast, waarbij van een stapel houders achtereenvolgens een houder wordt genomen, wordt omgekeerd, in die stand op een voorgaande van die stapel genomen en omgekeerde houder wordt geplaatst waarna een volgende houder wordt opgenomen van die stapel en ook wordt omgekeerd enzovoorts.

De uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van een niet beperkend voorbeeld onder verwijzing naar de bijgevoegde tekeningen.

Hierbij toont:

Fig. 1 een aanzicht in perspectief van een houder volgens de uitvinding;

Fig. 2 een aanzicht in doorsnede van twee houders volgens de uitvinding; de linker helft gestapeld, de rechter helft genest; en

Fig. 3 een detail van fig. 2 van de linker helft.

Fig. 1 toont een houder 1 of krat met een bodem 2 en twee paar tegenover elkaar gelegen wanden 3. 4. welke van de bodem 2 afstaan. Langs elk van het paar wanden 4 loopt een ondersteuningsorgaan 5, hier een rechte, ronde staaf. Daarbij steekt dit ondersteuningsorgaan 5 aan de uiteinden vrij verschuifbaar in geleidingsgroeven 6, welke zijn uitgespaard in de wanden 3· Zoals is weergegeven, is elke geleidingsgroef 6 onder een hoek van in hoofdzaak 45° ten- opzichte van de verticaal (loodrecht op de vlakke bodem 2, wanneer op een vlakke ondergrond geplaatst). Doordat de staaf 5 met ruime speling in de groef 6 steekt, wordt het vrij verschuiven daarvan ook bij vervuiling voldoende verzekerd. Door de hellende stand van de groef 6 wordt het ondersteuningsorgaan 5 bij met de bodem 2 op de grond geplaatste houder 1 door de zwaartekracht automatisch in de in fig. 1 getoonde stand gedwongen.

In de linker helft in fig. 2, en in fig 3 in detail wordt getoond de situatie waarbij twee houders volgens de uitvinding op elkaar gestapeld zijn. Daarbij steunt de houder 1' met de bodem 2’ op de ondersteunings organen 5 van de houder 1. Het langwerpige ondersteuningsorgaan 5 is daarbij een ronde staaf. Met de rand 8' van de op de houder 1 geplaatste houder 1' steunt de houder 1* in hoofdzaak verschuivingsvrij op de daaronder gelegen houder 1. Hierdoor wordt een goede stapeling van de houders gewaarborgd. Zoals is te zien in fig. 3 kan het ondersteuningsorgaan 5 vrij verplaatsen tussen de met getrokken lijnen weergegeven eerste stand, en de met stippellijnen weergegeven tweede stand. In de eerste stand steunt het ondersteuningsorgaan 5 op uitsteeksels 13 uit de wanden 4, welke in langsrichting van de wand 4 tussenruimten laten. Daarmee wordt doorbuiging van de staaf 5 verregaand voorkomen. De aangegoten rand 14, omgeeft de wanden 4 en dient tevens als wandvers tij ving.

In de rechterhelft van fig. 2 wordt getoond de situatie waarbij de houder 1' in de houder 1 is genest. Het ondersteuningsorgaan 5 van de houder 1 bevindt zich daartoe in de tweede stand, zoals aangeduid en zoals met stippellijnen weergegeven in fig. 3· In deze stand kan de bodem 2' van de houder 1' het ondersteuningsorgaan 5 vrij passeren.

Zoals duidelijk uit het detail van fig. 3 blijkt, zal bij met de bodem 2 op de grond geplaatste houder 1 het ondersteuningsorgaan 5 automatisch onder de werking van de zwaartekracht naar de met f doorgetrokken lijnen getoonde eerste stand worden gedwóngen, met de uiteinden vrij bewegend in de groeven 6. Wordt de houder op zijn kop gezet, dus met de bodem van de grond af gekeerd, dan wordt het ondersteuningsorgaan 5 door de zwaartekracht naar de met stippellijnen weergegeven stand gedwongen. Door de vrije geleiding zal het ondersteuningsorgaan betrouwbaar de eerste stand innemen bij rechtopstaande houder en de tweede stand bij omgekeerde houder. Het stapelen van de houders zoals links in fig. 2 geschiedt dan met rechtop gehouden houders; het nesten zoals rechts in fig. 2 gaat het gemakkelijkst met op zijn kop gehouden houders. Na nesten kan de hele stapel weer worden omgekeerd, zodat na afnemen een houder direct gereed is voor vullen en vervolgens stapelen.

Echter is het omkeren niet beslist noodzakelijk. Het ondersteuningsorgaan 5 kan immers ook met de hand van de eerste stand in de tweede stand worden gebracht en gehouden. Het nesten vraagt dan wel om meer aandacht. Eventueel kan hiertoe worden voorzien in een bedieningsorgaan voor het ondersteuningsorgaan 5 aan de buitenzijde van de houder 5· Het nesten en stapelen is dan nog steeds vereenvoudigd, doordat men weet dat bij rechtop gehouden houder het ondersteuningsorgaan 5 altijd de eerste stand inneemt. In dat geval kan de langsrichting van de groef zelfs horizontaal zijn uitgericht, om met de hand een van beide standen daarvan te kiezen.

Ook de omgekeerde situatie ten opzichte van de hiervoor beschreven is natuurlijk mogelijk, waarbij in de rechtopstaande stand van de houder het ondersteuningsorgaan altijd de tweede stand inneemt. Daartoe is de hellingsstand van de groef 6 tegengesteld te kiezen aan die van fig. 1-3. Echter is bij stapelen dan altijd het vasthouden van het ondersteuningsorgaan in de eerste stand noodzakelijk bij een houder zoals hier getoond, omdat deze in de omgekeerde stand dan natuurlijk de inhoud verliest.

Voorts kan ook een andere vorm worden gekozen voor het ondersteuningsorgaan. Dit kan bijvoorbeeld plaatvormig en langwerpig zijn. Voor een betrouwbare vrije geleiding verdient een in dwarsdoorsnede ronde staaf vorm echter de voorkeur, zodat deze in de groef 6 kan "rollen". Eventueel is een plaatvormige steun 5 wet in dwarsdoorsnede ronde uiteinden uit te voeren, welke in de groeven 6 steken.

Vanzelfsprekend behoeft de groef niet recht te verlopen, zoals in fig. 1-3 weergegeven. Ook een booglijnvormige, of bijvoorbeeld haakse groef is bruikbaar. Van belang is dat de steunorganen? zodanig zijn opgenomen in een geleider, dat zij onder invloed van de' zwaartekracht langs die geleider vrij beweegbaar zijn tussen een werkzame stand en een ingetrokken stand. Eventueel kan het orgaan 5 tegen de werking van een voorspanmiddel, bijvoorbeeld een veer, in de groef 6 beweegbaar zijn.

Claims (8)

1. Nestbare houder of krat (1) met een bodem (2) en paren daarvan opstaande, tegenover elkaar gelegen wanden (3, 4), waarvan ^r één of meer zijn voorzien van steunorganen en steungebieden, welke- steunorganen kunnen worden gebracht in een eerste stand waarin de steunorganen samenwerken met steungebieden aan een volgende houder bij een stapel van dergelijke houders, met de houders onderling telkens in hoofdzaak concentrisch, en een tweede stand, waarin de genoemde steunorganen ontkoppeld zijn van genoemde steungebieden aan een volgende houder bij bedoelde stapel houders, met het kenmerk, dat genoemde steunorganen (5) vrij geleid zijn in een of meer geleidingsorganen (6) om te bewegen tussen genoemde eerste en tweede stand, waarbij de geleidingsrichting van die geleiders (6) zo is uitgericht, dat onder invloed van de zwaartekracht de steunorganen (5) vrij beweegbaar zijn vanuit de eerste naar de tweede stand, of omgekeerd.

2. Houder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in de rechtopstaande stand van de houder (1), waarbij de bodem (2) naar de ondergrond is gekeerd, voor de steunorganen (5) de eerste stand en in de omgekeerde stand van de houder voor de steunorganen de tweede stand de stabiele evenwichtsstand is.

3. Houder volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de steunorganen (5) zich in hoofdzaak langs de van de bodem af gekeerde rand van de wanden uitstrekken.

4. Houder volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat bij rechtop geplaatste houder (1), waarbij de bodem (2) naar de ondergrond is gekeerd, de langsrichting van die geleidingsorganen (6) een hoek insluit met de verticaal, bij voorkeur een hoek van ongeveer 45° ·

5. Houder volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de steunorganen geschikt zijn om samen te werken met de bodem van een volgende houder in de bedoelde stapel.

6. Houder volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de steunorganen (5) langwerpige, in hoofdzaak rechte staven met ronde dwarsdoorsnede zijn, welke met de uiteinden daarvan, bij voorkeur met ruime speling, in de geleidingsorganen (6) steken.

7· Houder volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat dat steungebied aan de onderzijde van de houder (1) langwerpige holten (8) bezit, waarin de organen (5) zijn op te nemen aan een volgende houder in de bedoelde stapel.

8. Werkwijze voor het hanteren van een stapel houders volgens één der voorgaande conclusies, waarbij van die stapel achtereenvolgens een houder wordt genomen, met het kenmerk, dat deze houder na het van de stapel nemen wordt omgekeerd, en in die stand op een voorgaande van die stapel genomen en omgekeerde houder wordt geplaatst.