NL9200024A - Signaleringsinrichting voor een motorvoertuig. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Signaleringsinrichting voor een motorvoertuig.

De uitvinding heeft betrekking op een signaleringsinrichting voor een motorvoertuig, dat is voorzien van een remlicht en een mistachterlicht.

Zoals wettelijk voorgeschreven, mag van een motorvoertuig het mistachterlicht alleen zijn ontstoken indien de koplampen zijn ontstoken en de weersomstandigheden daartoe aanleiding geven, zoals zware regenval en zeer dichte mist (zicht minder dan 50 meter).

In het bijzonder bij zeer dichte mist doet zich vaak de situatie voor dat een aantal motorvoertuigen met aanzienlijke snelheid achter elkaar aanrijden, waarbij elke bestuurder zich oriënteert op het mistachterlicht van zijn voorganger. Deze situatie kan aanleiding geven tot zeer ernstige ongelukken als een van de voertuigen om wat voor reden dan ook gaat remmen. Daar de remlichten niet zo fel oplichten als het mistachterlicht, zal de bestuurder het feit dat er voor hem of haar geremd wordt pas na enige seconden waarnemen en vervolgens zelf pas het rempedaal indrukken. Er gaan zodoende steeds een aantal "remseconden" verloren, waarbij uiteindelijke een kettingbotsing kan ontstaan met alle desastreuze gevolgen van dien.

De uitvinding beoogt een signaleringsinrichting te verschaffen, waarmee wordt bereikt, dat in zeer dichte mist het achterop rijdende verkeer sneller wordt gewaarschuwd dat er wordt geremd.

Volgens de uitvinding wordt dit oogmerk bereikt, door een signaleringsinrichting te verschaffen, die zodanig is uitgevoerd, dat bij ingeschakeld mistachterlicht tijdens het bekrachtigen van het remlicht het mistachterlicht met een bepaalde frequentie gaat knipperen. Op deze wijze zal tegelijkertijd met het oplichten van de remlichten het mistachterlicht gaan knipperen. Dit knipperen stopt zodra de remlichten doven, en er dus geen remhandeling plaats vindt.

In de hierboven geschetste situatie waarbij elke bestuurder zich oriënteert op het mistachterlicht van zijn of haar voorganger zal de bestuurder van het achterop komende voertuig slechts het knipperen van het mistachterlicht waarnemen en zich realiseren dat zijn of haar voorganger afremt. Op deze wijze gaan geen kostbare "remseconden" verloren en behoeven er geen paniekstoppen meer plaats te vinden die in het algemeen de oorzaak van ernstige ongevallen zijn.

Bij voorkeur is de maximale tijdsduur gedurende welke de signaleringsinrichting het mistachterlicht doet knipperen instelbaar, waarbij de voorkeur wordt gegeven aan een tijdsduur van omstreeks acht seconden. Enerzijds dient namelijk van het knipperen een groot waarschuwend effect uit te gaan, terwijl anderzijds wanneer men vlak achter een voertuig staat of rijdt , bij voorbeeld in een file met langzaam rijdend of stilstaand verkeer, het bijzonder hinderlijk is om tegen een constant knipperend mistachterlicht te kijken. Dit doet zich met name voor bij voertuigen met automatische transmissie , waarbij voortdurend het rempedaal ingedrukt moet worden gehouden om kruipen te voorkomen. Om deze reden is de maximale knipperduur van het mistachterlicht bij het ingedrukt houden van het rempedaal begrensd.

Bij voorkeur is de knipperfrequentie van het mistachterlicht ongeveer tweemaal aan/uit per seconde gekozen. Deze frequentie is met opzet laag gekozen om een indringend waarschuwend effect te geven. Voorts is het bekend dat de frequenties van vier en negen Hz voor epileptische patiënten als zeer onaangenaam worden ervaren, zodat het zaak is deze frequenties te vermijden.

De algemene verwachting is dat de verkeersveiligheid enorm zal toenemen als alle voertuigen zijn voorzien van een signaleringsinrichting volgens de onderhavige uitvinding.

Een signaleringsinrichting volgens de uitvinding kan langs elektronische weg tamelijk eenvoudig worden gerealiseerd. Zo kan bij voorbeeld de signaleringsinrichting omvatten een rechtstreeks met de remlichten gekoppelde in-gangsschakeling, verder een basis-pulsgever met een bij voorkeur regelbare frequentie, een daarop aangesloten tijd-vertragend element en een met het mistachterlicht gekoppeld relais.

De uitvinding zal hierna meer in detail worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening, die in een enkele figuur een elektrisch schema toont van een uitvoe-ringsvoorbeeld. De overeenkomstig aangeduide klemmen zijn onderling doorverbonden.

In de figuur is met het verwij zings cijfer 10 een in-gangsschakeling aangegeven, die rechtstreeks met het remlicht 11 is gekoppeld. Deze ingangsschakeling 10 is aangesloten op een ingang van een tijdvertragende schakeling 30. Op een andere ingang van het tijdvertragende element 30 is een basis-pulsgever 20 aangesloten. Deze pulsgever verschaft aan de uitgangslijn 21 ervan een pulsfrequentie van bijvoorbeeld 950 Hz, welke frequentie in het element 30 wordt gedeeld tot een voor het onderhavige doel geschikte frequentie. Tevens zorgt het element 30 voor een begrenzing van de knipperduur tot bijvoorbeeld acht seconden. Het zal voor de vakman duidelijk zijn dat er vele andere mogelijk oplossingen denkbaar zijn voor het verkrijgen van een lage knipper-frequentie.

Aan de uitgangslijn 31 van het tijdvertragende element 30 wordt het uitgangssignaal toegevoerd aan een elektronische schakeling 40 die er toe dient om het relais RY1 voor het mistachterlicht aan- en uit te schakelen. Dit relais RY1 heeft een contact dat de stroom naar het mistachterlicht 60 verbreekt bij het bekrachtigen van het relais. Uiteraard kan in plaats van een elektrisch relais met spoel, magnetiseer-bare kern (anker en verbreekcontact) ook een elektronische oplossing worden gekozen, geschikt om het vermogen van het mistachterlicht aan en uit te schakelen.

De weergegeven elektronica 10,20,30 en 40 wordt door middel van een spanningsreductie-schakeling 50 vanuit het gebruikelijke boordnet (bijv. 12 volt bij personenauto's, en bijv. 24 volt voor vrachtauto's), met een gereduceerde gelijkspanning van bijv. 3,2 volt gevoed.

Claims (5)

1. Signaleringsinrichting voor een motorvoertuig, dat is voorzien van een remlicht en een mistachterlicht, met het kenmerk, dat de signaleringsinrichting zodanig is uitgevoerd, dat bij ingeschakeld mistachterlicht tijdens het bekrachtigen van het remlicht het mistachterlicht met een bepaalde frequentie gaat knipperen.

2. Signaleringsinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de signaleringsinrichting bij voortdurende bekrachtiging van het remlicht het mistachterlicht gedurende een instelbare maximale tijdsduur laat knipperen.

3. Signaleringsinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de maximale tijdsduur acht seconden bedraagt.

4. Signaleringsinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de knipperfrequentie van het mistachterlicht ongeveer tweemaal aan/uit per seconde bedraagt.

5. Signaleringsinrichting volgens een of meer van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de signaleringsinrichting een met het remlicht gekoppelde ingangsschakeling (10), verder een basis-pulsgever (20) met regelbare frequentie, daarop aangesloten een tijdvertragend element (30) en een met het mistachterlicht gekoppeld relais (RYl) omvat.