NL9120007A - Speen voor een zuigfles. - Google Patents

Description

Speen voor een zuigfles

Gebied van de techniek

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een speen voor een zuigfles waardoor een zuigeling melk tot zich kan nemen met een kauwactie, of een kauwspieractie.

Achtergrond van de techniek

In de laatste jaren is het aantal gevallen van temporoman-dibulaire gewrichtskwalen, malocclusie, periodontitis en andere gebitsziekten toegenomen bij jonge mensen en kinderen. Gemeend wordt dat dit wordt veroorzaakt door een onvoldoende ontwikkeling van de menselijke kauworganen. Dat betekent, dat jonge kinderen van vandaag slechter ontwikkeld zijn in kauwvaardigheid dan jonge kinderen in vroegere dagen.

De eerste ontwikkeling van het kauworgaan kan worden ingedeeld in drie fasen. De eerste fase komt overeen met een periode gedurende welke de zuigelingen de basisspierkracht van het kauworgaan ontwikkelen door de moedermelk te gebruiken, en tegelijkertijd, het patroon van de kauwactie dat daarvoor nodig is.

Een probleem ontstaat in deze periode met betrekking tot de tegenwoordige kinderen die worden gevoed met flessemelk. Dat betekent dat de kinderen die gevoed worden met flessemelk slechter ontwikkeld zijn in hun kauw- en slikvaardigheid dan kinderen die moedermelk krijgen. De oorzaak van deze slechtere ontwikkeling wordt naar men aanneemt veroorzaakt door de andere manier van aanleren van kauwvaardigheid zoals optreedt in de eerste fase.

Ondertussen wordt flessemelk met een zuigfles aan een zuigeling gegeven door een speen gemaakt van rubber met de uitwendige vorm gelijk aan de borst. Zoals getoond in fig. 25 heeft een traditionele speen een hol rompdeel 83 gevormd tussen een halfrond papildeel 80 voorzien van een melkzuigopening 81 en een flensvormig koppeldeel 82 verbonden aan de hals van de zuigfles. De zuigeling kan de melk in de zuigfles drinken via de zuigopening 81 door te zuigen aan het papildeel 80 in zijn mond. Met andere woorden, de zuigeling kan de melk drinken door alleen maar een zuighandeling uit te voeren.

Als een resultaat van onderzoek heeft de uitvinder van de onderhavige toepassing gevonden dat kinderen die gevoed worden met flessemelk hun kauworgaan niet voldoende ontwikkelen doordat een kauwhandeling niet nodig is om de flessemelk te drinken terwijl kinderen die gevoed worden met moedermelk hun kauworgaan naar tevredenheid ontwikkelen doordat een kauwactie nodig is om de moedermelk te drinken.

In overeenstemming met bovengenoemde bevindingen stelt de uitvinder van de onderhavige uitvinding een speen voor een zuigfles voor die voorzien is van een afsluitklep geplaatst tussen een papildeel en een hol rompdeel zodanig geschikt gemaakt dat de klep zal sluiten onder samendrukking van het papildeel om te verhinderen dat de drank zal stromen en open zal zijn in de normale niet samengedrukte toestand van het papildeel (zie EP-A-0 384 394).

In overeenstemming met de speen voor de zuigfles, doordat de afsluitklep stroming van de drank toestaat wanneer de samendruk-kingskracht op het papildeel wordt opgeheven, kan een drank zoals melk in de zuigfles door de afsluitklep in het papildeel worden toegelaten. In deze toestand, wanneer het papildeel wordt samengedrukt bij de kauwactie, verhindert de afsluitklep het stromen van de drank maar laat toe dat de drank in het papildeel wordt toegediend door een toedienopening in het papildeel in de mondholte van de zuigeling. Zo kan de zuigeling de drank in de zuigfles achtereenvolgens tot zich nemen door herhaaldelijk op de speen te kauwen. Bijgevolg, doordat de bovengenoemde speen is aangepast om het een zuigeling mogelijk te maken een drank zoals melk tot zich te nemen niet door een zuighandeling maar door een kauwactie, heeft de uitvinder voorzien in een speen die het voldoende ontwikkelen van het kauworgaan van een opgroeiende zuigeling die gevoed wordt met flessemelk kan garanderen.

Ondertussen bestaat in het algemeen een situatie waarbij, wanneer de zuigeling opeenvolgende slokken neemt, binnenin de zuigfles of de speen een onderdruk kan ontstaan. Daardoor zal, wanneer de onderdruk in de speen met afzuigklep voor een zuigfles zich ontwikkelt, het samengedrukte papildeel in de vervormde toestand blijven waardoor de afsluitklep ook in de gesloten toestand blijft. Zo een gesloten toestand van de afsluitklep zal vooral ontstaan in een speen die een toedienopening in het papildeel heeft dat zodanig gevormd is dat het gesloten is, behalve wanneer de drank wordt toegediend, om te voorkomen dat de lucht daardoorheen terugstroomt in het papildeel wanneer het samengedrukte papildeel zijn oorspronkelijke vorm herkrijgt. De bovengenoemde gesloten toestand van de afsluitklep veroorzaakt het verhinderen van stroming van de drank van het rompdeel van de speen naar het papildeel, waardoor het papildeel zijn vorm niet kan herkrijgen en niet in staat is de drank vanuit de speen toe te dienen.

Bijgevolg is het een doel van de onderhavige uitvinding om een speen voor een zuigfles te verschaffen waardoor een zuigeling een drank tot zich kan nemen niet door een zuigactie maar door een kauwac-tie zodat het kauworgaan van de zuigeling die opgroeit met flessemelk zich op een bevredigende manier zal ontwikkelen.

Ben ander doel van de onderhavige uitvinding is een speen voor een zuigfles te verschaffen die de slechte beschikbaarheid van de drank verhindert.

Onthulling van de uitvinding

Om de bovengenoemde doelen te bereiken, behelst deze uitvinding een speen voor een zuigfles omvattende: een koppeldeel geschikt om aan te sluiten op het halsdeel van een zuigfles; een hol rompdeel dat één geheel vormt met het koppeldeel; een papildeel dat één geheel vormt met het rompdeel; een toedienopening om een drank toe te dienen uit het papildeel; een diafragma geplaatst tussen het rompdeel en het papildeel om het inwendige van de speen op te delen; een spleet gevormd in het diafragma en geschikt om open te zijn in een normale niet-samengedrukte toestand van de speen om de stroming van de drank van het rompdeel naar het papildeel toe te staan en om gesloten te worden bij samendrukking van de speen door een zuigeling om de stroming van de drank van het rompdeel naar het papildeel te verhinderen; en een open-verbindingsdeel gevormd in het diafragma om de stroming van de drank enigszins toe te staan van het rompdeel naar het papildeel in een geval waarin de spleet gesloten is.

Met de bovenstaande inrichting van de speen voor een zuigfles, kan een drank zoals melk in de zuigfles binnengebracht worden in het papildeel door de spleet die geopend is wanneer de speen niet wordt samengedrukt door de zuigeling. In deze toestand wordt, wanneer de speen wordt samengedrukt door de zuigeling, de spleet gesloten en verhindert de stroming van de drank van het rompdeel naar het papildeel, als gevolg waarvan de drank binnengebracht in het papildeel kan worden toegediend in de mondholte van de zuigeling door een toedienopening gevormd in het papildeel. Op die manier kan de zuigeling de drank in de zuigfles achtereenvolgens tot zich nemen door herhaaldelijk op de speen te kauwen.

Bovendien, zelfs als het samengedrukte papildeel zijn vorm niet kan herkrijgen en de spleet in de gesloten toestand blijft, staat· het open-verbindingsdeel toe dat een kleine hoeveelheid van de drank wordt toegelaten van het rompdeel in het papildeel, zodat het herstel van het vervormde papildeel begint om de gesloten spleet ogenblikkelijk te openen.

Bij voorkeur is het koppeldeel voorzien van een luchtklep om lucht toe te laten in de zuigfles. Op deze manier, omdat lucht wordt toegelaten in de zuigfles, kan het ontstaan van de overmatige onderdruk in de zuigfles worden vermeden gedurende de tijd dat de zuigeling de drank in de zuigfles tot zich neemt. Bijgevolg kan de mogelijkheid dat de spleet in de gesloten toestand blijft worden verminderd.

Korte beschrijving van de tekeningen

Fig. 1 toont een doorsnedetekening van de uitvoering van de speen voor een zuigfles volgens de onderhavige uitvinding; fig. 2 toont een vergrote doorsnedetekening genomen langs de lijn 2-2 in fig. 1; fig. 3 toont een doorsnede tekening van de toestand waarin de spleet gesloten is; fig. 4 toont een zijaanzicht van de speen; fig. 5 toont een perspectivische tekening van de speen; fig. 6 toont een vergrote doorsneedtekening van de speen; fig. 7 toont een doorsnedetekening genomen langs de lijn 7-7 in fig. 6; fig. 8 toont en vergrote doorsnedetekening van een andere uitvoering van de toedienopening; fig. 9 toont een doorsnedetekening genomen langs de lijn 9-9 in fig. 8; fig. 10 toont een doorsnedetekening van de toestand waarin het papildeel vervormd is; fig. 11 toont een doorsnedetekening van nog een andere uitvoering van de toedienopening; fig. 12 toont een doorsnedetekening voor de toelichting op de grootte van het papildeel; fig. 13 toont een doorsnedetekening van een uitvoering van het papildeel waarin het zijvlak is aangebracht aan slechts één zijde; fig. 14 toont een doorsnedetekening genomen langs lijn 14-14 in fig. 13; fig. 15 toont een doorsnedetekening van een andere uitvoering van het open-verbindingsdeel; fig. 16 toont een doorsnedetekening van nog een andere uitvoering van de speen; fig. 17 toont een doorsnedetekening genomen langs de lijn 17-17 in fig. 16; figuren 18 en 19 tonen doorsnedetekeningen van weer andere uitvoeringen van het papildeel; fig. 20 toont een doorsnedetekening van een andere uitvoering van de luchtklep; fig. 21 toont een doorsnedetekening van een andere uitvoering van het diafragma; figuren 22 en 23 tonen in hoofdzaak doorsnedetekeningen van een uitvoering van de onderhavige uitvinding waarin twee afsluitkleppen zijn aangebracht; fig. 24 toont een doorsnedetekening genomen langs lijn 24-24 in fig. 23; fig. 25 toont een doorsnedetekening van een voorbeeld van een conventionele speen.

De beste manier om de uitvinding uit te voeren

De onderhavige uitvinding zal in detail beschreven worden met verwijzing naar de begeleidende tekeningen die verkozen uitvoeringen van de onderhavige uitvinding tonen.

Fig. 1 is een doorsnedetekening tonend een speen A voor een zuigfles volgens de onderhavige uitvinding en fig. 5 toont een perspectivische tekening van de speen A. De speen A wordt gevormd door als één geheel te verbinden een papildeel 1, waarvan de top een ronde vorm heeft, met een sterk taps toelopend kokervormig rompdeel 2 en een flensvormig koppeldeel 3 geschikt gemaakt om aan te sluiten aan een halsdeel BI van een zuigfles B.

De bovenbeschreven speen A wordt vervaardigd door het vormen van een rubber materiaal zoals isopreenrubber, siliconenrubber of polyurethaanrubber in een voorafbepaalde vorm door spuitgieten, slagvormen, dompelvormen of zo’n soort techniek. De speen A wordt verbonden met de zuigfles B door het koppeldeel 3 tussen de dop C en een halsdeel BI van de zuigfles B te klemmen.

Het papildeel 1 is voorzien van een top waarin een toe-dienopening 11 is gevormd om de drank zoals flessemelk toe te dienen van het inwendige van de speen A in de mondholte van een zuigeling. De toedienopening 11 is zo geconstrueerd dat hij dicht is behalve wanneer de drank wordt toegediend, hetgeen kan worden verkregen door een vorm aan te brengen zoals een kruissnede (zie figuren 6 en 7), een zogenaamde superkruissnede voorzien van een holte 11a aan de binnenzijde van de kruissnede (zie figuren 8 en 9), en een Y-vormige snede. Het papildeel 1 heeft vlakke zijkanten 21 die tegenover elkaar liggen, welke de weerszijden van het papildeel 1 vormen.

De bovengenoemde speen A heeft een afsluitklep 5 daarin aangebracht om de binnenkant van speen A op te delen in een papildeel-zijde Al en een koppeldeelzijde A2. De afsluitklep 5 neemt de vorm aan van een diafragma 51 aangebracht tussen het papildeel 1 en het rompdeel 2 en een spleet 52 gevormd in het midden van het diafragma 51. Zoals getoond in fig. 2, strekt de spleet 52 zich uit in een richting parallel met de zijkanten 21. De spleet 52 heeft twee concave opper vlakken 52a waarvan de beide uiteinden tegenover elkaar liggen en die elkaar geleidelijk aan naderen. Een maximale openingshoogte L van de spleet 52 is vastgesteld op ongeveer 0,5 tot 5 millimeter.

De bovengenoemde spleet 52 van de afsluitklep 5 wordt gesloten wanneer de randen van de afsluitklep 5 worden samengedrukt in de richting van pijl X in figuur 2 (zie figuur 3). Het aanbrengen van de drukkracht verhindert de stroming van de drank van het rompdeel 2 naar het papildeel 1 in hoge mate. Wanneer de drukkracht wordt opgeheven, opent de spleet zich waardoor de drank van het rompdeel 2 naar het papildeel 1 stroomt.

Het bovengenoemde diafragma 51 heeft een speldegaatje 53 als een open-verbindingsdeel voor de verbinding tussen het papildeel 1 en het rompdeel 2. Het speldegaatje 53 is gevormd op een of meer plaatsen in het diafragma 53, om toe te staan dat een kleine hoeveelheid van de drank van het rompdeel 2 naar het papildeel 1 kan stromen voor het geval wanneer de spleet 52 gesloten is. Bij voorkeur heeft-het diafragma 51 een zekere dikte om te verhinderen dat het bezwijkt wanneer de spleet 52 gesloten is.

Het koppeldeel 3 heeft cirkelvormige ribben 34 geschikt om aan te sluiten op het halsdeel Bl van de zuigfles B op voorafbepaalde afstanden samen met een of meer luchtkleppen 33 (zie figuren 1 en 4) gevormd op voorafbepaalde posities tussen de ribben 34. De luchtklep 33 neemt de vorm aan van een korte rechte snede 33a gevormd op de bodem van een dopvormig hol uitsteeksel 35 gevormd tussen de ribben 34. De snede 33a loopt in de radiale richting. Dit is om te voorkomen dat de snede 33a, wanneer het koppeldeel 3 wordt vastgeklemd met de dop C, wordt vervormd in de klemrichting van dop C en daardoor gesloten wordt. De luchtklep 33, die is gevormd tussen de ribben 34, is beschermd tegen externe kracht door deze ribben 34. Het holle uitsteeksel 35 heeft bij voorkeur een indringhoogte van ongeveer 2 millimeter en een dikte van 6 millimeter of meer. Het verdient de voorkeur om een luchtdoorgang te vormen tussen het koppeldeel 3 en de dop C om lucht toe te laten in de luchtklep 33.

In overeenstemming met bovengenoemde constructie zal, wanneer een zuigeling het papildeel 1 van speen A in zijn mond steekt, de zuigeling geneigd zijn instinctief op het papildeel 1 te kauwen. Daardoor wordt het papildeel 1 samengedrukt en tegelijkertijd wordt de afsluitklep 5 gesloten door een kauwactie, zodat de toegelaten drank in het papildeel 1 wordt toegediend in de mondholte van de zuigeling door de toedienopening 11. Wanneer de samendrukkracht op de speen A wordt opgeheven, wordt het papildeel 1 hersteld in zijn oorspronkelijke vorm door een elastische herstelkracht en overeenkomstig wordt de spleet 52 die de afsluitklep 5 vormt geopend. Bijgevolg wordt de drank weer toegelaten van het rompdeel 2 in het papildeel 1. Zodoende kan de zuigeling de drank in de zuigfles B tot zich nemen door herhaaldelijk te kauwen op het papildeel 1. De bovenbeschreven speen A staat een zuigeling toe een drank tot zich te nemen door een kauwactie zoals hierboven beschreven, zelfs een zuigeling met een hazelip kan hiermee makkelijk de drank tot zich nemen.

Voorts kan, omdat de bovengenoemde speen A het diafragma 51 heeft waarin het speldegaatje 53 gevormd is, de drank toegelaten worden van de rompdeelzijde 2 door het speldegaatje 53 in de papil-deelzijde 1 zelfs wanneer de spleet 52 van de afsluitklep 5 in de gesloten toestand blijft (zie fig. 10) omdat het samengedrukte papildeel 1 zich niet kan herstellen door de sterke onderdruk aan de binnenzijde van het papildeel 1. Dit maakt het het vervormde papildeel 1 mogelijk te beginnen zich in zijn oorspronkelijke staat te herstellen, waardoor de spleet 52 eerder geopend wordt.

Bovendien kan, omdat de in het koppeldeel 3 gevormde luchtklep 33 de lucht toelaat in het inwendige van de zuigfles B, de sterke onderdruk zoveel mogelijk vermeden worden. Derhalve kan de mogelijkheid dat de spleet 52 van de afsluitklep 5 in gesloten toestand blijft zo klein mogelijk gemaakt worden, zelfs als de zuigeling de drank achter elkaar tot zich neemt.

In de bovengenoemde uitvoering kan, omdat het papildeel 1 de vlakke tegenover elkaar liggende zijkanten 21 heeft en de spleet 52 parallel gevormd is met de bovengenoemdee vlakke zijkanten 21, de stand van de speen A makkelijk vastgesteld worden wanneer een zuigeling de speen A in zijn mond steekt. Nog duidelijker, de spleet 52 kan in een juiste richting gepositioneerd worden door alleen maar ervoor te zorgen dat de zuigeling de speen A zodanig in zijn mond steekt dat de bovenstaande vlakke zijkanten 21 parallel lopen met de met tandvlees beklede kaken van de zuigeling. Voorts kan, omdat de bovengenoemde zijkanten 21 in de mond van de zuigeling passen, de zuigeling de speen A eenvoudig kauwen.

Omdat de toedienopening 11 gesloten is behalve wanneer de drank wordt toegediend, verhindert het dat de lucht wordt binnengelaten in het papildeel 1 door de toedienopening 11 wanneer de drank wordt toegelaten door de spleet 52 in het papildeel 1. Dit vergemakkelijkt de toelating van de drank in het papildeel 1.

Het rompdeel 2 moet een zekere dikte hebben om eenvoudige vervorming te voorkomen omdat het doel van de voldoende kaakactie niet verzekerd kan worden indien het rompdeel 2 eenvoudig te vervormen is wanneer de zuigeling het rompdeel 2 in zijn mond steekt.

Zoals te zien is in fig. 11 mag voorzien worden in twee of meer toedienopeningen 11 in het papildeel 1. De toedienopeningen 11 getoond in fig. 11 zijn korte gesneden lijnen die ieder een lengte hebben van ongeveer 0,5 tot 1,5 mm, met een totaal van ongeveer 2 tot, 10 in aantal. Deze toedienopeningen 11 zijn gevormd in een richting parallel aan de zijkant 21. De aldus geconstrueerde toedienopeningen 11 zullen niet toestaan dat de drank daardoorheen wordt toegediend alleen door aan speen A te zuigen. Door de speen A te kauwen, echter, zal de drank eenvoudig worden toegediend. Het resultaat is dat de zuigeling er eenvoudig toe gedwongen wordt een drank tot zich te nemen niet door de zuigactie maar door de kauwactie.

De maximum openinghoogte L van de spleet 52 is bij voorkeur niet meer dan de helft van de korte lengte LI van de binnenzijde van het papildeel 1 (zie figuur 12). De overlangse lengte M van de spleet 52 is bij voorkeur niet minder dan de helft van de lange lengte Ml van de binnenzijde van het papildeel 1. Verder is de relatie tussen de maximum openinghoogte L en de overlangse lengte M bij voorkeur L/M = 1/20 tot 1/2

Deze waardebepaling is gebaseerd op het feit dat wanneer de overlangse lengte M langer genomen wordt, de spleet eenvoudiger gevormd kan worden, en wanneer de maximum openinghoogte L kleiner genomen wordt, de afsluitklep 5 efficiënter werkt.

Aan de andere kant mag de wanddikte van speen A overal even dik zijn. Het is echter wenselijk dat het linker en rechter deel in fig. 2 dunner zijn dan het boven- en onderdeel omdat de spleet 52 in afsluitklep 5 dan eenvoudig sluit.

Zoals getoond in figuren 13 en 14, kan de vlakke zijkant 21 gevormd worden aan één zijde van het papildeel 1.

Fig. 15 toont een andere uitvoering waarin een rompdeel 2 in verbinding staat met een papildeel 1 door kleine openingen 54, in plaats van de speldegaatjes 53, gevormd aan de uiteinden van een spleet 52 die gesloten is. In de onderhavige uitvoering zijn de einddelen van de spleet 52 voorzien van zich longitudinaal uitstrekkende korte lijndelen 52 die de openingen 54 vormen aan de uiteinden van de spleet 52 in gesloten toestand. Bijgevolg kan de spleet 52 eerder geopend worden door de drank toe te laten door de openingen 54, zelfs wanneer het papildeel 1 niet hersteld is in zijn oorspronkelijke vorm.

Het papildeel 1 kan de vorm hebben van een bolvormige doorsnede met een ronde top zoals getoond in figuren 16 en 17, of van een elliptische doorsnede zoals getoond in fig. 18. Verder kan, zoals getoond in fig. 19, de hele speen A zo voorgevormd zijn dat de speen A kan passen in de mondholte van de zuigeling.

Zoals getoond in fig. 20 kan de luchtklep 33 de vorm hebben van een doorlopend gat dat door het koppeldeel 3 loopt.

Zoals getoond in fig. 21 kan het diafragma 51 van de afsluitklep 5 gelijkmatig als één geheel gevormd worden aan de binnenzijde van het rompdeel 2. In dit geval kan de sterkte van het diafragma 51 verhoogd worden, zodat het bezwijken van het diafragma 51 effectief verhinderd kan worden in de situatie waarin de spleet 52 gesloten is.

De onderhavige uitvinding is niet beperkt tot bovenbeschreven uitvoeringen; de afsluitkleppen 5 kunnen bijvoorbeeld in tweevoud gevormd worden met een vantevoren bepaalde afstand tot elkaar (zie fig. 22), hetgeen het hermetische karakter van het papildeel 1 kan versterken. In deze opstelling kan ook, indien de spleten 52 gevormd in de diafragma's 51 zo gericht zijn dat ze loodrecht op elkaar staan (zie figuren 23 en 24), de speen A in twee verschillende richtingen gekauwd worden.

Zoals beschreven in het voorafgaande kan, in de speen voor een zuigfles overeenkomstig de onderhavige uitvinding, omdat de drank kan worden toegelaten van de rompdeelzijde door het open-verbindings-deel naar de papildeelzijde zelfs in het geval waarin de spleet van de afsluitklep in de gesloten toestand blijft, het vervormde papildeel hersteld worden in zijn oorspronkelijke toestand, waardoor de spleet eerder geopend zal worden. Bijgevolg verhindert deze uitvoering het nadeel dat de drank niet kan worden toegediend vanuit de zuigfles.

Claims (8)

1. Speen voor een zuigfles omvattende: een koppeldeel geschikt om aan te sluiten op het halsdeel van een zuigfles; een hol rompdeel dat één geheel vormt met voornoemd koppeldeel; een papildeel dat één geheel vormt met voornoemd rompdeel; een toedienopening om een drank toe te dienen uit voornoemd papildeel; een diafragma geplaatst tussen voornoemd rompdeel en voornoemd papildeel om het inwendige van voornoemde speen op te delen; een spleet gevormd in voornoemd diafragma en geschikt gemaakt om open te zijn in een normale niet-samengedrukte toestand van voornoemde speen om de stroming van voornoemde drank van voornoemd rompdeel naar voornoemd papildeel toe te staan en om gesloten te worden bij samendrukking van voornoemde speen door een zuigeling om de stroming van voornoemde drank van voornoemd rompdeel naar voornoemd papildeel te verhinderen; en een open-verbindingsdeel gevormd in voornoemd diafragma om de stroming van voornoemde drank enigszins toe te staan van voornoemd rompdeel naar voornoemd papildeel in een geval waarin voornoemde spleet gesloten is.

2. Speen voor een zuigfles volgens conclusie 1, waarin voornoemd open-verbindingsdeel bestaat uit een speldegaatje.

3. Speen voor een zuigfles volgens conclusie 1, waarin voornoemd open-verbindingsdeel bestaat uit openingen aan de uiteinden van voornoemde spleet in gesloten toestand.

4. Speen voor een zuigfles volgens conclusie 1, waarbij voornoemd koppeldeel is voorzien van een luchtklep om lucht toe te laten in voornoemde zuigfles.

5. Speen voor een zuigfles volgens conclusie 4, waarin voornoemde luchtklep is voorzien van een hol uitsteeksel met een rechte snede erin aangebracht.

6. Speen voor een zuigfles volgens conclusie 5, waarin voornoemde rechte snede zich uitbreidt in een radiale richting.

7. Speen voor een zuigfles volgens conclusie 1, waarin voornoemd papildeel is voorzien van een vlakke zijkant waarmee voornoemde spleet parallel loopt.

8. Speen voor een zuigfles volgens conclusie 7, waarin voornoemde vlakke zijkant is gevormd aan twee tegenover elkaar liggende kanten.