NL9100318A - Blokvormige houder voor stortgoed. - Google Patents

Description

Blokvormige houder voor stortgoed

De uitvinding heeft betrekking op een blokvormige houder voor stortgoed, welke houder van flexibel materiaal is en inwendige, aan de zijwanden bevestigde stabilisatiemiddelen bezit voor het tegengaan van het naar buiten toe uitwijken van zijn zijwanden onder invloed van het stortgoed, alsmede een zich aan zijn bovenzijde bevindende vulopening.

Een dergelijke houder is bekend uit de Europese octrooiaanvrage EP-A-247696. Hij is geschikt voor allerlei soorten stortgoed, terwijl de blokvorm van de houder moet verzekeren dat hij verhoudingsgewijze weinig ruimte in beslag neemt. Wanneer de blokvorm bewaard kan blijven, kunnen dergelijke houders zodanig tegen elkaar aangeplaatst worden dat weinig transportruimte verloren gaat. Houders van soepel materiaal die hun blokvorm verliezen kunnen niet zodanig tegen elkaar aangeplaatst worden dat een optimaal gebruik van de transportruimte wordt verkregen. Indien zij bijvoorbeeld vervormen tot een cilindervorm, blijven tussen de aangrenzende houders opening over die niet nuttig gebruikt kunnen worden.

Om te verzekeren dat ook in gevulde toestand de houder een blokvorm bezit, zijn de stabilisatiemiddelen aan zijn zijwanden voorzien. Ondanks deze stabilisatiemiddelen echter vertoont deze bekende houder toch nog de neiging om een blokvorm aan te nemen wanneer hij geheel gevuld is met het stortgoed. De toegepaste stabilisatiemiddelen bieden hier slechts in beperkt opzicht een oplossing. Bovendien kunnen de vervaardigingskosten van deze bekende houder aanzienlijk toenemen indien de stabilisatiemiddelen op acht verschillende naden over de hoogte van de zijwanden vastgezet zijn.

Doel van de uitvinding is daarom een houder van het hiervoor genoemde soort te verschaffen die deze nadelen mist. Dit wordt bereikt doordat de stabilisatiemiddelen stroken flexibel materiaal bevatten die enerzijds bevestigd zijn aan een zijwand, en anderszijds aan een dun-wandige kern met een in een vlak loodrecht op de zijwanden gesloten doorsnede. De kern kan een ring of pijp van flexibel materiaal zijn, aan de buitenzijde waarvan de stroken flexibel materiaal verlopen. Aldus kan de gehele houder, inclusief de stabilisatiemiddelen opgevouwen worden tot een klein pakket, zodat het transport naar de vulplaats vergemakkelijkt wordt.

De stabilisatiemiddelen volgens de uitvinding ondersteunen de zijwanden bijvoorkeur midden tussen de vertikale randen van de zij wanden. Daardoor kan verzekerd worden dat de uitwijkingen van die zijwanden naar buiten toe beperkt blijven.

Door de stroken flexibel materiaal en de dunwandige kern is de inwendige ruimte van de houder in vijf delen verdeeld. Om te verzekeren dat in geen van deze delen brugvorming kan optreden bij het vullen of ledigen van de houder, bezitten deze vijf gebieden bij benadering gelijke oppervlakken. Elk der oppervlakken bezit dan een afmeting die voldoende groot is om brugvorming in het stortmateriaal te vermijden.

In dit opzicht kan een verdere verbetering verkregen worden indien de stroken en de kern in verticale richting even lang zijn, en zich niet uitstrekken tot aan de bovenrand en de onderrand van de zijwanden. De vijf gebieden waarin het inwendige van de houder verdeeld is staan dus met elkaar in verbinding, zodanig dat de houder volledig gevuld en ook volledig geleegd kan worden via één vul- resp. leegopening.

Bij het vullen van de houder worden de beste resulaten gekregen indien de vulopening zich direkt boven de kern bevindt, zodanig dat het stortgoed zich aanvankelijk in de kern verzamelt, waarbij dat stortgoed het flexibele materiaal van de kern radiaal naar buiten toe aandrukt en strak trekt tot een cilindervorm. Zodra de kern gevuld is, vormt deze een stabiele cilinder, onder invloed van de radiaal naar buiten gerichte aandrukkracht van het stortgoed. Vervolgens loopt het aangevoerde materiaal over de rand van de kern in de daar buiten gelegen en door de stroken flexibel materiaal begrensde gebieden.

Daarbij komt het stortgoed in aanraking met de wanden van dé houder, en doordat de horizontale afmeting van de stroken bij benadering gelijk is aan de afstand van de met het stortmateriaal gevulde cilinder-wand op de zijwanden van houder, kan de blokvorm van de houder ondanks de op de zijwanden uitgeoefende naar buiten gerichte stortgoedbelasting toch behouden blijven.

Bij het vullen van de houder kan op verschillende wijzen te werk worden gegaan. Allereerst kan de houder in uitgevouwen toestand gebracht worden door een luchtstraal op de vulopening te richten. Daarbij wordt ook de kern van flexibel materiaal open geblazen, zodanig dat verzekerd is dat het stortmateriaal zich aanvankelijk in die kern verzamelt.

Volgens een andere bekende wijze wordt de houder opgehangen aan ophangoren nabij zijn bovenste hoeken. Daarmee wordt de houder uitgevouwen, doch is nog niet verzekerd dat ook de kern op de geschikte wijze opengevouwen wordt ter opname van het stortgoed. In dat geval zijn de zijwanden, nabij elke bovenste hoek waar zich de ophangoren bevinden, en de kern door middel van trekbanden of -koorden aan elkaar bevestigd zodanig dat bij de houder in hangende toestand de kern door die trek-banden of -koorden in een geopende stand gehouden wordt. Ook nu zal bij het vullen het stortgoed zich dus aanvankelijk in de kern verzamelen.

In verband met de fabricage van de houder is het gunstig wanneer de zijwanden elk uit twee door een naad aan elkaar verbonden helften bestaan, in welke naad tevens een strook is bevestigd. Ook kunnen de helften van twee aan elkaar grenzende zijwanden telkens één geheel vormen. In deze uitvoering zijn slechts vier naden aanwezig in de zijwanden, hetgeen een belangrijk voordeel voor de produktie van de houder vormt.

Voor houders die stofdicht moeten zijn, kunnen de naden zo uitgevoerd zijn dat de vertikale randen van twee bij elkaar behorende wand-helften telkens allereerst naar buiten verlopen onder insluiting van de vertikale rand van de bijbehorende strook, vervolgens over l80°van elkaar afgevouwen terug verlopen naar de buitenzijde van de zijwand en tenslotte over 90° van elkaar afgevouwen verlopen, waarbij in de ten opzichte van de zijwand naar buiten verlopende naaddelen een koord is genaaid. Deze bijzondere vorm van een naad verzekert dat vrijwel geen stof vanuit het inwendige van de houder naar buiten kan treden. Bovendien kunnen deze naden op eenvoudige wijze met een standaard naai-in-richting worden vervaardigd.

De uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van de stabilisatiemiddelen voor een houder volgens de uitvinding. Daarbij worden de stroken in de kern vervaardigd uit een in zichzelf gesloten baan flexibel materiaal, welke baan gevormd wordt tot een vierkante ring of pijp, waarvan vervolgens twee wanden over de middelste beschrijvende naar binnen gevouwen worden zodanig dat de twee betreffende middelste beschrijvende nabij elkaar komen te liggen, en een pakket verkregen is met achtereenvolgens op elkaar liggend een niet gevouwen zijwand, twee naar binnen gevouwen helften van een aangrenzende zijwand, en tenslotte een niet gevouwen zijwand, waarna de niet gevouwen zijwanden elk op afstand van hun hoekrand volgens een beschrijvende bevestigd worden aan de naburige helft van een naar binnen gevouwen zijwand, zodanig dat telkens tussen een hoekrand en een bevestigingslijn een strook is gevormd, en de tussen de bevestigingslijnen liggende wanddelen de kern vormen.

Vervolgens zal de uitvinding aan de hand van een in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld nader toegelicht worden.

Figuur 1 toont een houder in perspectief, waarbij de bovenzijde gedeeltelijk is weggelaten.

Figuur 2 toont een zijaanzicht van de houder, waarbij een zijwand gedeeltelijk is weggelaten.

Figuur 3 toont een detail van de naad van de houder.

Figuur 4a tot 4d tonen de verschillende stadia van het vullen van de houder.

Figuur 5 toont een eerste fase van het vervaardigen van de sta-bilisatiemiddelen volgens de uitvinding.

Figuur 6 toont een tweede fase.

Figuur 7 toont de gerede stabilisatiemiddelen.

Figuur 8 toont de zijwanden van de houder voor het aan elkaar bevestigen daarvan.

De in figuur 1 weergegeven houder omvat zijwanden 1 t/m 4, alsmede inwendige stabilisatiemiddelen 5· Zoals ook te zien is in de figuur 2, bezitten deze stabilisatiemiddelen 5 een kern 6 van soepel materiaal, alsmede vier flexibele randstroken 7· Deze randstroken 7 zijn enerszijds bevestigd aan de kern 6, en anderszijds aan telkens één van de wanden 1 tot 4. Tevens is de houder voorzien van een bovenvlak 8 en een ondervlak 9, elk voorzien van een vulopening 10 respectievelijk een ledigings-opening 11.

De soepele stroken 7 zijn in het midden van de zijwanden 1 tot 4 vastgezet, volgens de wijze getoond in figuur 3. Evenals in figuur 1 is daar duidelijk te zien dat de zijwanden, bijvoorbeeld zijwand 1, bestaat uit twee helften 12, 13, die tezamen met de soepele stroken 7 aan elkaar genaaid zijn. De aan elkaar grenzende randen van de wandhelften 12, 13 zijn zoals getoond over l80° van elkaar afgebogen, en vervolgens in tegengestelde richting over 90° afgebogen, zodanig dat stroken materiaal verkregen worden waartussen de flexibele stroken 7 ingenaaid kunnen worden. Een dergelijke naad bezit een hoge stofdichtheid. Hij kan, dankzij zijn goede toegankelijkheid, gemakkelijk op een standaard naai-inrichting worden vervaardigd.

Zoals verder in figuur 1 duidelijk te zien is, lopen de wandhelften 12, 13 door tot in de wandhelften van de aangrenzende zijwand, waardoor een stevige constructie wordt verkregen.

Nabij de hoeken van de houder zijn ophangoren l4 aangebracht, door middel waarvan de houder opgehangen kan worden op een vul- of losinstallatie. Verder kunnen nabij de hoeken koorden of banden 15 zijn voorzien, die vastgezet zijn aan de kern 6. Zodra de houder opengevouwen wordt en opgehangen wordt aan zijn ophangoren 14, kan de kern 6 via de koorden of banden 15 ook in opengevouwen toestand gebracht worden.

Dergelijke koorden of banden 15 kunnen weggelaten worden wanneer de houder door middel van een blaasinrichting opengevouwen wordt.

In de figuren 4a tot 4d is de houder, gedeeltelijk opengewerkt, getoond tijdens verschillende stadia van het vullen met een korrelig materiaal. Zoals weergegeven in figuur 4a is de kern uitgevouwen, hetzij door het openblazen van de houder dan wel door de hier niet weergegeven koorden of banden 15. Op de bodem van de houder verzamelt zich aanvankelijk een zekere hoeveelheid materiaal, zodanig dat uiteindelijk de onderrand van de kern 6 wordt bereikt. Vervolgens wordt de kern inwendig gevuld, zie figuur 4b. Daarop wordt de situatie zoals afgebeeld in figuur 4c bereikt, waarin de kern 6 geheel is gevuld en het materiaal terecht komt in de door de soepele stroken 7 en de kern 6 bepaalde ruimte. Pas nu komt het materiaal aan te liggen tegen de buitenwanden 4 van de houder, doch doordat deze door de stroken soepel materiaal en de door het stortgoed gestabiliseerde kern 6 vastgehouden worden kunnen zij niet naar buiten puilen. In figuur 4d is de houder in geheel gevulde toestand weergegeven.

Het zal duidelijk zijn dat bij het legen van de houder allereerst het gedeelte van de houder recht onder de kern 6 leegloopt, en vervolgens de aangrenzende ruimten.

In figuur 5 t/m 8 zijn verschillende stadia bij het vervaardigen van stabilisatiemiddelen en de houderwanden weergegeven. Zoals afgebeeld in figuur 5 wordt allereerst een in zichzelf gesloten baan soepel materiaal zodanig gevouwen dat een onderwand 16, een bovenwand 17, alsmede twee gevouwen wanden 18, 19 verkregen worden. Deze wanden zijn door de vouwranden 20 en 21 aan elkaar verbonden. In figuur 6 is weergegeven dat vervolgens de wanden aan elkaar bevestigd worden door middel van de lasnaden 22, waardoor de vier flexibele randstroken 7 alsmede de kern 6 van soepel materiaal verkregen zijn. In figuur 7 is één en ander in uitgevouwen toestand nogmaals weergegeven.

De zijwanden van de houder worden vervolgens samengesteld uit stroken soepel materiaal die elk een helft 12, 13 van een zijwand omvatten.

Deze helften worden door randstroken 23 aan elkaar genaaid, waarbij telkens tussen twee naburige wandstroken een soepele strook 7 van de stabilisatiemiddelen wordt vastgenaaid, zie ook figuur 3·

Zoals vermeld is de hoogte van de randstroken 7 en de kern 6 geringer dan de hoogte van de wandhelften 12, 13, zodanig dat de stabilisatiemiddelen niet doorlopen tot aan de vervolgens aan te brengen bovenwand en onderwand van de houder. Ook deze bovenwand en onderwand worden door middel van de in figuur 3 getoonde stofdichte naden aan elkaar bevestigd; met dat verschil dat de soepele stroken 7 weggelaten worden.

Claims (11)

1. Blokvormige houder voor stortgoed, welke houder van flexibel materiaal is en inwendige, aan de zijwanden bevestigde stabilisatie-middelen bezit voor het tegengaan van het naar buiten toe uitwijken van zijn zijwanden onder invloed van het stortgoed, alsmede een zich aan zijn bovenzijde bevindende vulopening met het kenmerk dat de stabili-satiemiddelen stroken flexibel materiaal omvatten die enerzijds bevestigd zijn aan een zijwand, en anderzijds aan een dunwandige kern met een in een vlak loodrecht op de zijwanden gesloten doorsnede.

2. Houder volgens conclusie 1, waarbij de kern een ring of pijp van flexibel materiaal is, aan de buitenzijde waarvan de stroken flexibel materiaal verlopen.

3· Houder volgens conclusie 2, waarbij een vlak loodrecht op en binnen de zijwanden van de houder in vijf gebieden met bij benadering gelijke oppervlakken is verdeeld door de kern en de stroken.

4. Houder volgens conclusie 2 of 3. waarbij de stroken en de kern in vertikale richting even lang zijn, en zich niet uitstrekken tot aan de bovenrand en de onderrand van de zijwanden.

5. Houder volgens conclusie 3. 4 of 5» waarbij de vulopening zich direkt boven de kern bevindt, zodanig dat bij het vullen van de houder het stortgoed zich aanvankelijk in de kern verzamelt, waarbij dat stortgoed het flexibele materiaal van de kern radiaal naar buiten toe aandrukt en straktrekt tot een cilindervorm.

6. Houder volgens conclusie 3. waarbij de horizontale afmeting van de stroken bij benadering gelijk is aan de afstand van de met stortmateriaal gevulde cilinderwand tot de zijwanden van de houder.

7. Houder volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de zijwanden nabij elke bovenste hoek van de houder zijn voorzien van ophangoren, en de kern door middel van trekbanden of -koorden aan de zijwanden is bevestigd nabij de ophangoren, zodanig dat bij de houder in hangende toestand de kern door die trekbanden of -koorden in een geopende stand gehouden wordt.

8. Houder volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de zijwanden elk uit twee door een naad aan elkaar verbonden helften bestaan, in welke naad tevens een strook is bevestigd.

9. Houder volgens conclusie 8, waarbij de helften van twee aan elkaar grenzende zijwanden telkens een geheel vormen.

10. Houder volgens conclusie 8 of 9, waarbij de vertikale randen van twee bij elkaar behorende wandhelften telkens allereerst naar buiten verlopen onder insluiting van de vertikale rand van de bijbehorende strook, vervolgens over 180 graden van elkaar afgevouwen terug verlopen naar de buitenzijde van de zijwand en tenslotte over 90 graden van elkaar afgevouwen verlopen, waarbij in de ten opzichte van de zijwand naar buiten verlopende naaddelen een koord is genaaid.

11. Werkwijze voor het vervaardigen van stabilisatiemiddelen voor een houder volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de stroken en de kern vervaardigd worden uit een in zichzelf gesloten baan flexibel materiaal, welke baan gevormd wordt tot een vierkante ring of pijp, waarvan vervolgens twee wanden over de middelste beschrijvende naar binnen worden gevouwen zodanig dat de twee betreffende middelste be-schrijvenden nabij elkaar komen te liggen en een pakket verkregen is met achtereenvolgens op elkaar liggend een niet gevouwen zijwand, twee naar binnen gevouwen helften van een aangrenzende zijwand, en tenslotte een niet gevouwen zijwand, waarna de niet gevouwen zijwanden elk op afstand van hun hoekrand volgens een beschrijvende bevestigd worden aan de naburige helft van een naar binnen gevouwen zijwand, zodanig dat telkens tussen een hoekrand en een bevestigingslijn een strook is gevormd, en de tussen de bevestigingslijnen liggende wanddelen de kern vormen.