NL9100966A - Flexibele houder voor stortgoed. - Google Patents

Description

Flexibele houder voor stortgoed.

De uitvinding betreft een houder voor stortgoed, welke houder een doos of zak omvat die is voorzien van zijwanden alsmede een bodem van flexibel materiaal. Dergelijke flexibele houders zijn algemeen bekend. Zij worden toegepast voor het verpakken van allerlei soorten stortgoed, en kunnen een volume tot één of meer kubieke meter bezitten. Voor het transport van dergelijke houders is het gewenst dat zij een blokvorm of kubusvorm bezitten. In die toestand kunnen zij zo economisch mogelijk getransporteerd worden. Indien door de druk van het stortgoed de houders een min of meer ronde vorm aannemen, gaat namelijk een gedeelte van de beschikbare transportruimte verloren.

Om te verzekeren dat ook in gevulde toestand dergelijke houders min of meer een blokvorm of kubusvorm behouden, is het bekend om sta-bilisatiemiddelen aan hun zijwanden te voorzien. Een voorbeeld van dergelijke stabilisatiemiddelen is getoond in de Europese octrooiaanvrage EP-A-247696. De daarbij toegepaste stabilisatiemiddelen zijn echter in beperkte mate doeltreffend: wanneer een dergelijke houder gevuld is met stortgoed vertoont hij toch nog de neiging om een ronde vorm aan te nemen. De toegepaste stabilisatiemiddelen bieden dus slechts in beperkte mate een oplossing. Een verder nadeel van deze bekende houder is dat in sommige uitvoeringsvormen de stabilisatiemiddelen op acht verschillende naden over de hoogte van de zijwanden bevestigd zijn, hetgeen een negatieve invloed heeft op de produktiekosten.

Ook in de niet vóórgepubliceerde Nederlandse aanvrage 9100318 is een van stabilisatiemiddelen voorziene houder beschreven. Daarbij is een zodanig goede ondersteuning van de zijwanden verzekerd dat de kubusvorm of blokvorm van de houder bewaard kan blijven, ook wanneer de houder gevuld is. Hierbij zijn de stabilisatiemiddelen bevestigd aan de binnenzijde van de houderwanden, bijvoorbeeld door middel van een naainaad. Dit heeft tot gevolg dat de houder niet volledig stofdicht of waterdicht is.

Doel van de uitvinding is daarom een houder van het hiervoor beschreven soort te verschaffen, die voorzien is van doeltreffende inwendige stabilisatiemiddelen voor het bewaren van de blokvorm, en die ook stofdicht of waterdicht kan worden uitgevoerd. Volgens de uitvinding wordt dit bereikt doordat in de houder een inzetstuk van flexibel materiaal is voorzien dat overeenkomstige zijwanden bezit zodanig dat het inzetstuk in de omtreksrichting over de zijwanden past binnen de doos of zak, welk inzetstuk aan zijn zijwanden bevestigde stabilisatiemiddelen bezit voor het tegengaan van het naar buiten toe uitwijken daarvan onder invloed van het stortgoed.

De stabilisatie tegen naar buiten toe uitwijken onder invloed van het stortgoed wordt nu verzekerd door de sterkte van het inzetstuk. Om dat het inzetstuk los in de doos of zak van de houder kan worden geplaatst, wordt vermeden dat in de zijwanden daarvan naainaden moeten worden aangebracht. Daardoor kunnen de functies van stofdichtheid en waterdichtheid van de doos of zak enerzijds, en de stabilisatie van het inzetstuk anderzijds, gescheiden worden.

Het inzetstuk kan, wanneer dit de juiste afmetingen heeft, ingezet worden in een standaard uitgevoerde doos of zak, zodat deze laatste pro-dukten niet aangepast hoeven te worden. Door het inzetten van het losse inzetstuk kan nu aan een dergelijke normale doos of zak toch een beter gedrag in gevulde toestand worden verleend.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de stabilisatie-middelen stroken flexibel materiaal die enerzijds bevestigd zijn aan een zijwand, en anderzijds aan een dunwandige kern met een in een vlak loodrecht op de zijwanden gesloten doorsnede. De kern kan een ring of pijp van flexibel materiaal zijn, aan de buitenzijde waarvan de stroken flexibel materiaal verlopen. Aldus kan het gehele inzetstuk, inclusief de stabilisatiemiddelen opgevouwen worden tot een klein pakket, waardoor het transport naar de vulplaats vergemakkelijkt wordt.

De stabilisatiemiddelen volgens de uitvinding ondersteunen de zijwanden bijvoorkeur midden tussen de vertikale randen van de zijwanden. Daardoor blijven de uitwijkingen van die zijwanden naar buiten toe zeer beperkt, of zelfs achterwege.

Door de stroken flexibel materiaal en de dunwandige kern is de inwendige ruimte van de houder in vijf delen verdeeld. Om te verzekeren dat in geen van deze delen brugvorming kan optreden bij het vullen of ledigen van de houder, bezitten deze vijf gebieden bij benadering gelijke oppervlakken. Elk der oppervlakken bezit een afmeting die voldoende groot is om brugvorming in het stortmateriaal te vermijden.

Bij het vullen van de houder worden de beste resultaten verkregen indien de vulopening zich direkt boven de kern bevindt, zodanig dat het stortgoed zich aanvankelijk in de kern verzamelt, waarbij dat stortgoed het flexibele materiaal van de kern radiaal naar buiten toe aandrukt en straktrekt tot een cilindervorm. Zodra de kern gevuld is, vormt deze een stabiele cilinder, onder invloed van radiaal naar buiten gerichte aan-drukkracht van het stortgoed.

Doordat de horizontale afmeting van de stroken bij benadering gelijk is aan de afstand van de met het stortmateriaal gevulde cilinderwand tot de zijwanden van de houder, kan de blokvorm van de houder ondanks de op de zijwanden uitgeoefende naar buiten gerichte stortgoedbelasting toch goed behouden blijven. Voor een verdere beschrijving van deze wijze van vullen van de houder wordt verwezen naar de reeds genoemde Nederlandse aanvrage 9100318·

Opgemerkt wordt dat, eveneens zoals beschreven in de Nederlandse aanvrage 9100318, de bodem van de houder voorzien kan zijn van een afsluitbare ledigingsopening.

Bij voorkeur zijn de stroken dubbel, zodanig dat telkens één strook van een paar verbonden is aan een aangrenzende zijwandhelft van het in-zetstuk. Indien daarbij de stroken uit elk paar nabij hun bevestiging aan de kern ook aan elkaar verbonden zijn, kunnen de stroken en zijwanden van het inzetstuk gevormd worden uit één baan flexibel materiaal.

Voor een goede bevestiging van kern en stroken zijn de stroken van elk paar nabij hun bevestiging aan de kern voorzien van een naar binnen tussen de stroken gevouwen plooi, in welke plooi het flexibele materiaal van de kern is bevestigd. Dit kan bijvoorbeeld door naaien geschieden, doch ook een lijmverbinding of verbinding die verkregen is door het aandrukken in hete toestand van de materialen is geschikt.

Om de van een inzetstuk voorziene houder op de juiste wijze te kunnen vullen, strekken de kernen en/of de zijwanden zich over de gehele hoogte van de zak uit en is hij voorzien van gaten. Het stortmateriaal wordt nu centraal toegevoerd binnen de kern, zodat deze aanvankelijk eerst strakgetrokken wordt. Het zich in de kern verzamelende materiaal kan via de gaten ook in de daaromheen gelegen ruimte terecht komen. Om de gehele houder op juiste wijze te vullen zijn de gaten nabij de bodem van de zak verhoudingsgewijze klein, en nabij de vulopening verhoudingsgewijze groot.

Teneinde het vullen van de houder nog verder te vergemakkelijken, strekt de kern zich bij voorkeur uit tot buiten de bovenrand van de zak. Het aldus verkregen soepele verlengstuk van de zak kan op eenvoudige wijze aangesloten worden op een vulbuis.

Het inzetstuk volgens de uitvinding is al dan niet voorzien van een bodem. Deze bodem kan bijvoorbeeld verkregen worden door de wanden van het inzetstuk samen te binden. Vanzelfsprekend moeten in dat geval de wanden van het inzetstuk een zodanige afmeting in hoogterichting bezitten dat na het samenbinden van het onderste wandgedeelte het inzetstuk de gewenste afmetingen bezit. Bij afwezigheid van een bodem kan de onderste rand van het inzetstuk ingesneden zijn, waarbij dan de tussen de insnijdingen gevormde tongen op de bodem van de zak rusten. Door middel van deze constructie kan verzekerd worden dat het stortmateriaal niet tussen de zak en het inzetstuk indringt, terwijl aan de andere kant vermeden kan worden dat het inzetstuk onder invloed van het gewicht van het stortmateriaal te ver naar de bodem van de zak getrokken zou worden.

Zoals hiervoor reeds genoemd kan het inzetstuk in een standaard uitgevoerde doos of zak worden geplaatst. Indien deze doos of zak water-of stofdicht is, is de aldus verkregen, gestabiliseerde houder eveneens stof dicht of waterdicht.

De uitvinding biedt nu ook de mogelijkheid om een stofdichte of waterdichte gestabiliseerde houder te verschaffen met behulp van een doos of zak die zelf niet stof dicht of waterdicht is. Daartoe kan zich tussen zak en inzetstuk een overeenkomstig de zak gevormde voering bevinden.

Indien deze voering uitsteekt buiten de bovenrand van de zak, kan hij rondom verbonden worden met het vrije eind van een eveneens uitstekende kern van het inzetstuk. Via de kern van het inzetstuk kan de gehele houder gevuld worden, waarna de voering samen met het uiteinde van de kern gesloten kan worden door bijvoorbeeld een koord.

Verder kunnen zak, inzetstuk en/of de voering door lijmverbindingen vastgehouden zijn in de zak.

Zoals hiervoor vermeld kunnen het inzetstuk en de voering los in de doos of zak gezet worden. Om eventuele onderlinge verschuivingen te vermijden kan echter voorzien zijn dat dit inzetstuk en/of de voering door lijmverbindingen zijn vastgehouden in de zak.

In het bijzonder bij die uitvoering van het inzetstuk die voorzien is van tongen, kunnen deze tongen op de bodem van de zak of voering gelijmd zijn.

Vervolgens zal de uitvinding aan de hand van een aantal uit-voeringsvoorbeelden nader toegelicht worden.

Figuur 1 toont een inzetstuk volgens de uitvinding in perspectief.

Figuur 2 toont een detail van het inzetstuk volgens figuur 1.

Figuur 2a toont een alternatief detail.

Figuur 3 toont een inzetstuk vóór het inzetten in een zak.

Figuur 4 toont een inzetstuk vóór het inzetten in een zak met een voering.

Figuur 5 toont een zijaanzicht van een inzetstuk, voering en zak.

Het in figuur 1 getoonde inzetstuk van flexibel materiaal omvat zijwanden 1 die elk bestaan uit twee helften 2, 3· De helft 3 van de ene zijwand 1 is verbonden aan helft 4 van een aangrenzende zijwand 12, zodanig dat bij het inzetstuk steeds aangrenzende zijwandhelften aan elkaar verbonden zijn.

De zijwandhelften van elke zijwand zijn aan hun naar elkaar toegekeerde einden omgebogen ter vorming van stroken 5» 6. Deze stroken 5» 6 zijn elk verbonden aan de in zijn geheel met 7 aangeduide dunwandige kern in het inwendige van het inzetstuk. Deze inwendige kern bevat vier wand-helften 8.

De dunwandige kern 7 is voorzien van gaten 9· De bovenste gaten 9 bezitten een verhoudingsgewijze grote diameter, de onderste gaten 9 een verhoudingsgewijze kleine diameter.

Verder zijn de zijwanden aan hun onderzijde ingesleufd, ter vorming van tongen 10. De functie van deze tongen zal later toegelicht worden.

De aangrenzende zijwandhelften 3* 4 van de twee zijwanden 1 bestaan uit één geheel. In het inzetstuk komen vier van dergelijke aan elkaar verbonden zijwandhelften voor. Deze kunnen als afzonderlijke stukken bevestigd worden aan de kern 7· Bij voorkeur echter worden alle zijwandhelften 3. 4 uit één en dezelfde baan soepel materiaal gevormd.

Dit betekent dat bijvoorbeeld de zijwandhelften 2, 3 nabij hun bevestiging aan de kern 7 één geheel vormen. Dit is getoond in figuur 2.

Om daarbij toch de wanddelen 8 van de kern 7 aan de stroken 5. 6 te kunnen bevestigen, is het materiaal waaruit deze stroken 5i 6 bestaan naar binnen gevouwen onder vorming van een plooi 11. In deze plooi is het materiaal van de wanddelen 8 van de kern 7 opgenomen. De wanddelen 8 kunnen in de plooi 11 bevestigd zijn door naaien, of door middel van lijmen of heet aandrukken, zodanig dat smelten optreedt.

Als alternatief kunnen echter ook de wanddelen 8 van de kern in één geheel met stroken 21, 22 worden uitgevoerd. Deze zijwandendelen 21, 22 zijn op hun beurt per paar als een geheel uitgevoerd, en met hun platge-vouwen buitenrand ingenaaid tussen telkens twee zijwandhelften 3, if; bij naad 23.

In figuur 3 is een inzetstuk 12 getoond, dat geplaatst moet worden in een zak 13 van soepel materiaal. Deze zak 13 is voorzien van ophang-lussen 14, waarmee de samengestelde zak 12, 13 kan worden opgetild. Zoals duidelijk zal zijn, vormt de kern 7 een vulopening 16 door middel waarvan de zak 13 gevuld kan worden. Door middel van de tongen 10 wordt verhinderd dat het vulmateriaal zich verzamelt tussen inzetstuk 12 en zak 13.

Bij deze uitvoeringsvorm heeft het inzetstuk 12 ten doel het naar buiten uitwijken van de zak 13 onder invloed van de belasting van het stortgoed tegen te gaan.

Bij de in figuur 4 getoonde variant is in de zak 13 een waterdichte of stof dichte voering 15 geplaatst. Ook hierbij kan het inzetstuk 12 in de van de voering 15 voorziene zak 13 worden geplaatst. Deze uitvoeringsvorm biedt niet alleen een stabilisatie tegen het naar buiten uitwijken van de zak 13 onder invloed van het stortgoed, doch bovendien is daarbij de stof dichtheid dan wel waterdichtheid gegarandeerd door de voering 14. De voering ik kan zonder problemen tussen de zak 13 en het inzetstuk 12 worden aangebracht, aangezien deze niet aan elkaar behoeven te worden bevestigd. Niettemin kan de voering 14 door bijvoorbeeld een lijmver-binding op de juiste plaats gehouden worden in de zak 13, terwijl ook het inzetstuk 12 op zijn beurt in de zak 14 vastgehouden kan worden door een lijmverbinding. Deze lijmverbindingen zijn echter slechts nodig om de juiste standen van deze onderdelen ten opzichte van elkaar te verzekeren. Zij vervullen geen functie bij het stabiliseren van de zak.

In figuur 5 is de uitvoeringsvorm van de zak volgens figuur 4 in samengestelde toestand weergegeven. Inzetstuk 12 en voering 14 zijn daarbij op hun juiste plaats in de zak 13 aangebracht, al of niet onderling verbonden door lijmverbindingen. De vulopening 16 steekt boven de bovenrand van de zak 13 uit, terwijl ook de voering 15 tot boven die bovenrand doorloopt. Nabij hun bovenste eind zijn inzetstuk 12 en voering 15 bijvoorbeeld door een lijm of lasnaad aan elkaar verbonden.

De zak volgens figuur 5 kan via de vulopening 16 gevuld worden. Het vulmateriaal verzamelt zich allereerst op de bodem van de zak binnen de kern 7» zodanig dat deze kern strakgetrokken wordt tot in wezen een cirkelvorm zoals ook beschreven is in de niet vóórgepubliceerde Nederlandse aanvrage 9100318. Daarbij treedt het stortmateriaal ook door de openingen 9 in de kern 7 naar buiten, zodanig dat de vier ruimten tussen de kern 7 en de zijwanden van inzetstuk 12 gevuld worden. Door middel van de tongen 10 wordt verhinderd dat het vulmateriaal zich verzamelt tussen de voering 15 en het inzetstuk 12. Anderzijds is de afmeting van de tongen 10, in vergelijking met een volledige bodem, zo gering dat het inzetstuk niet onder invloed van het stortmateriaal naar beneden getrokken kan worden, zodanig dat hij te diep in de zak zou komen te liggen.

Zodra de zak geheel gevuld is, kan de kern 7 nabij de vulopening 16 afgesloten worden, bijvoorbeeld door middel van een koord.

Claims (23)

1. Houder voor stortgoed, welke houder een doos of zak omvat die is voorzien van zijwanden alsmede een bodem van flexibel materiaal, met het kenmerk, dat in de houder een inzetstuk van flexibel materiaal is voorzien dat overeenkomstige zijwanden bezit zodanig dat het inzetstuk in de omtréksrichting van de zijwanden past binnen de doos of zak, welk inzetstuk aan zijn zijwanden bevestigde stabilisatiemiddelen bezit voor het tegengaan van het naar buiten toe uitwijken daarvan onder invloed van het stortgoed.

2. Houder volgens conclusie 1, waarbij de stabilisatiemiddelen trekelementen uit flexibel materiaal omvatten die enerzijds bevestigd zijn aan een zijwand, en anderzijds aan een dunwandige kern met een in een vlak loodrecht op de zijwanden gesloten doorsnede.

3. Houder volgens conclusie 1 of 2, waarbij de kern een ring of pijp van flexibel materiaal is, aan de buitenzijde waarvan in vertikale richting al of niet onderbroken stroken flexibel materiaal verlopen.

4. Houder volgens conclusie 2 of 3. waarbij de stroken midden tussen de vertikale zijranden van de zak daaraan verbonden zijn, zodanig dat een vlak loodrecht op en binnen de zijwanden van de zak in vijf gebieden met bij benadering gelijke oppervlakken is verdeeld door de kern en de stroken.

5· Houder volgens conclusie 2, 3 of 4, waarbij de stroken en de kern in vertikale richting even lang zijn, en zich uitstrekken tot aan tenminste het niveau van de bovenrand van de zijwanden.

6. Houder volgens conclusie 3 of 4, waarbij de vulopening zich direkt boven de kern bevindt, zodanig dat bij het vullen van de houder het stortgoed zich aanvankelijk in de kern verzamelt waarbij dat stortgoed het flexibele materiaal van de kern radiaal naar buiten toe aandrukt en straktrekt tot een cilindervorm.

7· Houder volgens conclusie 5» waarbij de horizontale afmeting van de stroken bij benadering gelijk is aan de afstand van de met stortmateriaal gevulde cilinderwand tot de zijwanden van de zak.

8. Houder volgens één der conclusies 3~7. waarbij de stroken dubbel zijn, zodanig dat telkens een strook van een paar verbonden is aan een aangrenzende zijwandhelft van het inzetstuk.

9. Houder volgens conclusie 8, waarbij de stroken uit elk paar nabij hun bevestiging aan de kern aan elkaar verbonden zijn, zodanig dat stroken en zijwanden van het inzetstuk één geheel vormen.

10. Houder volgens conclusie 9, waarbij de stoken van elk paar nabij hun bevestiging aan de kern een naar binnen tussen de stroken gevouwen plooi bezitten, in welke plooi het flexibele materiaal van de kern is bevestigd.

11. Houder volgens één der conclusies 2-10, waarbij de kern zich over de gehele hoogte van de zak uitstrekt en voorzien is van gaten.

12. Houder volgens conclusie 11, waarbij de gaten nabij de bodem van de zak verhoudingsgewijze klein zijn, en nabij de vulopening verhoudingsgewijze groot.

13· Houder volgens conclusie 11 of 12, waarbij de kern en/of de zijwanden zich uitstrekken tot buiten de bovenrand van de zak.

14. Houder volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de naar de bodem van de zak gekeerde rand van het inzetstuk ingesneden is, en de tussen de insnijdingen gevormde tongen op de bodem van de zak rusten.

15· Houder volgens één der voorgaande conclusies waarbij de bodem van de zak is voorzien van een afsluitbare ledigingsopening.

16. Houder volgens één der voorgaande conclusies waarbij het inzetstuk een al dan niet van een ledigingsopening voorziene bodem bezit.

17. Houder volgens één der voorgaande conclusies, waarbij zich tussen zak en inzetstuk een overeenkomstig de zak gevormde voering bevindt.

18. Houder volgens conclusie 17, waarbij de voering uitsteekt buiten de bovenrand van de zak, en rondom verbonden is met het vrije eind van een eveneens uitstekende kern van het inzetstuk.

19. Houder volgens conclusie 17 of 18, waarbij zak, inzetstuk en voering aan hun onderzijde open zijn, en door samenbinden van hun onderste wandgedeelte afsluitbaar zijn.

20. Houder volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het inzetstuk en/of de voering door lijmverbindingen vastgehouden zijn in de zak.

21. Houder volgens conclusie 20, in combinatie met conclusie 14 waarbij tongen van het inzetstuk gelijmd zijn op de bodem van de zak of de voering.

22. Inzetstuk voor een houder volgens één der voorgaande conclusies .

23. Set omvattende een doos of zak alsmede een daarin inzetbaar inzetstuk volgens conclusie 22. 2k. Set volgens conclusie 23, omvattende een tussen doos of zak en inzetstuk plaatsbare waterdichte en/of stofdichte voering.