NL9100163A - Inrichting voor het verspreiden van korrel en/of poedervormig materiaal. - Google Patents

Description

Korte aanduiding : Inrichting voor het verspreiden van korrel en/of poedervormig materiaal.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verspreiden van korrel en/of poedervormig materiaal voorzien van een gestel, een door het gestel ondersteunde bak voor het opnemen van het te verspreiden materiaal , een door het gestel ondersteund , aandrijfbaar en tijdens bedrijf om een zich omhoog uitstrekkende draaiingsas heen en weer beweegbaar werpmechanisme en een doseerorgaan voorzien van althans een uitstroomopening , via welke tijdens bedrijf het te verspreiden materiaal vanuit de bak aan de werpschijf wordt toegevoerd.

Bekende inrichtingen van bovengenoemde soort maken gebruik van een tijdens bedrijf heen en weer verzwenken strooipijp. Een nadeel hierbij is , dat het te verspreiden materiaal met behulp van de strooipijp slechts over een verhoudingsgewijs kleine afstand kan worden weggeworpen.

Met de uitvinding wordt beoogd het nadeel van deze bekende inrichting op te heffen.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat het werpmechanisme is voorzien van tenminste twee met elkaar samenwerkende, tijdens bedrijf rondlopende werporganen , die zijn bevestigd aan een toevoerorgaan via welke het te verspreiden materiaal tussen de naar elkaar toegekeerde zijden van de werporganen wordt toegevoerd , terwijl het werpmechanisme , tesamen met het toevoerorgaan en het doseerorgaan om de omhoog uitstrekkende draaiingsas heen en weer beweegbaar is.

Met behulp van de beide rondlopende werporganen kan aan het te verspreiden materiaal een aanzienlijke snelheid worden meegedeeld , zodat dit materiaal over een verhoudingsgewijs grote afstand kan worden weggeworpen.Door daarbij het de beide werporganen omvattende werpmechanisme tesamen met het toevoerorgaan en het doseerorgaan om de zich omhoog uitstrekkende draaiingsas heen en weer te bewegen wordt tevens gewaarborgd , dat in iedere stand van het werpmechanisme de wijze waarop het te* verspreiden materiaal aan de beide met elkaar samenwerkende rondlopende werporganen wordt toegevoerd gelijk is, zodat het te verspreiden materiaal met behulp van de werporganen steeds met een zelfde snelheid , maar ook steeds met een zelfde richting ten opzichte van de werporganen door de werporganen wordt weggeslingerd.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een schematisch in bijgaande figuren weergegeven uitvoeringsvoor-beeld van de inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 1 toont een zijaanzicht op de inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 2 toont een bovenaanzicht op de in fig. 1 weergegeven inrichting.

De in de figuren weergegeven inrichting volgens de uitvinding in de vorm van een kunstmeststrooier omvat een gestel 1, dat bijvoorbeeld op gebruikelijke niet nader weergegeven wijze aan de hefinrichting van een trekker of dergelijke kan worden gekoppeld.Het gestel 1 ondersteunt een bak 2 waarin het te verspreiden korrel- of poedervormige materiaal zoals kunstmest kan worden opgenomen.Onder de bak is een doseerorgaan opgesteld in de vorm van een schijf 3 waarin gaten 4 zijn aangebracht.Deze gaten 4 zijn meer of minder af te sluiten met behulp van een schuif 5 , welke met behulp van niet nader weergegeven verstel-middelen verschuifbaar is in de lengterichting van de gaten .

De plaat 2 is bevestigd aan de bovenzijde van een kokervormig toevoerorgaan 6.Aan de bovenzijde van de schijf 3 is nog een ring 7 bevestigd / welke het ondereinde van de bak 2 omgeeft. Het kokervormige toevoerorgaan 6 met de schijf 3 wordt gedragen door een vertikaal staande as 8 , welke draaibaar, tegen verschuiving geborgd wordt ondersteund in een leger 9 , dat is bevestigd aan de uiteinden van aan het gestel bevestigde balken 10.

Aan het ondereinde van de as 8 is een rondsel 11 bevestigd, waarvan de tanden in ingrijping zijn met de tanden van een tandheugel 12. Deze tandheugel 12 is heen en weer beweegbaar met behulp van een verstelcylinder 13.Het zal duidelijk zijn , dat een heen en weer bewegen van de tandheugel 14 resulteert in een heen en weer zwenken van het toevoerorgaan 6 met het daaraan bevestigde doseerorgaan 3 om de zich althans nagenoeg vertikaal uitstrekkende , een draaiingsas vormende hartlij.n van de as 8 , zoals aangeduid met behulp van de pijlen A en B in fig. 2.

Nabij het van het doseerorgaan 2 afgekeerde uiteinde van het kokervormige toevoerorgaan zijn een tweetal boven elkaar opgestelde om horizontale draaiingsassen draaibaar in de zijwanden van het toevoerorgaan 6 gelegerde rollen 14 en 15 aangebracht.Daarbij is de onderste rol 15 bijvoorbeeld met behulp van een hydromotor 16 aan te drijven in de richting volgens pijl C. De de bovenste rol 14 ondersteunende astappen 17 zijn gelegerd in de zijwanden van het toevoerorgaan aangebrachte sleufgaten 18 , welke een gekromd verloop hebben met de hartlijn resp. draaiingsas van de rol 15 als middelpunt. Door verschuiven van de tappen 17 in de sleufgaten 18 kan de stand van de bovenste rol 14 ten opzichte van de onderste rol 15 worden beinvloed,en ingesteld.

Zoals verder uit fig. 1 duidelijk zal zijn is de onderwand 19 van orgaan 6, welke zich vanaf een nabij de doseerschijf 3 gelegen punt schuin naar beneden toe uitstrekt in de richting van de rol 15 zodanig opgesteld , dat het ondereinde van deze onderwand 19 is gelegen nabij de omtrek van de rol 15 in een punt , dat, gezien in een horizontale richting loodrecht op de draaiingsas van de rol 8, ongeveer midden tussen de draaiingsas en het hoogste punt van de rot 15 is gelegen.

Verder zijn op de bodemplaat 19 in het kokervormige orgaan een aantal geleidingsstrippen 20 bevestigd , welke zich in bovenaanzicht gezien loodrecht op de draaiingsassen van de beide rollen 14 en 15 uitstrekken.

Tijdens bedrijf zal de inrichting op gebruikelijke wijze met behulp van een landbouwtrekker of dergetijke over het land worden voortbewogen en door instelling van de schuif 5 zal worden bewerkstelligd, dat per tijdseenheid een bepaalde hoeveelheid van het te verspreiden materiaal zoals kunstmest via de openingen 4 in het toevoerorgaan 6 stroomt , in het bijzonder op de schuin verlopende bodem 19 van dit toevoerorgaan.Langs deze bodem zal het materiaal geleidelijk in de richting van de rol 15 stromen en door deze in de richting volgens pijl C draaiende rol 15 worden meegenomen in de spleet tussen de boven elkaar gelegen rollen 14 en 15.Daarbij zal door de optredende wrijving de rol 14 in de richting volgens pijl D in draaiing worden gebracht . De zo in de richtingen van de pijlen C resp. D rondlopende werporganen 14 en 15 zullen het materiaal 21 gezien in de figuren 1 en 2 naar links wegwerpen.

Doordat daarbij het toevoerorgaan 6 en dus ook de het door dit toevoerorgaan 6 ondersteunde werpmechanisme , dat in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld door de beide rollen 14 en 15 wordt gevormd om de hartlijn van de as 8 heen en weer wordt gezwenkt zal het te verspreiden materiaal niet alleen gezien in de figuren 1 en 2 naar achteren worden geslingerd , maar ook over een grote breedte worden verspreid . Het is bijvoorbeeld denkbaar om het toevoerorgaan met het werpmechanisme over 180° te verdraaien.Een van de over 90° ten opzichte van de weergegeven met getrokken lijnen weergegeven middenstand van het werpmechanisme verzwenkte eindstand is met gestippelde lijnen in fig. 2 aangeduid.

Daar het doseerorgaan meeverzwenkt met het toevoerorgaan en het werpmechanisme zal de toevoer van het te verspreiden materiaal aan de rollen 14 en 15 steeds hetzelfde zijn onafhankelijk van de stand van het toevoerorgaan met het werpmechanisme ten opzichte van de bak 2. De geleidingsstrippen 20 verhinderen daarbij een ongewenste heen en weer beweging van het te verspreiden materiaal op de bodemplaat 19 van het toevoerorgaan 6.

Het zal duidelijk zijn ^dat in de in fig. 1 weergegeven standen van de beide rollen 14 en 15 het te verspreiden materiaal in ongeveer horizontale richting tussen de beide rollen door wordt weggeworpen terwijl indien men de astappen 17 in de sleufgaten 18 meer naar rechts verplaatst het materiaal enigzins schuin omhoog zal worden weggeworpen en een verplaatsing van de astappen 17 in de sleufvormige gaten 18 gezien in figuur 1 naar links de rol 14 in een zodanige stand ten opzichte van de rol 15 zal brengen , dat dan het materiaal enigzins schuin naar beneden wordt weggeworpen .

Uiteraard zijn er variaties op de uitvoeringen van de werporganen denkbaar. In plaats van rollen zou men bijvoorbeeld transport-bandjes kunnen toepassen . Ook zal het denkbaar zijn om afgeknot kegelvormige schijven toe te passen , waarvan de draaiingsassen zodanig tegengesteld schuin verlopend zijn opgesteld , dat nabij de onderzijden van de schijf de mantelvlakken met elkaar samenwerken om tussen deze mantelvlakken toegevoerd materiaal weg te werpen.

In plaats van de verstelcylinder 13 met heugel 12 en rondsel 11 kan bijvoorbeeld ook een excentriek mechanisme of een kruk-drijfstang mechanisme worden toegepast.

Claims (5)

1. Inrichting voor het verspreiden van korrel en/of poedervormig materiaal voorzien van een gestel , een door het gestel ondersteunde bak voor het opnemen van het te verspreiden materiaal , een door het gestel ondersteund aandrijfbaar en tijdens bedrijf om een zich omhoog uitstrekkende draaiingsas heen en weer beweegbaar werpmechanisme en een doseerorgaan voorzien van althans een uitstroomopening via welke tijdens bedrijf het te verspreiden materiaal vanuit de bak aan het werpmechanisme wordt toegevoerd , met het kenmerk, dat het werpmechanisme is voorzien van tenminste twee met elkaar samenwerkende , tijdens bedrijf rondlopende werporganen , die zijn bevestigd aan een toevoerorgaan via welke het te verspreiden materiaal tussen de naar elkaar toegekeerde zijden van de werporganen worden toegevoerd , terwijl het werpmechanisme tesamen met het toevoerorgaan en het doseerorgaan om de zich omhoog uitstrekkende draaiingsas heen en weer beweegbaar is.

2. Inrichting volgens conclusie 1 ,met het kenmerk, dat het werpmechanisme wordt gevormd door een tweetal boven elkaar gelegen , om horizontale draaiingsassen draaibare rollen.

3. Inrichting volgens conclusie 2 ,met het kenmerk, dat de bovenste rol om de hartlijn van de onderste rol verstelbaar en in meerdere standen instelbaar is.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies ,met het kenmerk, dat het toevoerorgaan is voorzien van een bodemplaat , welke zich vanaf een nabij een boven de draaiingsas gelegen omtrekslijn van de onderste rol gelegen punt schuin omhoog in de richting van het doseerorgaan uitstrekt.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies ,met het kenmerk , dat het toevoerorgaan wordt gevormd door een kokervormig orgaan, dat aan zijn bovenzijde is afgesloten door een het doseerorgaan vormende , van openingen voorziene schijf.