NL1033182C2 - Inrichting voor het frezen van sleuven in een oppervlak. - Google Patents

Description

INRICHTING VOOR HET FREZEN VAN SLEUVEN IN EEN OPPERVLAK.

De uitvinding betreft een inrichting voor het frezen 5 van sleuven in een oppervlak, bijvoorbeeld een grasmat, omvattende een over het oppervlak verplaatsbaar gestel, een beweegbare frees aan het gestel en in gebruik georiënteerd op het oppervlak voor het frezen van sleuven in het oppervlak.

Dergelijke inrichtingen zijn bekend voor het 10 verticuteren van een grasmat, waarbij sleuven in de grasmat worden gefreesd, om bijvoorbeeld dood gras en mos uit de grasmat te verwijderen en daarmee de groei van het grasmat te bevorderen. De bekende techniek vertoont nadelen. Bij het frezen van de sleuven in de grasmat wordt het uitgefreesde 15 materiaal op de grasmat achtergelaten. Naast dat dit achtergelaten, uitgefreesde materiaal de groei van het gras kan remmen, beïnvloedt dit materiaal bij bijvoorbeeld sportvelden de speeleigenschappen van de grasmat nadelig. In het bijzonder bij golfbanen is materiaal op de grasmat, 20 bijvoorbeeld op de "green" waar het golfballetje over de grasmat rolt, ongewenst. Als gevolg van het materiaal op de grasmat zal het golfballetje zich immers onvoorspelbaar gedragen, hetgeen het speelplezier bederft. Bovendien wordt het uiterlijk van de grasmat door het achtergelaten materiaal 25 benadeeld.

Met de uitvinding is beoogd deze nadelen te verhelpen of althans te verminderen. Hiertoe onderscheidt de uitvinding zich doordat de inrichting opvangmiddelen omvat voor het opvangen van het middels de frees uit het oppervlak gefreesde 30 materiaal. Deze maatregel maakt het mogelijk het uitgefreesde materiaal op te vangen en op een gewenste plaats te brengen. Deze opvangmiddelen kunnen bijvoorbeeld een transportband 1033182 2 omvatten, welke het uitgefreesde materiaal naar een hulpvoertuig met een opvangbak brengt.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is de frees beweegbaar om 5 materiaal uit het oppervlak in een opwerprichting op te werpen. In een aanvullende uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding zijn de opvangmiddelen in de opwerprichting gelegen. Deze maatregelen hebben als voordeel, dat naast de frees geen aanvullende middelen nodig zijn, om 10 het uitgefreesde materiaal van het oppervlak naar de opvangmiddelen te brengen.

In een verdere aanvullende uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding zijn de opvangmiddelen ten opzichte van de verplaatsingsrichting van de inrichting 15 achter de frees gelegen. Deze maatregel is in het bijzonder gunstig wanneer de inrichting volgens de uitvinding gekoppeld is aan een draagvoertuig welke zich ten opzichte van de verplaatsingsrichting voor de inrichting bevindt, omdat de bestuurder dan bijvoorbeeld goed zicht heeft op het gedeelte 20 van de inrichting waar de frees zich bevindt. Hierdoor kan de bestuurder goed inschatten vanaf waar en tot waar gefreesd kan worden.

In een verdere aanvullende uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvat de inrichting een kap 25 voor het geleiden van het middels de frees uit het oppervlak gefreesde materiaal in de richting van de opvangmiddelen.

Deze maatregel heeft als voordeel, dat uitgefreesd materiaal dat niet in de richting van de opvangmiddelen wordt opgeworpen toch bij de opvangmiddelen belandt.

30 In een verdere aanvullende uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvat de frees een mes aan een roteerbare as. Deze maatregel vormt een eenvoudige, makkelijk vervangbare verwezenlijking van de bewegende frees.

3

Dit is bijvoorbeeld gunstig voor de onderhoudbaarheid van de inrichting.

In èen verdere aanvullende uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvatten de opvangmiddelen 5 een opvangbak. Deze maatregel maakt het mogelijk om de inrichting geheel zelfstandig in te zetten, zonder bijvoorbeeld hulpvoertuigen die het uitgefreesde materiaal afvoeren.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm van de 10 inrichting volgens de uitvinding met opvangbak, omvat de inrichting een kipmechanisme tussen het gestel en de opvangbak, waarmee de opvangbak tussen een gebruiksstand en een kipstand beweegbaar is. Bij het kippen van de opvangbak wordt deze ondersteboven gehouden, waardoor al in de 15 opvangbak opgevangen materiaal uit de opvangbak valt. Dit heeft bijvoorbeeld als voordeel, dat de opvangbak snel te legen is.

In een aanvullende uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding met kipbare opvangbak is de opvangbak 20 kipbaar om een in het kipmechanisme gedefinieerde kipaslijn, welke zodanig ten opzichte van de verplaatsingsrichting van de inrichting is georiënteerd, dat de opvangbak in hoofdzaak dwars ten opzichte van de verplaatsingsrichting van de inrichting kantelbaar is. Deze maatregel is in het bijzonder 25 gunstig wanneer de inrichting volgens de uitvinding gekoppeld is aan een draagvoertuig welke zich ten opzichte van de verplaatsingsrichting voor de inrichting bevindt, omdat de bestuurder dan goed zicht heeft op het legen van de opvangbak.

30 In een aanvullende uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding met kipbare opvangbak omvat het kipmechanisme een kipaslijn definiërend scharnier, waarmee de opvangbak scharnierend is gekoppeld met het gestel, een 4 aandrijfarm, welke zich over een afstand uitstrekt vanuit het kipaslijn definiërende scharnier, en een aandrijving, welke is verbonden met de aandrijfarm. Dit mechanisme maakt een kipbeweging met eenvoudige aandrijving, bijvoorbeeld een 5 hefcilinder, mogelijk. Dit is bijvoorbeeld gunstig voor de onderhoudbaarheid van de inrichting. In een aanvullende uitvoeringsvorm daarvan omvat het kipmechanisme een overbrenging tussen de aandrijfarm en de aandrijving. Deze maatregel maakt, bijvoorbeeld bij de toepassing van een 10 hefcilinder als aandrijving, een kipbeweging mogelijk over een grote kiphoek met een beperkte slag van de hefcilinder.

In een gunstige aanvullende uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvat deze een vulmateriaalhouder en een met de vulmateriaalhouder verbonden 15 kanaal naar een op een gefreesde sleuf georiënteerde uitstroomopening. Deze maatregel maakt het mogelijk om de gefreesde sleuf met een vulmateriaal te vullen. Dit heeft als voordeel, dat sleuf niet inzakt bij belasting van het oppervlak. Het inzakken van een sleuf leidt tot oneffenheden 20 van het oppervlak, hetgeen bij bijvoorbeeld speelvelden de speeleigenschappen nadelig beïnvloedt. Daarnaast kan bij oppervlakken, waarin dichtbij elkaar gelegen sleuven zijn gefreesd, het tussen twee sleuven gelegen oppervlak heen en weer bewegen, hetgeen leidt tot een onstabiel oppervlak. Het 25 vullen van de sleuven met een vulmateriaal voorkomt dat. Wanneer vulmateriaal met goede drainerende eigenschappen wordt toegepast, zal bovendien de afwatering van het oppervlak verbeteren.

In een aanvullende uitvoeringsvorm daarvan is het 30 kanaal onder de opvangmiddelen gelegen. Deze maatregel maakt het mogelijk om de uitstroomopening op korte afstand van de frees te positioneren, terwijl de vulmateriaalhouder achter de opvangbak is gelegen. Dit heeft als voordeel, dat én het 5 uitgefreesde materiaal wordt opgevangen én wordt voorkomen dat de sleuf inzakt voordat deze wordt gevuld met vulmiddel.

In een aanvullende uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding met vulmateriaalhouder omvat de 5 inrichting een doseermechanisme in ten minste één van het kanaal en de vulmateriaalhouder om vulmateriaal aan de uitstroomopening te doseren. Deze maatregel maakt het mogelijk om de hoeveelheid vulmateriaal dat in de sleuf stroomt, aan te passen aan bijvoorbeeld de diepte van de 10 sleuf en de snelheid waarmee de inrichting over het oppervlak wordt verplaatst, zodat het oppervlak na het vullen van de sleuf geen oneffenheden vertoond. Dit heeft bijvoorbeeld bij een speelveld als voordeel, dat het speelveld direct na het vullen van de sleuf bespeeld kan worden.

15 In een aanvullende uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding met doseermechanisme, omvat het doseermechanisme een roteerbare doseeras, waarop flexibele schoepen zijn aangebracht, welke flexibele schoepen bij rotatie van de doseeras het vulmateriaal, dat aan de van de 20 uitstroomopening af gelegen zijde van de doseerrol is gelegen, in de richting van de uitstroomopening brengen en bij stilstand van de doseeras het vulmateriaal tegenhouden.

In een alternatieve uitvoeringsvorm daarvan, omvat het doseermechanisme een transportband, welke zich uitstrekt 25 tussen de vulmateriaalhouder en de uitstroomopening. Middels deze transportband is· in gebruik het vulmateriaal vanuit de vulmateriaalhouder in de richting van de uitstroomopening te brengen. De dosering van vulmateriaal aan de uitstroomopening is dan bijvoorbeeld afhankelijk van de snelheid van de 30 transportband.

In een aanvullende uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding met doseermechanisme, omvat het doseermechanisme een instelschuif. Deze instelschuif maakt 6 het mogelijk de hoeveelheid vulmateriaal in te stellen die in gebruik in de richting van de uitstroomopening wordt gebracht. De instelschuif kan zowel autonoom of in combinatie met de doseeras of met de transportband worden toegepast.

5 In een verdere aanvullende uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding met doseermechanisme omvat de inrichting een overbrenging om het doseermechanisme in overeenstemming met de verplaatsingssnelheid van de inrichting aan te drijven, zodanig dat de mate van dosering 10 van het vulmateriaal aan de uitstroomopeningen afhankelijk is van de verplaatsingssnelheid van de inrichting over het oppervlak. Deze maatregel heeft als voordeel, dat de sleuf bij wisselende verplaatsingssnelheid van de inrichting toch met de benodigde hoeveelheid vulmateriaal wordt gevuld. In 15 een aanvullende uitvoeringsvorm daarvan is de overbrenging verbonden met ten minste één van aandrijfmotor, loopwiel, steunrol, etc.

In een verdere aanvullende uitvoeringvorm van de inrichting volgens de uitvinding met vulmateriaalhouder omvat 20 de inrichting woelmiddelen bij de uitstroomopening, middels welke woelmiddelen het vulmateriaal om te woelen is. Deze maatregel maakt het mogelijk opstoppingen in de uitstroomopening, bijvoorbeeld als gevolg van brugvorming, te voorkomen.

25 In een verdere aanvullende uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvat de inrichting ten opzichte van de verplaatsingsrichting daarvan op korte afstand achter de frees een sleufmes, welke althans in gebruik zich uitstrekt in een gefreesde sleuf. Dit sleufmes 30 maakt het mogelijk om oneffenheden in de sleuf als gevolg van het frezen te corrigeren. Het sleufmes heeft in het bijzonder bij een inrichting volgens de uitvinding waarbij de sleuf 7 wordt gevuld met vulmateriaal als voordeel, dat de sleuf niet inzakt voordat deze gevuld wordt met vulmateriaal.

In een verdere aanvullende uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvat de inrichting hoogte-5 instelmiddelen voor het instellen van de afstand tussen het gestel en het oppervlak en daarmee voor het instellen van de diepte van de sleuf die in gebruik door de frees wordt gefreesd.

Tevens betreft de uitvinding een doseerinrichting, 10 welke een vulmateriaalhouder, een met de vulmateriaalhouder verbonden kanaal naar een op een sleuf georiënteerde uitstroomopening, en een doseermechanisme in ten minste één van het kanaal en de vulmateriaalhouder omvat.

De onderhavige uitvinding zal hieronder nader worden 15 toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld, dat in de bijgevoegde figuren is getoond. Het betreft een niet-limitatief uitvoeringsvoorbeeld. In de figuren toont: - fig. 1 een perspectivisch aanzicht van een inrichting volgens de uitvinding, 20 - fig. 2 een schematisch aanzicht in lengtedoorsnede van een inrichting volgens de uitvinding met een doseeras met schoepen als doseermechanisme, - fig. 3 een schematisch aanzicht in lengtedoorsnede van een inrichting volgens de uitvinding met een 25 transportband als doseermechanisme, - fig. 4 een perspectivisch aanzicht van drie uitstroomopeningen voor een inrichting volgens de uitvinding, - fig. 5 een perspectivisch aanzicht van een inrichting volgens de uitvinding met een kipbare opvangbak in 30 de gebruiksstand, en - fig. 6 een perspectivisch aanzicht van een inrichting volgens de uitvinding met een kipbare opvangbak in de kipstand.

8

Fig. 1 toont een inrichting volgens de uitvinding 1, waarmee sleuven 2 te frezen zijn in een een oppervlak vormende grasmat 3. De inrichting 1 is middels bevestingsogen 4 bevestigd aan een niet getoond draagvoertuig, welke de 5 inrichting 1 in de richting van pijl A over de grasmat 3 verplaatst. De inrichting 1 heeft een gestel 5 met aan dat gestel 5 een roteerbare as 6. Aan de roteerbare as 6 zijn frezenvormende messen 7 aangebracht voor het frezen van de sleuven 2 in de grasmat 3. Middels de hoogte-instelling 28 is 10 de afstand tussen het gestel en het oppervlak en daarmee de diepte d van de sleuf die in gebruik door de frees worden gefreesd in te stellen. Achter de messen 7 heeft de inrichting 1 een opvangmiddelenvormende opvangbak 8 met een opvangopening 9 en een opvangbakdeksel 10 voor het opvangen 15 van het middels de messen 7 uit de grasmat 3 gefreesde materiaal. Over de roteerbare as 6 en de messen 7 is een niet getoonde kap aan te brengen, waarmee in gebruik het middels de messen 7 opgeworpen materiaal in de richting van de opvangbak 8 wordt geleid. De opvangbak 8 is middels 20 kipmechanisme 11 kipbaar verbonden met het gestel 5. Achter de opvangbak 8 heeft de inrichting 1 een vulmateriaalhouder 12 met een vulmateriaalhouderdeksel 13, welke is gevuld met vulmateriaal voor het vullen van de sleuven 2. Een met de vulmateriaalhouder 12 verbonden kanaal 14 is onder de 25 opvangbak 8 gelegen. In het kanaal 14 is een niet getoond doseermechanisme aangebracht, welke vulmateriaal vanuit de vulmatriaalhouder 12 doseert aan de sleuven 2. De inrichting 1 steunt op de grasmat 3 middels een voorste en een achterste steunrol 15 en 16. De achterste steunrol 16 roteert bij 30 verplaatsing van de inrichting 1 over de grasmat 3 en drijft daarbij via de overbrengingvormende snaar 17 en tandwielcombinatie 18 het doseermechanisme in kanaal 14 aan. Daarmee is de doseersnelheid van het doseermechanisme in 9 kanaal 14 afhankelijk van de verplaatsingssnelheid van de inrichting 1.

Fig. 2 en fig. 3 tonen schematisch het middels de inrichting van fig. 1 verwezenlijken van een met vulmateriaal 5 gevulde sleuf.

Fig. 2 toont roteerbare as 6 met daaraan de messen 7. Bij rotatie van de roterbare as 6 in de richting van pijl B wordt een sleuf 2 met een diepte d gefreesd in de grasmat 3. Het uit de grasmat 3 gefreesde materiaal 19 wordt door de 10 messen 7 opgeworpen en middels kap 20 naar de opvangbak 8 geleid. Achter de opvangbak 8 is vulmateriaalhouder 12 getoond met daarin vulmateriaal 21. Onder opvangbak 8 is kanaal 14 getoond welke de vulmateriaalhouder 12 verbindt met uitstroomopening 22. In kanaal 14 is doseeras 23 getoond met 15 daaraan flexibele schoepen 24. De doseeras 23 is middels de in fig. 1 getoonde snaar 17 in de richting van pijl C aan te drijven, waardoor de rotatiesnelheid van de doseeras 23 afhankelijk is van de verplaatsingssnelheid van de inrichting 1. Bij rotatie van de doseeras 18 in de richting van pijl C 20 brengen de flexibele schoepen 24 het vulmateriaal 21 in de richting van uitstroomopening 22. Bij stilstand van de doseeras 23 houdende de flexibele schoepen 24 het vulmateriaal 21 tegen, doordat deze tegen de wand van het kanaal 14 aanliggen. Met het middels de doseeras 23 en 25 flexibele schoepen 24 aan de uitstroomopening 22 gedoseerde vulmateriaal 21 wordt de sleuf 2 gevuld tot hoogte h, welke in hoofdzaak overeenkomt met diepte d van de sleuf 2.

Hierdoor is een grasmat 3 zonder oneffenheden verwezenlijkt. Vóór de uitstroomopening 22 snijdt een sleufmes 25 door de 30 sleuf 2 om de sleuf 2 open te houden, voordat deze gevuld wordt met vulmateriaal 21.

In fig. 3 is in vergelijking met fig. 2 in plaats van doseeras 23 een transportband 26 getoond. De transportband 26 10 is middels de in fig. 1 getoonde snaar 17 in de richting van pijl D aan te drijven, waardoor de transportsnelheid van de transportband 26 afhankelijk is van de verplaatsingssnelheid van de inrichting. Middels aandrijving van de transportband 5 26 in de richting van pijl D wordt vulmateriaal 21 vanuit de vulmateriaalhouder 12 in de richting van uitstroomopening 22 gebracht. Tussen de vulmateriaalhouder 12 en kanaal 14 is een instelschuif 27 getoond, waarmee de hoeveelheid vulmateriaal 21 in te stellen is, die middels de transportband 26 10 meegevoerd wordt. Hiermee kan de dosering aangepast worden aan bijvoorbeeld de diepte d van de sleuf 2.

Fig. 4 toont drie naast elkaar gelegen trechtervormige uitstroomopeningen 22, waaraan massieve sleufmessen 25 zijn aangebracht. Bij de uitstroomopeningen 22 15 kunnen niet getoonde woelmiddelen zijn aangebracht, welke voorkomen, dat de trechtervormige uitstroomopeningen 22 verstopt raken met vulmateriaal. Deze woelmiddelen kunnen bijvoorbeeld een roterend roerstaafje of borsteltje zijn.

Fig. 5 en fig. 6 tonen de werking van het 20 kipmechanisme 11 van de inrichting van fig. 1 voor het kipen van de opvangbak 8. Fig. 5 toont de inrichting 1 met de opvangbak 8 in de gebruiksstand. De opvangbak 8 is met gestel 5 verbonden middels kipmechanisme 11. Het kipmechanisme 11 heeft twee kipaslijn definiërende scharnieren 29 en 34 25 (waarvan scharnier 34 alleen in fig. 6 zichtbaar is), waarmee de opvangbak 8 scharnierend is gekoppeld met het gestel 5.

Het kipmechanisme 11 heeft tevens een aandrijvingvormende hefcilinder 30, welke scharnierend is gekoppeld met gestel 5. De hefcilinder 30 grijpt op een aandrijfarmvormende afstand a 30 van het kipaslijn definiërende scharnier 29 aan op de opvangbak 8 middels de overbrenging 31. De overbrenging 31 bestaat uit een met de opvangbak 8 en de hefcilinder 30 scharnierend gekoppeld verbindingsstuk 32 en een met het 11 gestel 5 en de hefcilinder 30 scharnierend gekoppelde hefboom 33. Middels het uitstoten van de hefcilinder 30 in de richting van pijl E kipt de bak om de kipaslijn, welke door het kipaslijn definiërende scharnier 29 wordt gedefinieerd, 5 in de richting van pijl F. Daarbij wordt de in fig. 6 getoonde kipstand van opvangbak 8 verwezenlijkt. Bij het kipen van opvangbak 8 wordt opvangbakdeksel 10 geopend, waardoor de opvangbak 8 opgevangen materiaal naast de inrichting 1 te legen is.

10 In fig. 1 zijn de frezen op een roteerbare as aangebrachte messen. De frezen kunnen bijvoorbeeld ook cirkelvormige frezen rond een roteerbare as zoals bij een cirkelzaag of messen aan een ketting zoals bij een kettingzaak.

15 In fig. 1 is de inrichting getoond als een werktuig, dat aan een draagvoertuig aangebracht dient te worden. De inrichting kan ook zelfvoortbewegend zijn uitgevoerd.

In fig. 1 is de vulmateriaalhouder achter de opvangbak getoond. De vulmateriaalhouder kan bijvoorbeeld ook 20 voor de opvangbak zijn aangebracht, waarbij het uitgefreesde materiaal bijvoorbeeld over de vulmateriaalhouder heen in de richting van de opvangbak wordt geworpen of gebracht.

In fig. 1 wordt de doseerinrichting aangedreven middels een steunrol. De doseerinrichting kan bijvoorbeeld 25 ook aangedreven worden middels een loopwiel of een motor waarvan de besturing is gekoppeld aan de tachograaf van het draagvoertuig, zodat de aandrijving van de doseerinrichting afhankelijk is van de verplaatsingssnelheid van de inrichting.

30 In fig. 1 is de overbrenging tussen de steunrol en de doseerinrichting getoond als een snaar met een tandwielcombinatie 12

In fig. 2 en fig. 3 is het sleufmes gekoppeld met de uitstroomopening getoond. Het sleufmes kan ook op enige afstand voor de uitstroomopening zijn gelegen.

In fig. 2 en fig. 3 is de uitstroomopening onder de 5 opvangbak getoond. Ook kan de uitstroomopening bijvoorbeeld direct onder de vulmateriaalhouder gelegen zijn.

In fig. 3 is een vlakke transportband getoond. De transportband kan bijvoorbeeld ook opstaande richels als schoepen hebben. Deze schoepen kunnen bijvoorbeeld indien 10 nodig voorkomen, dat bij stilstand van de inrichting vulmateriaal van de transportband afglijdt.

In fig. 3 is een instelschuif getoond. De transportband kan ook zonder instelschuif worden toegepast.

In fig. 4 zijn uitstroomopeningen met een 15 trechtervorm getoond. De uitstroomopeningen kunnen ook een andere vorm hebben, bijvoorbeeld half cirkelvormig. In fig. 4 is het sleufmes gekoppeld met de uitstroomopening. Ook kan het sleufmes los van de uitstroomopening zijn.

In fig. 5 en fig. 6 is getoond, dat de opvangbak kan 20 kippen om deze te legen. Ook kan de opvangbak op een andere manier te legen zijn, bijvoorbeeld door deze te kantelen, waarbij de het in de opvangbak opgevangen materiaal uit de opvangbak schuift.

In fig. 5 en fig. 6 is een hefcilinder als 25 aandrijving in het kipmechanisme getoond. De aandrijving kan bijvoorbeeld ook een andere vorm van lineaire aandrijving zijn of een rotatie aandrijving.

1033182

Claims (23)

1. Inrichting voor het frezen van sleuven in een oppervlak, bijvoorbeeld een grasmat, omvattende: 5. een over het oppervlak verplaatsbaar gestel, - een beweegbare frees aan het gestel en in gebruik georiënteerd op het oppervlak voor het frezen van sleuven in het oppervlak, met het kenmerk, dat 10. de inrichting opvangmiddelen omvat voor het opvangen van het middels de frees uit het oppervlak gefreesde materiaal.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de frees beweegbaar is om materiaal uit het oppervlak in een 15 opwerprichting op te werpen.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de opvangmiddelen in de opwerprichting zijn gelegen.

4. Inrichting volgens conclusie 3, 20 met het kenmerk, dat de opvangmiddelen ten opzichte van de verplaatsingsrichting van de inrichting achter de frees zijn gelegen.

5. Inrichting volgens één van de conclusies 1 tot en met 4, 25 gekenmerkt door een kap voor het geleiden van het middels de frees uit het oppervlak gefreesde materiaal in de richting van de opvangmiddelen.

6. Inrichting volgens één van de conclusies 1 tot en 30 met 5, met het kenmerk, dat de frees een mes aan een roteerbare as omvat. 1033182

7. Inrichting volgens één van de conclusies 1 tot en met 6, met het kenmerk, dat de opvangmiddelen een opvangbak omvatten.

8. Inrichting volgens conclusie 7, gekenmerkt door een kipmechanisme tussen het gestel en de opvangbak, waarmee de opvangbak tussen een gebruiksstand en een kipstand beweegbaar is.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de opvangbak kipbaar is om een in het kipmechanisme gedefinieerde kipaslijn, welke zodanig ten opzichte van de verplaatsingsrichting van de inrichting· is georiënteerd, dat 15 de opvangbak in hoofdzaak dwars ten opzichte van de verplaatsingsrichting van de inrichting kantelbaar is.

10. Inrichting volgens één van de conclusies 8 en 9, met het kenmerk, dat het kipmechanisme omvat: 20. een een kipaslijn definiërend scharnier, waarmee de opvangbak scharnierend is gekoppeld met het gestel, - een aandrijfarm, welke zich over een afstand uitstrekt vanuit het kipaslijn definiërende scharnier, en - een aandrijving, welke is verbonden met de aandrijfarm.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het kipmechanisme een overbrenging tussen de aandrijfarm en de aandrijving omvat.

12. Inrichting volgens één van de voorgaande 30 conclusies, gekenmerkt door - een vulmateriaalhouder, en - een met de vulmateriaalhouder verbonden kanaal naar een op een gefreesde sleuf georiënteerde uitstroomopening.

13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat 5 het kanaal onder de opvangmiddelen is gelegen.

14. Inrichting volgens één van de conclusies 12 en 13, met het kenmerk, dat de inrichting een doseermechanisme in ten minste één van het 10 kanaal en de vulmateriaalhouder omvat om vulmateriaal aan de uitstroomopening te doseren.

15. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat het doseermechanisme een roteerbare doseeras omvat, waarop 15 flexibele schoepen zijn aangebracht, welke flexibele schoepen bij rotatie van de doseeras het vulmateriaal, dat aan de van de uitstroomopening af gelegen zijde van de doseerrol is gelegen, in de richting van de uitstroomopening brengen en bij stilstand van de doseeras het vulmateriaal tegenhouden.

16. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat het doseermechanisme een transportband omvat, welke zich uitstrekt tussen de vulmateriaalhouder en de uitstroomopening.

17. Inrichting volgens één van de conclusies 14 tot en met 16, met het kenmerk, dat het doseermechanisme een instelschuif omvat.

18. Inrichting volgens één van de conclusies 12 tot 30 en met 17, met het kenmerk, dat de inrichting een overbrenging omvat om het doseermechanisme in overeenstemming met de verplaatsingssnelheid van de inrichting aan te drijven, zodanig dat de mate van dosering van het vulmateriaal aan de uitstroomopeningen afhankelijk is van de voortbewegingssnelheid van de inrichting over het oppervlak.

19. Inrichting volgens conclusie 18, 5 met het kenmerk, dat de overbrenging verbonden is met ten minste één van aandrijfmotor, loopwiel, steunrol, etc.

20. Inrichting volgens één van de conclusies 12 tot en met 19, 10 gekenmerkt door woelmiddelen bij de uitstroomopening, middels welke woelmiddelen het vulmateriaal om te woelen is.

21. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, 15 met het kenmerk, dat de inrichting ten opzichte van de verplaatsingsrichting daarvan op korte afstand achter de frees een sleufmes omvat, welke althans in gebruik zich uitstrekt in een gefreesde sleuf.

22. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting hoogte-instelmiddelen omvat, voor het instellen van de afstand tussen het gestel en het oppervlak en daarmee 25 voor het instellen van de diepte van de sleuf die in gebruik door de frees worden gefreesd.

23. Doseerinrichting, omvattende: - een vulmateriaalhouder, - een met de vulmateriaalhouder verbonden kanaal naar een op 30 een sleuf georiënteerde uitstroomopening, en - een doseermechanisme in ten minste één van het kanaal en de vulmateriaalhouder. 1033182