NL9002888A - Werkwijze voor het aanbrengen van een beschermlaag om een kaas, alsmede inrichting voor het doen verdampen van een dispersievloeistof van een kaas. - Google Patents

Description

Titel: Werkwijze voor het aanbrengen van een beschermlaag omeen kaas, alsmede inrichting voor het doen verdampen van eendispersievloeistof van een kaas.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voorhet aanbrengen van een beschermlaag om een kaas, waarbij eendispers systeem omvattende een dispersievloeistof en een gedis-perseerde stof over de kaas wordt aangebracht, aan de kaas han¬gende dispersievloeistof, tot verdampen wordt gebracht, terwijlde kaas op een eerste ondersteuning rust en de kaas vervolgensop een tweede ondersteuning wordt geplaatst.

Bij een dergelijke bekende werkwijze wordt de kaasna, bijvoorbeeld door dompelen of besproeien, van een laag vanhet disperse systeem te zijn voorzien en voordat de kaas wordtgeplaatst, althans gedeeltelijk, ontdaan van dispersievloeistofdoor verwarmde geconditioneerde lucht langs de kaas te voeren.

De kaas kan vervolgens op de tweede ondersteuningworden opgeslagen of van de tweede ondersteuning op een verderondersteuning, zoals een plank, worden overgeplaatst. Het op¬slaan van de kaas kan bijvoorbeeld dienen om de kaas te latenrijpen.

Het voordeel van het doen verdampen van aan de kaashangende dispersievloeistof is, dat vervuiling met gedisper-seerde stof van de tweede ondersteuning en eventueel een ver¬dere ondersteuning wordt beperkt, doordat de bij het doen ver¬dampen van de dispersievloeistof de beschermlaag zich vormt, ofalthans samenhang krijgt, voordat de kaas op die tweede onder¬steuning wordt gelegd en in hoofdzaak aan de kaas gehechtblijft wanneer de kaas weer van de tweede ondersteuning wordtverwijderd. Dit geldt evenzeer bij verwijderen van de kaas vaneen eventuele verdere ondersteuning en brengt op zijn beurt hetvoordeel met zich mee, dat de tweede en eventueel verdere on¬dersteuning minder intensief gereinigd hoeft resp. hoeven teworden om deze te ontdoen van gedisperseerde stof. De van detweede en eventueel verder ondersteuning verwijderde gedis¬perseerde stof vormt bovendien een bestanddeel van het afval¬ water, dat een ongewenste belasting van het milieu veroorzaakten op grond waarvan in veel gevallen verontreinigingsheffingenverschuldigd zijn, zodat een beperking van de hoeveelheid teverwijderen gedisperseerde stof ook uit het oogpunt van beper¬king van de belasting van het milieu gewenst is.

Een bezwaar van de bekende werkwijze is echter, datook dispersievloeistof, die aan de eerste ondersteuning hangt,tot verdampen wordt gebracht en de daarin gedisperseerde stofaankoekt aan de eerste ondersteuning. De aan de eerste onder¬steuning aangekoekte laag gedisperseerde stof is moeilijk teverwijderen. Bovendien vormt de aangekoekte gedisperseerde stofna verwijdering evenzeer als na verwijderen van de tweede eneventueel verdere ondersteuningen een ongewenst bestanddeel vanhet afvalwater.

De uitvinding heeft als doel een werkwijze voor hetaanbrengen van een beschermlaag om een kaas te verschaffen,waarbij de noodzaak tot het verwijderen van aangekoekte gedis¬perseerde stof verder wordt beperkt. De uitvinding beoogt ditdoel te bereiken door een werkwijze te verschaffen, waarbijenerzijds het bezwaar van het aankoeken van gedisperseerde stofaan de eerste ondersteuning is ondervangen, maar anderzijdsvervuiling van de tweede ondersteuning en eventueel een verdereondersteuning beperkt blijft.

Dit oogmerk wordt overeenkomstig de uitvinding be¬reikt, door uit te gaan van een werkwijze volgens de aanhef endoor daarbij in hoofdzaak uitsluitend over een van de eersteondersteuning af gekeerd gedeelte van het oppervlak van de kaasaangebrachte dispersievloeistof tot verdampen te brengen, endaarna bij het op de tweede ondersteuning plaatsen van de kaaseen gedeelte van het oppervlak van de kaas, waarvan daaroveraangebrachte dispersievloeistof tot verdampen is gebracht, naardie tweede ondersteuning toe te keren.

Doordat in hoofdzaak slechts dispersievloeistof dieis aangebracht op van de eerste ondersteuning af gekeerde ge¬deeltes van het oppervlak van de kaas tot verdampen wordt ge¬bracht, wordt op de eerste ondersteuning terecht gekomen dis- persievloeistof in hoofdzaak niet tot verdampen gebracht en kanhet disperse systeem, waarvan dit deel uitmaakt met regelmatigetussenpozen gemakkelijk van die ondersteuning worden verwij¬derd, bijvoorbeeld door afspoelen.

Doordat een gedeelte van het oppervlak van de kaas,waarvan aanhangende dispersievloeistof tot verdampen is ge¬bracht, naar de tweede ondersteuning toe gekeerd wordt, rust naplaatsing van de kaas op die ondersteuning een oppervlak van dekaas, waarvan aanhangende dispersievloeistof tot verdampen isgebracht tegen die ondersteuning. Het blijven hangen van gedis-perseerde stof aan de ondersteuning bij verwijderen van de kaasvan die ondersteuning wordt aldus evenals bij de bekende werk¬wijze beperkt.

De uitvinding is gebaseerd op het inzicht, dat hetvoor het beperken van het blijven hangen van gedisperseerdestof aan de tweede ondersteuning en van eventuele verdereondersteuningen voldoende is, de dispersievloeistof geheel ofgedeeltelijk te doen verdampen van het oppervlak van de kaas,dat bij het afleggen van de kaas in aanraking komt met dieondersteuning resp. ondersteuningen.

Een verder voordeel van de uitvinding is, dat rela¬tief weinig energie wordt verbruikt, doordat slechts over eengedeelte van het oppervlak van de kaas aangebrachte dispersie¬vloeistof tot verdampen wordt gebracht.

Het plaatsen van de kaas op de tweede ondersteuning,waarbij een gedeelte van de kaas, waarvan dispersievloeistoftot verdampen is gebracht, naar die ondersteuning toe wordtgekeerd kan handmatig geschieden. Het is echter ook mogelijkhiervoor gemechaniseerde middelen toe te passen.

De uitvinding wordt tevens belichaamd door een in¬richting voor het van een kaas doen verdampen van dispersie¬vloeistof, omvattende eerste ondersteuningsmiddelen voor dekaas en middelen voor het doen verdampen van dispersievloeistofvan de kaas, waarbij volgens de uitvinding de middelen voor hetdoen verdampen van dispersievloeistof zijn ingericht voor hetdoen verdampen van dispersievloeistof in hoofdzaak uitsluitend van gedeelten van het oppervlak van de kaas, die van de eersteondersteuningsmiddelen af gekeerd zijn.

Een dergelijke inrichting maakt het mogelijk het doenverdampen van dispersievloeistof van de kaas op efficiënte wij -ze uit te voeren, terwijl gewaarborgd wordt, dat op eerste on¬dersteuningsmiddelen terecht gekomen dispersievloeistof niet ofslechts in zeer geringe mate tot verdampen wordt gebracht, zo¬dat het disperse systeem, waarvan dit deel uitmaakt gemakkelijkvan die eerste ondersteuning verwijderd kan worden.

Navolgend wordt de uitvinding nader geïllustreerd entoegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld, waarbijwordt verwezen naar de tekening. Daarbij toont: fig. 1 een bovenaanzicht van een eerste deel van eenuitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding, fig. IA het overige deel van de inrichting volgens fig. 1, fig. 2 en 2A zijaanzichten van de delen volgens defiguren 1 resp. IA, fig. 3 een aanzicht in doorsnede volgens de lijn III- III in fig. 1, fig. 4 een aanzicht in doorsnede volgens de lijn IV- IV in fig. 2, fig. 5 een aanzicht in doorsnede volgens de lijn V-Vin fig. 2, en fig. 6 een zijaanzicht van een transportmiddel voorhet verplaatsen van een kaas.

De inrichting volgens het getoonde uitvoeringsvoor¬beeld is uitgerust met een omlopende transportbaan 1, waaraankazen in een gebied 2 toegevoerd kunnen worden en waarvan dekazen in een gebied 3 afgevoerd kunnen worden. De transportbaan1 is ingericht om als met pijl 4 aangeduid om te lopen. Intransportrichting volgt op het toevoergebied 2 een droogtunnel5. De transportbaan 1 vormt een eerste ondersteuning, waarop dekazen tijdens het doen verdampen van dispersievloeistof rusten,i De uitvoering van de eerste ondersteuning als de transportbaan1 en het opnemen van de middelen voor het doen verdampen van dispersievloeistof in een droogtunnel 5, waardoor de transport¬baan 1 verloopt, maakt het mogelijk het doen verdampen van dis¬persievloeistof van de kazen continu uit te voeren. De uitvin¬ding kan echter evenzeer toegepast worden met gebruikmaking vaneen stationaire eerste ondersteuning.

Bij het getoonde uitvoeringsvoorbeeld is de droog -tunnel 5 langs één zijde van de transportbaan 1 aangebracht.Voor het verschaffen van een relatief korte transportbaan bijeen bepaalde lengte van de droogtunnel kan de droogtunnel zicheventueel ook uitstrekken over delen van de transportbaan aande zijde van en aansluitend op een toevoergebied en/of eenafvoergebied.

Over de kazen wordt, voordat deze op de transportbaan1 worden geplaatst, een dispers systeem omvattende een disper¬sievloeistof en een daarin gedisperseerde stof aangebracht. Hetdisperse systeem kan bijvoorbeeld een waterige kunstharsdisper¬sie van copolymeren met een droge stofgehalte van ca. 40% zijn.De kazen worden in het gebied 2 op de transportbaan 1 gelegd enop die transportbaan 1 omlopend als aangeduid met de pijl 4 endoor de droogtunnel 5 gevoerd. In fig. 3 is een op de trans¬portbaan 1 gelegen kaas 6 in de droogtunnel 5 weergegeven. Hetis voor de uitvinding niet essentieel of het aanbrengen van hetdisperse systeem over de kazen geschiedt middels een dompelbad,of met andere middelen, zoals een sproeikabine of strijk-middelen.

In de droogtunnel 5 zijn middelen voor het doen ver¬dampen van dispersievloeistof van de kaas aangebracht, die zijningericht voor het doen verdampen van dispersievloeistof vanvooral gedeelten van het oppervlak van de kaas 6, die van detransportbaan 1 af gekeerd zijn. Hierdoor wordt dispersievloei¬stof, die op de transportbaan 1 terecht is gekomen niet ofslechts beperkt tot verdampen gebracht, zodat de gedisperseerdestof niet aankoekt aan de transportbaan 1 en het disperse sys¬teem op eenvoudige wijze daarvan verwijderd kan worden.

Volgens het getoonde uitvoeringsvoorbeeld zijn demiddelen voor het doen verdampen van dispersievloeistof van de kaas ingericht voor het doen verdampen van dispersievloeistofvan vooral één zijde 7 van de kaas 6. Dat dispersievloeistofvooral van slechts één zijde tot verdampen wordt gebracht isvoordelig vanuit het oogpunt van energiebesparing.

De kazen worden na te zijn behandeld voor het doenverdampen van dispersievloeistof op een tweede ondersteuning(niet getoond) geplaatst, waarop deze opgeslagen worden ofvanwaar deze op een verdere opslagondersteuning worden over-geplaatst. Tijdens opslag kunnen de kazen zonodig rijpen ofverder rijpen. Bij het op de tweede ondersteuning afleggen vande kaas wordt een gedeelte van het oppervlak van de kaas, waar¬van daarover aangebrachte dispersievloeistof tot verdampen isgebracht, naar die ondersteuning toe gekeerd wordt. Hierdoorwordt vervuiling van de tweede ondersteuning en van een even¬tuele verdere opslagondersteuning beperkt, zodat ook het reini¬gen hiervan relatief eenvoudig mogelijk is. In de praktijk isgebleken, dat indien met een voornoemd dispers systeem behan¬delde kazen ongedroogd op een opslagondersteuning worden ge¬plaatst, een 32 kW hogedruk spuit noodzakelijk is om de onder¬steuning te reinigen. Indien voorafgaand de zijde van de kaas,waarmee deze op de opslagondersteuning rust is behandeld voorhet doen verdampen van dispersievloeistof blijkt een 5 kW hoge¬druk spuit voldoende te zijn om resten van het disperse systeemvan de opslagondersteuning te verwijderen.

Bij het vervaardigen van in hoofdzaak bolvormigekazen is een verder voordeel van het verdampen van dispersie¬vloeistof van in hoofdzaak slechts één, naar een tweede onder¬steuning en eventueel een verdere ondersteuning te keren zijdevan de kaas, dat bij rijping van de kaas de beschermingslaagvan de kaas aan de onderzijde van de kaas een relatief grotestabiliteit heeft, waardoor uitzakken van de kaas wordt be¬perkt.

De ene zijde waarvan dispersievloeistof tot verdampenwordt gebracht kan een bovenzijde of, zoals bij het getoondeuitvoeringsvoorbeeld het geval is, een verticale zijde 7 even¬wijdig aan de transportbaan 1 zijn. Dit laatste biedt het voor¬ deel dat de kaas 6 op eenvoudige wijze door kantelen van detransportbaan 1 af op de tweede ondersteuning kan worden ge¬plaatst en dan op de zijde 7 terecht komt, waarvan de disper-sievloeistof tot verdampen is gebracht.

De middelen voor het doen verdampen van dispersie-vloeistof omvatten bij het getoonde uitvoeringsvoorbeeld eeninfraroodstralingsbron 8 (zie fig. 3). Een voordeel van hettoepassen van infrarode straling voor het doen verdampen van dedispersievloeistof is, dat wel de dispersievloeistof, maarslechts in zeer geringe mate lucht wordt verwarmd, zodat rela¬tief weinig energie wordt verbruikt. Bij de bekende werkwijze,waarbij de dispersievloeistof tot verdampen wordt gebracht doordaar verwarmde, geconditioneerde lucht langs te voeren, wordtmet de verwarmde lucht zeer veel energie afgevoerd of is eenkostbare installatie noodzakelijk voor het reconditioneren vande verwarmde lucht. Een verder voordeel van het toepassen vaninfrarode straling is, dat de straling slechts in beperkte matein de kaas doordringt, zodat de temperatuursstijging van dekaas beperkt blijft. Voorts is infrarode straling zeer geschiktvoor het verwarmen van één zijde van de kaas.

Voorzover de kaas verwarmd wordt, biedt dit in samen -hang met het behandelen van één zijde van de kaas voor het doenverdampen van dispersievloeistof het voordeel, dat bij rijpingvan de kaas daarna een gelijkmatige rijping wordt verkregen.

Een verklaring hiervoor lijkt te moeten worden gezocht in hetverdringen van vocht en zout door verwarming uit een gedeeltevan de kaas, dat bij rijping een ondergedeelte van de kaasvormt. Hierdoor zou het effect, dat vocht en zout bij rijpingzakken naar lager gelegen delen van een kaas, en daar rijpingafremmen, worden gecompenseerd.

De infraroodstralingsbron 8 is bij voorkeur ingerichtvoor het uitzenden van straling in een golflengtebereik van 2,5- 3,5 pm. Een veelal toegepaste dispersievloeistof is water(zie ook het hiervoor als voorbeeld genoemde disperse systeem).De infraroodstraling straling in een golflengtebereik van 2,5 -3,5 pm wordt door water in grote mate geabsorbeerd, zodat een goede verwarming van de bestraalde dispersievloeistof en rela¬tief weinig verwarming van de daarachter gelegen delen van dekaas wordt verkregen.

De middelen voor het doen verdampen van een disper¬sievloeistof omvatten volgens het getoonde uitvoeringsvoorbeeldvan de inrichting volgens de uitvinding voorts een orgaan 9voor het voeren van lucht langs de kaas. Het doen verdampen vandispersievloeistof door het voeren van lucht langs de kaasbiedt het voordeel, dat geen verwarming van de kaas noodzake¬lijk is.

Het genoemde orgaan 9 is volgens het getoonde uitvoe¬ringsvoorbeeld een blaasorgaan. Dit maakt het op eenvoudigewijze mogelijk een gerichte luchtstroom langs het te behandelenoppervlak van de kaas te sturen, welke luchtstroom zich na hetpasseren van de kaas verspreid, zodat een goede verspreidingvan verdampte dispersievloeistof wordt verkregen.

Voorts is bij de inrichting volgens het getoondeuitvoeringsvoorbeeld het blaasorgaan 9 uitgevoerd als een zichlangs, althans een deel van de transportbaan 1 uitstrekkendekamer 10 met langs de transportbaan 1 gerichte uitstroomopenin-gen 11. De luchtdruk in de kamer 10 is over de gehele lengtevan die kamer 10 door de relatief grote dwarsdoorsnede daarvanten opzichte van de dwarsdoorsnede van de uitstroomopeningen 11in hoofdzaak gelijk. Hierdoor zal bij een onderling gelijkedwarsdoorsnede van de uitstroomopeningen 11 uit elke uitstroom-opening evenveel lucht stromen, zodat een gelijkmatig over detransportbaan 1 verdeelde verdampende werking van de langs dekazen gevoerde lucht worden verkregen. In plaats van meerdereuitstroomopeningen 11 kan de kamer 10 dan wel elke kamer ookeen enkele langwerpige uitstroomopening hebben, waarvan delengte zich ongeveer evenwijdig aan de transportbaan uitstrekt.

De uitstroomopeningen 11 volgens het getoonde uitvoe¬ringsvoorbeeld zijn ongeveer dwars op de baan 1 gericht. Ookdit bevordert een gelijkmatig over de transportbaan 1 verdeeldedrogende werking van de langs de kazen gevoerde lucht.

Volgens het getoonde uitvoeringsvoorbeeld is deinfraroodstralingsbron 8 opgesteld voor het uitzenden van stra¬ling in een richting, die de hartlijn van de uitstroomopening11 nabij de transportbaan 1 kruist. Hiermee kan worden bereikt,dat de infraroodstraling de luchtstroom voor het te behandelenoppervlak 7 van de kaas 6 kruist. Het te behandelen oppervlak 7kan hierdoor onder een ongeveer loodrechte hoek door de infra¬roodstralingsbron bestraald worden, terwijl tegelijkertijd eenluchtstroom langs dat te behandelen oppervlak 7 van de kaas kanworden gevoerd. Hierdoor wordt een verder verbeterde verdampingvan de dispersievloeistof verkregen. Een verder voordeel is,dat de luchtstroom een koelende werking heeft, zodat de tempe-ratuursstijging van het bestraalde gedeelte van de kaas beperktkan worden gehouden.

De luchtstroom heeft derhalve bij voorkeur een zoda¬nige temperatuur, dat nadat de kaas 6 enige tijd bestraald is,de temperatuur van het bestraalde gedeelte 7 van de kaas 6 ho¬ger is dan de temperatuur van de luchtstroom. Daarbij wordenbij voorkeur de stralingsintensiteit en -duur alsmede de snel¬heid en temperatuur van de luchtstroom zodanig op elkaar zijnafgestemd, dat ook het bestraalde gedeelte 7 van de kaas 6beneden een vooraf bepaalde temperatuur (bij voorkeur lager danca. 30 °C) blijft.

Bij voorkeur heeft de langs de kaas gevoerde luchteen temperatuur van ongeveer 13 °C en een relatieve vochtigheidvan ongeveer 83 %. Lucht met een dergelijke temperatuur envochtigheid is in een kaaspakhuis gebruikelijkerwijs aanwezig,zodat geen aanvullende maatregelen hoeven te worden genomenvoor het toevoeren van geconditioneerde lucht.

Door variatie van de dwarsdoorsnede van de uitstroom-openingen 11 langs de transportbaan 1 kan desgewenst een varia¬tie van de sterkte van de luchtstroom langs de transportbaan 1worden verkregen. Bijvoorbeeld kan in het eindgebied van dedroogtunnel 5, waar de kazen relatief lang bestraald zijn enderhalve relatief veel dispersievloeistof verdampt, een ver¬sterkte luchtstroom zijn voorzien voor het teweeg brengen van een dienovereenkomstig versterkte verdampende en koelende wer¬king .

De transportbaan 1, die de eerste ondersteuningsmid-delen vormt is volgens het getoonde uitvoeringsvoorbeeld omlo¬pend en passerend door een reinigingsstation 12 uitgevoerd.Hierdoor wordt elk deel van de transportbaan dat eenmaal doorde droogtunnel is gepasseerd automatisch afgespoeld, waardooraankoeken van gedisperseerde stof wordt vermeden of ten minstebeperkt.

Het reinigingsstation omvat een dompelbad 13 waardoorde transportbaan verloopt. Door het dompelen wordt een effec¬tieve reiniging van de transportbaan 1 verkregen.

De trasnportbaan 1 van de inrichting volgens het ge¬toonde uitvoeringsvoorbeeld omvat een ketting 14, die door eenkruisvormige geleidingssleuf 15 wordt geleid. Op elke tweedeschalm 16 van de ketting 14 is een dwars op de kettingrichtinggerichte stang 17 gelast, die aan weerszijden van de kettingongeveer even ver uitsteekt. De stangen 17 vormen een rek, dateen effectieve ondersteuning van de kazen vormt, zodanig datdeze zich niet aan de ondersteuning vast kunnen zuigen, waar¬door deze daarvan moeilijk te verwijderen zouden zijn. De doorde stangen 17 gevormde ondersteuning kan zowel verticaal alshorizontaal om een bocht gevoerd worden.

De middelen voor het aandrijven van de ketting 14 om¬vatten een motor 18 en een V-riem overbrenging 19, die is ge¬koppeld met een omleidingswiel 20 in het gebied van het dompel¬bad 13. Voorst is van een omleiding van de ketting 14 in hetgebied van het dompelbad gebruik gemaakt door daar een ketting-sspanner 21 aan te brengen.

Zoals in fig. 3 is weergegeven is bij de inrichtingvolgens het getoonde uitvoeringsvoorbeeld de infraroodstraler 8opgehangen aan de buitenzijde van de droogtunnel 5 en voor eenopening 22 in de wand van de droogtunnel. De infraroodstraler 8is opgehangen in een behuizing 23, die op zijn beurt tegen debuitenzijde van de droogtunnel 5 is opgehangen. Hierdoor kandoor losnemen van de behuizing 23 van de droogtunnel 5 de infraroodstraler vervangen worden vanaf de buitenzijde van dedroogtunnel 5 en hoeft de droogtunnel 5 voor het vervangen vaneen infraroodstraler niet geopend te worden. Bij voorkeur zijnde infraroodstralers elk voorzien van een verklikker, die eensignaal geeft wanneer de bijbehorende straler is uitgevallen.

De losneembaarheid van de behuizing 23 van de droogtunnel 5 isin het bijzonder eenvoudig, doordat deze over een schuin van dedroogtunnel 5 af omhoog stekende pen 24 is gehangen en daarvaneenvoudig kan worden afgenomen.

Claims (23)

1. Werkwijze voor het aanbrengen van een beschermlaagom een kaas (6), waarbij een dispers systeem omvattende eendispersievloeistof en een gedisperseerde stof over de kaaswordt aangebracht, aan de kaas hangende dispersievloeistof, totverdampen wordt gebracht, terwijl de kaas (6) op een eerste on¬dersteuning (1) rust en de kaas vervolgens op een tweede onder¬steuning wordt geplaatst, met het kenmerk, dat in hoofdzaakuitsluitend over een van de eerste ondersteuning (1) af gekeerdgedeelte (7) van het oppervlak van de kaas (6) aangebrachtedispersievloeistof tot verdampen wordt gebracht, waarna bij hetop de tweede ondersteuning afleggen van de kaas een gedeelte(7) van het oppervlak van de kaas, waarvan daarover aangebrach¬te dispersievloeistof tot verdampen is gebracht, naar dieondersteuning toe gekeerd wordt.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk,dat in hoofdzaak uitsluitend aan een zijde (7) van de kaas (6)hangende dispersievloeistof tot verdampen wordt gebracht.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het ken¬merk, dat de kaas (6) voor het doen verdampen vandispersievloeistof wordt bestraald met infraroodstraling.

4. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat als dispersievloeistof water wordt toege¬past en de infraroodstraling straling in een golflengtebereikvan 2,5 - 3,5 pm omvat.

5. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat voor het doen verdampen van dispersie¬vloeistof lucht langs het genoemde gedeelte (7) van de kaas (6)wordt gevoerd.

6. Werkwijze volgens één der conclusies 3 en 4 envolgens conclusie 4, met het kenmerk, dat nadat de kaas (6)enige tijd bestraald is, de temperatuur van het bestraalde ge¬deelte (7) van de kaas (6) hoger is dan de temperatuur van deluchtstroom en de stralingsintensiteit en -duur alsmede desnelheid en temperatuur van de luchtstroom zodanig op elkaar zijn afgestemd, dat ook het bestraalde gedeelte (7) van de kaas(6) beneden een vooraf bepaalde temperatuur blijft.

7. Werkwijze volgens conclusie 6, met het kenmerk,dat de langs de kaas gevoerde lucht een temperatuur van onge¬veer 13 °C en een relatieve vochtigheid van ongeveer 83 %heeft.

8. Werkwijze volgens conclusie 6, met het kenmerk,dat ook het bestraalde gedeelte (7) van de kaas (6) beneden eentemperatuur van 30°C blijft.

9. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat de eerste ondersteuningsmiddelen (1) om¬lopend telkens door een reinigingsstation (12) worden gevoerd.

10. Werkwijze volgens conclusie 9, met het kenmerk,dat de eerste ondersteuningsmiddelen (1) telkens door een dom¬pelbad (13) worden gevoerd.

11. Inrichting voor het van een kaas (6) doen verdam¬pen van dispersievloeistof, omvattende eerste ondersteunings¬middelen (1) voor de kaas (6) en middelen voor het doen ver¬dampen van dispersievloeistof van de kaas (6), met het kenmerk,dat de middelen (8; 9) voor het doen verdampen van dispersie¬vloeistof zijn ingericht voor het doen verdampen van dispersie¬vloeistof in hoofdzaak uitsluitend van gedeelten (7) van hetoppervlak van de kaas (6), die van de eerste ondersteunings¬middelen (1) af gekeerd zijn.

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk,dat de middelen (8; 9) voor het doen verdampen van dispersie¬vloeistof van de kaas (6) zijn ingericht voor het doen verdam¬pen van dispersievloeistof van in hoofdzaak uitsluitend éénzijde (7) van de kaas (6) .

13. Inrichting volgens conclusie 11 of 12 , met hetkenmerk, dat de middelen (8; 9) voor het doen verdampen vandispersievloeistof een infraroodstralingsbron (8) omvatten.

14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk,dat de infraroodstralingsbron (8) is ingericht voor het uitzen¬den van straling in een golflengtebereik van 2,5 - 3,5 pm.

15. Inrichting volgens conclusie 13 of 14, met hetkenmerk, dat de eerste ondersteuningsmiddelen (1) een trans¬portbaan vormen, de transportbaan (1) door een droogtunnel (5)verloopt en de infraroodstralingsbron (8) is opgehangen in eenbehuizing (23), die een opening (22) in de wand van de droog-tunnel (5) afsluit.

16. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk,dat de droogtunnel (5) is voorzien van nabij de genoemde ope¬ning uistekende pennen (24), die door bijbehorende openingenvan de behuizing (23) van de infraroodstalingsbron (8) kunnenreiken, zodanig dat de genoemde behuizing (23) van buitenafover de pennen (24) tegen de droogtunnel (5) gehangen kanworden.

17. Inrichting volgens één der conclusies 11-16, methet kenmerk, dat de middelen (8; 9) voor het doen verdampen vaneen dispersievloeistof van een kaas (6) een orgaan (9) voor hetvoeren van lucht langs de kaas (6) omvatten.

18. Inrichting volgens conclusie 17, met het kenmerk,dat het genoemde orgaan (9) een blaasorgaan is.

19. Inrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk,dat de eerste ondersteuningsmiddelen (1) een transportbaan vor¬men, en het blaasorgaan (9) een zich langs de transportbaan (1)uitstrekkende kamer (10) met ten minste één langs de transport¬baan (1) gerichte uitstroomopening (11) omvat.

20. Inrichting volgens conclusie 19 , met het ken¬merk, dat de ten minste ene uitstroomopening (11) ongeveerdwars op de baan (1) gericht is.

21. Inrichtig volgens één der conclusies 11-16 envolgens één der conclusies 17-20, met het kenmerk, dat deinfraroodstralingsbron (8) is opgesteld voor het uitzenden vanstraling in een richting, die de hartlijn van de uitstroom¬opening (11) nabij de transportbaan (1) kruist.

22. Inrichting volgens één der conclusies 11-21, methet kenmerk, dat de eerste ondersteuningsmiddelen (1) zijn uit¬gevoerd als een omlopende transportbaan, die door een reini-gingsstation (12) verloopt.

23. Inrichting volgens conclusie 22, met het kenmerk,dat het reinigingsstation (12) een dompelbad (13) omvat, waarde transportbaan (1) door verloopt.