NL9002881A - Inrichting en werkwijze voor het vervaardigen van keramische tegels. - Google Patents

Description

Korte aanduiding : Inrichting en werkwijze voor het vervaardigen vankeramische tegels.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor hetvervaardigen van keramische tegels, voorzien van een matrijs met eenonderstempel en een bovenstempel, van een vulwagen voor het inbrengen vanbasismateriaal in de matrijs en van een eindloze transportband, waarvantenminste een althans nagenoeg horizontaal verlopend bovenpart naar dematrijs toe en van de matrijs afgekeerd verplaatsbaar is, terwijl gezienin de verplaatsingsrichting van dit bovenpart tenminste twee bunkersachter elkaar zijn opgesteld, welke bunkers zijn uitgevoerd voor het, vianabij de onderzijde van de bunkers gelegen afvoeren, deponeren vanverschillende materialen op het genoemde bovenpart van de transportband,waarbij deze materialen door aandrijven van de transportband tijdensverplaatsen van de transportband over het onderstempel op op hetonderstempel liggend basismateriaal kunnen worden gestort.

Een dergelijke inrichting is bekend uit EP-A-0 300 523. Bijdeze bekende inrichting is nabij het afvoereinde van de transportband eenborstelorgaan opgesteld voor het bepalen van de laagdikte van hetmateriaal, dat vanuit de bunkers op het horizontaal verlopende bovenpartvan de transportband is toegevoerd. In de praktijk is deze inrichtingslechts geschikt voor het verwerken van verhoudingsgewijs fijnematerialen, waarbij aanvullende materialen allen althans nagenoeg inhoofdzaak dezelfde verhoudingsgewijs kleine korrel grootte bezitten.

Volgens de uitvinding is nu tussen de afvoeren van de beidebunkers een afstrijkorgaan opgesteld voor het bepalen van de laagdikte vanhet uit een van de bunkers op de transportband gedeponeerde en onder deafvoer van de andere bunker in de richting van de matrijs getransporteerdemateriaal, terwijl de andere bunker is voorzien van een doseerorgaan voorhet regelen van de uit de andere bunker per werkcyclus afgevoerdehoeveelheid materiaal.

Bij toepassing van de constructie volgens de uitvinding ishet mogelijk, om vanuit de ene bunker fijn materiaal toe te voeren,waarvan de laagdikte op de transportband wordt bepaald door hetafstrijkorgaan, terwijl vanuit de andere bunker een grover korrelvormigmateriaal kan worden toegevoerd, hetgeen uiteindelijk resulteert, in een tegel, waarin in het in het zicht komend vlak relatief grote korrelszichtbaar zijn naast het overige het bovenvlak vormende fijne materiaal.

Een verder aspect van de uitvinding heeft betrekking op eeninrichting voor het vervaardigen van keramische tegels, voorzien van eenmatrijs en van toevoermiddelen geschikt voor het overbrengen van materiaalwaaruit de tegel moet worden vervaardigd vanuit een voorraadbunker naar dematrijs, zoals bijvoorbeeld bekend uit EP-A-0 300 523.

Bij dergelijke inrichtingen voor het vervaardigen van tegelsbestaat vaak de behoefte om op eenvoudige wijze kleur en/of patroon-schakeringen in het bovenvlak van de tegel te kunnen aanbrengen.

Volgens de uitvinding is nu de voorraadbunker voorzien vaneen aantal in een rij naast elkaar opgestelde compartimenten, welkecompartimenten althans nagenoeg in de lengterichting van de rij heen enweer beweegbaar zijn.

Bij toepassing van een dergelijke constructie kunnen in deverschillende compartimenten naar keuze materialen met verschillende kleuren/of verschillende korrel groottes of dergelijke worden ingebracht. Doortijdens bedrijf, waarin geleidelijk materiaal vanuit de bunker wordtafgevoerd, de met elkaar samenhangende compartimenten heen en weer tebewegen zal het uit de naast elkaar gelegen compartimenten uitstromendemateriaal worden vermengd, zodat bij gebruikmaking van de inrichtingvolgens de uitvinding op eenvoudige wijze het in het zicht komendebovenvlak van de tegel een geschakeerd ui ter!ijk kan worden gegeven.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voorhet aanbrengen van streepvormige patronen op het bovenvlak van tegels, dieworden gevormd in een matrijs waarbij op een onderstempel van de matrijseen laag basismateriaal wordt aangebracht en vervolgens met behulp van eenalthans nagenoeg horizontaal verlopend bovenpart van een transportband opdit bovenpart gestort aanvullend materiaal op de laag basismateriaal wordtgestort door dit bovenpart van de transportband over het onderstempel teverplaatsen onder gelijktijdig aandrijven van de transportband, zodanig,dat het aanvullende materiaal vanaf een uiteinde van de transportband ophet basismateriaal valt.

Ook een dergelijke werkwijze is bekend uit het Europeeschoctrooi 0 300 523.

Met de uitvinding wordt beoogd de mogelijkheid te schapen om sliertvormige kleurpatronen in het bovenvlak van de tegels te vormen.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat gebruikwordt gemaakt van een transportband waarvan de het materiaal opnemendezijde is voorzien van in een gewenste opstelling aangebrachte groevenwaarin het aanvullend materiaal wordt ingebracht om vervolgens vanuit dezegroeven op het basismateriaal te worden gestort.

De groeven kunnen al dan niet in een willekeurig patroon opde desbetreffende zijde van de transportband worden aangebracht, zodat hetaanvankelijk in deze groeven opgenomen en vervolgens op het bovenvlak vande tegel gestorte materiaal in weer op overeenkomstige al dan nietwillekeurige patronen terecht zal komen op het bovenvlak van de tegel.

Bij voorkeur varieert ook de grootte van de dwarsdoorsnedevan de groeven op al dan niet willekeurige wijze.

Een verdere beïnvloeding van de vormgeving kan nog wordenbewerkstelligd door het variëren van de verplaatsingssnelheid van de band.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan dehand van bijgaande figuren.

Figuur 1 toont schematisch een zijaanzicht op een inrichtingvolgens de uitvinding.

Figuur 2 toont schematisch een aanzicht op een deel van eenbij de inrichting volgens figuur 1 te gebruiken transportband.

Figuur 3 toont schematisch in perspectief een mogelijkeuitvoeringsvorm van een bij de inrichting volgens figuur 1 te gebruikenbunker.

De in figuur 1 weergegeven inrichting omvat een schematischafgebeeld gestel 1, waarin een of meerdere onderstempels 2 met behulp vaneen niet nader weergegeven verstelcylinder(s) in verticale richting op enneer beweegbaar is, zoals aangeduid met behulp van pijl A. Voor iederonderstempel 2 is een daarmee samenwerkend bovenstempel 3 aangebracht, dateveneens met behulp van niet nader weergegeven verstelmiddelen inverticale richting op en neer beweegbaar is.

De inrichting is verder voorzien van een bunker 4 voorbasismateriaal. Onder de bunker is een vulwagen 5 opgesteld, die metbehulp van niet nader weergegeven aandrijfmiddelen in de richting volgenspijl B over het gestel heen en weer beweegbaar is. In de vulwagen 5 is eenopening 6 aangebracht waarin in de in de figuur 1 weergegeven stand van de vulwagen 5 basismateriaal kan stromen vanuit de bunker 4.

Min of meer in het verlengde van de vulwagen 5 is eenverdere vulwagen 7 opgesteld, die eveneens in horizontale richting heen enweer beweegbaar is. Nabij een uiteinde van de vulwagen 7 is een vulwagen 7een doortocht 8 aangebracht, in de onderzijde waarvan een zeef 9 isopgesteld. Over de vulwagen 7 is met behulp van niet nader weergegevenaandrijfmiddelen een vulslede 10 in horizontale richting heen en weerbeweegbaar. Daarbij is de vulslede 10 voorzien van een opneemruimte 11voor het opnemen van aanvullend materiaal.

De vulwagen 7 is verrijdbaar tesamen met een niet naderweergegeven gesteldeel, waarin omleidrollen 12 om een horizontale zichloodrecht op de verplaatsingsrichting van de vulwagen 7 uitstrekkendedraaiingsas draaibaar is gelegerd. Verder zich evenwijdig aan de omleidrol12 uitstrekkende omleidrollen 13-16 zijn in een vast gesteldeel gelegerd.

De omleidrollen 12-16 dienen voor het op het in de figuur 1weergegeven wijze geleiden van een eindloze transportband 17, welke doorde rollen zodanig is geleid, dat de transportband 17 een horizontaalgedeelte bezit, dat zich uitstrekt over het naar de stempels 2 en 3toegekeerde uiteinde van de vulwagen 7. De transportband 17 is tevens noggeleid om een rol 18, die in verticale richting verplaatsbaar is.

Boven het horizontaal verlopende gedeelte van detransportband 17 zijn een tweetal bunkers 19 en 20 opgesteld. De bunker 20is nabij zijn ondereinde voorzien van een afvoeropening ter hoogte waarvaneen doseerwals 21 is opgesteld. Op soortgelijke wijze is de bunker 19nabij zijn onderzijde voorzien van een afvoeropening ter hoogte waarvaneen doseerwals 22 is opgesteld. Tussen de beide doseerwalsen is een zichnaar beneden toe uitstrekkende als afstrijkorgaan dienst doende plaat 23opgesteld, welke met zijn onderste begrenzingsrand althans nagenoegaanligt tegen de bovenzijde van het bovenste horizontale part van detransportband 17.

De bunker 20 is bestemd voor het opnemen van fijn aanvullendmateriaal, terwijl de bunker 19 bestemd is voor het opnemen van groveraanvullend materiaal met een doorsnedegrootte van 2-7 mm. Om een goedgedoseerde afvoer van dit grovere materiaal vanuit de bunker 19 mogelijkte maken is het doseerorgaan 22 gevormd door een rol in hetomtreksoppervlak waarvan fijne uitsparingen zijn aangebracht van een grootte geschikt voor het opnemen van korrels van het zich in de bunker 19bevindende korrel vormige materiaal.

Bij het in werking stellen van de inrichting zal hetonderstempel 2 eerst in een stand worden gebracht, waarin de afstandtussen de bovenzijde van het onderstempel 2 en het bovenvlak van hetgestel 1 waarover de vul wagen 5 heen en weer beweegt, althans nagenoeggelijk zal zijn aan de gewenste dikte van de op het onderstempel 2 tevormen laag uit basismateriaal. Na instelling van het stempel 2 zal devulwagen 5 gezien in figuur 1 naar rechts worden verplaatst, zodat zich inde uitsparing 6 bevindend materiaal op het stempel 2 kan worden gebrachten met behulp van de vulwagen tevens kan worden vlak gestreken. Intussenis vuls 1 ede 10 gebracht in een stand, waarin de in deze vulslede 10aangebrachte opneemruimte 11 wordt gevuld met aanvullend materiaal vanuiteen niet nader weergegeven bunker. Bij het gezien in figuur 1 naar linksbewegen van de vulwagen 5 na het aanbrengen van de laag basismateriaal ophet onderstempel 2 wordt het onderstempel 2 naar beneden bewogen over eenafstand overeenkomend met de dikte van een nog aan te brengen bovenlaag,en wordt de vulwagen 7 gezien in figuur 1 naar links bewogen, zodat dezeef 9 boven het onderstempel 2 komt te liggen. Het de rol 12ondersteunende gesteldeel beweegt daarbij met de vulwagen 7 mee, zodat deverschillende verplaatsbare onderdelen tot in de in figuur 1 metgestippelde lijnen weergegeven stand komen. Tijdens deze verplaatsingwordt verdraaiing van de rol 12 voorkomen en zal de rol 18 vanuit de infiguur 1 in getrokken lijnen weergegeven stand omhoog bewegen naar de metgestippelde lijnen weergegeven stand.

Indien de zeef 9 boven de ondermatrijs ligt wordt vulslede10 over de zeef heen en weer bewogen, zodat in de vulslede 10 opgenomenmateriaal vanuit de opneemruimte 11 door de openingen in de zeef op delaag basismateriaal kan vallen, waarbij eventuele ongewenste grovebestanddelen door de zeef 9 zullen worden tegengehouden.

Vervolgens zal de vulwagen 7, de daarover verplaatsbarevulslede 10 en het de rol 12 ondersteunende gesteldeel weer wordenterugbewogen naar de in figuur 1 weergegeven uitgangsstand, terwijlgelijktijdig de transportband 17 in de richting volgens pijl C zal wordenaangedreven, zodat het bovenpart van het horizontaal verlopende gedeeltevan de transportband gezien in figuur 1 naar links zal bewegen. Het op dit bovenpart liggende, vanuit de bunkers 19 en 20 toegevoerde materiaal zaldan tijdens deze teruggaande beweging van de genoemde onderdelen vanuit demet gestippelde lijnen weergegeven stand naar de met getrokken lijnenweergegeven stand bovenop het reeds op het onderstempel 2 liggendemateriaal worden uitgespreid.

Bij het gezien in figuur 1 naar links bewegen van devulwagen 7 en het de rol 12 ondersteunende gesteldeel wordt materiaalvanuit de bunkers 19 en 20 toegevoerd, terwijl een teveel aan vanuit debunker 20 toegevoerd fijn materiaal wordt tegengehouden door het.afstrijkorgaan 23.

Daar de vanuit de bunker 19 tijdens laatstgenoemdeverplaatsing van de verschillende beweegbare onderdelen toegevoerdekorrelvormige materialen niet onder het afstrijkorgaan 20 behoeven door tebewegen kan dit afstri jkorgaan 23 met zijn onderrand tot zeer dicht bijhet bovenoppervlak van de transportband worden opgesteld. De hoeveelheidkorrel vormig materiaal welke bij een werkslag van de inrichting kan wordentoegevoerd kan worden geregeld door het aantal omwentelingen, dat men hetdoseerorgaan 22 laat uitvoeren, daar de hoeveelheid per omwenteling vanhet doseerorgaan toegevoerde hoeveelheid materiaal althans in hoofdzaakwordt bepaald door het aantal uitsparingen, dat in het omtreksoppervlakvan het doseerorgaan is aangebracht voor het opnemen van het korrel vormigemateriaal. Met behulp van het doseerorgaan 22 kan dus de hoeveelheid perwerkcyclus op de band 17 gestorte materiaal worden beïnvloed.

Nadat zo al het materiaal op het onderstempel 2 is gestortkan het materiaal op de gewenste wijze tussen het onderstempel 2 en hetbovenstempel 3 worden samengeperst. Daarna wordt het bovenstempel 3 weeromhoog bewogen en het onderstempel 2 in een zodanige stand gebracht, datde nu gevormde tegel bij het gezien in figuur 1 naar rechts bewegen van devulwagen 5 door de vulwagen naar rechts wordt geschoven voor afvoer.

Bij voorkeur is aan het uiteinde van de vulwagen 7 eenafstrijkorgaan 25 bevestigd, voor het afstrijken van op het bovenvlak vanhet gestel 1 liggend materiaal. Daarbij is dit afstrijkorgaan 25 zodanigmet. de vulwagen 7 verbonden, met behulp van geleidingsstangen ofdergelijke, dat het afstrijkorgaan 25 over een zekere beperkte afstandevenwijdig aan de verplaatsingsrichting van de vulwagen 7 tijdens bedrijften opzichte van de vulwagen kan bewegen. Hierdoor wordt bewerkstelligd, dat bij het gezien in figuur l naar links bewegen van de vul wagen 7 hetafstrijkorgaan 25 door de vulwagen voor de vul wagen wordt uitgeduwd totaan de gezien in figuur 1 in gestippelde lijnen weergegeven stand van hetafstrijkorgaan, waarin het op het gestel 1 rust aan de linkerzijde van dehet onderstempel 2 opnemende uitsparing in het gestel 1. Indien vervolgensde vulwagen 7 en de daarmede verbonden omleidrol 12 van de transportband17 naar rechts wordt bewogen zal het afstrijkorgaan 25 aanvankelijk in dein figuur 1 weergegeven stand achterblijven, om eerst door de vulwagen 7te worden meegenomen nadat ook de rol 12 over een zekere afstand isverplaatst. Dientengevolge zal het afstrijkorgaan 25 bij het gezien infiguur 1 naar rechts bewegen van de verschillende beweegbare onderdelenachter de omleidrol 12 van de transportband 17 aanlopen en daardoormateriaal, dat eventueel vanaf het nabij de omleidrol 12 gelegen uiteindevan de transportband 17 van de transportband op het gestel 1 is gevallenook voor zich wegstrijken, zodat op het bovenvlak van het gestel 1 geenmateriaal meer aanwezig zal zijn, dat het effectief sluiten van hetstempel 3 zal tegengaan.

Bij voorkeur zal gebruik worden gemaakt van eentransportband 17, waarvan het met het uit de bunkers 19 en 20 toegevoerdemateriaal in aanraking komende oppervlak is voorzien van groeven 26, zoalsschematisch afgebeeld in figuur 2. Dergelijke groeven kunnen over degehele lengte van de transportband in een al dan niet willekeurig engrillig verloop zijn aangebracht, terwijl ook de breedte van dedwarsdoorsnede van de groeven over de lengte van de groeven al dan nieteen gevarieerd, bij voorkeur een grillig gevarieerd verloop kan hebben. Deafstelling van de inrichting zal dan in het algemeen zodanig zijn, dat hetuit de bunker 20 afkomstig fijne materiaal de groeven opvult, terwijl zichop het tussen de groeven gelegen gedeelte van het desbetreffende vlak vande transportband zich hooguit zeer weinig van dit materiaal bevindt.

Het zal duidelijk zijn, dat het in de groeven 26 opgenomenmateriaal ook in met de rangschikking van deze groeven overeenkomendeslierten op het bovenvlak van de tegel zal worden gestort, zodat in deuiteindelijk vervaardigde tegel sliertvormige patronen tot stand wordengebracht. De vormgeving van deze sliertvormige patronen kan men verder nogbeïnvloeden door variëren van de bewegingssnelheid van de transportbandtijdens het met behulp van de transportband op het bovenvlak van de tegel storten van het materiaal.

In figuur 3 is een uitvoeringsvoorbeeld weergegeven van eenbunker 27, welke bijvoorbeeld in plaats van een bunker 19 of 20 of voor detoevoer van materiaal aan de vul slede 10 kan worden benut. Nabij zijnonderzijde is deze bunker weer voorzien van een afvoer of doseerorgaan 28.In het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is de bunker opgebouwd uit eentweetal boven elkaar gelegen delen 29 en 30. Het bovenste gedeelte 30 vande bunker is met behulp van een aantal dwarsschotten 31 verdeeld in eenaantal in een rij opgestelde compartimenten. In de verschillende naastelkaar gelegen compartimenten kunnen in kleur en/of korrelgrootte endergelijke van elkaar afwijkende aanvullende materialen worden gestort.Door tijdens bedrijf dit bovenste gedeelte 30 van de bunker met behulp vanniet nader weergegeven aandrijfmiddelen in heen en weer gaande beweging(pijl D) te brengen zullen de zich in de verschillende compartimentenbevindende materialen bij het stromen vanuit het bovenste gedeelte 30 vande bunker in het onderste gedeelte 29 van de bunker met elkaar opwillekeurige wijze worden gemengd, hetgeen uiteindelijk zal resulteren inovereenkomstige willekeurige scharkeringen van het op het bovenvlak van detegel aangebrachte aanvulmateriaal.

Het zal duidelijk zijn, dat het ook mogelijk is de bunker 27uit een stuk te vervaardigen, waarbij de bunker tijdens bedrijf in zijngeheel in heen en weer gaande beweging kan worden gebracht.

Claims (10)

1. Inrichting voor het vervaardigen van keramische tegels,voorzien van een matrijs met een onderstempel en een bovenstempel, van eenvul wagen voor het inbrengen van basismateriaal in de matrijs en van eeneindloze transportband waarvan tenminste een althans nagenoeg horizontaalverlopend bovenpart naar de matrijs toe en van de matrijs afgekeerdverplaatsbaar is, terwijl gezien in de verplaatsingsrichting van ditbovenpart tenminste twee bunkers achter elkaar zijn opgesteld, welkebunkers zijn uitgevoerd voor het, via nabij de onderzijden van de bunkersgelegen afvoeren, deponeren van verschillende materialen op het genoemdebovenpart van de transportband, waarbij deze materialen door aandrijvenvan de transportband tijdens verplaatsen van de transportband over hetonderstempel op op het onderstempel liggend basismateriaal kunnen wordengestort, met het kenmerk, dat tussen de afvoeren van de beide bunkers eenafstrijkorgaan is opgesteld voor het bepalen van de laagdikte van uit eenvan de bunkers op de transportband gedeponeerd en onder de afvoer van deandere bunker in de richting van de matrijs getransporteerde materiaal,terwijl de andere bunker is voorzien van een doseerorgaan voor het regelenvan de uit de andere bunker per werkcyclus afgevoerde hoeveelheidmateriaal.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat hetdoseerorgaan wordt gevormd door een trommel in het manteloppervlak- waarvanuitsparingen voor het opnemen van korrels van het korrelvormig materiaalzijn aangebracht.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, datmet het verplaatsbare deel van de transportband een afstrijkorgaan isaangebracht, welke samenwerkt met het bovenvlak van een het onderstempelopnemend gestel, waarbij het afstrijkorgaan via een een verloren bewegingtoestaand mechanisme met het verplaatsbare deel van de transportband isverbonden, een en ander zodanig, dat bij een verplaatsing van hetverplaatsbare deel in een eerste richting over het onderstempel hetafstrijkorgaan met het verplaatsbare einde van de transportband wordtmeeverplaatst en bij een verplaatsing in een tegengestelde richting hetafstrijkorgaan aanvankelijk blijft stilstaan en eerst wordt meegenomennadat het afvoereinde van het horizontaal verlopende deel van de transportband over een zekere afstand is verplaatst.

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dathet afstrijkorgaan is verbonden met een onder het horizontale deel van detransportband opgestelde tijdens bedrijf heen en weer beweegbare vulwagen.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het oppervlak van de transportband, waarop het met behulp vande transportband te verplaatsen materiaal wordt gestort, is voorzien vangroeven.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de groeven in willekeurige rangschikking op het oppervlak zijn aangebracht.

7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat dedwarsdoorsnede afmeting van de groeven over de lengte van de groeven eenvariërende grootte hebben.

8. Inrichting voor het vervaardigen van keramische tegelsvoorzien van een matrijs en van toevoermiddelen geschikt voor hetoverbrengen van materiaal, waaruit de tegel moet worden vervaardigd,vanuit een voorraadbunker naar de matrijs, met het kenmerk, dat devoorraadbunker is voorzien van een aantal in een rij naast elkaaropgestelde compartimenten, welke compartimenten althans nagenoeg in delengterichting van de rij heen en weer beweegbaar zijn.

9. Werkwijze voor het aanbrengen van streepvormige patronen op het bovenvlak van een tegel, die wordt gevormd in een matrijs, waarbij op een onderstempel van de matrijs een laag basismateriaal wordt aangebrachten vervolgens met behulp van een althans nagenoeg horizontaal verlopendbovenpart van een transportband op dit bovenvlak van de transportbandgestort aanvullend materiaal op de laag basismateriaal wordt gestort doordit bovenpart van de transportband over het onderstempel te verplaatsenonder gelijktijdig aandrijven van de transportband, zodanig, dat hetaanvullend materiaal vanaf een uiteinde van de transportband op het basismateriaal valt, met het kenmerk, dat gebruik wordt gemaakt van een transportband, waarvan de het aanvullend materiaal opnemende zijde is voorzien van in een gewenste opstelling aangebrachte groeven waarin hetaanvullend materiaal wordt ingebracht om vervolgens vanuit deze groeven ophet basismateriaal te worden gestort.

10. Werkwijze volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de verplaatsingss.’.elheid van de band wordt gevarieerd.