NL9002455A

NL9002455A - Eibreker.

Info

Publication number: NL9002455A
Application number: NL9002455A
Authority: NL
Original assignee: Food Processing Systems
Priority date: 1990-11-09
Filing date: 1990-11-09
Publication date: 1992-06-01
Also published as: US5325768A; DE69107468D1; JPH06501393A; EP0556263A1; WO1992008402A1; EP0556263B1

Description

Titel: Eibreker

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het geregeld breken en openen van eieren en voor het opvangen en afvoeren van de dooiers en het eiwit, welke inrichting is voorzien van tenminste één aanvoerband, waarop eieren worden toegevoerd aan een transporteur uitgerust met van ei-opnemende en openende elementen voorziene eidragers, waarin de eieren met hun lengte-assen in de bewegingsrichting van de transporteur zijn gepositioneerd.

Dergelijke eibreek- en -scheidingsinrichtingen zijn bekend uit o.a. de Europese octrooiaanvrage 0 325 385 en de Amerikaanse octrooischriften 3.455.356, 3.480.056, 4.137.838, 4.321.864 en 4.534.284. Bij deze bekende inrichtingen bevinden de eidragers met de ei-opnemende en openende elementen en de elementen voor het opvangen en afvoeren van de dooiers en het eiwit zich tijdens het gehele transporttraject voortdurend verticaal onder elkaar, waardoor de toegankelijkheid voor het inbrengen van eieren in de eidragers en het daaruit verwijderen van de lege schaaldelen alsmede het reinigen van de trans-portelementen problematisch wordt.

De uitvinding beoogt genoemde nadelen op te heffen.

Hiertoe vertoont de inrichting volgens de uitvinding het kenmerk, dat de transporteur een eerste transporteur is, waarvan de eidragers na het openen van de eieren, de ei-inhoud overdragen aan een houder met cups, gemonteerd aan een tweede transporteur, welke tenminste over een traject waarin de ei-inhoud wordt overgedragen, samenloopt met en is gesitueerd onder de eerste transporteur. Daarbij kan elke eidrager aan de eerste transporteur zijn voorzien van meerdere ei-opneem-plaatsen met openingselementen, waardoor een juist en snel opnemen en verwerken van eieren mogelijk is.

Een andere mogelijkheid wordt daardoor gevormd, dat zowel elke eidrager aan de eerste transporteur, als ook iedere ei-houder met cups aan de tweede transporteur is voorzien van meerdere ei-opneem, -openings- en -opvangelementen.

De uitvinding heeft verder betrekking op een inrichting voor het beheerst breken en openen van eieren en voor het opvangen en afvoeren van de 'dooiers en het eiwit/ welke is voorzien van tenminste twee aanvoerbanden, waarop meerdere eieren parallel aan elkaar kunnen worden toegevoerd aan een transporteur met van ei-opnemende en openende elementen voorziene eidragers, welke inrichting daardoor wordt gekenmerkt, dat iedere eidrager is voorzien van meerdere ei-opneemplaatsen met openingselementen en wel zodanig dat de eerste aanvoerband zijn eieren overdraagt aan de achterste plaats van iedere eidrager en de laatste aanvoerband zijn eieren overdraagt aan de voorste plaats van iedere eidrager.

In verdere uitwerking van de uitvinding kunnen de meerdere opneem- respectievelijk opvangelementen per eidrager respectievelijk eihouder gesitueerd zijn loodrecht op de bewegingsrichting van de transporteurs.

Daarbij kan het ei-opneemgedeelte met het openingselement van elke eidrager ten behoeve van het opnemen van de eieren naar beneden scharnieren.

Ingeval van meerdere aanvoerbanden kunnen deze in hoogte zodanig verschillen dat hun overdraageinden aansluiten op de hoogten van de ei-opneemposities van de omlaag gescharnierde opneemgedeelten van de eidragers.

Ter verduidelijking van de uitvinding zal thans, onder verwijzing naar de tekening, een uitvoeringsvoorbeeld van de eibreker worden beschreven. In de tekening toont:

Fig. 1 een bovenaanzicht van een inrichting voor het geregeld breken en openen van eieren en voor het scheiden en gescheiden opvangen en afvoeren van dooiers en het eiwit;

Fig. 2 een doorsnede volgens de lijn II-II in fig. 1; en

Fig. 3 een doorsnede volgens de lijn III-III in Fig. 1.

Volgens de tekening, zie in het bijzonder fig. 1, is een inrichting voor het beheerst breken en openen van eieren en voor het scheiden en gescheiden opvangen en afvoeren van de dooiers en het eiwit voorzien van een aantal, in het onderhavige geval twee, aanvoerbanden, genummerd 1 respectievelijk 1'. Elke aanvoerband bevat meerdere parallelle rijen 2 voor het toevoeren van eieren aan een van eidragers 3 voorziene transporteur 4.

De overname van de eieren vanaf de aanvoerbanden 1, 11 naar de transporteur 4 blijkt uit fig. 2.

Laatstgenoemde figuur toont de beide aanvoerbanden 1 respectievelijk 1', via welke eieren 6 worden toegevoerd.

Zoals uit fig. 2 blijkt bevindt zich stroomafwaarts van elk van de aanvoerbanden 1 respectievelijk 1' een opvangmolen of tourniquet 5, welke de eieren 6 geleid naar een stroomafwaarts ten opzichte van de aanvoerband opgesteld opvangelement 7, die na het opnemen van een rij eieren, met de transporteur 4 een bepaalde afstand meeloopt en tegelijkertijd kantelt vanuit de in fig. 2 gestippeld weergegeven stand (de opvangstand) naar de met getrokken lijnen weergegeven stand.

In deze laatste stand rollen de eieren vanuit het opvangelement 7 in cupdelen 9 van lepels 10. Een en ander zal hier niet verder worden beschreven, daar dit wel bekend is uit het Amerikaanse octrooischrift 3.370.691.

De lepel 10 is draaibaar bevestigd aan een houder 11 die deel uitmaakt van de transporteur 4. Draaibaar aan de lepel 10 zijn met snijkanten 18 uitgevoerde mesdelen 12 bevestigd.

Het omlaag scharnieren van de lepel 10 wordt bewerkstelligd door middel van een rol 16 die loopt in een aan een niet-getekend frame bevestigde geleider 13. De rol 16 is via een hefboom 39 verbonden met de lepel 10.

Teneinde te waarborgen dat de beide eieren tegelijkertijd worden gebroken, zijn de mesdelen 12 middels pennen 25 scharnierend bevestigd aan een meshouder 26 waarvan het vrije uiteinde 37 deels onder besturing staat van een vast met het frame verbonden geleiding 17.

Doordat de meshouder 26 onder invloed staat van een niet weergegeven veer, zal bij het verlaten van de geleider 17 de mesdelen met een door de veer bepaalde kracht in de onderzijde van het ei worden gedreven en wel tussen op afstand van elkaar gelegen cupdelen 9 van de lepels 10. Elke messet 12 bestaat uit twee evenwijdige mesdelen, zodat na het breken van een ei bij het uit elkaar bewegen van de mesdelen de beide schaaldelen van het ei uiteen bewegen, waardoor de inhoud daarvan benedenwaarts wordt afgevoerd. Bij het afvoeren van de inhoud vindt tevens een scheiding van dooier en eiwit plaats (zie fig. 3); dit zal hier echter niet verder worden beschreven, daar dit op zich bekend is uit de hiervoor genoemde stand der techniek. De ei-inhoud wordt daarbij opgevangen door cups 21 en 22 die kantelbaar zijn gemonteerd in houders 23 die deel kunnen uitmaken van een tweede transporteur 24 (fig. 3) .

Zoals uit de tekening blijkt, zijn de cups 21 en 22 draaibaar gemonteerd aan de houders 23. Hierdoor kan in de met stippellijnen weergegeven stand van de cups 21 en 22 tevens een gemakkelijke reiniging daarvan plaatsvinden.

Verwijzend naar fig. 1 wordt opgemerkt, dat ter plaatse van de met een A respectievelijk A' aangegeven plaats een overname van de eieren vanaf de aanvoerbanden 1 respectievelijk 1* naar de transporteur 4 plaatsvindt. In het eerstvolgende gedeelte van de transportbaan, aangeduid met B, vindt een sluiten van de cupdelen 9 plaats, d.w.z. (zie fig. 2) dat op de eieren een tegenhouder 15 wordt gelegd, zodat de eieren bij het inslaan van het mes niet bovenwaarts kunnen bewegen.

De beweging van de tegenhouders 15 wordt geregeld met behulp van een geleider 14, die op zich ook bekend is uit de hiervoor genoemde stand van de techniek en bijgevolg hier niet verder zal worden beschreven. Na een rustperiode (trajectdeel D) (nodig voor synchronisatie van beide kettingen) vindt een scheiden van de beide mesdelen plaats (traject E), waarna een leegloop en scheiden van het ei gedurende het traject F plaatsvindt. Tijdens deze leegloop en dit scheiden lopen de eerste en tweede transporteur 4 respectievelijk 24 gelijk op, waarna een scheiding van de beide transporteurs plaatsvindt.

In het hiernavolgende, niet nader aangeduide traject van de transporteur 4 vindt een verwijderen van de schaaldelen plaats alsook een wassen en drogen van de inrichting. Ditzelfde geldt voor de tweede transporteur .24.

Claims

1. Inrichting voor het geregeld breken en openen van eieren en voor het opvangen en afvoeren van de dooiers en het eiwit, welke inrichting is voorzien van tenminste een aanvoerband, waarop eieren worden toegevoerd aan een transporteur met van ei-opnemende en openende elementen voorziene eidragers, waarin de eieren met hun lengte-assen in de bewegingsrichting van de transporteur zijn gepositioneerd, met het kenmerk, dat genoemde transporteur een eerste transporteur is, waarvan de eidragers na het openen van de eieren, de ei-inhoud overdragen aan houders met cups, gemonteerd aan een tweede transporteur, welke tenminste over het traject waarin de ei-inhoud wordt overgedragen, samenloopt met en is gesitueerd onder de eerste transporteur.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elke eidrager van de eerste transporteur is voorzien van meerdere ei-opneemplaatsen met openingselementen.

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat zowel elke eidrager van de eerste transporteur, als ook elke ei-houder met cups van de tweede transporteur is voorzien van meerdere ei-opneem, -openings- en -opvangelementen.

4. Inrichting voor het geregeld breken en openen van eieren en voor het opvangen en afvoeren van de dooiers en het eiwit, welke is voorzien van tenminste twee aanvoerhanden, waarop meerdere eieren parallel naast elkaar worden toegevoerd aan een transporteur met van ei-opnemende en openende elementen voorziene eidragers, met het kenmerk, dat iedere eidrager is voorzien van meerdere ei-opneemplaatsen met openingselementen en wel zodanig dat de eerste aanvoerband zijn eieren overdraagt aan de ene (bijvoorbeeld achterste) plaats van iedere eidrager en de andere aanvoerband zijn eieren overdraagt aan de andere (bijvoorbeeld voorste) plaats van iedere eidrager.

5. Inrichting volgens conclusie 2, 3 of 4, met het kenmerk, dat de meerdere opneem- respectievelijk opvangelementen per eidrager respectievelijk eihouder zijn gesitueerd loodrecht op de bewegingsrichting van de transporteurs.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het ei-opneemgedeelte met het openingselement van elke eidrager ten behoeve van het opnemen van de eieren naar beneden kan scharnieren.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat ingeval van meerdere aanvoerbanden, deze in hoogte zodanig verschillen dat hun overdraageinden aansluiten op de hoogten van de ei-opneemposities van de omlaag gescharnierde opneemgedeelten van de eidragers.