NL8500922A - Inrichting voor het sorteren van produkten. - Google Patents

Description

* ί'· .....

Μ Kon/mf/35pDe Greef

Inrichting voor het sorteren van produkten

De uitvinding betreft een inrichting, zoals aangeduid in de aanhef van conclusie 1.

Een dergelijke inrichting is bekend uit de Europese octrooiaanvrage 81.200310.1. Bij deze inrichting wordt er 5 voor gezorgd, dat de buigzame stroken voortdurend aan de bodemzijde van de opvolgende houders blijven. Daartoe zijn er aan het omkeereinde van het flexibele orgaan, waar het flexibele orgaan vanaf een heengaand part naar een teruggaand part overgaat, dat wil zeggen op de plaats, waar de houders vanuit 10 omgekeerde stand worden gekanteld, leidmiddelen aanwezig om de buigzame stroken dan aan de bovenzijde van de op hun kop bewegende houders te houden. Verder zijn er over het teruggaande part van het flexibele orgaan leidmiddelen aanwezig om die buigzame stroken daar aan de bodemzijde van de op hun kop 20 liggende houders te houden. De leidmiddelen voor het in de hand houden van de buigzame stroken zijn omvangrijk. Bovendien heeft de bekende inrichting nog een het teruggaande part afdekkende plaat om te vermijden, dat de liggende buigzame stroken door vanaf het heengaande part omlaag vallend vuil 20 besmeurd worden.

De uitvinding heeft ten doel een eenvoudigere inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen.

Deze inrichting is gekenmerkt door strokenomlegmidde-len voor het telkens verplaatsen van een bij een houder be-25 horende buigzame strook vanaf de draagzijde van een volgende houder naar de bodemzijde van deze volgende houder.

Voorkeursuitvoeringsvormen zijn aangeduid in de volg-conclusies.

De kenmerken en voordelen van de uitvinding zullen in 30 de hierna volgende beschrijving aan de hand van tekeningen worden verduidelijkt.

Pig. 1 is een gedeeltelijke langsdoorsnede van een inrichting volgens de uitvinding,

Fig. 2 is een dwarsdoorsnede volgens de lijn II-II van de inrichting van fig. 1, 1500922 * \ -2- fig. 3 is op grotere schaal een detailzijaanzicht van een weegmechanisrae volgens de uitvinding, fig. 4 is een vooraanzicht van het weegmechanisme van fig. 3, 5 fig. 5 is een perspektivisch aanzicht van een deel van het weegmechanisrae van fig. 3, fig. 6 is op grotere schaal detail VI van fig. 1, dat in een aantal standen de wijze toont, waarop een vrucht door een strook wordt geleid, 10 fig. 7 is op grotere schaal een perspektivisch ge deeltelijk aanzicht van detail VII van fig. 1, fig. 8 toont op grotere schaal een perspektivisch aanzicht van detail VIII van fig. 1, fig. 9 en 10 tonen elk een langsdoorsnede van alter-15 natieve uitvoeringsvormen van detail VIII, fig. 11 geeft op grote schaal details van de anker-einden van een flexibel orgaan van de inrichting van fig. 1 weer, fig. 12-15 tonen varianten van detail XII uit fig.

20 11, fig. 16 is een perspektivisch aanzicht van de inrichting van fig. 1, fig. 17 een schematisch zijaanzicht van een nog verder ontwikkelde inrichting volgens de uitvinding, en 25 fig. 18 op grote schaal detail XVIII van fig. 17 met houders in diverse standen.

De inrichting 1 voor het sorteren van produkten, zoals vruchten 4, omvat een gestel 2, waarin aan het achtereinde twee leidwielen 6 aan een gemeenschappelijke as 22 ro-30 teerbaar zijn gelegerd. Aan het vooreinde zijn op een as 23 twee kleinere kettingwielen 45 gelegerd. Verder bevinden zich boven de kettingwielen 45 een stel leidwielen 47 die roteerbaar zijn op een as 48 die zich op een afstand a binnenwaarts ten opzichte van de as 23 bevindt. In fig. 16 is te zien, dat 35 de inrichting 1 zes naast elkaar liggende rijen houders 3 omvat. Telkens zijn zes houders 3 op één en dezelfde as 16 tussen twee kettingen 15 aangebracht. De houders 3 zijn aansluitend aan elkaar aangebracht, zodat deze tezamen met de 8500922 -3- ketting 15 een op een transportband gelijkend flexibel orgaan 20 vormen. Tussen de leidwielen 47, 6 strekt zich aan de bovenzijde een liggende sectie 5 van dit flexibele orgaan 20 uit. Dit is het heengaande part.

5 De produkten 4 worden in een toevoerstation 8 in de houders 3 gebracht, zodanig dat telkens door een toevoerinrichting 9 in elke houder 3 voorzichtig een produkt 4 wordt gelegd. De in het toevoerstation 8 in de houders 3 gebrachte produkten 4 worden over de liggende sectie 5 in de richting 10 van pijl 51 getransporteerd, doordat het flexibele orgaan 20 door een aandrijving 82 via de leidmiddelen 6 wordt aangedreven. Bij deze beweging worden de produkten 4, al naar gelang de waarde van een bepaalde produktparameter, in een bepaald afvoerstation 10 van de liggende sectie 5 afgevoerd. In 15 figuur 1 wordt één afvoerstation 10 getoond. In een sorteer-inrichting 1 zullen evenveel afvoerstations 10 aanwezig moeten zijn als er produktklassen zijn, waarin de produkten 4 gesorteerd moeten worden. Om een wijziging van het aantal afvoerstations 10 mogelijk te kunnen maken, is elk afvoer-20 station 10 bij voorkeur ondergebracht in een afvoereenheid 12, waarvan er een gewenst aantal in een sorteerinrichting 1 wordt opgenomen. In elk afvoerstation 10 kan een houder 3 door bedieningsmiddelen 11 vanuit een transportstand tot in een losstand worden bewogen, waardoor het betreffende produkt 25 4 in dat afvoerstation 10 wordt afgevoerd. In de inrichting 1 van figuur 1 is het gewicht de produktparameter die bepaalt, in welke produktklasse het betreffende produkt 4 valt. De bedieningsmiddelen 11 omvatten daarom een weegmechanisme 24. In het afvoerstation 10 bevindt zich een lopende band 13, die de 30 door de houders 3 afgegeven produkten 4, bijvoorbeeld naar een niet getoonde verpakkingsinrichting kan transporteren.

Elke ketting 15 wordt in de liggende sectie 5 ondersteund dor een kettingleibaan 14. Elke houder 3 die, zoals te zien is, een bakje vormt, kan om de as 16 scharnieren. In de 35 transportstand moet het bakje 3 horizontaal blijven. Hiertoe is elk bakje 3 voorzien van een pen 17 die bij het voortbewegen van de kettingen 15 over een houderleibaan 18 glijdt.

85 0 ö : .2 ί τ -4-

Zoals in figuur 5 wordt getoond, is de houderlei-baan 18 aan het begin van een afvoerstation 10 ter plaatse van de bedieningsmiddelen 11 onderbroken. Daar glijdt de pen 17 van een houder 3 dus niet over de houderleibaan 18, maar 5 in plaats daarvan over· een draagbeugel 25 van een weegmecha-nisme 24. De draagbeugel 25 scharniert om de hoeklijn van een in het gestel 2 gelagerde as 26. Met de draagbeugel 25 is een aanslagbeugel 27 verbonden die tegen de kop van een bout 28 aangedrukt wordt. De bout 28 is met het gestel 2 verbonden 10 en in een bepaalde ingestelde stand geborgd door middel van moeren 29. Deze stand is zodanig, dat de bovenzijde van de draagbeugel 25 in hetzelfde vlak ligt als de houderleibaan 18, zodat de pen 17 van de houder 3 gelijkmatig van de houderleibaan 18 op de draagbeugel 25 terecht komt en eventueel 15 van de draagbeugel 25 weer terug kan bewegen op de houderleibaan 18. Met de draagbeugel 25 is een drukplaat 30 verbonden, tegen de onderzijde waarvan een rol 31 aandrukt. De rol 31 is roteerbaar opgenomen in een arm 32 die zelf weer in een freem 34 om een as 35 kan scharnieren. Aan het ten opzichte van de 20 as 35 andere einde van de arm 32 grijpt een trekveer 33 aan. Het andere einde van de trekveer 33 is met een schroefstang 36 verbonden, die via een instelmoer 37 afsteunt tegen een scharnierend met het freem 34 verbonden steun 38. Door verdraaiing van de instelmoer 37 kan de mate van uitrekking van 25 de trekveer 33 en daardoor de op de arm 32 uitgeoefende kracht worden ingesteld. Het freem 34 is door middel van draadeinden 39 en moeren 40 op een bepaalde hoogte aan een bus 41 gemonteerd, welke bus 41 verschuifbaar op een vierkante buis 43 is aangebracht. De stand van de bus 41 ten op-30 zichte van de buis 43 kan door middel van een borgbout 42 worden geborgd.

Door het in figuur 3 naar rechts verschuiven van de bus 41 met het freem 34 verschuift ook het kontaktpunt van de rol 31 met de drukplaat 30 naar rechts. Terwijl de door de 35 rol 31 op de drukplaat 30 uitgeoefende kracht gelijk blijft, wordt hierbij de kracht, die nodig is om de draagbeugel 25 naar beneden te drukkenr kleiner, omdat de verhouding tussen de afstand van het kontaktpunt van de rol 31 met de drukplaat 8500922 a » * -5- 30 en de as 26 enerzijds en de afstand tussen de bovenzijde van de draagbeugei 25 en de as 26 anderzijds kleiner wordt.

Als de door de pen 17 op de draagbeugei 25 uitgeoefende kracht, ten gevolge van het eigen gewicht van het bakje 3 en 5 het daarin opgenomen produkt 4, groter is dan de kracht ten gevolge van de veerbeiasting, zal de pen 17 de draagbeugei 25 naar beneden drukken, waardoor de pen 17 met de afvoerbaan 19 in kontakt komt (zie de figuren 4 en 5). Het bakje 3 komt dan, bij het verder bewegen, in de afvoerstand. De houderlei-10 baan 13 is aan het einde van de onderbreking voorzien van een meskant 21 om te voorkomen, dat de pen 17 vastloopt.

De dimensionering van het weegraechanisme 24 is in deze uitvoeringsvorm zodanig, dat de door de rol 31 op de drukplaat 30 uitgeoefende kracht, klei-15 ner wordt bij het naar beneden bewegen van de drukplaat 30.

Dit is zo, omdat hierbij het door de trekveer 33 veroorzaakte moment om de as 35 kleiner wordt, doordat de afname van het moment ten gevolge van het kleiner worden van de momentarra groter is dan de toename ten gevolge van de uitrekking van de 2o trekveer 33. Dit heeft het grote voordeel dat, wanneer de door de pen 17 op de draagbeugei 25 uitgeoefende kracht maar enigszins boven de ingestelde waarde ligt, de beugel 25 toch snel naar beneden beweegt, zodat de inrichting 1 met hoge snelheid kan werken.

25 . Alle bij één en hetzelfde afvoerstation 10 behorende weegmechanismen 24 worden gelijktijdig op een gewenste waarde ingesteld. Dit wordt bereikt door de bus 41 van elk weegraechanisme 24 met behulp van de borgbout 42 op een gemeenschappelijke vierkante buis 43 30 vast te zetten. Deze vierkante buis 43 kan, met alle weegme-chanismen 24, in figuur 2 naar rechts en naar links bewogen worden. Door eenmaal de positie van de bussen 41 op de vierkante buis 43 in te stellen en de trekveren 33 door middel van de instelmoer 37 af te stellen, kan verder voor alle vier 35 de weegmechanismen 24 het minimum gewicht van de bij het afvoerstation 10 behorende produktklasse door de vierkante buis 43 door middel van een instelinrichting 44 in iangsrichting te verschuiven worden ingesteld. De vierkante buis 43 vormt tezamen met de instelinrichting 44 de 40 gemeenschappelijke instelmiddelen.

8500922 ψ · -6- Ιη plaats van bovenbeschreven, uitsluitend mechanische bedieningsmiddelen voor het verstellen van de houders 3, kunnen eventueel bedieningsmiddelen worden gebezigd, die van een electronische besturing zijn voorzien. Met elk bakje 5 3 werkt een buigzame strook 7 samen voor het in een afvoer-station 10 geleiden van een door de houder 3 afgegeven pro-dukt 4. De strook 7 is een buigzaam slap stuk kunststoffolie of bijvoorbeeld gerubberd doek. Zoals o.a. in fig. 6 is te zien, is in de getoonde uitvoeringsvorm onder elke houder 3 10 een strook 7 met een lus om de as 16 aangebracht. Wanneer nu de door de pen 17 ten gevolge van het gewicht van het produkt 4 op de draagbeugel 25 uitgeoefende kracht groter is dan de ingestelde waarde, drukt de pen 17 de beugel 25 naar beneden en komt de pen 17 terecht op de afvoerbaan 19. Bij het vol-15 gens de pijl 51 verder naar rechts bewegen van de ketting 15, kantelt de houder 3 daarna uit de horizontale transportstand via de stand bij A tot in de afvoerstand bij B. Het produkt 4 rolt hierbij uit het bakje 3 op de strook 7. Bij voorkeur is in elk afvoerstation 10 een glijbaan 50 aangebracht, die zich 20 in de bewegingsrichting van de houders 3 schuin naar beneden uitstrekt en met de stroken 7 samenwerkt. Wanneer echter langere stroken 7 worden teogepast dan de stroken 7 uit fig. 6, is een dergelijke glijbaan 50 niet per se noodzakelijk. Uit fig. 6 blijkt duidelijk de voorzichtige wijze, waarop de 25 stroken 7 een produkt 4 langs de glijbaan 50 naar de transportband geleiden, waarop het produkt 4 afgevoerd wordt. Ook wordt door de strook 7 voorkomen, dat het produkt 4a hard op het produkt 4b botst. Het produkt 4b wordt voorzichtig door de strook 7 weggeduwd en het produkt 4a wordt tegen het pro-30 dukt 4b aangevleid. Na het lossen van het produkt 4, komt de pen 17 op een oplopend gedeelte 52 van de afvoerbaan 19, dat de pen 17 weer naar de houderleibaan 18 geleidt, zodat de houder 3 weer in de horizontale stand komt. Hiertoe is in de houderleibaan 18 boven het oplopende gedeelte 52 een verend 35 of opklappend leibaanstuk 53 opgenomen, dat een pen 17 van onderaf kan passeren.

Het toevoerstation 8 (zie fig. 7) omvat bij voorkeur een schijventransporteur 9 als toevoerinrichting. De schijventransporteur 9 omvat voor elke reeks houders 3 een reeks 8500922 • · * -7- van, in dit voorbeeld vier, bij elkaar horende schijven 55, 56. De buitenste schijven 55 hebben daarbij een grotere diameter dan de binnenste schijven 56. Tussen twee op een volgende viertallen wordt hierdoor een draagelement 83 5 voor een produkt 4 gevormd. Deze draagelementen 83 worden op een op zichzelf bekende wijze volgens een baan 57 bewogen. De beweging van de de draagelementen 83 omvattende schijventransporteur 9 is met het de houders 3 omvattende flexibele orgaan 20 gesynchroniseerd, doordat de schijventransporteur 10 door middel van de kettingaandrijving 54 aangedreven wordt vanaf een as 23. De synchronisatie van de schijventransporteur 9 en de houders 3 is zodanig, dat telkens, wanneer één produkt 4 tussen twee viertallen schijven 55, 56 wordt toegevoerd, een houder 3 aanwezig is om dit produkt 4 op te nemen.

15 Door de houder 3 uit te voeren, zoals in fig. 8 gedetailleerd is weergegeven, kan deze goed met de schijventransporteur 9 samenwerken. De houder 3 omvat daartoe vingers 70, die tot tussen de schijven 55, 56 van de schijventransporteur 9 kunnen steken. Hierdoor hoeft het produkt 4 slechts over een 20 kleine afstand van de schijventransporteur 9 tot in de houder 3 te bewegen. Door de houder 3 van een geschikt materiaal te vervaardigen, bij voorkeur van kunststof, kunnen de vingers 70 buigzaam zijn, zodat een daarmee in kontakt komend produkt 4 slechts geringe stootkrachten krijgt te verwerken en niet 25 wordt beschadigd. De buigzame vingers 70 vormen opvangorganen die meegeven, wanneer een produkt 4 in een houder 3 wordt gebracht (zie fig. 8).

Het toevoerstation 8 omvat eveneens een cilindervormige borstel 61, waarvan de as 64 evenwijdig aan de as 58, 30 waarop de leidwielen 6 zijn gemonteerd, verloopt. De borstel 61 wordt door middel van een kettingdrijfwerk 73 met dezelfde omtreksnelheid aangedreven als de voortbewegingssnelheid van de houder 3. Door deze borstel 61 worden de van de schijventransporteur 9 aan de houders 3 overgegeven produkten 4 di-35 rekt in deze houders 3 opgesloten, zodat deze met zekerheid daarin worden stil gehouden.

Zoals in fig. 8 nog wordt getoond, heeft de met een houder 3 samenwerkende strook 7 een uitsparing 71. Het doel van deze uitsparing 71 blijkt duidelijk uit fig. 4. Het 8500922 -8- * * * > spreekt vanzelf, dat de strook 7 de weging niet mag beïnvloeden. Om deze reden is de strook 7 dan ook om de as 16 van de houder 3 aangebracht. De uitsparing 71 is nu in de strook 7 aangebracht, om te voorkomen dat de strook 7 tijdens het 5 voortbewegen van de houders 3 aan de onderzijde tegen deze houder 3 aandrukt en daardoor de meting zou beïnvloeden. Uit fig. 6 blijkt ook, dat de strook 7 dankzij de uitsparing 71 daarin zich beter tegen de onderzijde van de houder 3 aan kan leggen.

10 Fig. 9 toont een alternatieve uitvoeringsvorm van een houder 74, die toegepast kan worden met een strook 77.De houder 74 is hier roostervormig en omvat staven 75 die door ruggen 76 met elkaar zijn verbonden. De strook 77 ligt bij deze uitvoeringsvorm aan de bovenzijde van de houder 74 en 15 het produkt 4 ligt tijdens het transport reeds op de strook 77. Overigens ligt deze buigzame strook 77 niet op de volgende houder 74 maar daaronder, waarvoor hierna aangeduide stro-kenomlegmiddelen 84 zorg dragen. De besturingsmiddelen voor het uit de transportstand tot in de losstand bewegen van de 20 houder 74 moeten zodanig worden aangebracht, dat de strook 77 de bepaling van de produktparameter niet kan verhinderen. Dat wil zeggen, wanneer de de produktklassen bepalende produktparameter het gewicht van het produkt is, moet tijdens de weging de strook 77 vrij hangen.

25 Fig. 10 toont een derde uitvoeringsvorm van een hou der 80. Hierbij is de strook 81 aan de voorzijde van de houder 80 aangebracht. De strook 81 kan bijvoorbeeld aan de houder 80 zijn vastgelast of door een geschikte fabrikagemethode één geheel daarmee vormen.

30 Zoals fig. 11 toont, hangen de houders 3 in het teruggaande part recht omlaag en hangen de buigzame stroken 7 elk tegen de bodem 66 van de bijbehorende houder 3. Dientengevolge bevindt elke strook 7 zich in het teruggaande part van het flexibele orgaan 20 vóór de draagzijde 68 van de 35 volgende houder 3, terwijl het voor een goed functioneren van de inrichting 1 nodig is, dat in de sectie 5 de stroken 7 zich niet boven maar onder de volgende houders 3 bevinden.

Daartoe omvat de inrichting 1 strokenomkeermiddelen 84 voor het telkens verplaatsen van een bij een houder 3 be- 8500922 * ί * -9- horende buigzame strook 7 vanaf de draagzijde 68 van een volgende houder 3 naar de bodemzijde 69 van deze volgende houder 3.

De strokenomkeermiddelen 84 van fig. 11 omvatten voor 5 elk van de zes rijen houders 3 een gebogen leidstrip 85/ waarop de pennen 17 van de houders 3 aangrijpen. De vorm van elke strip 85 is ten opzichte van de omkeerbaan van het flexibele orgaan 20 zodanig omgebogen, dat de houders 3 bij het omkeereinde 67 vanuit de omlaag hangende stand tot in een 10 in fig. 11 met streeplijnen getekende kantelstand worden gebracht. Wanneer de pennen 17 het einde 86 van geleidings-strippen 85 passeren, vallen zij naar een meer omlaaghangende stand terug, waarbij zij de bijbehorende stroken 7 meetrekken en naar de bodemzijde 69 van de volgende houders 3 omleggen.

15 De houders 3 worden vervolgens opgevoerd, waarbij de pennen 17 over een schuin opwaarts gerichte leidstrip 88 worden geleid, die aansluit op de houderleibaan 18.

Volgens fig. 12 bestaan de strokenopkeermiddelen 84 uit een synchroon met het passeren van houders 3 roterende 20 rotor 89 met aanstootarmen 90, die de houders 3 telkens even uit de hangende stand stoot om de stroken 7 aan de bodemzijde van volgende houders 3 te brengen.

In fig. 13 bestaan de strokenomkeermiddelen 84 uit een nokkenschijf 91, waarvan tanden 92 samenwerken met een 25 rol 93 die is aangebracht aan het einde van een zwenkarm 94, die een aanstoter 95 heeft, die stotend werkt op de synchroon passerende houders 3 om hen even uit de vertikale stand te brengen en om daarmee de stroken 7 om te leggen. Het aanstoten geschiedt, wanneer de rol 93 plotseling van een volgens 30 pijl 97 bewegende tand 92 valt en een drukveer 96 de hefboom 94 doet kantelen.

Volgens fig. 14 omvatten de strokenomkeermiddelen 84 voor elke rij houders 3 een zwenkstoter 98, waarvan het lepelvormige einde 99 door de as 16 van de passerende houder 35 3 tegen werking van een drukveer 100 in wordt bewogen, zodat deze zwenkstoter 98 na het passeren van de as 16 deze houder dankzij veerwerking van drukveer 100 in pijlrichting 101 wegstoot, hetgeen omlegging van de bijbehorende strook 7 tot gevolg heeft. In plaats van een veer kan ook een tegengewicht 8500922 -10- dienst doen.

Volgens fig. 15 bestaan de strokenomlegmiddelen 84 uit een blaasmondstuk 102/ dat de passerende stroken 7 omlegt, wanneer twee opvolgende houders 3 zich aan weerszijden 5 van het blaasmondstuk 102 bevinden, op welk tijdstip de blaaslucht in staat is, om de dan aanwezige strook 7 weg te blazen naar de bodemzijde van de volgende houder 3.

De strokenomlegmiddelen 84 van fig, 17 en 18 op de omkeerplaats 67 omvatten drie kettingwielen 111, 112, 113 per 10 ketting 15 die de ketting 15 volgens een S-vormig baanstuk 114 geleiden. Het onderste kettingwiel 111 leidt de ketting 15 over ongeveer 180° om, zodat de ketting 15 in praktisch horizontale richting naar het middelste ketttingwiel 112 loopt. Vandaar wordt de ketting 15, na over ongeveer 90® om-15 geleid te zijn, in ongeveer vertikale richting naar het bovenste kettingwiel 113 geleid. Het kettingwiel 111 is bevestigd aan of roteert om een as 115. Het middelste kettingwiel 112 is bevestigd aan een roterende as 116, waaraan een cilinder 117 vast is bevestigd, terwijl het kettingwiel 113 20 tezamen met een cilinder 118 vast is verbonden aan een roterende as 119.

De houder 3a van fig. 18 komt hangend aan bij kettingwiel 111, waarbij een strook 7b van een volgende houder 3b zich aan de draagzijde van houder 3a bevindt. Daardoor 25 blijft houder 3b bij het passeren van de bovenzijde van het kettingwiel 111 in de stand 3b' vrijwel horizontaal. Bij het in die stand passeren van de cilinder 117 stuit de draagzijde van de houder 3b" tegen de omtrek van deze cilinder 117, waardoor deze houder omkantelt naar de meer vertikale stand 30 van de houder 3c. Daarbij wordt de strook 7c omgelegd, zoals in figuur 18 getoond.

8500322

Claims (8)

1. Inrichting (1) voor het sorteren van produkten (4), zoals vruchten, omvattende een gestel (2)? tenminste één eindloze reeks onderling gekoppelde 5 houders (3) die tezamen een flexibel orgaan (20) vormen en elk een afzonderlijk toegevoerd produkt (4) op kunnen nemen en af kunnen geven? met het gestel verbonden, tenminste één liggende sectie van het flexibele orgaan (20) bepalende geleidings-10 middelen voor dat orgaan (20)? een tegenover het orgaan (20) opgesteld en daarmee samenwerkend, een toevoerinrichting voor produkten omvattend toevoerstation 8; tenminste twee, zich onder de liggende sectie uit-15 strekkende afvoerstations voor verschillende produktklassen? de houder (3) uit een draagstand tot in een losstand verstellende, in afhankelijkheid van een produktklasse bepalende produktparameter, bijvoorbeeld het gewicht, bestuurde bedieningsmiddelen voor het aan het afvoerstation (10) voor 20 de juiste produktklasse afgeven van het produkt (4); en met de houders (3) mee bewegende, de door de houders (3) afgegeven produkten (4) tot in het afvoerstation (10) geleidende, buigzame stroken (7), gekenmerkt door strokenomlegmiddelen (84) 25 voor het telkens verplaatsen van een bij een houder (3) behorende buigzame strook (7) vanaf de draagzijde (68) van een volgende houder (3) naar de bodemzijde van deze volgende houder (3).

2. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het 30 k e n m e r k, dat de strokenomlegmiddelen (84) bij de om-keerplaats (67) van het flexibele orgaan (20) telkens kantel-middelen (85) voor het vanuit een omlaag hangende stand kantelen van de houders (3) omvatten. ' 8500922 * -12-

3. Inrichting (1) volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de kantelmiddelen (85) een op de houder (3) aangrijpende geleiding (85) omvatten.

4. Inrichting (1) volgens conclusie 1 of 2, m e t 5het kenmerk, dat de strokenomlegmiddelen (84) tenminste één met het flexibele orgaan (20) gekoppelde rotor (90, 91) omvatten.

5. Inrichting (1) volgens conclusie 1, 2, 4 of 5, met het kenmerk, dat de strokenomlegmiddelen (84) 10 tenminste één op de houders (3) telkens een stoot uitoefenende, door het flexibele orgaan (20) geïnitieerde aanstoter (98) omvatten.

6. Inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het flexibele 15 orgaan (20) bij de omkeerplaats (67) volgens een S-vormig baanstuk wordt geleid.

7. Inrichting (1) volgens conclusie 6, m e t het kenmerk, dat bij de omkeerplaats (67) het flexibele orgaan (20) over drie roterende leidwielen (111, 112, 113) 20 wordt geleid.

8. Inrichting (1) volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat bij de omkeerplaats de draagzijde van de houders (3) samenwerkt met een cilinder (117) voor het vanuit een liggende stand naar een meer neerwaarts gerichte 25 stand dringen van de houders (3). 8500922