NL8001900A - Inrichting voor het sorteren van produkten. - Google Patents

Description

-1- a T tJ/Kon/HH,31

Inrichting voor het sorteren van produkten

De uitvinding betreft een inrichting voor het sorteren van produkten, zoals vruchten, omvattende een gestel, ten minste ëën eindloze reeks onderling gekoppelde houders die tezamen een flexibel orgaan vormen en elk een afzon-5 derlijk toegevoerd produkt op kunnen nemen en af kunnen geven, met het gestel verbonden, ten minste êën liggende sectie van het flexibele orgaan bepalende geleidingsmiddelen voor dat orgaan, het orgaan aangrijpende aandrijfmiddelen, een tegenover het orgaan opgesteld en daarmee samenwerkend, 10- een toevoerinrichting voor produkten omvattend toevoersta-tion, ten minste twee, zich onder de liggende sectie uitstrekkende afvoerstations voor verschillende produktklassen en de houder uit een draagstand in een losstand verstellende, in afhankelijkheid van een de produktklasse bepalende pro-15 duktparameter bestuurde bedieningsmiddelen voor het aan het afvoerstation voor de juiste produktklasse afgeven van het produkt.

Vruchten en dergelijke produkten krijgen door een hardhandige behandeling snel beschadigingen, zoals beurse 20 plekken. De waarde van vruchten met beschadigingen ligt aanzienlijk lager dan van onbeschadigde vruchten. Bij het behandelen van deze produkten moet dus met de grootste zorgvuldigheid te werk worden gegaan. Dit staat echter een snelle economische verwerking van de produkten na het oogsten in de 25 weg. Eén van. de behandelingen bij de verwerking van geoogste produkten, waarbij de kans op beschadigingen groot is, is het sorteren.

Het doel van de uitvinding is een inrichting van de hierboven genoemde soort te verschaffen, die een snelle ver-3Ό werking van de produkten met een voorzichtige behandeling mogelijk maakt. Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt, door met de houders mee bewegende, de door de houders afgegeven produkten tot in het afvoerstation geleidende, buigzame stroken. In tegenstelling tot hetgeen gebruikelijk is, vallen 35 de produkten hierdoor niet uit de houders op bijvoorbeeld een transportband in een afvoerstation of op reeds daar aanwezige produkten, maar worden de produkten door de stroken als het 80 0 1 9 00 -2- 4 * ware daar naar toe gedragen.

Wanneer nabij elk afvoerstation, onder de liggende sectie, een zich in de bewegingsrichting van de houders schuin naar beneden toe uitstrekkende, met de stroken samen-5 werkende glijbaan is aangebracht, wordt een nog betere en daardoor nog minder kans op beschadigingen gevende geleiding van de produkten tot in een afvoerstation bereikt.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding is elke houder een met ten minste ëén ketting verbonden, *0 in de bewegingsrichting aan de voorzijde, om een aslijn scharnierend bakje.

Wanneer de bedieningsmiddelen een veerbelast weeg-mechanisme met een negatieve veerstijfheidscoëfficient omvatten·, kan een zeer korte reaktietijd worden bereikt en kan dus i5 een hoge verwerkingssnelheid worden gerealiseerd.

De produkten worden stuk voor stuk voorzichtig in de bakjes van de sorteerinrichtig gedeponeerd, wanneer volgens de uitvinding de toevoerinrichting een schijventransporteur omvat, waarbij door buitenste schijven met een grote 20 diameter en binnenste schijven met een kleine diameter, met de bakjes samenwerkende draagelementen worden gevormd en wanneer de bakjes, vingers hebben die tot tussen de'schijven kunnen steken.

Indien elk bakje voorzien is van ten minste ëën 25 verend opvangorgaan, kunnen de produkten met grote snelheid zonder beschadiging: aan het bakje worden taegevoerd. Bij voorkeur wordt een serie verende organen gevormd door aan het bakje aangevormde vingers-

Verdere kenmerken en voordelen van de uitvinding 20 blijken uit de volgende beschrijving aan de hand van tekeningen van uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding.

Figuur 1 is een gedeeltelijke langsdoorsnede van een sorteerinrichting volgens de uitvinding.

Figuur 2 is een dwarsdoorsnede volgens de lijn 25 ii-ii van de inrichting van figuur 1.

Figuur 3 is op grotere schaal een detailzijaanzicht van een weegmechanisme volgens de uitvinding.

Figuur 4 is een vooraanzicht van het weegmechanisme van figuur 3.

800 1 9 00 -3- ► i

Figuur 5 is een perspektivisch aanzicht van een deel van het weegmechanisme van figuur 3.

Figuur 6 is op grotere schaal detail VI van figuur 1, dat in een aantal standen de wijze toont, waarop een 5 vrucht door een strook wordt geleid.

Figuur 7 is op grotere schaal een perspektivisch gedeeltelijk aanzicht van het detail VII van figuur 1.

Figuur 8 toont op grotere schaal een perspektivisch aanzicht van detail VIII van figuur 1.

10 Figuren 9 en 10 tonen elk een langsdoorsnede van alternatieve uitvoeringsvormen van detail VIII.

De inrichting 1 voor het sorteren van produkten, zoals vruchten 4, omvat een gestel 2, waarin leidwielen 6 roteerbaar zijn gelagerd. In figuur 2 is te zien, dat de in-IS richting 1 vier naast elkaar liggende rijen houders 3 omvat. Telkens zijn vier houders 3 op ëën en dezelfde as 16 tussen twee kettingen 15 aangebracht. De inrichting 1 heeft voor het geleiden van de kettingen 15 dus totaal vier leidwielen 6. .In figuur 1 worden alleen aan de linkerzijde van de in-20 richting 1 gemonteerde leidwielen 6 getoond. Aan de niet gehoonde rechterzijde bevinden zich eveneens leidwielen 6. De houders 3 zijn aansluitend aan elkaar aangebracht, zodat deze tezamen met de ketting 15 een op een transportband gelijkend flexibel orgaan 20 vormen. Tussen de leidwielen 6 aan de lin-25ker- en rechterzijde van de inrichting 1, strekt zich aan de bovenzijde:-een liggende sectie 5 van dit flexibele orgaan 20 uit. Door een geschikte aandrijving van de leidwielen 6 kunnen produkten 4 door de- houders 3 in figuur 1 in de richting van pijl 51 over de liggende sectie 5 worden getransporteerd.

30 De produkten 4 worden in een toevoerstation 8 in de houders 3 gebracht, zodanig, dat telkens door een toevoerinrichting 9 in elke houder 3 voorzichtig een produkt 4 wordt gelegd. De in het toevoerstation 8 in de houders 3 gebrachte produkten 4 worden over de liggende sectie 5 in de richting van pijl 51 35getransporteerd. Bij deze beweging worden de produkten 4, alnaargelang de waarde van een bepaalde produktparameter, in een bepaald afvoerstation 10 van de liggende sectie 5 afgevoerd. In figuur 1 wordt ëën afvoerstation 10 getoond. In een sorteerinrichting 1 zullen evenveel afvoerstations 10 80 0 1 9 00 * * -4- aanwezig moeten zijn als er produktklassen zijn, waarin de produkten 4 gesorteerd moeten worden. Om een wijziging van het aantal afvoerstations 10 mogelijk te kunnen maken, is elk atvoerstation 10 bij voorkeur ondergebracht in een afvoereen-5 heid 12, waarvan er een gewenst aantal in een sorteerinrich-ting 1 wordt opgenomen. In elk afvoerstation 10 kan een houder 3 door bedieningsmiddelen 11 vanuit een transportstand in een losstand worden bewogen, waardoor het betreffende produkt 4 in dat afvoerstation 10 wordt afgevoerd. In de inrichting 1 : 10 van figuur 1 is het gewicht de produktparameter die bepaalt, in welke produktklasse het betreffende produkt 4 valt. De bedieningsmiddelen 11 omvatten daarom een weegmechanisme 24.

In het afvoerstation 10 bevindt zich een lopende band 13, die de door de houders 3 afgegeven produkten 4, bijvoorbeeld naar 15 een niet getoonde verpakkingsinrichting, kan transporteren.

Elke ketting 15 wordt in de liggende sectie 5 ondersteund door een kettingleibaan 14. Elke houder 3 die, zoals te zien is, een bakje vormt, kan om de as 16 scharnieren. In* de transportstand moet het bakje 3 horizontaal blijven.

20 Hiertoe is elk bakje 3 voorzien van een pen 17 die bij het voortbewegen van de kettingen 15 over een houderleibaan 18 glijdt.

Zoals in figuur 5 wordt getoond, is de houderleibaan 18 aan. het begin van een afvoerstation 10, ter plaatse 25 van de bedieningsmiddelen 11 onderbroken. Daar glijdt de pen 17 van een houder 3 dus niet over de houderleibaan 18, maar in plaats daarvan over een draagbeugel 25 van een weegmechanisme 24- De draagbeugel 25 scharniert om de hoeklijn van een in het gestel 2 gelagerde as 26. Met de draagbeugel 25 is een 30 aanslagbeugel 27 verbonden die tegen de kop van een bout 28 aangedrukt wordt. De bout 28 is met het gestel 2 verbonden en in een bepaalde ingestelde stand geborgd door middel van moeren 29. Deze stand is zodanig, dat de bovenzijde van de draagbeugel 25 in hetzelfde vlak ligt als de houderleibaan 35 18, zodat de pen 17 van de houder 3 gelijkmatig van de houderleibaan 18 op de draagbeugel 25 terecht komt en eventueel van de draagbeugel 25 weer terug kan bewegen op de houderleibaan 18. Met de draagbeugel 25 is een drukplaat 30 verbonden, 8001900 ♦ % -5- tegen de onderzijde waarvan een rol 31 aandrukt. De rol 31 is roteerbaar opgenomen in een arm 32 die zelf weer in een freem 34 om een as 35 kan scharnieren. Aan het ten opzichte van de as 35 andere einde van de arm 32 grijpt een trekveer 33 aan.

5 Het andere einde van de trekveer 33 is met een schroefstang 36 verbonden, die via een instelmoer 37 af steunt tegen een scharnierend met het freem 34 verbonden steun 38. Door verdraaiing van de instelmoer 37 kan de mate van uitrekking van de trekveer 33 en daardoor de op de arm 32 uitgeoefende 10 kracht worden ingesteld. Het freem 34 is door middel van draadeinden 39 en moeren 40 op een bepaalde hoogte aan een bus 41 gemonteerd, welke bus 41 verschuifbaar op een vierkante buis 43 is aangebracht. De stand van de bus 41 ten opzichte. van de buis 43 kan door middel van een borgbout 42 15 worden geborgd.

Door het in figuur 3 naar rechts verschuiven van de bus 41 met het freem 34 verschuift ook het kontaktpunt van de rol 31 met de drukplaat 30 naar rechts. Terwijl de door de rol 31 op de drukplaat 30 uitgeoefende kracht gelijk blijft, 20 wordt hierbij de kracht, die nodig is om de draagbeugel 25 naar beneden te drukken, kleiner, omdat de verhouding tussen de afstand van het kontaktpunt van de rol 31 met de drukplaat 30 en de as 26 enerzijds en de afstand tussen de bovenzijde van de draagbeugel. 25 en de as 26 anderzijds kleiner wordt.

25 Als de door de pen X7 op de draagbeugel 25 uitgeoefende kracht, ten gevolge van het eigen gewicht van het bakje 3 en het daarin opgenomen produkt 4, groter is dan de kracht ten gevolge van de veerbelasting, zal de pen 17 de draagbeugel 25 naar beneden drukken, waardoor de pen 17 met de afvoerbaan 19 30 in kontakt komt (zie de figuren 4 en 5). Het bakjé 3 komt dan, bij het verder bewegen, in de afvoerstand. De houderlei- baan 18 is aan het einde van de onderbreking voorzien van een meskant 21 om te voorkomen, dat de pen 17 vastloopt.

De diraensionering van het weegmechanisme 24 is in 35 deze uitvoeringsvorm volgens de uitvinding zodanig, dat de door de rol 31 op de drukplaat 30 uitgeoefende kracht, kleiner wordt bij het naar beneden bewegen van de drukplaat 30.

Dit is zo, omdat hierbij het door de trekveer 33 veroorzaakte moment om de as 35 kleiner wordt, doordat de afname van het 80 0 1 9 00 f moment ten gevolge van het kleiner worden van de momentarm groter is dan de toename ten gevolge van de uitrekking van de trekveer 33. Dit heeft het grote voordeel dat, wanneer de door de pen 17 op de draagbeugel 25 uitgeoefende kracht maar 5 enigszins boven de ingestelde waarde ligt, de beugel 25 toch snel naar beneden beweegt, zodat de inrichting 1 met hoge snelheid kan werken.

Volgens de uitvinding worden alle bij één en hetzelfde afvoerstation 10 behorende weegmechanismen 24 ge-10 lijktijdig op een gewenste waarde ingesteld. Dit wordt bereikt door de bus 41 van elk weegmechanisme 24 met behulp van de borgbout 42 op een gemeenschappelijke vierkante buis 43 vast te zetten. Deze vierkante buis 43 kan, met alle weegme— chanismen 24, in figuur 2 naar rechts en naar links bewogen 15 worden. Door eenmaal de positie van de bussen 41 op de vierkante buis 43 in te stellen en de trekveren 33 door middel van de instelmoer 37 af te stellen, kan verder voor alle vier de weegmechanismen 24 het minimum gewicht van de bij het afvoerstation 10 behorende produktklasse door de vierkante buis 20 43 door middel van een op zichzelf bekende instelinrichting 44 in langsrichting te verschuiven worden ingesteld. De vierkante- buis 43 vormt tezamen met de instelinrichting 44 de gemeenschappelijke instelmiddelen.

Volgens de uitvinding werkt met elk bakje 3 een 25 buigzame strook 7 samen voor het in een afvoerstation 10 geleiden. van_ een doorr de houder 3 af gegeven produkt 4. De strook 7 is een flexibel, slap stuk kunststoffolie of bij--voorbeeld gerubberd doek. Zoals onder anderen in figuur 6 is te zien, is in de getoonde uitvoeringsvorm onder elke houder 30 3 een strook 7 met een lus om de as 16 aangebracht. Wanneer nu de door de pen 17, ten gevolge van het gewicht van het produkt 4, op de draagbeugel 25 uitgeoefende kracht groter is dan de ingestelde waarde, drukt de pen 17 de beugel 25 naar beneden en komt de pen 17 terecht op de afvoerbaan 19. Bij .. 35het volgens de pijl 51 verder naar rechts bewegen van de ketting 15, kantelt de houder 3 daarna uit de horizontale trans-portstand, via de stand bij A, tot in de afvoerstand bij B. Het produkt 4 rolt hierbij uit het bakje 3 op de strook 7.

Bij voorkeur is in elk afvoerstation 10 een glijbaan 50 aan- 8001900 -7- gebracht die zich in de bewegingsrichting van de houders 3 schuin naar beneden uitstrekt en met de stroken 7 samenwerkt. Wanneer echter langere stroken 7 worden toegepast dan de stroken 7 uit figuur 6, is een dergelijke glijbaan 50 niet 5 per sé noodzakelijk. Uit figuur 6 blijkt duidelijk de voorzichtige wijze, waarop de stroken 7 een produkt 4 langs de glijbaan 50 naar de transportband 13 geleiden, waarop het produkt 4 afgevoerd wordt. Ook wordt door de strook 7 voorkomen, dat het produkt 4a hard op het produkt 4b botst. Het 10 produkt 4b wordt voorzichtig door de strook 7 weggeduwd en het produkt 4a wordt tegen het produkt 4b aangevleid. Na het lossen van het produkt 4 komt de pen 17 op een oplopend gedeelte 52 van de afvoerbaan 19, dat de pen 17 weer naar de houderleibaan 18 geleidt, zodat de houder 3 weer in de hori-15'. zon tale stand komt* Hiertoe is in de houderleibaan 18 boven het oplopende gedeelte 52 een verend of opklappend leibaan-stuk 53 opgenomen, dat een pen 17 van onderaf kan passeren.

-Het toevoerstation 8 (zie figuur 7) omvat bij voorkeur een schijventransporteur 9 als toevoerinrichting. De 20 schijventransporteur 9 omvat voor elke reeks houders 3 een reeks van, in dit voorbeeld vier, bij elkaar behorende schijven 55, 56. De buitenste schijven 55 hebben daarbij een grotere diameter dan de binnenste schijven 56. Tussen twee opeenvolgende viertallen wordt hierdoor een draagelement 83 25 voor een produkt 4 gevormd. Deze draagelementen 83 worden op op zichzelf bekende wijze volgens een baan 57 bewogen. De beweging van de de draagelementen 83 omvattende schijventransporteur 9 is met het de houders 3 omvattende flexibele orgaan 20 gesynchroniseerd, doordat de schijventransporteur 9 30 op niet getoonde wijze aangedreven wordt vanaf een ketting-wiel 60, dat op dezelfde as 58 als de leidwielen 6 voor de kettingen 15 is aangebracht. Telkens tussen twee op één en dezelfde as 58 aangebrachte leidwielen 6 is een leidtrom-mel 59 voor de stroken 7 aangebracht. De leidtrommel 59 zorgt 35 er telkens voor, dat de stroken 7 bij het passeren van een paar leidwielen 6 goed op elkaar blijven liggen. De synchronisatie van de schijventransporteur 9 en de houders 3 is zodanig, dat telkens, wanneer ëên produkt 4 tussen twee viertallen schijven 55, 56 wordt toegevoerd, een houder 3 8001900 -8- .

aanwezig is om dit produkt 4 op te nemen. Door de houder 3 uit te voeren, zoals in figuur 8 gedetailleerd is weergegeven, kan deze goed met de schijventransporteur 9 samenwerken. De houder 3 omvat daartoe vingers 70, die tot tussen de 5 schijven van de schijventransporteur 9 kunnen steken. Hierdoor hoeft het produkt 4 slechts over een kleine afstand van de schijventransporteur 9 tot in de houder 3 te bewegen. Door de houder 3 van een geschikt materiaal te vervaardigen, bij voorkeur van. kunststof, kunnen de vingers 70 buigzaam zijn, 10 zodat een daarmee in kontakt komend produkt 4 slechts geringe stootkrachten krijgt te verwerken en niet wordt beschadigd.

De buigzame vingers 70 vormen opvangorganen die meegeven, wanneer een produkt in een houder 3 wordt gebracht (zie figuur 8).

15 Het toevoerstation 8 omvat eveneens een cilinder vormige borstel 61, waarvan de as 64 evenwijdig aan de as 58, waarop de leidwielen 6 zijn gemonteerd, verloopt. De borstel 61 wordt door middel van een kettingdrijfwerk, dat een ket-tijigwiel 62 op de as 58, een ketting 73, een kettingwiel 65 20 op de as 64 van de borstel 61 en een kettingspanner 63 omvat, met dezelfde^ omtrekssnelheid aangedreven als de voortbewe-gingssnelheid van de houder 3. Door deze borstel 61 worden de van de .schijventransporteur 9 aan de houders 3 overgegeven produkten 4 direkt in.deze houders 3 opgesloten, zodat deze 25. met zekerheid daarin -worden stilgehouden.

Zoals in figuur 8 nog wordt getoond, heeft de met een houder 3 samenwerkende strook 7 een uitsparing 71. Het doel van deze uitsparing 71 blijkt duidelijk uit figuur 4.

Het spreekt vanzelf, dat de strook 7 de weging niet mag beïn-30 vloeden. Om deze reden is de strook 7 dan ook om de as 16 van de houder 3 aangebracht. De uitsparing 71 is nu in de strook 7 aangebracht, om te voorkomen dat de strook 7, tijdens het voortbewegen van de houders 3, aan de onderzijde tegen deze houder 3 aandrukt en daardoor de meting zou beïnvloeden. Oit 35 figuur 6 blijkt ook, dat de strook 7 dankzij de uitsparing 71 daarin zich beter tegen de onderzijde van de houder 3 aan kan leggen.

Figuur 9 toont een alternatieve uitvoeringsvorm van 8001900 * -9- .......

een houder 74 die toegepast kan worden met een strook 77 volgens de uitvinding. De houder 74 is hier roostervormig en omvat staven 75 die door ruggen 76 met elkaar zijn verbonden. De strook 77 ligt bij deze uitvoeringsvorm aan de bovenzijde 5 van de houder 74 en het produkt 4 ligt tijdens het transport reeds op de strook 77. De besturingsmiddelen voor het uit de transportstand in de losstand bewegen van de houder 74, moeten zodanig worden aangebracht, dat de strook 77 de bepaling van de produktparameter niet kan hinderen. Dat wil zeggen, 10 wanneer de de produktklassen bepalende produktparameter het gewicht van het produkt is, moet tijdens de weging de strook 77 vrij hangen.

Figuur 10 toont een derde uitvoeringsvorm van een houder 80 volgens de uitvinding. Hierbij is de strook 81 aan 15 de voorzijde van de houder 80 aangebracht. De strook 81 kan bijvoorbeeld aan de houder 80 zijn vastgelast of door een geschikte fabrikagemethode ëën geheel daarmee vormen.

Datgene wat aan de hand van de houder 74 met betrekking tot de bepaling van de de produktklasse bepalende produktparame- 9 20 ter werd opgemerkt, geldt ook in dit geval.

De vorm van. de houder 3 en eveneens van de houders 74 en 80.t wanneer de daarbij toegepaste besturingsmiddelen weegelementen zijn, is- zodanig, dat een produkt 4 altijd goed in de houder wordt gecentreerd. Hierdoor bevindt het zwaarte-25 punt van -het produkt 4 zich altijd in hoofdzaak op dezelfde -afstand van de draaiingsas 16 van de houder, hetgeen voor een goede weging noodzakelijk is.

Hoewel in de bovenstaande beschrijving de houders telkens ais beweegbare bakjes zijn voorgesteld, kunnen deze 30 ook gevormd worden door diafragmaopeningen in een sorteerin-richting die de diameter van de produkten als de de produktklasse bepalende produktparameter gebruikt. De stroken 7 bewegen dan mee en geleiden een produkt, wanneer dit door de opening valt.

8001900 35

Claims (7)

1. Inrichting voor het sorteren van produkten, zoals vruchten, omvattende een gestel, ten minste ëén eindloze reeks onderling gekoppelde houders die tezamen een flexibel orgaan vormen en elk een afzonderlijk toegevoerd pro- 5 dukt op kunnen nemen en af kunnen geven, met het gestel verbonden, ten minste één liggende sectie van het flexibele orgaan bepalende geleidingsmiddelen voor dat orgaan, het orgaan aangrijpende aandrijfmiddelen, een tegenover het orgaan opgesteld en daarmee samenwerkend, een toevoerinrichting voor 10 produkten omvattend toevoerstation, ten minste twee, zich onder de liggende sectie uitstrekkende afvoerstations voor verschillende produktklassen en de houder uit een draagstand in een losstand verstellende, in afhankelijkheid van een de produktklasse bepalende produktparameter bestuurde bedie-ningsmiddelen voor het aan het afvoerstation voor de juiste produktklasse afgeven van het produkt, gekenmerkt door met de houders mee bewegende, de door de houders afgegeven produkten ♦ tot in het afvoerstation geleidende, buigzame stroken.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, 20 dat nabij elk afvoerstation, onder de liggende sectie, een zich in de bewegingsrichting van de houders schuin naar beneden toe uit strekkende, met de stroken samenwerkende glijbaan is aangebracht. "3··. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het 25 kenmerk, dat elke houder een met ten minste één ketting verbonden, in de bewegingsrichting aan de voorzijde, om een aslijn scharnierend bakje is.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat nabij elke houder een, met haar einde ter plaatse van de 20 aslijn aangrijpende strook is aangebracht.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de strook een het bakje in de draagstand vrijlatende uitsparing heeft.

6. Inrichting volgens een van de voorgaande conclu-35 sies, met het kenmerk, dat de bedieningsmiddelen een veerbe- last weegmechanisme met een negative veerstijfheidscoëffi-cient omvatten. 800 1 9 00 -11- V. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, gekenmerkt door gemeenschappelijke instelmiddelen voor het gemeenschappelijk instellen van meerdere bij één af-voerstation behorende weegmechanisnen.

8. Inrichting volgens een van de voorgaande conclu sies, met het kenmerk, dat de toevoerinrichting een schijventransporteur omvat, waarbij door buitenste schijven met een grote diameter en binnenste schijven met een kleine diameter, met de bakjes samenwerkende draagelementen worden gevormd en 10 dat de bakjes vingers hebben die tot tussen de schijven kunnen steken.

9. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elk bakje voorzien is van ten minste ëën verend opvangorgaan. 1Q_ inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het verende opvangorgaan gevormd wordt door een aan het bakje aangevormde vinger. 800 1 900