NL8700974A - Inlijn-inrichting voor het in een enkele rij brengen van een aantal naast en achter elkaar staande houders, zoals flessen en dergelijke. - Google Patents

Description

^ Λ i -1 - ’ Inlijn-inrichting voor het in een enkele rij brengen van een aantal naast en achter elkaar staande houders, zoals flessen en dergelijke.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het in een enkele rij brengen van een aantal, door een eerste transporteur toegevoerde, naast en achter elkaar staande houders, zoals flessen, blikken en derge-5 lijke, welke rij wordt afgevoerd door middel van een, met hogere snelheid dan de toevoertransporteur bewegende, afvoertransporteur, waarbij aan de beide zijden van de afvoertransporteur een geleider is aangebracht waarvan de eerste zich langs de gehele bewegingsbaan van de 10 houders uitstrekt en de tweede, gezien in de bewegingsrichting van de houders, geleidelijk aan naar de eerste geleider toeloopt tot op een afstand die niet veel groter is dan de dwarsafmeting van de getransporteerde houders.

Een dergelijke inrichting is bekend uit 15 EP-A-0 178 028. Bij deze bekende inrichting, worden de houders door middel van een transporteur in naast en achter elkaar staande stand toegevoerd aan een overgangs-transporteur, die op zich bestaat uit een aantal naast elkaar liggende transportbanen, zoals bijvoorbeeld 20 transportkettingen. De opeenvolgende transportkettingen hebben, vanaf de toevoertransporteur, een steeds hogere snelheid en de houders worden door middel van de eerste geleiding toegedrukt naar de steeds sneller bewegende transportkettingen. Door middel van de 25 snelst of nagenoeg snelst bewegende transportketting worden de houders in één enkele rij afgevoerd. De tweede geleider dient daarbij om eventueel nog niet geheel in één lijn gebrachte houders in één rij te brengen.

In de praktijk blijkt het voor te komen, dat 30 bij het door de eerste geleider verschuiven van de houders over de steeds sneller bewegende transportketingen heen, houders omvallen. Wanneer dit omvallen gebeurt op een aanmerkelijke afstand voordat de houders in êén 35 lijn moeten zijn gebracht, levert dit in het algemeen geen grote problemen op. De eerste geleider kan namelijk 87 0 0 3 7 ; jV.

- 2 - op een voldoend grote hoogte boven de transporteurs zijn aangebracht, zodat houders er onder door weg kunnen rollen of weg kunnen worden geschoven, daar de transporteurs meestal in dwarsrichting een zekere hoek met de 5 horizontaal maken om er voor te zorgen dat de houders de eerste geleider zoveel mogelijk blijven volgen.

Wanneer de houder dwars op de transportrichting komt te vallen zal, door het verschil in snelheden van de transportkettingen de houder meestal nog in lengterichting 10 van de transportkettingen komen te liggen om dan op de bovenbeschreven wijze te worden afgevoerd.

Moeilijkheden doen zich echter voor, wanneer een houder op een zodanig punt van de transporteurs komt te vallen, dat hij dwars op de transportrichting ligt, 15 en er geen gelegenheid meer is om hem in transportrichting te brengen. Het is gebleken dat daardoor storingen in de inrichting kunnen optreden, waardoor geen houders meer aan het volgende bewerkingsstation worden toegevoerd, waardoor het gehele produktieproces wordt onderbroken, 20 daar uiteraard ook de toevoer van flessen aan de inlijn-inrichting moet worden stilgezet.

De uitvinding beoogt nu dit bezwaar op te heffen en voorziet er daartoe in, dat het inloopdeel van de tweede geleider zodanig is uitgevoerd dat de hoogte ervan, 25 gezien in de bewegingsrichting van de houders, toeneemt waarbij het voorste punt van dit inloopdeel nagenoeg op dezelfde hoogte ligt als het bovenvlak van de afvoer-transporteur, terwijl de afstand tussen het voorste punt van het inloopdeel en de eerste geleider kleiner 30 is dan de lengte van een houder.

Wanneer een houder dus dwars op de bewegingsrichting van de transporteur naar de tweede geleider toe beweegt wordt de houder door de schuin naar boven toe lopende bovenrand van het inloopdeel van de tweede geleider 35 iets opgetild, zodat slechts het zich bij de eerste geleider bevindende deel ervan met de transporteur in aanraking blijft. Door de nakomende houders wordt de omgevallen houder niettemin meegenomen en komt hij in aanraking met een punt van de bovenrand van het inloopdeel van de 40 tweede geleider dat hoger ligt en zich dichter bij de a ”? Λ λ λ "9 t ο j U y y 7 4 - 3 - eerste geleider bevindt. Afhankelijk van de ligging van het zwaartepunt van de houder zal deze nu in zijn juiste stand tussen de twee geleiders worden gekanteld, ofwel over het inloopdeel van de tweede geleider van de transpor-5 teur wegkantelen om, eventueel via een geleidingsvlak, in een bak te worden opgevangen.

Het zal duidelijk zijn, dat het verloop van het inloopdeel van de tweede geleider in vertikale richting naar boven toe en in horizontale richting naar de eerste 10 geleider toe tot de plaats waar het deel aansluit op het verdere deel van de tweede geleider, zodanig zal zijn, dat een omgevallen houder ofwel in de juiste stand rechtop tussen de beide geleiders komt te staan, ofwel over het begindeel van de tweede geleider wegkantelt om in een 15 opvangbak terecht te kunnen komen. Voorkomen moet natuurlijk worden, dat een houder op zijn kop tussen de beide geleiders komt te staan.

Om de inrichting gemakkelijk op het transport van verschillende typen houders aan te kunnen passen, zal 20 er bij voorkeur in worden voorzien, dat het inloopdeel van de tweede geleider losneembaar is aangebracht ten opzichte van het verdere deel van de tweede geleider.

De uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld, weergegeven in de 25 tekening, waarin: fig. 1 een bovenaanzicht toont van een inlijn-inrichting voorzien van een geleider volgens de uitvinding; en fig. 2 een perspectivisch aanzicht toont van een 30 deel van de inrichting van fig. 1.

De in fig. 1 weergegeven inlijninrichting is samengesteld uit de toevoertransporteur 1, de afvoer-transporteur 2 en de overgangstransporteur 3. Al deze transporteurs zijn samengesteld uit één of meer transport-35 banen 4, zoals bijvoorbeeld in de vorm van transport-kettingen.

Door middel van de transporteur 1 worden houders, bijvoorbeeld in de vorm van flessen 5 in een aantal rijen naast en achter elkaar toegevoerd en door middel 40 van de geleider 6 naar de transporteurs 2 en 3 toegeschoven.

8700374 - 4 -

Afhankelijk van het aantal naast elkaar liggende banen van de toevoertransporteur 1 zal de afvoertransporteur 2 een aantal malen sneller bewegen om alle toegevoerde flessen 5 in ëên rij af te kunnen voeren. Daartoe wordt 5 er op de bekende wijze in voorzien, dat de opvolgende transportbanen 4 van de overgangstransporteur 3 een steeds hogere snelheid hebben, zodat de naar de afvoertransporteur 2 toegedrukte flessen een steeds hogere snelheid krijgen.

Om er voor te zorgen dat de flessen zuiver in êên 10 rij worden afgevoerd, is de tweede geleider 7 aangebracht tegenover de geleider 6 en de geleider 7 is voorzien van een inloopdeel 8, zoals dit in het bijzonder is weergegeven in fig. 2.

Bij het transport van flessen 5 kunnen bepaalde 15 flessen 5' omvallen. Dit kan worden veroorzaakt doordat de flessen door de geleider 6 toegedrukt worden naar de steeds sneller bewegende transportbanen 4 van de overgangstransporteur 3 toe. Wanneer dit omvallen plaatsvindt op ruime afstand voordat de flessen de afvoertransporteur 20 2 bereiken, zullen de omgevallen flessen meestal in lengterichting worden gebracht doordat zij terecht komen op transportbanen die met verschillende snelheid bewegen.

De betreffende flessen kunnen dan wegrollen zoals bijvoorbeeld onder de, plaatselijk hoger gezette, geleider 6 25 door. In het algemeen zal namelijk het bovenvlak van de transporteurs 1, 2 en 3, gezien dwars op de transport-richting, enigszins hellend zijn aangebracht, zodanig dat omgevallen flessen 5' in de richting van de pijl P weg zullen rollen.

30 Flessen 5" die echter dwars op de transportrichting bij het inloopdeel 8 van de tweede geleider aankomen, bijvoorbeeld doordat zij op te geringe afstand van het inloopdeel zijn omgevallen, komen nu in aanraking met de schuin oplopende bovenrand 9 van het inloopdeel 8.

35 Het voorste punt 10 van het inloopdeel 8 ligt daartoe op een afstand a van de eerste geleider 6, die iets kleiner is dan de lengte b van een fles 5 en het voorste punt 10 bevindt zich nagenoeg ter hoogte van het bovenvlak V van de afvoertransporteur 2.

40 Een dwarsliggende fles 5" zal hierdoor in aanraking 870 0 3 74' <r £ - 5 - komen met een steeds hoger en dichter bij de geleider 6 liggend punt van de bovenrand 9 van het inloopdeel 8. Hierdoor zal de fles ofwel in de baan tussen de geleiders 6 en 7 worden teruggekanteld, ofwel over het inloopdeel 8 5 heen kantelen om via het geleidingsvlak 11 naar een niet weergegeven opvangbak te worden afgevoerd.

Zoals in het bijzonder blijkt uit fig. 2 is het inloopdeel 8 voorzien van een insteekdeel 12, dat kan worden opgenomen in een houder 13, die is verbonden met 10 het verdere deel 14 van de geleider 7. Op deze wijze kan het inloopdeel 8 gemakkelijk worden vervangen door een inloopdeel met een andere vorm, ter aanpassing op te transporteren houders met een andere vorm.

Het zal duidelijk zijn, dat slechts een mogelijke 15 uitvoeringsvorm van de uitvinding in de tekening is weergegeven en in het bovenstaande beschreven, en dat vele wijzigingen kunnen worden aangebracht zonder buiten de uitvindingsgedachte te vallen.

8700974

Claims (3)

1. Inlijn-inrichting voor het in een enkele rij brengen van een aantal, door een eerste transporteur toegevoerde, naast en achter elkaar staande houders, zoals flessen, blikken en dergelijke, welke rij wordt 5 afgevoerd door middel van een, met hogere snelheid dan de eerste transporteur bewegende, afvoertransporteur, waarbij aan de beide zijden van de afvoertransporteur een geleider is aangebracht waarvan de eerste zich langs de gehele bewegingsbaan van de houders uitstrekt en 10 de tweede, gezien in de bewegingsrichting van de houders, geleidelijk aan naar de eerste geleider toe loopt tot op een afstand die niet veel groter is dan de dwarsafmeting van de getransporteerde houders, met het kenmerk, dat het inloopdeel (8) van de tweede geleider 15 (7) zodanig is uitgevoerd, dat de hoogte ervan, gezien in de bewegingsrichting van de houders (5), toeneemt waarbij het voorste punt (10) van dit inloopdeel (8) nagenoeg op dezelfde hoogte ligt als het bovenvlak (V) van de afvoertransporteur (2), terwijl de afstand (a) 20 tussen het voorste punt (10) van het inloopdeel (8) en de eerste geleider (6) kleiner is dan de lengte (b) van een houder (5).

2. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het inloopdeel (8) van de tweede 25 geleider (7) losneembaar ten opzichte van het verdere deel (14) van de tweede geleider (7) is aangebracht.

3. · Inrichting als beschreven en/of weergegeven in de tekening. 8700974