NL1018612C2 - Werkwijze en inrichting voor het vullen van een houderbak met met een vloeistofachtige substantie gevulde zakken. - Google Patents

Description

Werkwijze en inrichting voor het vullen van een houderbak met met een vloeistofach-tige substantie gevulde zakken

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vullen van 5 een houderbak met met een vloeistofachtige substantie gevulde zakken, waarbij de houderbak is onderverdeeld, in het bijzonder door schotten, in m-rijen van elk n+1 vakken van in de rijuitstrekkingsrichting een vooraf bepaalde vakbreedte, waarbij n en m elk een geheel getal groter gelijk aan nul zijn; en waarbij de werkwijze de volgende stappen omvat: 10 a) het met een toevoerbaan toevoeren van de gevulde zakken, c) het overbrengen van gevulde zakken naar telkens één van de, in het bijzonder lege, vakken van de houderbak,

Een dergelijke werkwijze alsmede een inrichting voor het toepassen van een dergelijke werkwijze zijn bekend. Onder meer bij aanvraagster wordt thans een dergelijke 15 werkwijze toegepast respectievelijk een daarvoor geschikte inrichting gebruikt als on- . derdeel van een verpakkingslijn voor het verpakken van met sondevoeding gevulde zakken. Aan het begin van de verpakkingslijn worden de zakken gevuld, geëtiketteerd etc. om ze vervolgens via een toevoerbaan verder te voeren, c.q. toe voeren aan vervolgstappen. Deze toevoerbaan leidt ter voorbereiding van het later in dozen verpakken 20 naar een complexe manipulatie-inrichting waar de met sondevoeding gevulde zakken van de toevoerbaan af worden genomen óm ze elk in een eigen vak van een door schotten in vakken onderverdeelde houderbak te leggen. Dit overplaatsen vanaf de toevoerbaan, naar, beter gezegd in, de vakken gebeurd door de met sondevoeding gevulde zakken elk middels een van zuignappen voorziene grijper op te pakken vanaf de toe-25 voerbaan en ze vervolgens elk op te tillen, te verplaatsen en in een leeg vak van de houderbak te leggen. Deze werkwijze, in het bijzonder de daarbij gebruikte inrichting is relatief zeer storingsgevoelig. De met sondevoeding gevulde zakken worden op een relatief onnauwkeurig bepaalde plaats afgeleverd om door een grijper te worden opgepakt, vervolgens relatief onnauwkeurig door de grijper opgepakt om vervolgens ook 30 nog eens een keer relatief onnauwkeurig in de vakken te worden gelegd. Hierbij dient men te bedenken dat de met vloeistofachtige substantie, zoals sondevoeding, gevulde zakken niet volledig vormvast zijn en bovendien in afmetingen kunnen variëren. Eén en ander heeft tot gevolg dat in de praktijk zeer veelvuldig voorkomt dat deze zakken on- . 1 o 1 8F, 1 2 ··* 2 nauwkeurig in het betreffende vak terechtkomen en dat een operator moet ingrijpen. Ook gebeurt het dat de grijpers onvoldoende grip krijgen op de gevulde zakken. Deze problemen laten zich ten gevolge van de relatief geringe vormvastheid van de gevulde zakken en het van nog al eens variëren van de afmetingen van de zakken nauwelijks of 5 niet aanpakken door verbetering van het besturingssysteem waarmee de grijpers gemanipuleerd worden. Het oponthoud door stilstand van de verpakkingslijm wordt voor meer dan 90% van de gevallen veroorzaakt door storingen in de manipulatie-werk-wijze/inrichting voor het in de houderbak legen van de gevulde zakken De aan de storingen bij de manipulatie-werkwijze/inrichting toewijsbare tijdsverlies bedraagt in de 10 praktijk al gauw 10 tot 20% van de tijd dat de verpakkingslijn als zodanig benut wordt. Behalve tijdverlies hebben de frequente storingen ook tot gevolg dat er permanent een operator bij de manipulatie-inrichting aanwezig is.

De onderhavige uitvinding heeft tot doel het verschaffen van een verbeterde, in het bijzonder weinig storingsgevoelige manipulatiewerkwijze alsmede manipulatie-15 inrichting voor het vullen van een houderbak met met een vloeistofachtige substantie, zoals ondermeer sondevoeding, gevulde zakken.

Dit wordt voor wat betreft de werkwijze bereikt met de werkwijze volgens conclusie 1, in het bijzonder het in het kenmerk daarvan beschreven gedeelte van de werkwijze.

20 Voor wat betreft de inrichting wordt voomoemd doel bereikt door beschikbaar stellen van een inrichting overeenkomstig conclusie 6.

Groot voordeel van de werkwijze en inrichting volgens de uitvinding is dat deze eenvoudige met weinig of geen storingsgevoeligheid is te realiseren ondanks het gegeven dat de te manipuleren met vloeistofachtige substantie, zoals sondevoeding, gevulde 25 zakken, door een matige tot slechte vormvastheid moeilijk manipuleerbaar zijn. Dit wordt bereikt dat men de toevoerbaan laat uitmonden op een verdeelbaan en daarop door afleggen één voor één een toegevoerde, gevulde zak plaatst en de verdeelbaan vervolgens over een afstand ongeveer gelijk aan de vakbreedte van de vakken te verplaatsen alvorens een volgende zak daarop af te leggen. Dit wordt ten minste n keer 30 herhaald zodat zich op de verdeelbaan een rij uit elkaar geplaatste zakken vormt met een lengte gelijk aan ten minste het aantal vakken in een rij. Bij voorkeur na stap b) n+1 keer te hebben uitgevoerd, eventueel ondertussen terwijl nieuwe stappen b) uitgevoerd worden voert men volgens de uitvinding stap c) uit door n+1 opeenvolgende 1 0 1 86 1 2^ 3 zakken, bij voorkeur gelijktijdig, eenvoudigweg dwars van de verdeelbaan af te schuiven en in een rij vakken van de houderbak te plaatsen. De houderbak kan zich hierbij bij direct naast en/of onder de verdeelbaan bevinden, althans de te vullen rij daarvan. De gevulde zakken vallen dan min of meer direct in de desbetreffende vakken. Het 5 middels een grijper oppakken en verplaatsen van gevulde zakken is bij de werkwijze en inrichting volgens de uitvinding niet meer nodig. De gevulde zakken zijn geheel middels geleidingen, transportbanen, aanslagen en duworganen tot in het desbetreffende vak van de houderbak te begeleiden, zonder dat de zakken hierbij lekraken of lichter beschadigd raken.

10 Teneinde een houderbak met meerdere rijen te vullen verdient het volgens de uitvinding de voorkeur wanneer de vakken dwars op die vakbreedte beschouwd een vooraf beschouwde vaklengte hebben, en wanneer men na stap c) de houderbak verplaatst over die vaklengte in die lengterichting en stap b) n+1 keer, stap c) en eventueel stap a) herhaalt, in het bijzonder n+1 keer herhaalt. Inzake het eventueel herhalen van 15 stap a) zij opgemerkt dat het denkbaar is het toevoeren van gevulde zakken met de toe- voerbaan telkens even stil te zetten wanneer een gevulde zak aan de verdeelbaan is afgegeven of wanneer gevulde zaken van de verdeelbaan afgeschoven worden. Het is echter ook denkbaar het toevoeren ononderbroken door te laten lopen en aan het eind van de toevoerbaan een eindzone te voorzien waar gevulde zakken zijn te bufferen ' 20 en/of uit elkaar zijn te trekken middels bijvoorbeeld opeenvolgende transportbandsec-ties die met verschillende snelheden draaien. Het is hierbij denkbaar een laatste transportbandsectie te voorzien die telkens in bedrijf wordt gezet op een gevulde zak aan de verdeelbaan af te geven om het juiste moment.

Het verdient volgens de uitvinding verder de voorkeur wanneer men na stap b) 25 n+1 keer en stap c) m keer te hebben uitgevoerd de gevulde houderbak afVoert en een lege houderbak toevoert. Zoals duidelijk zal zijn kan het geheel geautomatiseerd plaatsvinden. Teneinde het in de vakken plaatsen van de gevulde zakken nadat ze van de verdeelbaan zijn afgeschoven nauwkeuriger te kunnen uitvoeren verdient het volgens de uitvinding de voorkeur wanneer men in stap c) de n+1 zakken vanaf de ver-30 deelbaan op een inlegbaan schuift en de n+1 zakken middels de inlegbaan en vanaf de inlegbaan in de rij vakken legt. De inlegbaan kan een naar benden aflopende, bijvoorbeeld schuin aflopende, glijbaan zijn waarlangs de gevulde zakken onder invloed van de zwaartekracht naar benden glijden om met enige snelheid en daardoor ook -extra - 1 n 1 86 1 2 4 betrouwbaarheid in de aan het eind van de inlegbaan gelegen rij vakken terecht te komen. De inlegbaan kan echter ook een aangedreven transportbaan zijn. Hierbij kan men bijvoorbeeld denken aan een aangedreven rollenbaan of aan een aangedreven baan van het eindloze bandtype. Een dergelijke inlegbaan kan eventueel ook vanaf de verdeel-5 baan de gevulde zakken naar een hogere hoogte opvoeren. Bij het in de vakken leggen van de zakken zal het de voorkeur verdienen wanneer de inlegbaan althans over het laatste gedeelte ervan in een benedenwaartse richting afloopt. Door de inlegbaan aangedreven uit te voeren is bovendien te bereiken dat de gevulde zakken met een zekere snelheid in de vakken worden afgegeven, hetgeen de afgiftenauwkeurigheid verbetert. 10 Het voordeel van een aangedreven inlegbaan ten opzichte van een als glijbaan uitgevoerde inlegbaan is in dit opzicht dat men de afgiftesnelheid van de zakken in de vakken nauwkeuriger kan controleren.

Teneinde de positioneemauwkeurigheid op de verdeelbaan te verbeteren en in het bijzonder ook het geleiden van de zakken tijdens het van de verdeelbaan afschuiven te 15 verbeteren verdient het volgens de uitvinding de voorkeur wanneer de verdeelbaan middels dwars daarop aangebrachte ribben is onderverdeeld in secties met in langsrich-ting van de verdeelbaan een lengte ongeveer gelijk aan de vooraf bepaalde vakbreedte. Om overeenkomstige redenen is het volgens de uitvinding van voordeel wanneer de inlegbaan is opgedeeld in onderling evenwijdige secties met aan weerszijden langsge-20 leidingen.

Daar de inrichting volgens de uitvinding in de praktijk ook zonder houderbak op de markt gebracht zal worden en eventueel ook zelfs zonder houdervakbaan, die vaak al bij de afnemer beschikbaar zullen zijn, heeft de uitvinding overeenkomstig conclusie 12 ook betrekking op een inrichting volgens de uitvinding omvattende geen houderbak 25 ofhouderbakbaan.

De onderhavige uitvinding zal in het navolgende aan de hand van een in de tekening schematisch weergegeven uitvoeringsvoorbeeld nader worden toegelicht. Hierin toont: 30 Fig. 1 een schematisch, perspectivisch aanzicht van een inrichting volgens de uitvinding, welke in het bijzonder geschikt is voor toepassing van de werkwijze volgens de uitvinding; 101 861 21 5

Fig. 2 een schematisch zijaanzicht van een inrichting volgens de uitvinding, een schuiforgaan in een teruggetrokken onwerkzame positie;

Fig. 3 een overeenkomstig aanzicht als fig. 2, echter met het schuiforgaan in een 5 uitgeschoven werkzame stand;

Fig. 4 een schematisch bovenaanzicht op de inrichting volgens de uitvinding in een toestand vergelijkbaar met die volgens fig. 2; en 10 Fig. 5 een bovenaanzicht overeenkomstig fig. 4, echter met de inrichting volgens de uitvinding in een toestand vergelijkbaar met die uit fig. 3.

De inrichting 1 volgens de uitvinding bestaat in het in de tekening getoonde uit-voeringsvoorbeeld uit een toevoerbaan 2, een verdeelbaan 3, een inlegbaan 4, een hou-15 derbakbaan 6 met daarop een houderbak 5 en een schuiforgaan 7.

De houderbak 5 bestaat in het getoonde voorbeeld uit in de richting van dubbele pijl R naast elkaar liggend drie rijen 9 (de m uit de conclusies is hier dus 3) met elk vijf vakken 8 (de n uit de conclusies is hier dus 4). Het aantal vakken zal volgens de uitvinding in het bijzonder groter dan of gelijk aan 2 zijn en/of het aantal rijen zal volgens de 20 uitvinding in het bijzonder groter dan of gelijk aan 2 zijn. Elk vak heeft in de richting van dubbele pijl C een vakbreedte en in de richting van dubbele pijl R een vaklengte. De vakbreedte en vaklengte zijn zodanig gedimensioneerd dat een met vloeistofachtige substantie gevulde zak 10 hierin past, meer in het bijzonder in elk vak groter gedimensioneerd dan een dergelijke zak 10.

25 De toevoerbaan 2 is opgebouwd uit drie secties. Sectie 11, waarvan slechts het einde getoond is, is de algemene toevoerbaan waarmee de gevulde zakken van een eerder behandeld station toegevoerd worden. Sectie 12 vormt een bufferzone waarop middels de algemene toevoerbaan 11 toegevoerde gevulde zakken op rij liggend verzameld kunnen worden. Sectie 13 van de toevoerbaan 2 verloopt schuin naar de verdeelbaan 3 30 en dient voor het één voor één aan de verdeelbaan afgeven van gevulde zakken. Sectie 13 zal daartoe de gevulde zak van sectie 12 ovememen en aan verdeelbaan 3 afgeven zodra het daartoe door niet getoonde besturingsmiddelen aangedreven wordt. De secties 11,12 en 13 zijn alle weergegeven als van het eindloze bandtype, transporterend in de 1018612’ 6 * tekeningen van rechts naar links zoals door de pijlen aangegeven. Het moge echter duidelijk zijn dat de toevoertransportbaansecties 11, 12 en 13 niet van onderling hetzelfde typen behoeven te zijn en dat voor één of meer van deze secties ook als bijvoorbeeld rollenbaan uitgevoerd zouden kunnen zijn. De verdeelbaan is opgebouwd als eindloze 5 transportband 20 die overeenkomstig pijl V onder aansturing van de niet getoonde be-sturingsmiddelen stapsgewijs voortbewogen kan worden over afstanden ongeveer gelijk aan de in de richting van dubbele pijl C beschouwde vakbreedte van de vakken 8. Op de eindloze transportband 20 zijn ribben 14 voorzien. Deze ribben 14 zijn in de transportrichting V van de transportband 20 beschouwd uit elkaar geplaatst met een 10 onderlinge tussenafstand ongeveer gelijk aan die van de vakbreedte (beschouwd in de richting van dubbele pijl C). De verdeelbaan 3 is aldus onderverdeeld in verdeelsecties 22, die elk een gevulde zak vanaf de toevoerbaan 2 kunnen opnemen zodra de desbetreffende verdeelsectie 22 zich op één lijn met de toevoerbaan 2 bevindt. In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld kan de verdeelbaan 3 aldus ten hoogste zes gevulde zak-15 ken 10 bevatten, met betrekking tot de verdeelbaan 3 zij opgemerkt dat deze in het getoonde uitvoeringsvoorbeeld dwars ten opzichte van de toevoerbaan 2 verloopt. Het is echter ook zeer goed denkbaar dat de verdeelbaan 3 in dezelfde richting als de toevoerbaan 2 verloopt, in welk geval de verdeelbaan 3 in het bijzonder in het verlengde van de toevoerbaan 2 zou verlopen. Ook tussenliggende schuine standen zijn denkbaar. 20 Teneinde te voorkomen dat een door de afgiftesectie 13 afgegeven gevulde zak van de verdeelbaan 3 afkan schieten is aan de van de afgiftesectie 13 afgekeerde zijde van de verdeelbaan 3 een aanslag 15 voorzien.

Bij de verdeelbaan 3 is een schuiforgaan 7 is voorzien dat overeenkomstig de dubbele pijl S heen en weer kan bewegen langs de geleiding 16. Het schuiforgaan 7 is 25 in de figuren 1, 2 en 4 afgebeeld in de onwerkzame, teruggetrokken stand. Vanuit die onwerkzame teruggetrokken stand zal het schuiforgaan 7 door de niet getoonde bestu-ringsmiddelen aangedreven worden om in de tekening van rechts naar links te schuiven zodra alle voor de schuif 7 gelegen verdeelsecties 22 met een gevulde zak gevuld zijn. De genoemde zakken zullen dan door het schuiforgaan 7 links van de verdeelbaan 3 30 afgeschoven worden en op de nog nader te bespreken inlegbaan 4 terechtkomen. Het schuiforgaan 7 is als het ware kamachtig uitgevoerd zodat het met uitsparingen om de ribben 14 op de verdeelbaan 20 heen kan grijpen. Dit heeft tot additioneel voordeel dat indien de besturingsmiddelen op enig moment het schuiforgaan 7 aansturen voor af- 101 861 2» 7 schuiven van op de verdeelbaan liggende gevulde zakken terwijl de verdeelbaan niet in de juiste positie verkeert, het schuiforgaan 7 tegen de rechter kopse einden van de ribben 14 zal stoten en hierdoor tegengehouden zal worden.

Schuin vanaf de verdeelbaan 3 strekt zich naar beneden uit een overeenkomstig 5 de daarbij getoonde pijlen aangedreven eindloze, eendelig transportband 19. Langs het bovenvlak van deze eendelige transportband 19 zijn geleidingsschotten 17 voorzien, die bij juiste aansturing van de verdeelbaan bij in werking treden aan het schuiforgaan op één lijn zullen liggen met de ribben 14. De geleidingsschotten 17 zetten zich aan het benedeneind van de inlegbaan 19 voort in eindgeleidingsschotten 18 die precies boven 10 de de vakken 8 in rijrichting dubbele pijl C) begrenzende schotten 30 van de houderbak liggen. Het is denkbaar om afhankelijk van de afmetingen van de zakken 10 de geleidingsschotten 17, 18 als een eenheid te vervangen door een andere aan de desbetreffende zakafmetingen aangepaste geleidingseenheid. Bij de aansluiting op de verdeelbaan 3 zullen de geleidingsschotten 17 dan in het bijzonder bij smallere zakken een in 15 de richting van de houderbak 5 vernauwende inleidtrèchter begrenzen. Door de in de richting van dubbele pijl C) zijdelingse tussenafstand tussen de geleidingsschotten 17 en 18 aan te passen aan de breedte, danwel smalte, van de te verwerken gevulde zakken 10 is te voorkomen, in het bijzonder bij smallere zakken 10, dat deze zakken 10 op de inlegbaan 4 of eventueel in de vakken 8 een verkeerde, in het bijzonder schuine of 20 dwarse oriëntatie innemen, het geen tot storingen zou kunnen leiden. Zodra één rij 9 van een houderbak 5 met zakken 10 is gevuld zal de houderbakbaan 6 de houderbak 5 in de richting van dubbele pijl R naar rechts of naar links (al naar gelang men dat wenst) verder transporteren over een afstand ongeveer gelijk aan de in de richting van dubbele pijl R beschouwde vaklengte van de vakken 8. Vervolgens zal dan de aangren-25 zende rij 9 met gevulde zakken gevuld worden, etc., totdat de gehele houderbak met zakken is gevuld. Zodra de gehele houderbak 5 met zakken is gevuld zal deze middels de houderbakbaan 6 afgevoerd worden en zal de houderbakbaan 6 een volgende te vullen houderbak 5 aanvoeren en op zijn plaats onder de geleidingsschotten 18 positioneren.

30 In de figuren 2, 3, 4 en 5 is één en ander in zijaanzicht en bovenaanzicht en bij werkzaam en onwerkzame toestand van het schuiforgaan nog nader geïllustreerd Deze figuren zullen na het voorgaande voor zich spreken.

1018612*

Claims (12)

1. Werkwijze voor het vullen van een houderbak met met een vloeistofachtige substantie gevulde zakken, waarbij de houderbak is onderverdeeld, in het bijzonder 5 door schotten, in m-rijen van elk n+1 vakken van in de rijuitstrekkingsrichting een vooraf bepaalde vakbreedte hebben, waarbij n en m elk een geheel getal groter gelijk aan nul zijn; en waarbij de werkwijze de volgende stappen omvat: a) het met een toevoerbaan toevoeren van de gevulde zakken, c) het overbrengen van gevulde zakken naar telkens één van de, in het bijzonder 10 lege, vakken van de houderbak, met het kenmerk, dat men: • in een stap (b) de in stap (a) toegevoerde zakken met de toevoerbaan één voor één aflegt op een verdeelbaan en vervolgens de verdeelbaan met de zich daarop bevindende zakken voortbeweegt over een afstand gelijk aan die vakbreedte van de vak- 15 ken, • stap b) n-keer herhaald, en • vervolgens de stap c) uitvoert door n+1 opeenvolgende zakken, bij voorkeur gelijktijdig, dwars van de verdeelbaan af te schuiven en in een rij, in het bijzonder, lege vakken van de houderbak plaatst, 20 waarbij de houderbak met zijn rijen evenwijdig aan de verdeelbaan verloopt en bij voorkeur lager ligt dan de verdeelbaan.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de vakken dwars op die vakbreedte beschouwd een vooraf bepaalde vaklengte hebben, en waarbij men naast stap c) de 25 houderbak verplaatst over die vaklengte in die lengterichting en stap b) n+1 keer en stap c) herhaalt, in het bijzonder m-1 keer herhaalt.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, waarbij men na stap b) telkens n+1 keer en stap c) m-keer te hebben uitgevoerd de gevulde houderbak afvoert en een lege houder- 30 bak toevoert. 101 861 2 al %

4. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij men in stap c) de n+1 zakken vanaf de verdeelbaan op een inlegbaan schuift en de n+1 zakken middels de inlegbaan en vanaf de inlegbaan in de rij vakken legt.

5. Werkwijze volgens conclusie 4, waarbij de inlegbaan vanaf de verdeelbaan naar beneden afloopt, in het bijzonder schuin afloopt, en waarbij de inlegbaan bij voorkeur een in benedenwaartse richting aangedreven baan is.

6. Inrichting, in het bijzonder voor toepassing van de werkwijze volgens één der 10 voorgaande conclusies, waarbij de inrichting omvat: • een toevoerbaan voor het toevoeren van gevulde zakken; • een verdeelbaan waarop de toevoerbaan met zijn afvoereind uitmondt en welke bij voorkeur op gelijke hoogte als of op lagere hoogte dan het afvoereind van de toevoerbaan ligt; 15. een schuiforgaan dat dwars op de verdeelbaan over de verdeelbaan heen en weer beweegbaar is om op de verdeelbaan liggende gevulde zakken eraf te kunnen duwen; • een houderbak of althans een houderbakbaan, bij voorkeur gelegen lager dan de verdeelbaan; en 20. besturingsmiddelen; waarbij de houderbak is onderverdeeld, in het bijzonder door schotten; in m-rijen van elk n+1 vakken van in de rijuitstrekkingsrichting vooraf bepaalde rijbreedte, waarbij n en m elk een geheel getal groter gelijk aan nul zijn, en waarbij de besturingsmiddelen enerzijds werkzaam zijn verbonden met de toevoerbaan, 25 de verdeelbaan en het schuiforgaan en anderzijds zijn ingericht om • in een stap (b) de met de toevoerbaan toegevoerde zakken één voor één af te leggen op de verdeelbaan en vervolgens de verdeelbaan met de zich daarop bevindende zak of zakken voort te bewegen over een afstand gelijk aan de vooraf bepaalde breedte van de vakken, 30. stap b) n-keer te herhalen, en • vervolgens in een stap c) met het schuiforgaan n+1 opeenvolgende zakken dwars van de verdeelbaan af te schuiven in de richting van een rij, in het bijzonder lege, vakken van de houderbak. - 10 1 8ó 'j *

7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij de verdeelbaan middels dwars daarop aangebrachte ribben is onderverdeeld in secties met in langsrichting van de verdeelbaan een lengte ongeveer gelijk aan de vooraf bepaalde breedte van de vakken. 5

8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, waarbij de inrichting verder omvat een inlegbaan die zich uitstrekt in dwarsrichting van de verdeelbaan vanaf die verdeelbaan naar de rij te vullen vakken.

9. Inrichting volgens conclusie 8, waarbij de inlegbaan een aangedreven of al thans aandrijfbare baan is.

10. Inrichting volgens conclusie 8 of conclusie, waarbij de inlegbaan vanaf de verdeelbaan naar beneden, in het bijzonder schuin naar beneden verloopt. 15

11. Inrichting volgens één der conclusies 6-10, waarbij de besturingsmiddelen werkzaam met de houderbaan zijn verbonden en ingericht zijn om de houderbak m-1 keer over telkens een vooraf bepaalde, dwars op die dwarsbreedte beschouwde, vak-lengte te verplaatsen zodra een rij vakken met gevulde zakken is gevuld. 20

12. Inrichting volgens één der conclusies 6-11, omvattende geen houderbak. xxxxx 1018612”·