NL1032586C2 - Inrichting voor het in een doos verpakken van zakken alsmede een dergelijke werkwijze. - Google Patents

Description

Inrichting voor het in een doos verpakken van zakken alsmede een dergelijke werkwijze

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het in een doos 5 verpakken van zakken, welke inrichting ten minste is voorzien van een zaktoevoerinrichting voor het toevoeren van zakken naar een opneempositie alsmede van een van ten minste een mondstuk voorziene verplaatstingsinrichting voor het van een opneempositie naar een neerlegpositie verplaatsen van ten minste een zak.

10 De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het in een doos verpakken van zakken, waarbij met behulp van een zaktoevoerinrichting zakken naar een opneempositie worden toegevoerd, waarna met behulp van een van ten minste een mondstuk voorziene verplaatsingsinrichting ten minste een zak van de opneempositie naar een neerlegpositie wordt verplaatst.

15 Bij een dergelijke, uit de Europese octrooiaanvrage EP-A1-1.553.021 bekende inrichting en werkwijze worden zakken met behulp van een eindloze transportband toegevoerd naar een onder de verplaatsingsinrichting gelegen opneempositie. Met behulp van vacuümmondstukken van de verplaatsingsinrichting worden met onderdruk een aantal naast elkaar gelegen 20 zakken opgenomen die vervolgens met behulp van de verplaatsinginrichting op de bodem van een naast de eindloze transportband gereed staande container worden gepositioneerd. Vervolgens wordt een nieuwe rij met zakken opgenomen die dan naast of op een reeds in de container gelegen rij met zakken wordt geplaatst. Nadat de container is gevuld, wordt de inhoud van de container met behulp van een schuif 25 in een naast de container gereed staande doos geschoven.

Een nadeel van de bekende inrichting en werkwijze is dat door de verplaatsingsinrichting de zakken volledig moeten worden opgetild om de zakken op de bodem van de container te positioneren. Daardoor dienen de vacuümmondstukken relatief zwaar te zijn uitgevoerd om met voldoende kracht de 30 zakken te kunnen vasthouden. Een verder nadeel van het volledig met behulp van de vacuümmondstukken optillen van zakken is dat de inhoud van de flexibele zakken op een ongewenste wijze kan gaan verschuiven. Bovendien bestaat hierbij het risico dat het contact tussen de zak en het vacuümmondstuk losraakt.

De uitvinding beoogt een inrichting te verschaffen waarmee op een 1032586 2 nauwkeurige, gecontroleerde wijze de zakken in een doos kunnen worden aangebracht.

Dit doel wordt bij de inrichting volgens de uitvinding bereikt doordat de inrichting verder is voorzien van een van een gesloten positie naar een geopende 5 positie en vice versa verplaatsbaar luik, waarbij onder het luik een doos positioneerbaar is, welk luik zodanig tegenover de opneempositie is gelegen dat in bedrijf een zak van de opneempositie naar de op het luik gelegen neerlegpositie versleepbaar is, waarbij tijdens het verslepen nagenoeg constant ten minste een deel van de onderzijde van de zak door de opneempositie of het luik wordt 10 ondersteund.

Doordat de zak tijdens het verslepen aan de onderzijde door de opneempositie of het luik wordt ondersteund, kan het mondstuk lichter en kleiner worden uitgevoerd dan in het geval dat met behulp van het mondstuk de gehele zak dient te worden opgetild. Mocht bovendien het contact tussen het mondstuk en de 15 zak per ongeluk voortijdig worden verbroken, dan zal de zak eenvoudig op de opneempositie of het luik komen te rusten en kan opnieuw worden opgepakt zonder dat dit tot beschadiging van de inhoud van de zak zal leiden. Door het mondstuk kan bijvoorbeeld met behulp van onderdruk een zak worden opgenomen. Het mondstuk kan ook zijn voorzien van een grijper waarmee de zak kan worden beetgepakt.

20 De op het luik neergelegde zakken worden door het openen van het luik eenvoudig in de daaronder gereedstaande doos gebracht. Na het aanbrengen van een eerste laag zakken in een doos, wordt het luik weer gesloten en wordt op het luik een volgende laag met zakken gevormd.

Een ander uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding 25 wordt gekenmerkt doordat met behulp van het mondstuk een nabij het luik gelegen voorste zijde van de zak van de opneempositie af verplaatsbaar is, waarbij na het verslepen van de zak naar de neerlegpositie, de voorste zijde overlappend op een achterste zijde van een reeds op het luik gelegen zak positioneerbaar is.

Op deze wijze kunnen een aantal zakken overlappend met elkaar op 30 het luik worden gelegd. Doordat de voorste zijde van de zak wordt opgetild, zal de inhoud van de zak enigszins in de richting van de achterste zijde verplaatsen, waardoor elke zak met een op een nagenoeg zelfde wijze georiënteerde inhoud op het luik wordt gepositioneerd. Doordat de relatief lege voorste zijde van een zak op een relatief volle achterzijde wordt gepositioneerd, wordt een optimale vulling van 3 een laag zakken en derhalve van de doos bereikt.

Een nog andere uitvoeringsvorm van de inrichting wordt gekenmerkt doordat de verplaatsingsinrichting is voorzien van ten minste twee mondstukken waarmee simultaan ten minste twee zakken verplaatsbaar zijn van de 5 opneempositie naar de neerlegpositie.

Op deze wijze kan eenvoudig een rij zakken op het luik worden aangebracht.

Een nog andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de zakken ten minste gedeeltelijk overlappend 10 simultaan verplaatsbaar zijn.

Op deze wijze is het mogelijk om ook langszijden van de zakken te laten overlappen, waardoor een nog betere vulling van de doos wordt bereikt.

Een weer verdere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de zakkentoevoerinrichting is voorzien van een 15 aantal zich in een toevoerinrichting uitstrekkende geleidingen, waarbij tussen de geleidingen ten minste een ondersteuning verplaatsbaar is van een nagenoeg geheel onder geleidingen gelegen rustpositie naar een werkpositie, waarin de ondersteuning de opneempositie vormt.

Door de verplaatsbare ondersteuning wordt een nauwkeurige 20 positionering van de zak in de opneempositie gewaarborgd.

De uitvinding beoogt tevens een werkwijze te verschaffen waarmee op een nauwkeurige gecontroleerde wijze zakken in een doos kunnen worden aangebracht.

Dit doel wordt met de werkwijze volgens de uitvinding bereikt 25 doordat de neerlegpositie is gelegen op een van een gesloten positie naar een geopende positie en vice versa verplaatsbaar luik, waarbij onder het luik een doos is gepositioneerd, welk luik zodanig tegenover de opneempositie is gelegen dat tijdens het verslepen van een zak van de opneempositie naar de op het luik gelegen neerlegpositie nagenoeg constant ten minste een deel van de onderzijde van de zak 30 door de opneempositie of het luik wordt ondersteund.

Door het slepen van de zakken van de opneempositie naar de neerlegpositie kan op eenvoudige wijze een laag met zakken op het luik worden gevormd die vervolgens door het openen van het luik in een daaronder gereed staande doos kunnen worden aangebracht. Het mondstuk waarmee de zak wordt 4 versleept kan relatief eenvoudig zijn uitgevoerd.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen waarin fig. 1 een perspectivisch aanzicht van een inrichting volgens de 5 uitvinding toont, fig. 2 de in fig. 1 weergegeven inrichting toont tijdens een andere fase van het aanbrengen van zakken op een luik, fig. 3 een zijaanzicht toont van de in fig. 1 weergegeven inrichting.

In de figuren zijn overeenkomende onderdelen voorzien van 10 dezelfde verwijzingscijfers.

Fig. 1-3 tonen een inrichting 1 volgens de uitvinding die is voorzien van een zaktoevoerinrichting 2, een verplaatsingsinrichting 3, een luik 4 en een doostoevoer- en -afvoerinrichting 5.

De zaktoevoerinrichting 2 is voorzien van een eindloze transport-15 band 6 die is opgebouwd uit een aantal zich evenwijdig naast elkaar uitstrekkende draadvormige snaren 7. De zaktoevoerinrichting 2 is verder voorzien van twee ondersteuningen 8 die elk zijn opgebouwd uit een aantal naast elkaar gelegen metalen stroken 9. De metalen stroken 9 zijn tussen de snaren 7 gelegen. De ondersteuningen 8 zijn elk afzonderlijk zwenkbaar in de door dubbele pijl P1 20 aangegeven richting van een rustpositie, waarbij de bovenzijde van de ondersteuning 8 nagenoeg geheel onder de bovenzijde van de snaren 7 is gelegen naar een in fig. 1 en fig. 2 weergegeven positie, waarbij de platen 9 zich door de snaren 7 heen uitstrekken. Hierbij vormen de zijden 10 van de platen 9 een aanslag voor een met behulp van de eindloze transportband 6 in de door pijl P2 aangegeven 25 transportrichting verplaatsende zak 11.

De verplaatsingsinrichting 3 omvat een slede 12 die met behulp van een aandrijving (niet weergegeven) in en tegengesteld aan de door pijl P3 aangegeven richting verplaatsbaar is over een rechtgeleiding 13. De slede 12 is voorzien van twee vacuümmondstukken 14.

30 Het luik 4 omvat twee zich dwars op de eindloze transportband 6 uitstrekkende geleideplaten 15 en twee zich dwars op de geleideplaten 15 en de eindloze transportband 6 uitstrekkende ondersteuningsplaten 16. De onder-steuningsplaten 16 zijn van elkaar af verplaatsbaar in de door pijlen P4, P5 aangegeven richtingen van de in fig. 1 en 2 weergegeven gesloten positie naar een 5 geopende positie.

De doostoevoer- en -afvoerinrichting 5 omvat een eindloze transportband 17 en twee zich evenwijdig aan de eindloze transportband 17 uitstrekkende geleidingen 18. Met behulp van de doostoevoer- en -afvoerinrichting 5 5 is een doos 19 in de door pijl P6 aangegeven richting verplaatsbaar naar een onder het luik 4 gelegen positie voor het opnemen van zakken 11 en na het vullen van de doos 19 met zakken 11 wordt de doos 19 in de door pijl P6 aangegeven richting afgevoerd.

De werking van de inrichting 1 volgens de uitvinding is als volgt.

10 Een lege doos 19 wordt door de doostoevoer- en -afvoerinrichting 5 in de door pijl P6 aangegeven richting naar een onder het luik 4 gelegen positie gebracht. De ondersteuningsplaten 16 van het luik 4 zijn naar elkaar toe verplaatst, waarbij de ondersteuningsplaten 16 een neerlegpositie vormen voor op het luik 4 aan te brengen zakken 11.

15 De ondersteuningen 8 bevinden zich voorafgaande aan het vullen van een doos 19 in een neerwaarts gekantelde positie, waarbij de bovenzijde van de platen 9 onder de bovenzijde van de snaren 7 is gelegen.

Met behulp van de zaktoevoerinrichting 2 worden op de snaren 7 liggende zakken 11 in de door pijl P2 aangegeven richting getransporteerd. Zodra 20 een zak 11 tegen een aanslag vormend deel van de geleideplaat 15 aan is gelegen, wordt de ondersteuning 8 in de door pijl P1 aangegeven richting naar een werkpositie gekanteld, waarbij de zak 11 door de ondersteuning 8 wordt ondersteund. De zak 11 bevindt zich nu in de opneempositie. Vervolgens wordt een tweede zak 11 in de door pijl P2 aangegeven richting verplaatst totdat de zak 11 25 aanligt tegen de aanslag 10 van de ondersteuning 8. Daarna wordt de tweede ondersteuning 8 in de door pijl P1 aangegeven richting gekanteld zodat de tweede zak 11 door de tweede ondersteuning 8 wordt ondersteund en in de opneempositie is gelegen. De zakken 11 sluiten in de werkpositie een hoek in met de horizontaal. Vervolgens worden de vacuümmondstukken 14 tot boven een voorzijde 20 (zie 30 fig. 3) van de zakken 11 verplaatst. De mondstukken 14 worden dan in de door pijl P7 aangegeven richting neerwaarts verplaatst totdat de mondstukken 14 in contact zijn met de voorzijden 20 van de zakken 11. Daarna wordt tussen elk vacuümmondstuk 14 en de zak 11 onderdruk aangebracht, waarna de mondstukken 14 in de door pijl P7 aangegeven richting naar boven worden verplaatst.

6

Hierdoor worden de voorzijden 20 van de zakken 11 opgetild. Ten minste een deel van de onderzijde 21 zoals bijvoorbeeld de achterzijde 22 van de zak 11 blijft in contact met de geleiding 8. Vervolgens worden de mondstukken 14 in de door pijl P3 aangegeven richting verplaatst totdat de voorste uiteinden 20 van zakken 11 5 aanliggen tegen een zich dwars op de geleideplaten 15 en de ondersteunings-platen 16 uitstrekkende aanslagplaat 23. Na het verwijderen van de onderdruk in de vacuüm- mondstukken 14, worden de mondstukken 14 in de aan pijl P3 tegengestelde richting verplaatst voor het opnemen van inmiddels nieuwe op de ondersteuningen 8 gelegen zakken 11. De voorzijden 20 van deze zakken 11 10 worden op eenzelfde wijze opgetild. De mondstukken 14 worden vervolgens zover in de door pijl P3 aangegeven richting verplaatst totdat de voorzijde 20 van de zakken 11 op de achterzijde 22 van reeds op het luik 4 gelegen zakken 11 kunnen worden neergelegd.

Zodra een laag met zakken 11 op het luik 4 is gevormd, worden de 15 ondersteuningsplaten 16 in de door pijlen P4, P5 aangegeven richtingen van elkaar af verplaatst, waarna de laag met zakken 11 in de door pijl P8 aangegeven richting in de onder het luik 4 gereedstaande doos 19 zakt. Daarna wordt het luik 4 weer gesloten en wordt op de hierboven aangegeven wijze een nieuwe laag met zakken 11 op het luik 4 gevormd.

20 Indien de breedte B van de ondersteuning 8 kleiner is dan de breedte b van een zak 11, zal, bij voldoende hoogte van de aanslag 10, een langszijde 24 van een zak 11 zich uitstrekken voorbij en boven een langszijde 24 van een daarnaast gelegen zak 11. Hierdoor wordt bereikt dat de langszijden 24 van naast elkaar gelegen zakken 11 elkaar overlappen. Dit kan ook op andere wijzen 25 worden gerealiseerd.

Door het overlappen van de voor- en achterzijden en/of de langszijden van de zakken 11 wordt een optimale vulling van de doos 19 bereikt. Het is echter ook mogelijk om geen overlap toe te passen.

De ondersteuningen 8 kunnen ook zijn voorzien van verplaatsbare 30 pennen.

Het is ook mogelijk om in plaats van draadvormige snaren als geleiding relatief smalle eindloze transportbanden of rijen roteerbare wielen toe te passen.

Het is ook mogelijk om in plaats van een vacuümmondstuk een van 7 een grijper voorzien mondstuk toe te passen, waarmee de voorzijde van de zak kan worden beetgepakt.

Het is ook mogelijk om een enkel mondstuk of meer dan twee mondstukken te voorzien.

5 1032586

Claims (11)

1. Inrichting voor het in een doos verpakken van zakken, welke inrichting ten minste is voorzien van een zaktoevoerinrichting voor het toevoeren 5 van zakken naar een opneempositie alsmede van een van ten minste een mondstuk voorziene verplaatsingsinrichting voor het van een opneempositie naar een neerlegpositie verplaatsen van ten minste een zak, met het kenmerk, dat de inrichting verder is voorzien van een van een gesloten positie naar een geopende positie en vice versa verplaatsbaar luik, waarbij onder het luik een doos 10 positioneerbaar is, welk luik zodanig tegenover de opneempositie is gelegen dat in bedrijf een zak van de opneempositie naar de op het luik gelegen neerlegpositie versleepbaar is, waarbij tijdens het verslepen nagenoeg constant ten minste een deel van de onderzijde van de zak door de opneempositie of het luik wordt ondersteund.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat met behulp van het mondstuk een nabij het luik gelegen voorste zijde van de zak van de opneempositie af verplaatsbaar is, waarbij na het verslepen van de zak naar de neerlegpositie, de voorste zijde overlappend op een achterste zijde van een reeds op het luik gelegen zak positioneerbaar is.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de verplaatsingsinrichting is voorzien van ten minste twee mondstukken waarmee simultaan ten minste twee zakken verplaatsbaar zijn van de opneempositie naar de neerlegpositie.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de zakken ten 25 minste gedeeltelijk overlappend simultaan verplaatsbaar zijn.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de zakkentoevoerinrichting is voorzien van een aantal zich in een toevoerinrichting uitstrekkende geleidingen, waarbij tussen de geleidingen ten minste een ondersteuning verplaatsbaar is van een nagenoeg geheel onder 30 geleidingen gelegen rustpositie naar een werkpositie, waarin de ondersteuning de opneempositie vormt.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat in de werkpositie een zijde van de ondersteuning een aanslag vormt voor een in de transportrichting verplaatsende zak. 1032586

7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat de geleidingen draadvormig zijn.

8. Werkwijze voor het in een doos verpakken van zakken, waarbij met behulp van een zaktoevoerinrichting zakken naar een opneempositie worden 5 toegevoerd, waarna met behulp van een van ten minste een mondstuk voorziene verplaatsingsinrichting ten minste een zak van de opneempositie naar een neerlegpositie wordt verplaatst, met het kenmerk, dat de neerlegpositie is gelegen op een van een gesloten positie naar een geopende positie en vice versa verplaatsbaar luik, waarbij onder het luik een doos is gepositioneerd, welk luik 10 zodanig tegenover de opneempositie is gelegen dat tijdens het verslepen van een zak van de opneempositie naar de op het luik gelegen neerlegpositie nagenoeg constant ten minste een deel van de onderzijde van de zak door de opneempositie of het luik wordt ondersteund.

9. Werkwijze volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat een nabij het 15 luik gelegen voorste zijde van de zak van de opneempositie af wordt verplaatst, waarbij na het verslepen van de zak naar de neerlegpositie, de voorste zijde van de zak overlappend op een achterste zijde van een reeds op het luik gelegen zak wordt gepositioneerd.

10. Werkwijze volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat ten 20 minste twee zakken simultaan van de opneempositie naar de neerlegpositie worden verplaatst.

11. Werkwijze volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de zakken ten minste gedeeltelijk overlappend simultaan worden verplaatst. 1 0325 86