NL9002456A - Eibreker. - Google Patents

Description

Titel: Eibreker

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het gecontroleerd breken en openen van eieren en het opvangen en afvoeren van de dooiers en het eiwit, welke inrichting is voorzien van tenminste een aanvoerband, waarop meerdere eieren parallel aan elkaar worden toegevoerd aan een transporteur met van ei-opnemende en openende elementen voorziene eidragers, welke openende elementen bestaan uit twee, na het inslaan van het ei van elkaar wijkende mesdelen.

Dergelijke inrichtingen zijn o.a. bekend uit het Europese octrooischrift 0 325 385 en de Amerikaanse octrooischriften 3.455.356, 3.480.056, 4.321.864, 4.137.838 en 4.534.284. Bij deze bekende inrichtingen worden de mesdelen altijd met rechte vlakke meskanten uitgevoerd, die, dubbel uitgevoerd, steeds ter plaatse van de onderzijde van het ei inslaan.

Dit heeft het nadeel dat delen van de eischaal aan de breukrand ter plaatse van de onderzijde van het ei als een rand omhoog blijven staan, waardoor niet alle eiwit vrij kan uitstromen, doch een restant achterblijft, hetgeen produktie-verlies betekent.

Een tweede gevaar van deze scherpe omhoog staande breukrand is, dat dooiers bij het passeren hierdoor kunnen worden geopend en met het eiwit vermengd, waardoor produkt en kwaliteitsverlies optreedt.

De uitvinding beoogt genoemde nadelen te ondervangen.

Hiertoe vertoont de eibreker volgens de uitvinding het kenmerk, dat de snijkanten van elk mesdeel V-vormig ten opzichte van elkaar zijn opgesteld, zodanig dat het ei op twee plaatsen schuin ter weerszijden van de onderkant wordt ingeslagen. M.a.w. het ei wordt bij het inslaan niet aan de onderzijde geraakt, doch schuin aan beide kanten daarvan, waardoor de onderzijde wel wordt gebroken, doch geen opstaande schaaldelen bij het uitstromen van het eiwit en de dooier deze nadelig beïnvloeden of beschadigen.

In verdere uitwerking van de uitvinding kan elke eidrager zijn voorzien van tenminste twee ei-opneemholten en breek-plaatsen, waardoor een aanzienlijke produktieverhoging ontstaat.

Daarbij kan gebruik worden gemaakt van slechts één paar mesdelen voor het openen van meerdere, naast elkaar opgestelde eieren.

In verdere uitwerking van de uitvinding kunnen de beide mesdelen scharnierend zijn gelagerd aan een beweegbare commando-arm van de eidrager, waarbij aanslagen aan de eidrager ervoor zorg dragen,' dat de mesdelen zodanig kunnen scharnieren, dat de inslag in beide te breken eieren gelijktijdig plaatsvindt en de totale inslagdiepte gelijk is.

De aanslagen kunnen daarbij instelbaar zijn uitgevoerd.

Verder kunnen de eidragers na het openen van de eieren, de ei-inhoud overdragen aan houders, welke gemonteerd zijn aan dezelfde transporteur als de eidragers, doch de inrichting kan ook zodanig zijn uitgevoerd, dat de eidragers na het openen van de eieren de ei-inhoud overdragen aan houders, welke gemonteerd zijn aan een tweede transporteur, welke tenminste over een traject, waarin de ei-inhoud wordt overgedragen, samenloopt met en zich bevindt onder de eerste transporteur.

Ter verduidelijking van de uitvinding zal thans, onder verwijzing naar de tekening, een uitvoeringsvoorbeeld van de eibreker worden beschreven. In de tekening toont:

Fig. 1 een bovenaanzicht van een inrichting voor het gecontroleerd breken en openen van eieren en het opvangen en afvoeren van de dooiers en het eiwit;

Fig. 2 een zijaanzicht van de eidrager volgens de lijn II-II in fig. 1;

Fig. 3 een doorsnede volgens de lijn III-III in Fig. 1;

Fig. 4 een schematisch zijaanzicht van een deel van een mes toegepast bij de inrichting volgens Fig. 1-3;

Fig. 5 een onderaanzicht van een ei na het breken daarvan;

Fig. 6 een doorsnede van een ei met mes ter plaatse van een breekplaats;

Fig. 7 een doorsnede van de eidrager met de beide mesdelen in gesloten stand en gestippeld in de geopende stand;

Fig. 8a, b en c een zijaanzicht van een eidrager en de messen, in drie opeenvolgende standen;

Fig. 9 een aanzicht overeenkomstig fig. 8b, echter in een voorkeursuitvoeringsvorm; en

Fig. 10 een bovenaanzicht van de inrichting volgens fig. 9.

Volgens de tekening, zie in het bijzonder fig. 1, is een inrichting voor het gecontroleerd breken en openen van eieren en voor het scheiden en gescheiden opvangen en afvoeren van de dooiers en het eiwit voorzien van een aantal, in het onderhavige geval twee, aanvoerbanden, genummerd 1 respectievelijk 1'. Elke aanvoerband bevat meerdere parallelle rijen 2 voor het toevoeren van eieren aan een van eidragers 3 voorziene transporteur 4.

De overname van de eieren vanaf de aanvoerbanden 1, 1’ naar de transporteur 4 blijkt uit fig. 2.

Laatstgenoemde figuur toont de beide aanvoerbanden 1 respectievelijk 1', via welke eieren 6 worden toegevoerd.

Zoals uit fig. 2 blijkt bevindt zich stroomafwaarts van elk van de aanvoerbanden 1 respectievelijk 11 een opvangmolen of tourniquet 5, welke de eieren 6 geleid naar een stroomafwaarts ten opzichte van de aanvoerband opgesteld opvangelement 7, die na het opnemen van een rij eieren, met de transporteur 4 een bepaalde afstand meeloopt en tegelijkertijd kantelt vanuit de in fig. 2 gestippeld weergegeven stand (de opvang-stand) naar de met getrokken lijnen weergegeven stand. In deze laatste stand rollen de eieren vanuit het opvangelement 7 in cupdelen 9 van lepels 10. Een en ander zal hier niet verder worden beschreven, daar dit wel bekend is uit het Amerikaanse octrooischrift 3.370.691.

De lepel 10 is draaibaar bevestigd aan een houder 11 die deel uitmaakt van de transporteur 4. Draaibaar aan de lepel 10 zijn met snijkanten 18 uitgevoerde mesdelen 12 bevestigd.

Het omlaag scharnieren van de lepel 10 wordt bewerkstelligd door middel van een rol 16 die loopt in een aan een niet-getekend frame bevestigde geleider 13. De rol 16 is via een hefboom 39 verbonden met de lepel 10.

Teneinde te waarborgen dat de beide eieren tegelijkertijd worden gebroken, zijn de mesdelen 12 middels pennen 25 scharnierend bevestigd aan een meshouder 26 waarvan het vrije uiteinde 37 deels onder besturing staat van een vast met het frame verbonden geleiding 17.

Doordat de meshouder 26 onder invloed staat van een niet weergegeven veer, zal bij het verlaten van de geleider 17 de mesdelen met een door de veer bepaalde kracht in de onderzijde van het ei worden gedreven en wel tussen op afstand van elkaar gelegen cupdelen 9 van de lepels 10. Elke messet 12 bestaat uit twee evenwijdige mesdelen 12, welke na het breken van een ei bij het uit elkaar bewegen van de mesdelen de schaaldelen van het ei uiteen bewegen, waardoor de inhoud daarvan benedenwaarts wordt afgevoerd. Bij het afvoeren van de inhoud vindt tevens een scheiding van dooier en eiwit plaats (zie fig. 3); dit zal hier echter niet verder worden beschreven, daar dit op zich wel bekend is uit de hiervoor genoemde stand der techniek. De ei-inhoud wordt daarbij opgevangen door cups 21 en 22 die kantelbaar zijn gemonteerd in houders 23 die deel kunnen uitmaken van een tweede transporteur 24 (fig. 3).

Zoals uit de tekening blijkt, zijn de cups 21 en 22 draaibaar gemonteerd aan de houders 23. Hierdoor kan in de met stippellijnen weergegeven stand van de cups 21 en 22 een gemakkelijke reiniging daarvan plaatsvinden.

Verwijzend naar fig. l wordt opgemerkt, dat ter plaatse van de met een A respectievelijk A’ aangegeven plaats een overname van de eieren vanaf de aanvoerbanden 1 respectievelijk 1' naar de transporteur 4 plaatsvindt. In het eerstvolgende gedeelte van de transportbaan, aangeduid met B, vindt een sluiten van de cupdelen 9 plaats, d.w.z. (zie fig. 2) dat op de eieren een tegenhouder 15 wordt gelegd, zodat de eieren bij het inslaan van het mes niet bovenwaarts kunnen bewegen.

De beweging van de tegenhouders 15 wordt geregeld met behulp van een geleider 14, die op zich ook bekend is uit de hiervoor genoemde stand van de techniek en bijgevolg hier niet verder zal worden beschreven. Na een rustperiode (trajectdeel D) (nodig voor synchronisatie van beide kettingen) vindt een scheiden van de beide mesdelen plaats (traject E), waarna een leegloop en scheiden van het ei gedurende het traject F plaatsvindt. Tijdens deze leegloop en dit scheiden lopen de eerste en tweede transporteur 4 respectievelijk 24 gelijk op, waarna een scheiding van de beide transporteurs plaatsvindt.

In het hiernavolgende, niet nader aangeduide traject van de transporteur 4 vindt een verwijderen van de schaaldelen plaats alsook een wassen en drogen van de inrichting. Ditzelfde geldt voor de tweede transporteur 24.

Fig. 4 toont meer gedetailleerd de uitvoeringsvorm van het V-vormige mes, dat in wezen is voorzien van onder een hoek staande snijkanten 18, die het ei aan weerszijden op de met 19 aangeduide plaatsen zullen raken. Het gevolg hiervan is dat alleen op de plaatsen 19 opstaande schaaldelen 20 (zie fig. 5 en 6) zullen kunnen ontstaan en niet aan de onderzijde, waardoor een goed leeglopen van het ei is gewaarborgd en bovendien de kans op beschadiging van de uitlopende dooier gering is.

Ten behoeve van het opnemen en openen van de beide in één eidrager opgenomen eieren en de eis, dat beide messen na het raken van de beide eieren deze even diep moeten inslaan, hetgeen nodig is om dooierbeschadiging te voorkomen, zijn beide mesdelen 12 en 12* (zie fig. 6) scharnierend om draaipunt 25 van meshouder 26 bevestigd (zie fig. 8).

Bij de in fig. 8b weergegeven stand raken de messen 12 juist beide eieren 27 respectievelijk 28. Ingeval een van de beide eieren aanzienlijk meer weerstand zou bieden tegen breken van de schaal dan het andere ei, dan zou het mes 12 extra diep in het andere ei kunnen dringen en het eerste ei in het geheel niet breken. Dit wordt voorkomen door gebruikmaking van een aanslag 29 die bij aanslag van het bovendeel 30 van de mesdelen 20 deze mesdelen dwingt te scharnieren rond het draaipunt 25 en dan ook het meer weerstand biedende ei doet binnendringen.

Ook is deze scharnierende werking een correctie op de in wezen grotere inslag van het mes in ei 28 dan in ei 27, en wel als gevolg van de grotere afstand van ei 27 tot het draaipunt 31.

Fig. 8a toont een geleider 38, die de mesdelen voor het inslaan een voorkeurspositie geeft, waardoor beide eieren vrijwel gelijktijdig worden geraakt en de massakracht van de mesdelen ten behoeve van een krachtige inslag gelijk over beide eieren wordt verdeeld.

Fig. 8c geeft de situatie weer na het inslaan van beide eieren, waarbij is te zien dat het bovendeel 30 van de mesdelen 12 tegen beide aanslagen 29 rust. Hierbij zorgt een aanslag 32 tussen de mesdelen en hun houder 26 voor een beperking van de totale bewegingsvrijheid van de mesdelen.

Bij de voorkeursuitvoeringsvorm weergegeven in fig. 9 en 10 is het draaipunt 25 uitgevoerd als een flexibel kunststof-element 33, dat door middel van een element 34 enerzijds is bevestigd aan de meshouder 26, en anderzijds aan de aanslagrand 30 van de mesdelen 12. Door middel van instel-elementen 35 op de mesdelen is de afstand tussen aanslagen 36 en 29 onderling te wijzigen en daarmee de inslagdiepte van elk van beide eieren.

Claims (8)

1. Inrichting voor het gecontroleerd breken en openen van eieren en het opvangen en afvoeren van de dooiers en het eiwit, welke inrichting is voorzien van tenminste een aanvoerband, waarop meerdere eieren parallel aan elkaar worden toegevoerd aan een transporteur uitgerust met van ei-opnemende en openende elementen voorziene eidragers, welke openende elementen bestaan uit twee, na het inslaan in het ei van elkaar wijkende mesdelen, met het kenmerk, dat de snijkanten van elk mesdeel V-vormig ten opzichte van elkaar zijn opgesteld, zodanig dat het ei op twee plaatsen schuin ter weerszijden van de onderzijde wordt ingeslagen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elke eidrager is voorzien van tenminste twee ei-opneemholten en breekplaatsen.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat slechts één paar mesdelen voor het openen van de meerdere naast elkaar opgestelde eieren wordt gebruikt.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat beide mesdelen scharnierend zijn gelagerd aan een beweegbare commando-arm van de eidrager en dat aanslagen aan de eidrager ervoor zorg dragen, dat de mesdelen zodanig kunnen scharnieren, dat de inslag in beide te breken eieren gelijktijdig plaatsvindt en de totale inslagdiepte gelijk is.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de aanslagen instelbaar zijn.

6. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de eidragers na het openen van de eieren, de ei-inhoud overdragen aan houders, welke gemonteerd zijn aan dezelfde transporteur als de eidragers.

7. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de eidragers na het openen van de eieren, de ei-inhoud overdragen aan houders, welke gemonteerd zijn aan een tweede transporteur, welke tenminste over een traject, waarin de ei- inhoud wordt overgedragen, samenloopt met en is opgesteld onder de eerste transporteur.

8. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de door de beide snijkanten (18) van elk mesdeel (12) ingesloten hoek 9oo 0f meer bedraagt.