NL9001580A - Inrichting voor het in de bodem, in het bijzonder grasland, brengen van vloeibare mest. - Google Patents
Inrichting voor het in de bodem, in het bijzonder grasland, brengen van vloeibare mest. Download PDFInfo
- Publication number
- NL9001580A NL9001580A NL9001580A NL9001580A NL9001580A NL 9001580 A NL9001580 A NL 9001580A NL 9001580 A NL9001580 A NL 9001580A NL 9001580 A NL9001580 A NL 9001580A NL 9001580 A NL9001580 A NL 9001580A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- disc
- manure
- nozzle
- soil
- thickness
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01C—PLANTING; SOWING; FERTILISING
- A01C23/00—Distributing devices specially adapted for liquid manure or other fertilising liquid, including ammonia, e.g. transport tanks or sprinkling wagons
- A01C23/02—Special arrangements for delivering the liquid directly into the soil
- A01C23/021—Sludge injectors, i.e. liquid manure injectors
- A01C23/022—Continuous injection tools
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01C—PLANTING; SOWING; FERTILISING
- A01C5/00—Making or covering furrows or holes for sowing, planting or manuring
- A01C5/06—Machines for making or covering drills or furrows for sowing or planting
- A01C5/062—Devices for making drills or furrows
- A01C5/064—Devices for making drills or furrows with rotating tools
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Soil Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Water Supply & Treatment (AREA)
- Fertilizing (AREA)
Description
Korte aanduiding: Inrichting voor het in de bodem, in het bijzonder grasland, brengen van vloeibare mest.
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor in de bodem, in het bijzonder grasland, brengen van vloeibare mest.
In de niet-voorgepubliceerde Nederlandse octrooiaanvrage No. 8901730 is een dergelijke inrichting beschreven. Deze inrichting omvat een gestel en een aantal op het gestel gemonteerde mestinbrengeenheden voor het in de bodem brengen van de mest. De mestinbrengeenheden omvatten elk een dunne platte ronde schijf voor het in de bodem snijden van een smalle sleuf en een daarachter opgestelde mestinbrengvoet die door deze smalle sleuf kan glijden. De inbrengvoet bestaat uit een in hoofdzaak prismatisch lichaam met een naar voren gerichte scherpe snijkant en naar achteren toe divergerende zijvlakken, zodat de smalle sleuf door de inbrengvoet kan worden verbreed. De inbrengvoet is gedeeltelijk van boven naar beneden hol uitgevoerd, zodat een kanaal ontstaat via welke de vloeibare mest in de sleuf kan worden gebracht.
De hierboven beschreven inrichting heeft als nadelen dat de kracht die nodig is om de inrichting tijdens bedrijf voort te bewegen betrekkelijk groot is en dat bij bepaalde bodemsoorten de graszode wordt beschadigd.
De uitvinding beoogt de mestinbrengeenheden zodanig te verbeteren dat minder kracht nodig is om de inrichting tijdens bedrijf voort te bewegen en de kans op beschadiging van de graszode tot een minimum wordt beperkt.
Dit oogmerk wordt volgens de uitvinding bereikt doordat elke mestinbrengeenheid een ronde schijf voor het in de bodem snijden van een sleuf omvat, welke schijf in een zich evenwijdig aan de voortbewegingsrichting van de inrichting uitstrekkend vertikaal vlak ligt en een betrekkelijk grote dikte heeft en waarbij de zijvlakken van de schijf aan de omtrek naar elkaar toelopen en een scherpe snijrand vormen, alsmede een mondstuk voor het in een door de schijf in de bodem gevormde sleuf brengen van vloeibare mest, welk mondstuk in de voortbewegingsrichting gezien direkt achter de schijf is opgesteld op een zodanige hoogte dat tijdens bedrijf de onderzijde van het mondstuk op een geringe afstand boven het bodemopper vlak ligt, en een sleuf-sluiteenheid voor het aan de bovenzijde afsluiten van de met mest gevulde sleuf.
Met de inrichting volgens de uitvinding kunnen in elk soort bodem onberispelijke sleuven worden gesneden zonder dat de graszode wordt beschadigd, terwijl aanzienlijk minder kracht nodig is om de inrichting tijdens bedrijf voort te bewegen.
Voorkeursuitvoeringsvormen van de inrichting volgens de uitvinding zijn gedefinieerd in de onderconclusies.
De uitvinding wordt nader toegelicht in het hiernavolgende uitvoeringsvoorbeeld aan de hand van de tekening, waarin:
Fig. 1 een zijaanzicht is van een bepaalde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, gekoppeld aan een verrijdbaar mestreservoir;
Fig. 2 een bovenaanzicht is van de inrichting van figuur 1; Fig. 3 een zijaanzicht is van een bij de inrichting volgens de uitvinding toegepaste mestinbrengeenheid;
Fig. 4 een achteraanzicht is van de inrichting van figuur 3, gezien in de richting van de pijl IV;
Fig. 5a een radiale doorsnede is van het omtreksgebied van een in de mestinbrengeenheid toegepaste schijf, en Fig. 5b een doorsnede is zoals die van figuur 5a van een andere mogelijke uitvoeringsvorm van een in de mestinbrengeenheid toegepaste schijf.
In figuur 1 en 2 is een verrijdbaar mestreservoir 1 en een hieraan gekoppelde mestinbrenginrichting 2 voor het in de bodem, in het bijzonder grasland, brengen van vloeibare mest weergegeven. De inrichting 2 omvat een gestel 3 waarop een aantal mestinbrengeenheden 4 zijn gemonteerd. In fig. 1 is voor de duidelijkheid slechts één van deze mestinbrengeenheden 4 weergegeven. De inrichting 2 omvat verder een mestverdeler 5 die via op de bovenzijde ervan aangesloten flexibele leidingen 6 is verbonden met de mestinbrengeenheden 4. In fig. 1 is slechts één van deze leidingen 6 getekend, terwijl in fig. 2 voor het overzicht deze flexibele leidingen 6 zijn weggelaten. Op de mestverdeler 5 is verder een mesttoevoerleiding 7 aangesloten die anderzijds in verbinding staat met het mestreservoir 1. In de mesttoevoerleiding 7 is een afsluiter 8 opgenomen. Het gestel 3 bestaat uit een aantal aan elkaar bevestigde kokerbalken, waarvan de kokerbalk 9 de hoofddraagbalk van het gestel is. In de uitvoeringsvorm van fig. 1 en 2 is het gestel 3 door middel van bevestigingsorganen 10 en 11 bevestigd aan een driepuntsophanging, die langs een aan de achterzijde van het verrijdbare mestreservoir 1 gemonteerde hefmast 12 op en neer beweegbaar is.
In fig. 3 en 4 is een bij de inrichting volgens de uitvinding toegepaste mestinbrengeenheid 4 meer in detail weergegeven. Elke mestinbrengeenheid 4 omvat een ronde schijf 13 voor het in de bodem snijden van een sleuf, die gelagerd is in een aan de hoofddraagbalk 9 van het gestel 3 bevestigde drager 14. De schijf 13 ligt in een zich evenwijdig aan de voortbewegingsrichting van de inrichting uitstrekkend vertikaal vlak. De schijf 13 heeft een betrekkelijk grote dikte, die bij voorkeur tussen 20 en 40 mm ligt. Bij een dikte van meer dan 40 mm, zal tijdens bedrijf de bodem te veel worden vervormd en zal de kans op beschadiging van de graszode toenemen. Bij een dikte van minder dan 20 mm zal de in de bodem gesneden sleuf in het algemeen te smal worden om de gewenste hoeveelheid mest in de bodem te brengen. Zeer doelmatig bedraagt de dikte van de schijf ca. 30 mm, bij welke dikte optimale resultaten worden verkregen. De zijvlakken 15 en 16 van de schijf zijn bij voorkeur evenwijdig aan elkaar en lopen in het omtreksgebied 17 van de schijf naar elkaar toe om een scherpe snijrand 18 te vormen.
Elke mestinbrengeenheid 4 omvat verder een mondstuk 19 voor het in een door de schijf 13 in de bodem gevormde sleuf brengen van vloeibare mest. Het mondstuk is in de voortbewegingsrichting gezien direkt achter de schijf 13 opgesteld op een zodanige hoogte dat tijdens bedrijf de onderzijde 20 van het mondstuk 19 op een geringe afstand boven het bodemoppervlak ligt. Het mondstuk heeft bij voorkeur de vorm van een aan het uiteinde afgeplatte buis. De breedte van de uitstroomopening van het mondstuk 19 is ten hoogste gelijk aan de breedte van de door de schijf in de bodem gevormde sleuf, die in principe gelijk is aan de dikte van de schijf 13. Bovenop het mondstuk 19 is een op afstand te bedienen afsluiter 21 gemonteerd die bij 22 kan worden aangesloten op een van de mestverdeler 5 komende leiding 6.
De werkdiepte van de mestinbrengeenheden 4, dat wil zeggen de diepte van de door de schijven 13 in de bodem gevormde sleuven, ligt in de praktijk tussen 5 en 10 cm. Deze werkdiepte kan worden ingesteld met behulp van twee, elk aan een zijkant van het gestel 3 aangebrachte steunwielen 24, die in hoogte ten opzichte van het gestel 3 verstelbaar zijn. Deze steunwielen lopen tijdens het bedrijf van de inrichting over het bodemoppervlak. De onderzijde 20 van het mondstuk 19 ligt op een afstand die iets groter is dan de werkdiepte van de mestinbrengeenheid boven het laagste punt 25 van de schijf 13. Daardoor zal tijdens bedrijf de onderzijde 20 van het mondstuk 19 op een geringe afstand boven het bodemoppervlak liggen.
De hoeveelheid mest die door een mondstuk 19 in een sleuf wordt gebracht is instelbaar en in het algemeen zodanig dat de sleuf tot iets onder de rand met mest is gevuld.
Elke mestinbrengeenheid omvat verder nog een sleuf sluit-eenheid 26 voor het aan de bovenzijde afsluiten van de met mest gevulde sleuf. Deze sleufsluiteenheid 26, die uitgebreider is beschreven in de niet-voorgepubliceerde Nederlandse octrooiaanvrage No. 8902175, omvat twee schijven 27 en 28 met een speciale vorm die worden gedragen door een in een vertikaal vlak scharnierend aan de drager 14 bevestigd raamwerk 29. De schijven 27 en 28 zijn, zoals in fig. 2 is te zien, schuin opgesteld en aan de omtrek voorzien van een afronding of afschuining. De schijven 27 en 28 zorgen ervoor dat de naast een met mest gevulde sleuf gelegen gedeelten van de graszode, enigszins naar beneden en gelijkmatig in zijwaartse richting naar elkaar toe worden gedrukt, zonder dat de graszode wordt beschadigd. De randen van de sleuf sluiten daardoor zeer goed op elkaar aan en de sleuf wordt goed afgesloten.
De schijven 13 kunnen zijn uitgevoerd zoals aangegeven in fig. 5a, waarin het omtreksgebied van een schijf 13 in radiale doorsnede is weergegeven. De schijf bestaat dan uit één stuk en heeft een mesvormige omtreksrand 17, 18.
Het is echter ook mogelijk, zoals in fig. 5b is aangegeven, de schijf 13 samen te stellen uit drie tegen elkaar aanliggende en met elkaar verbonden deelschijven 30, 31 en 32. Daarbij heeft de middelste deelschijf 13 een betrekkelijk geringe dikte en een mesvormige omtreksrand 33. De beide buitenste deelschijven 31 en 32 hebben een betrekkelijk grote dikte en een enigszins kleinere diameter dan de middelste deelschijf 30. Aan de omtreksrand lopen de beide buitenste deelschijven 31 en 32 schuin naar de middelste deelschijf 30 toe.
Bij het in de bodem snijden van een sleuf drukt een schijf 13 direkt naast de sleuf gelegen gedeelten van de graszode enigszins naar beneden. Daardoor is de kans op beschadiging en losgaan van de graszode gering. Dit komt in het bijzonder tot uiting wanneer sleuven worden gevormd in een stuk grasland waarin reeds eerder sleuven zijn gevormd (en met mest gevuld), waarbij de nieuwe sleuven onder een hoek staan ten opzichte van eerder in de bodem gevormde sleuven. Een dergelijke situatie kan zich voordoen wanneer een stuk grasland dat bemest moet worden, geen rechthoekige vorm heeft en/of wanneer de kopse zijden van een verder reeds van mest voorzien stuk grasland moeten worden bemest.
Bij toepassing van de bovenbeschreven mestinbrengeenheden is de kracht die nodig is om de mestinbrenginrichting tijdens bedrijf voort te bewegen, aanzienlijk geringer is dan bij een mestinbrenginrichting, waarbij elke mestinbrengeenheid is voorzien van een wigvormige mestinbrengvoet.
Bij de weergegeven uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding zijn twaalf mestinbrengeenheden 4 naast elkaar op het gestel 3 aangebracht. De mestinbrengeenheden zijn daarbij star met het gestel 3 verbonden. Bij bredere uitvoeringsvormen, waarbij een groter aantal mestinbrengeenheden 4 naast elkaar zijn aangebracht, kan het doelmatig zijn elke mestinbrengeenheid 4 of twee naast elkaar aangebrachte mestinbrengeenheden ten opzichte van het gestel 3 in hoogte beweegbaar te maken en bijvoorbeeld door veerkracht naar beneden te drukken. Daardoor kan de inrichting zich aanpassen aan eventuele oneffenheden in het bodemoppervlak, zodat de door de schijven 13 gevormde sleuven over de gehele werkbreedte nagenoeg even diep zijn.
Claims (7)
1. Inrichting voor het in de bodem, in het bijzonder grasland, brengen van vloeibare mest, omvattende een gestel (3) en een aantal op het gestel gemonteerde mestinbrengeenheden (4) voor het in de bodem brengen van de mest, waarbij elke mestinbreng-eenheid (4) een ronde schijf (13) voor het in de bodem snijden van een sleuf omvat, welke schijf in een zich evenwijdig aan de voortbewegingsrichting van de inrichting uitstrekkend vertikaal vlak ligt en een betrekkelijk grote dikte heeft en waarbij de zijvlakken (15, 16) van de schijf aan de omtrek (17) naar elkaar toelopen en een scherpe snijrand (18) vormen, alsmede een mondstuk (19) voor het in een door de schijf in de bodem gevormde sleuf brengen van vloeibare mest, welk mondstuk in de voortbewegingsrichting gezien direkt achter de schijf is opgesteld qp een zodanige hoogte dat tijdens bedrijf de onderzijde (20) van het mondstuk (19) op een geringe afstand boven het bodemoppervlak ligt, en een sleufsluiteenheid (26) voor het aan de bovenzijde afsluiten van de met mest gevulde sleuf,
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de dikte van elke schijf (13) tussen 20 en 40 mm en bij voorkeur ca. 30 mm bedraagt.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat elke schijf (13) evenwijdige zijvlakken (15, 16) heeft.
4. Inrichting volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat elke schijf (13) uit één stuk bestaat en een mesvormige omtreks-rand (17, 18) heeft.
5. Inrichting volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat elke schijf (13) is samengesteld uit drie tegen elkaar aanliggende en met elkaar verbonden deelschijven (30, 31, 32) waarbij de middelste deelschijf (30) een betrekkelijk geringe dikte en een mesvormige omtreksrand (33) heeft en de beide buitenste deelschijven (31, 32) een betrekkelijk grote dikte en een enigszins kleinere diameter dan de middelste deelschijf (30) hebben en aan de omtreksrand schuin naar de middelste deelschi jf toelopen.
6. Inrichting volgens een der conclusies 1-5, met het kenmerk. dat de breedte van de uitstroomopening van elk mondstuk (19) ten hoogste gelijk is aan de dikte van de bijbehorende schijf (13) .
7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat elk mondstuk (19) de vorm heeft van een aan het uiteinde afgeplatte buis.
Priority Applications (3)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL9001580A NL192183C (nl) | 1990-07-11 | 1990-07-11 | Inrichting voor het in de bodem, in het bijzonder grasland, brengen van vloeibare mest. |
BE9100625A BE1004819A3 (nl) | 1990-07-11 | 1991-07-02 | Inrichting voor het in de bodem, in het bijzonder grasland, brengen van vloeibare mest. |
DE19914122638 DE4122638A1 (de) | 1990-07-11 | 1991-07-09 | Vorrichtung zum einbringen von fluessigduenger in boeden |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL9001580 | 1990-07-11 | ||
NL9001580A NL192183C (nl) | 1990-07-11 | 1990-07-11 | Inrichting voor het in de bodem, in het bijzonder grasland, brengen van vloeibare mest. |
Publications (3)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL9001580A true NL9001580A (nl) | 1992-02-03 |
NL192183B NL192183B (nl) | 1996-11-01 |
NL192183C NL192183C (nl) | 1997-03-04 |
Family
ID=19857401
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL9001580A NL192183C (nl) | 1990-07-11 | 1990-07-11 | Inrichting voor het in de bodem, in het bijzonder grasland, brengen van vloeibare mest. |
Country Status (3)
Country | Link |
---|---|
BE (1) | BE1004819A3 (nl) |
DE (1) | DE4122638A1 (nl) |
NL (1) | NL192183C (nl) |
Families Citing this family (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
NL9201543A (nl) * | 1992-09-03 | 1993-07-01 | Vredo Dodewaard Bv | Inrichting voor het bemesten van grasland. |
NL2000121C2 (nl) | 2006-07-03 | 2008-01-07 | Veenhuis Machines | Inrichting en werkwijze voor het bemesten van grond. |
DE102008029906B4 (de) * | 2008-06-24 | 2011-03-10 | Demircan, Erol | Schaukelvorrichtung |
Citations (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE290919C (nl) * | 1915-04-21 | 1916-03-24 | ||
US2912944A (en) * | 1955-06-06 | 1959-11-17 | Phillips Petroleum Co | Liquid fertilizer applicator vehicle |
EP0288173A1 (en) * | 1987-04-03 | 1988-10-26 | Massey University | Ground channeling apparatus |
EP0322941A2 (en) * | 1987-12-02 | 1989-07-05 | Vredo Dodewaard B.V. | Liquid manure injector |
DE9000053U1 (de) * | 1990-01-04 | 1990-03-15 | De Dissel Beheer B.V., Aalten | Injektionsvorrichtung zur kontinuierlichen Einbringung von Flüssigdünger od.dgl. in den Boden |
-
1990
- 1990-07-11 NL NL9001580A patent/NL192183C/nl not_active IP Right Cessation
-
1991
- 1991-07-02 BE BE9100625A patent/BE1004819A3/nl not_active IP Right Cessation
- 1991-07-09 DE DE19914122638 patent/DE4122638A1/de not_active Withdrawn
Patent Citations (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE290919C (nl) * | 1915-04-21 | 1916-03-24 | ||
US2912944A (en) * | 1955-06-06 | 1959-11-17 | Phillips Petroleum Co | Liquid fertilizer applicator vehicle |
EP0288173A1 (en) * | 1987-04-03 | 1988-10-26 | Massey University | Ground channeling apparatus |
EP0322941A2 (en) * | 1987-12-02 | 1989-07-05 | Vredo Dodewaard B.V. | Liquid manure injector |
DE9000053U1 (de) * | 1990-01-04 | 1990-03-15 | De Dissel Beheer B.V., Aalten | Injektionsvorrichtung zur kontinuierlichen Einbringung von Flüssigdünger od.dgl. in den Boden |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
DE4122638A1 (de) | 1992-02-13 |
NL192183C (nl) | 1997-03-04 |
NL192183B (nl) | 1996-11-01 |
BE1004819A3 (nl) | 1993-02-02 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
AU2008281337B2 (en) | Profiling method and apparatus | |
US6325156B1 (en) | Gauge wheel and coulter arrangement for agricultural implement | |
CA2816747C (en) | A method for planting potatoes at high speed and equipment for carrying out that method | |
US4483401A (en) | Trash clearing assembly for farm implements | |
CA2207250C (en) | Cultivator attachment for a skid steer tractor unit | |
JP2013066397A (ja) | 中耕除草培土機 | |
BE1004819A3 (nl) | Inrichting voor het in de bodem, in het bijzonder grasland, brengen van vloeibare mest. | |
KR101313669B1 (ko) | 고구마 종순 심기장치 | |
RU90291U1 (ru) | Сошник | |
NL9002508A (nl) | Inrichting voor het maken van sleuven in landbouwbodem. | |
NL2025722B1 (nl) | Inrichting voor het verwijderen van stengel en loof van in het veld staande landbouwgewassen | |
US11490557B2 (en) | Sowing coulter with adjustable blades | |
NL1029547C2 (nl) | Inrichting en werkwijze voor het aanbrengen van plantgoed. | |
NL9101552A (nl) | Inrichting voor het maken van zaaivoren in een gazon. | |
US20060150875A1 (en) | Method and apparatus for splitting, mulching, and leveling soil beds for planting | |
NL8602301A (nl) | Bodembewerkingstoestel met een daarachter geplaatst vereffeningsgedeelte. | |
EP0439216B1 (en) | A device for spreading liquid manure over the ground | |
CN114982404B (zh) | 一种玉米小区播深控制装置 | |
EP0587218B1 (en) | Device for applying manure to meadow land | |
RU2824529C1 (ru) | Сельскохозяйственное устройство для обработки почвы | |
KR200496343Y1 (ko) | 대상체를 수확하는 동력수확기 | |
NL2030044B1 (nl) | Inrichting voor het aanbrengen van een markering in een vulmedium tijdens het vullen van champignoncellen en / of overtrekken van het vulmedium naar een verdere champignoncel. | |
BE1031298B1 (nl) | Plantschijf voor een schijvenplanter | |
BE1030945B1 (nl) | Plantinrichting met instelbare plantdiepte | |
BE1023587B1 (nl) | Werkwijze en werktuig voor het in de bodem brengen van mest |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A1B | A search report has been drawn up | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
V4 | Discontinued because of reaching the maximum lifetime of a patent |
Effective date: 20100711 |