NL9000982A - Inrichting voor het gedoseerd doorvoeren van haakvormige voorwerpen. - Google Patents

Description

Inrichting voor het gedoseerd doorvoeren van haakvormige voorwerpen.

Als uitvindster wordt genoemd: Catharina Afien Geerts-Veen te Bentveld.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het gedoseerd doorvoeren van haakvormige voorwerpen die over een staafvormig element in axiale richting kunnen worden verplaatst. In het bijzonder gaat het om een doseer-inrichting voor een aantal kledinghangers van uiteenlopende soort die tegen elkaar over een buis hangen en waarvan steeds één hanger tegelijk moet worden doorgevoerd.

In het bijzonder wordt beoogd de haakvormige voorwerpen (de hangers) op een vooraf bepaalde afstand van elkaar door te voeren, zodat deze hangers met de daarop ondersteunde kledingstukken aldus op een aangepaste wijze kunnen worden toegevoerd aan een verdere verwerkingsinstallatie (zie octrooiaanvrage 7008371). Dit oogmerk wordt volgens de uitvinding bereikt doordat in het staafvormige element een spleet aanwezig is, gelegen in een vlak door de hartlijn van het element, in welke spleet een beweegbaar transportorgaan is opgenomen, dat is voorzien van ten minste een nok waarbij het werkzame traject van het transportorgaan is gelegen op of boven de rand van de spleet.

Wanneer het staafvormige element (de buis) in een enigszins hellende stand (bijvoorbeeld 5 a 10°) wordt geplaatst, glijden de op dit element aanwezige haakvormige voorwerpen in de richting van het transportorgaan, dat vervolgens steeds uitsluitend het voorste voorwerp door middel van zijn nok oppakt en in de beoogde transportrichting meevoert en aflevert aan het stroomafwaarts gelegen deel van het staafvormige element. De overige voorwerpen worden tegengehouden totdat een nok weer het eerstkomende voorwerp pakt. Het transportorgaan kan de vorm hebben van een korte eindloze ketting, voorzien van een of meer nokken.

In een vereenvoudigde uitvoering is het transportorgaan uitgevoerd als een draaibare schijf die voor een deel binnen de spleet van het staafvoimige element is gelegen, waarbij de (elke) nok is uitgevoerd als een trapvormige verhoging van de omtrek van deze schijf. Bij een aldus uitgevoer'd transportorgaan tilt de trapvormige verhoging het voorwerp op en voert dit mee tot voorbij het bovenste gedeelte van de schijf, waarna het voorwerp door de zwaartekracht neerwaarts glijdt en op het verdere gedeelte van het staafvormige element terecht komt om hierop verder door te glijden.

Bij voorkeur is de schijf uitgevoerd met een naar weerszijden uitstekende as die kan steunen in een schaalvormige verdieping langs de overstaande randen van de spleet. Aldus kan met een minimum aan voorzieningen de doseerinrichting functioneren en daarbij de onderlinge afstand van de afgeleverde haakvormige voorwerpen bepalen door het tempo waarmee de schijf steeds een volgend voorwerp optilt.

In een gunstige uitvoeringsvorm van de doseerinrichting volgens de uitvinding is de schijf voorzien van een enkele verhoging waarbij diametraal ten opzichte van deze verhoging een afplatting langs de schijf is aangebracht en het staafvormige element is voorzien van een uitsparing aan de zijde gelegen tegenover de opening van de spleet. Op deze wijze wordt voldoende ruimte aan de onderzijde van het staafvormige element (de buis) verschaft wanneer het haakvormige voorwerp door de schijf over het hoogste punt wordt getild. Het haakvormige voorwerp kan immers een boog van ten minste 270° beslaan en gaat dan meestal aan de onderzijde over in een neerwaarts gerichte schacht. Door de aangegeven maatregelen wordt een klemlopen van dit onderste deel van het haakvormige voorwerp (de kledinghanger) tegen de onderkant van het staafvormige element (de buis) voorkomen.

De beweging van de schijf kan een doorlopende rotatie zijn, doch dan moeten er geleidingen aan het uiteinde van de spleet aanwezig zijn voor het in de beoogde voortbewegingsrichting afvoeren van het haakvormige voorwerp, zodat geen klemlopen met de verhoging of nok kan optreden. In een uitvoeringsvorm is de as van de schijf verbonden met een mechanisme waarmede een periodieke oscillerende beweging over een hoek in de orde van 110° aan de schijf kan worden gegeven. In een dergelijke uitvoeringsvorm wordt het risico van het vastlopen van de schijf vermeden.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening die een uitvoeringsvorm van de doseer-inrichting toont alsmede enkele fasen van het doserings-verloop.

Fig. 1 is een perspectivisch aanzicht van een gedeelte van een hellend opgestelde buis voorzien van een daarin aangebrachte schijf, terwijl voorts enkele kledinghaken zijn afgebeeld.

Fig. 2 toont drie fasen van het doseren.

Zoals te zien in Fig. 1 bestaat de inrichting uit een staafvormig element 1, dat in dit geval is uitgevoerd als een buis. Op het orgaan 1 hangen enkele haakvormige voorwerpen of kledinghangers 2 welke langs deze buis in axiale richting kunnen worden verplaatst. In het staafvormige element 1 is een spleet 3 aanwezig, gelegen in een vlak schematisch aangegeven met V door de hartlijn 4 van de buis 1. In deze spleet 3 is een transportorgaan 5 opgenomen. Dit orgaan bestaat in de afgeheelde uitvoering uit een draaibare schijf 6 die zich voor een deel binnen de spleet 3 bevindt.

Deze schijf is langs zijn omtrek voorzien van een trapvormige verhoging of nok 7. Opgemerkt wordt dat het transportorgaan kan zijn uitgevoerd als een korte eindloze ketting met een nok. In de tekening is steeds een schijf 6 met een enkele nok 7 afgebeeld, doch de schijf kan ook zijn voorzien van twee of meer langs de omtrek van de schijf verdeelde nokken 7 die dan elk op een zelfde wijze werkzaam zijn als hieronder nader wordt toegelicht aan de hand van de afgeheelde enkele nok 7.

De schijf 6 is draaibaar om een hartlijn 8 die op of onder de rand 9 van de spleet 3 ligt. De schijf 6 is uitgevoerd met een naar weerszijden uitstekende as 10 die kan steunen in een schaalvormige verdieping 11 langs de overstaande randen 9 van de spleet 3.

Zoals reeds hierboven aangegeven, is de schijf 6 voorzien van een enkele verhoging of nok 7. Diametraal ten opzichte van deze nok is een afplatting 12 langs de schijf 6 aangebracht. De buis 1 is voorzien van een uitsparing 13 aan de zijde gelegen tegenover de rand 9 van de spleet 3.

De werking van de tot dusver beschreven doseerin-richting volgens Fig. 1 zal nu worden toegelicht aan de hand van Fig. 2 waarin drie fasen a, b, en c zijn aangegeven. Op het staafvormige element of buis 1 bevinden zich een aantal schematisch in doorsnede aangegeven haakvormige voorwerpen of kledinghangers 2. De buis 1 heeft een enigszins hellende stand ten opzichte van het horizontale vlak, zoals aangegeven met de hoek o< in het linkerdeel a van Fig. 2. Tengevolge van deze hellende stand glijden de hangers 2 in de richting van de schijf 6. De nok 7 van deze schijf bevindt zich in deze eerste fase nog onder de rand 9 van de spleet 3, zodat de voorste hanger 2 rust tegen de omtrek van de schijf 6. Aan deze schijf wordt op een nog nader aan te geven wijze een draaiende beweging gegeven in de richting van de pijl P-

De afmeting van de nok 7 is afgestemd op de dikte of diameter van de hangers 2 en bedraagt bijvoorbeeld 4 mm. De middellijn van de schijf 6 is bijvoorbeeld 50 mm en van de buis 1, 19 mm. Proefondervindelijk is gebleken dat dan steeds één enkele hanger door de nok 7 naar boven wordt meegenomen, zoals afgebeeld in de fase b in Fig. 2. De hanger 2 wordt op deze wijze opgetild en passeert een bovenste stand, waarna de nok nog over een geringe hoek doordraait in de richting van de pijl P. De hanger 2 komt dan los van de nok 7 en valt tengevolge van de zwaartekracht op de buis 1, zie fase c in Fig. 2. Deze hanger glijdt vervolgens langs de buis 1, zoals is afgebeeld in het linkerdeel a van Fig. 2.

De nok 7 kan zowel doordraaien in de richting van de pijl P, doch kan ook terugbewegen zoals aai.gegeven met de pijl R in het rechterdeel c van Fig. 2. Voor het verkrijgen van deze oscillerende beweging P - R kan de as 10 van de schijf 6 zijn verbonden met een op zichzelf algemeen bekend (doch niet afgebeeld) mechanisme waarmede een periodiek heen- en weerdraaiende beweging over een hoek in de orde van 110° aan de schijf 6 kan worden gegeven.

In de fase b afgebeeld in Fig. 2 bevindt de met de nok 7 samenwerkende hanger 2 zich in een hogere stand dan de op de buis 1 rustende hangers 2. Zoals te zien in Fig. 1 kan elke hanger 2 zijn uitgevoerd met een overgang 14 naar een schacht 15 van de hanger. Deze overgang 14 kan in de fase b afgebeeld in Fig. 2 eventueel in aanraking komen met de onderzijde van de buis 1 of zelfs met de omtrek van de schijf 6. Teneinde dit risico te vermijden, is de schijf 6 voorzien van de reeds eerder aangegeven afplatting 12 op een plaats gelegen diametraal tegenover de nok 7. De buis 1 is uitgevoerd met de genoemde uitsparing 13 zodat er op deze wijze voldoende ruimte beschikbaar is voor het passeren van de overgang 14 van de zich op dat moment in zijn hoogste positie bevindende hanger 2 in de fase b.

Met de hiervoor beschreven doseerinrichting wordt beoogd een regelmatige afgifte te verkrijgen van bijvoorbeeld kledinghangers die op een regelmatige doch naar wens instelbare afstand moeten worden toegevoerd aan een verwerkingsinrichting bijvoorbeeld van het type beschreven in octrooiaanvrage 7008371. Door het regelen van de snelheid van hetzij de rotatie of de oscillatie van de schijf 6 kan de afstand tussen de af te voeren hangers 2 over het in Fig. 1 linkergedeelte van de buis 1 worden ingesteld.

Claims (5)

1. Inrichting voor het gedoseerd doorvoeren van haakvormige voorwerpen die over een staafvormig element in axiale richting kunnen worden verplaatst, met het kenmerk, dat in het staafvormige element (1) een spleet (3) aanwezig is, gelegen in een vlak (V) door de hartlijn (4) van het element, in welke spleet een beweegbaar transportorgaan (5) is opgenomen, dat is voorzien van ten minste een nok (7) waarbij het werkzame traject van het transportorgaan is gelegen op of boven de rand (9) van de spleet.

2. Doseerinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het transportorgaan (5) is uitgevoerd als een draaibare schijf (6) die voor een deel binnen de spleet (3) van het staafvormige element (1) is gelegen, waarbij de (elke) nok (7) is uitgevoerd als een trapvormige verhoging van de omtrek van deze schijf.

3. Doseerinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de schijf (6) is uitgevoerd met een naar weerszijden uitstekende as (10) die kan steunen in een schaalvormige verdieping (11) langs de overstaande randen (9) van de spleet (3).

4. Doseerinrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de schijf (6) is voorzien van een enkele verhoging (7) en dat diametraal ten opzichte van deze verhoging, een afplatting (12) langs de schijf is aangebracht waarbij het staafvormige element (1) is voorzien van een uitsparing (13) aan de zijde gelegen tegenover de rand (9) van de spleet (3).

5. Doseerinrichting volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat de as (10) van de schijf (6) is verbonden met een mechanisme waarmede een periodieke oscillerende beweging over een hoek in de orde van 110° aan de schijf kan worden gegeven.