NL9000695A - Werkwijze en inrichting voor het in steriele toestand toegankelijk maken van in een dichtgelaste capsuleband verpakt materiaal. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Werkwijze en inrichting voor het in steriele toestand toegankelijk maken van in een dichtgelaste capsuleband verpakt materiaal.

De uitvinding heeft betrekking qp een werkwijze voor het in steriele toestand toegankelijk maken van in een dichtgelaste capsuleband verpakt materiaal, meer in het bijzonder ten behoeve van het vegetatief vermeerderen van plaatmateriaal.

Onder "capsuleband" dient hier te worden verstaan een dubbelwandige strook van een geschikte kunststof, die door loodrecht op de lengterichting van de strook aangebrachte lassen is verdeeld in een groot aantal naast elkaar gelegen, langgerekte compartimenten, de "capsules". Een dergelijke capsuleband kan bijvoorbeeld worden gerealiseerd door uit te gaan van een door extrusie verkregen buisprofiel, dat in platgevouwen toestand volgens zijn lengteas doormidden wordt gesneden, zodat twee dubbelwandige stroken ontstaan, die vervolgens elk in capsules worden onderverdeeld.

In de niet-voorgepubliceerde octrooiaanvrage NL 8902032 wordt onder andere een werkwijze beschreven voor het vegetatief vermeerderen van planten, waarbij het te vermeerderen uitgangsmateriaal in een steriele omgeving wordt aangebracht in de afzonderlijke, rechtop staande capsules van de hoogkant geplaatste capsuleband, nadat in een eerder stadium daarin een hoeveelheid voedingsmedium voor het te vermeerderen materiaal is aangebracht. Na het inbrengen van het te vermeerderen materiaal worden de capsules gesloten door de capsuleband nabij zijn bovenste langsrand dicht te lassen. Tenslotte wordt de gevulde en dichtgelaste capsuleband in samengepakte, bijvoorbeeld cpgerolde of zig-zag gevouwen toestand in een opslaghouder opgenomen. De opslac^iou-der wordt voor een bepaalde tijd (bijvoorbeeld een aantal weken), waarin zich het uitgangsmateriaal kan vermeerderen, in een daarvoor bestemde, niet-steriele ruimte weggezet.

Het vermeerderde materiaal is bestemd cm te worden versneden tot uitgangsmateriaal voor een volgend vermeerderingsproces (of wel een bewortelingsproces).

Het versnijden geschiedt vooralsnog handmatig, met behulp van een snijmesje en een pincet, in een op de werkplek tot stand te brengen, zogenaamde steriele wolk.

De uitvinding nu beoogt een zodanige behandeling van de met vermeerderd materiaal gevulde capsuleband te verschaffen, dat de capsules respectievelijk groepen van capsules achtereenvolgens in een steriele en voor het gemakkelijk uitnemen geschikte, geopende toestand op de werkplek ter versnijding worden gepresenteerd. Daarbij dient in aanmerking te worden genomen, dat de capsuleband aan de buitenkant - door zijn verblijf in de opslagruimte - niet steriel meer is en daarom gevaar kan opleveren voor besmetting van het vermeerderde materiaal tijdens het verwijderen uit de capsule.

Volgens de uitvinding nu wordt dit doel op een eenvoudige en doeltreffende wijze bereikt, doordat de nog gesloten capsuleband in in hoofdzaak liggende toestand door een bad met een desinfecterende vloeistof wordt geleid en vervolgens in een nagenoeg hoogkante positie wordt overgebracht, waarin de capsuleband op een afstand onder de intact blijvende bovenste randstrook, dicht langs elke lasnaad tussen opeenvolgende capsules van een insnijding wordt voorzien.

Als gevolg van het aanbrengen van insnijdingen gaan de capsules zijdelings openstaan, zodat het vermeerderde plantmateriaal dan gemakkelijk en zonder wezenlijk gevaar voor beschadiging van opzij, met de pincet uit de geopende capsules kan worden verwijderd. Het aldus openen van de capsuleband heeft bovendien het voordeel, dat de geledigde capsules met elkaar verbonden blijven, hetgeen de doorvoer van de capsuleband langs de werkplek en het afvoeren daarvan vergemakkelijkt. Het desinfecterende vloeistofbad vormt daarbij een effectieve overgang tussen de niet-steriele ruimte, waarin zich de opslaghouder met de voorraad gevulde, te openen capsuleband bevindt, en de "steriele wolk" waarin het openen van de capsuleband, het uitnemen van het vermeerderde materiaal en het versnijden van dit materiaal plaatsvindt. Een geschikte desinfecterende vloeistof wordt gevormt door een 70%'s alcoholoplossing.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een inrichting voor het uitvoeren van deze werkwijze. Volgens de uitvinding wordt deze inrichting gekenmerkt door een bakvormige houder voor vloeistof, met aan overstaande zijden daarvan aangebrachte, in hoofdzaak horizontale invoer- en afvoergeleidingen, en met een in deze houder opgenomen, tussen en onder de invoer- en afvoergeleidingen gelegen derde geleiding voor een van een voorraad komende capsuleband, waarbij aan de afVoerzijde geleidings- en aandrij fmiddelen aanwezig zijn cm de capsuleband nagenoeg hoogkant te plaatsen en in deze positie door een snij-station te transporteren, in welk snij station middelen aanwezig zijn voor het maken van in hoofdzaak vertikale sneden langs elke lasnaad tussen aangrenzende capsules van de capsuleband.

m een praktische uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding zijn de in- en afvoergeleiding, alsook de daartussen aanwezige geleiding als draaibare rollen uitgevoerd. Daarbij bevatten de stroomafwaarts van de houder aanwezige geleidings- en aandrij fmiddelen bij voorkeur een paar snaren zonder einde, die geleid worden over om in hoofdzaak vertikale assen draaibare schijven en waarvan de naar elkaar toegekeerde parten zijn opgesteld voor het daartussen vastgrij-pen van het bovenste randdeel van de hoogkant geplaatste capsuleband.

Fig. 1 toont een schematisch zijaanzicht van de inrichting volgens de uitvinding; fig. 2 toont een bovenaanzicht op grotere schaal van een gedeelte van de in fig. 1 weergegeven inrichting, en fig. 3 toont een schematische doorsnede volgens de lijn III-III in fig. 1.

In de tekening is met 1 een bijvoorbeeld met vermeerderd plant-materiaal gevulde, dichtgelaste capsuleband aangegeven. Deze capsuleband wordt links in fig. 1 in liggende toestand van een niet nader weergegeven voorraadrol of voorraadpakket afgetrokken. Met 2 is het onderste gedeelte van een bakvormige houder voor een desinfecterende vloeistof, bijvoorbeeld een 70%'s alcoholoplossing, weergegeven. De capsuleband 1 wordt geleid over een eerste leidrol 3, die draaibaar kan zijn gemonteerd in de niet nader weergegeven opstaande zijwanden van de houder 2. Vanaf de leidrol 3 wordt de capsuleband l geleid over een op een lager niveau gelegen, als borstelwals uitgevoerde leidrol 4. Deze borstelwals 4 is draaibaar gemonteerd tussen de vrije einden van twee, om een horizontale as 5 scharnierend op de opstaande zijwanden van de houder 2 gemonteerde draagarmen 6. Met behulp van de draagarmen 6 kan de hoogte van de borstelwals 4 zo worden ingesteld, dat het onderste gedeelte van de wals bij draaiing in de weergegeven pijlrichting door de desinfecterende vloeistof heen beweegt. De aldus via de borstelwals 4 door de desinfecterende vloeistof heen geleide capsuleband beweegt vervolgens in opwaartse richting naar een aan de uittreezijde van de houder 2 draaibaar gemonteerde rol 7.

De houder 2 vormt een de capsuléband 1 desinfecterende overgangszone tussen de niet-steriele ruimte links van de houder en een zich naar rechts (fig. 1) uitstrekkende werkruimte, waarin bijvoorbeeld door het onderhouden van een vertikale steriele luchtstroom, een zogenaamde "steriele wolk" aanwezig is.

Aan de stroomafwaartse zijde van de rol 7 wordt een langsrand- strook la van de gedesinfecteerde capsuleband 1 volgens een nagenoeg vertikaal vlak gevat tussen de samenwerkende parten 8a en 9a van twee eindloze snaren 8 en 9, die worden geleid over om in hoofdzaak horizontale assen aangedreven snaarschijven 10, 11 en 12, 13. De snaar-schijven 10-13 zijn op een zodanige hoogte links van de lengteas van de houder 2 opgesteld (zie fig. 2), dat de werkzame parten 8a, 9a van de snaren 8 en 9 zich op een niveau juist boven de rol 7 bevinden. De van de snaarschijven 10, 11 komende werkzame snaarparten 8a en 9a vertonen aanvankelijk een enigszins convergerend verloop, waardoor de te grijpen randstrook la van de capsuleband l cp het tussen de rollen 10, 11 enerzijds en de rol 7 anderzijds gelegen traject A zich eerst betrekkelijk gemakkelijk tussen de beide snaarparten 8a en 9a kan voegen. Daarbij wordt de capsuleband aan de van de te grijpen randstrook afgekeerde langsrand roede door een vaste - overeenkomstig de breedte van de te verwerken capsuleband 1 instelbare - geleiding 14 gestuurd (fig. 2). Bij 15 komen de samenwerkende parten 8a en 9a samen in een zich in de transportrichting verder uitstrekkende langgerekte geleider 16, die bestaat uit twee tegenover elkaar liggende, van langsuitsparingen 17 en 18 voor het opnemen van de snaarparten 8a en 9a en van langsuitsparingen 24 en 25 voor de terugkerende snaarparten voorziene lijsten 19 en 20. De lijst 20 is vast opgesteld en bevestigd aan een fraroebalk 21. De lijst 19 ligt aan de bovenzijde tegen de vaste lijst 20 aan, terwijl aan de benedenzijde de randstrook la van de capsuleband 1 tussen de naar elkaar toegedrukte snaarparten 8a en 9a wordt ingeklemd. De klemkracht kan daarbij worden ingesteld door de lijst 19 onder tussenkomst van een veer 22 met een klemschroef 23 vaster of minder vast aan te draaien. De lijsten 19 en 20 zijn vervaardigd uit een materiaal, bijvoorbeeld polytetrafluoretheen, dat een lage wrijvingscoëfficiënt heeft, zodat de snaarparten 8a en 9a met een betrekkelijk geringe wrijving over de wanden van de betreffende uitsparingen 17 en 18 kunnen bewegen. De terugkerende parten van de eindloze snaren 8 en 9 worden zonder noemenswaardige zijdelingse druk door de uitsparingen 24 en 25 geleid.

De rest van de capsuleband zal na het verlaten van de rol 7 geleidelijk gaan neerhangen en wel totdat de positie rechts van het punt x in fig. 1 is bereikt, waar de onder de geleider 16 uitstekende capsuleband zijdelings tegen een onder deze geleider opgestelde, een weinig naar voren afhellend opgestelde steunwand 26 komt aan te liggen. De bij voorkeur uit doorschijnend materiaal bestaande steunwand 26 dient als ondergrond bij het maken van insnijdingen in de te openen capsuléband 1. De voor het maken van deze insnijdingen bestemde snij-inrichting is met 27 aangeduid (fig. 1 en 3).

Het is de bedoeling, dat een insnijding langs elke vertikale lasnaad tussen de aangrenzende capsules wordt gemaakt. De snij-inrichting 27 bevat hiertoe een draagbalk 28 voor een aantal, bijvoorbeeld vier, snijmessen 29. De draagbalk 28 is op een afstand voor de doorzichtige steunwand 26 opgesteld en kan een translatiebeweging uitvoeren in een vlak evenwijdig aan dat van de steunwand 26. De dwarsbalk 28 is hiertoe bevestigd aan twee over vaste, evenwijdige geleide-stangen 30 beweegbare cilindrische geleiders 31. De geleidestangen 30 maken, in de transportrichting gezien, een kleine hoek van bijvoorbeeld 5° met de vertikaal en staan, in dwarsdoorsnede gezien, evenwijdig aan de doorzichtige steunwand 26 opgesteld. De dwarsbalk 28 met de daardoor gedragen snijmessen 29 kan aldus een beweging in de richting van pijl Y (zie fig. 3) uitvoeren. Deze beweging kan bijvoorbeeld pneumatisch worden gestuurd.

Door de drager 28 met de messen 29 onder een kleine hoek met de vertikaal te plaatsen is het mogelijk de sneden in de bewegende capsuleband 1 aan te brengen. Daarbij is het van belang, dat de sneden telkens op de juiste plaats, namelijk dicht langs de betreffende lasnaden worden aangebracht. Hiertoe kan de positie van de lasnaden permanent met een daartoe geschikt optisch middel worden afgetast en de aandrijving van de de capsuléband transporterende snaaraandrijving in de juiste verhouding tot de slagbeweging van de draagbalk 28 met de messen 29 worden gestuurd. Door het aanbrengen van de sneden gaan de betreffende capsules zijdelings open staan en kan het vermeerderde plantmateriaal met behulp van een pincet eenvoudig met de hand (bij P in fig. 1) worden verwijderd. Met behulp van een achter de doorzichtige steunwand 26 geplaatste lamp valt de toestand van de vermeerderde plant bovendien te inspecteren.

Zoals in fig. 3 is te zien, zijn de messen 29 gezamenlijk, danwel elk afzonderlijk gemonteerd op een drager 32, die in een richting loodrecht op de steunwand 26 heen en weer beweegbaar ten opzichte van de draagbalk 28 is geleid (pijl z). Van deze bewegingsmogelijkheid wordt bijvoorbeeld gébruik gemaakt cm de messen na het voltooien van een snede terug te trékken alvorens de draagbalk 28 naar zijn bovenste uitgangspositie terug te brengen, terwijl het daardoor ook mogelijk is het insnijden van een capsule, waarbinnen zich een ge- infecteerde vermeerderde plant bevindt, achterwege te laten, zodat de geïnfecteerde plant ongebruikt, aan het einde van de transportbaan, bij Q, met de ledige capsules wordt afgevoerd. Aan het stroomafwaartse einde van de snaargeleider 16 (over traject B) divergeren de snaar-parten 8a en 9a een weinig, waardoor de klemkracht op de intact gebleven bovenste randstrook la wegvalt en de band met geledigde dan wel alleen nog hier en daar met geïnfecteerd materiaal gevulde en dicht gebleven capsules als afval in een daarvoor bestemde container kan worden afgevoerd.

Claims (10)

1. Werkwijze voor het in steriele toestand toegankelijk maken van in een dichtgelaste capsuleband verpakt materiaal, meer in het bijzonder ten behoeve van het vegetatief vermeerderen van plaatmateriaal, met het kenmerk, dat de nog gesloten capsuleband in in hoofdzaak liggende toestand door een bad met een desinfecterende vloeistof wordt geleid en vervolgens in een nagenoeg hoogkante positie wordt overgebracht, waarin de capsuleband op een afstand onder de intact blijvende bovenste randstrook, dicht langs elke lasnaad tussen opeenvolgende capsules van een insnijding wordt voorzien.

2. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1, gekenmerkt door een bakvormige houder voor vloeistof, met aan overstaande zijden daarvan aangebrachte, in hoofdzaak horizontale invoer- en afvoergeleidingen, en met een in deze houder opgenamen, tussen en onder de invoer- en afvoergeleidingen gelegen derde geleiding voor een van een voorraad kamende capsuleband, waarbij aan de afvoer- . zijde geleidings- en aandrij fmiddelen aanwezig zijn om de capsuleband nagenoeg hoogkant te plaatsen en in deze positie door een snij station te transporteren, in welk snij station middelen aanwezig zijn voor het maken van in hoofdzaak vertikale sneden langs elke lasnaad tussen aangrenzende capsules van de capsuleband.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de in- en afvoergeleiding, alsook de daartussen aanwezige geleiding als draaibare rollen zijn uitgevoerd.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de tus-sengelegen rol als borstelrol is uitgevoerd en in de hoogterichting verstelbaar tussen de twee om een horizontale as scharnierende draag-armen is gemonteerd.

5. Inrichting volgens conclusies 2-4, met het kenmerk, dat de stroomafwaarts van de houder aanwezige geleidings- en aandrij fmiddelen een paar snaren zonder einde bevatten, die worden geleid over om in hoofdzaak horizontale assen draaibare schijven en waarvan de naar elkaar toegekeerde werkzame parten zijn opgesteld voor het daartussen vastgrijpen van het bovenste randdeel van een hoogkant geplaatste capsuleband.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de werkzame snaarparten in een boven de afvoergeleiding gelegen zone in de transportrichting convergerend ten opzichte van elkaar zijn opgesteld en stroomafwaarts van deze zone in een van een onderste doorlaatspleet voor da capsuléband-randstrook voorziene, zich ten minste over het snij station uitstrékkende snaargeleider samenkomen, terwijl de snaarparten vanaf het stroomafwaartse einde van de snaargeleider divergerend in de richting van de respectieve snaarschijven iepen.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de snaargeleider uit twee onder een instelbare veerdruk naar elkaar toe gedrukte, van naar elkaar toegekeerde opneemgroeven voor de snaarparten voorziene lijsten bestaat.

8. Inrichting volgens conclusies 6-8, met het kenmerk, dat ook de terugkerende snaarparten door de snaargeleider heen worden geleid.

9. Inrichting volgens conclusies 5-8, met het kenmerk, dat zich vanaf de de doorlaatspleet voor de capsuléband-randstrook bevattende onderzijde van de snaargeleiding een neerhangende steunwand uitstrekt voor welke steunwand een draagbalk met snijmessen in een vlak evenwijdig aan dat van de steunwand in een in hoofdzaak vertikale . richting heen en weer beweegbaar is.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat elk afzonderlijk snijmes in een richting loodrecht op de steunwand beweegbaar op de draagbalk is gemonteerd.