NL8902825A - Droger met verbeterde configuratie van de luchtkanalen. - Google Patents

Description

DROGER MET VERBETERDE CONFIGURATIE VAN DE LUCHTKANALEN

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een droger voor langwerpige banen dragermateriaal, omvattende tenminste een rij zich in de dwarsrichting van de te drogen banen uitstrekkende spuitkoppen, die aan tenminste één zijde van een toevoeropening zijn voorzien voor het toevoeren van een drogend gasmengsel.

Dergelijke drogers zijn algemeen bekend.

Bij dergelijke bekende drogers moet het drogende gasmengsel, uitgaande van de ventilator een bochtig traject doorlopen voordat het gas bij de spuitkoppen terechtkomt en via in de spuitkoppen aangebrachte openingen op de te drogen banen dragermateriaal wordt gespoten. Wanneer een vaste uit-stroomsnelheid of druk aan de uitstroomopeningen van de spuitkoppen wordt aangenomen, is bij een dergelijk bochtig traject een hoge gasdruk noodzakelijk bij het verlaten van de ventilator, aangezien een groot deel van de druk verloren gaat in het bochtige, door het drogende gasmengsel te doorlopen traject. Als gevolg van deze relatief hoge druk, die door de ventilator moet worden opgewekt, is een ventilator met grote afmetingen noodzakelijk, terwijl tevens het voor de aandrijving van de ventilator benodigde vermogen aanzienlijk is.

De onderhavige uitvinding poogt een droger van de bekende soort te verschaffen, waarbij de door de ventilator opgewekte druk, bij handhaving van dezelfde druk bij de uitstroomopeningen van de spuitkoppen, verlaagd kan worden.

Dit doel wordt bereikt, doordat de toevoeropeningen van de spuitkoppen zijn aangesloten op tenminste één zich naast de spuitkoppen uitstrekkend toevoerkanaal.

Hierdoor behoeft het van het toevoerkanaal afkomstige gasmengsel slechts één bocht te doorlopen, voordat het gasmengsel in de spuitkoppen terechtkomt. Wanneer het gasmengsel eenmaal in de spuitkoppen aanwezig is, en zich in de lengterichting hiervan voortbeweegt, behoeft het gasmengsel nog slechts één verdere richtingsverandering te ondergaan voordat het op de banen te drogen materiaal wordt gespoten.

Aldus zijn, uitgaande van de ventilator slechts twee richtingsveranderingen nodig voordat het gasmengsel van de ventilator naar de banen te drogen materiaal wordt gevoerd.

De ventilator hoeft dan ook een minder groteover-druk op te wekken, zodat met een ventilator volstaan kan worden, die slechts een kleiner vermogen behoeft. Aldus wordt een energiebesparing verkregen.

Een ander voordeel van de onderhavige uitvinding is, dat met een ventilator met een kleiner volume kan worden volstaan, zodat in de droger meer ruimte overblijft voor het plaatsen van andere onderdelen. Dit is in het bijzonder belangrijk vanwege het feit, dat in een dergelijke droger een aantal, bijvoorbeeld 6 of 8 van dergelijke ventilatoren zijn opgenomen. Het plaatsen van het toevoerkanaal in het verlengde van de uitstroomopening van de ventilator heeft eveneens betrekking op het verminderen van het aantal bochten in het door het drogende gasmengsel af te leggen traject. Ook het effect hiervan is vergelijkbaar met het effect van de maatregel volgens de hoofdconclusie.

Vervolgens zal de onderhavige uitvinding worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen, waarin voorstellen: fig. 1: een perspectivisch, gedeeltelijk weggebroken aanzicht van een droger volgens de onderhavige uitvinding; fig. 2: een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch detailaanzicht van een droger volgens de onderhavige uitvinding; en fig. 3: een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch detailaanzicht van een andere uitvoeringsvorm van de bevestiging van de spuitkoppen aan het toevoerkanaal.

De in fig. 1 getoonde droger 1 rust door middel van blokken 3 op een fundatieconstructie 2. De droger 1 wordt in essentie gevormd door een in zijn geheel met 4 aangeduid frame, waaromheen een kast 5 is aangebracht, en waarbinnen de desbetreffende componenten zijn aangebracht.

Zo zijn in het frame 4 twee rijen spuitkoppen 6, 7 bevestigd, waartussen de baan te drogen materiaal 8 wordt doorgevoerd. Hierbij is de onderste rij spuitkoppen 6 vast in het frame aangebracht, terwijl de bovenste rij 7 scharnier-baar is om aan de zijde, die in het algemeen als aandrijfzij-de bekend staat van de te arogen baan aangebrachte scharnieren, die aan de hand van fig. 2 nader zullen worden toegelicht.

Verder is in de ruimte boven de spuitkoppen 7 een reeks ventilatoren 9 aangebracht. Direct aansluitend op de afvoeropening van elke ventilator 9 is een toevoerkanaal 10 aangebracht voor het aan de spuitkoppen toevoeren van van de ventilator 9 afkomstig drogend gasmengsel, in het algemeen lucht. Zowel de ventilatoren 9 als de daarmee verbonden toe-voerkanalen 10 zijn in de transportrichting van de te drogen baan 8 gezien aan de zijde, die in het algemeen als aandrijf-zijde van de droger bekend staat, aangebracht. Overigens wordt elke ventilator 9 aangedreven door een elektromotor 11.

Op overeenkomstige wijze zijn aan de onderzijde van de vast aangebrachte spuitkoppen 6 overeenkomstige ventilatoren aangebracht, die door middel van overeenkomstige toevoer-kanalen aangesloten zijn op de desbetreffende spuitkoppen. Noch deze ventilatoren, noch deze kanalen zijn in fig. 1 weergegeven.

Zoals uit fig. 1 blijkt, wordt door de bovengenoemde plaatsing van de ventilatoren en bijbehorende afvoerkanalen een grote ruimtebesparing bereikt; de ruimte boven de spuitkoppen blijft voor het grootste gedeelte vrij, zodat deze ruimte gebruikt kan worden voor andere elementen, zoals een warmtewisselaar, die in fig. 1 met 12 is aangeduid. Verder is in fig. 1 aangegeven hoe de ruimte onder de vaste reeks spuitkoppen 6 gebruikt wordt voor het aanbrengen van een brander 13, en een warmtewisselaar 14.

Nu zal aan de hand van fig. 2 de aansluiting van de toevoerkanalen 10 op de spuitkoppen nader worden verklaard.

Het toevoerkanaal 10 heeft een ü-vormige doorsnede, waarbij een deel van dit toevoerkanaal 10 zich boven, resp. onder de spuitkoppen 6 uitstrekt. De configuratie van dit toevoerkanaal 10 is zodanig, dat dit een vervolg of voortzetting is van het slakkehuis van de ventilatoren 9, zodat het uit de ventilatoren 9 tredende gasmengsel zonder bochten aan het toevoerkanaal 10 wordt toegevoerd.

Aangezien het toevoerkanaal 10 zich tenminste voor een deel geheel aan de zijkant van de reeks spuitkoppen 7 uitstrekt, behoeft het van het toevoerkanaal 10 afkomstige gasmengsel slechts één bocht te doorlopen om in de ruimte van een spuitkop 7 terecht te komen. Om vanaf de spuitkop 7 naar de daarin aangebrachte uitstroomopeningen 15 te komen, behoeft slechts wederom één bocht te worden doorlopen, zodat, komende vanaf de ventilator, het door het drogende luchtmengsel af te leggen traject slechts twee bochten omvat, te weten één bocht om vanaf het toevoerkanaal in de spuitkop terecht te komen en één bocht om vanaf de spuitkop via de spuitope-ning 15 naar de te drogen baan 8 te worden gespoten. Hierbij wordt opgemerkt, dat door de ü-vorm van het toevoerkanaal een deel van de gasstroom niet geheel volgens een rechte lijn stroomt tussen de uitstroomopening van de ventilator en de intreeopening van de spuitkoppen. De afwijking is echter gering en de hierdoor ontstane bochten in het traject zijn zo flauw, dat deze weinig stromingsweerstand veroorzaken.

Overigens is voor de onderste rij spuitkoppen 6 een overeenkomstig toevoerkanaal 16 aangebracht. Hierbij zijn de vast aangebrachte spuitkoppen zodanig geconstrueerd, dat zij __ vast verbonden zijn met het toevoerkanaal 16. Overigens gelden hiervoor dezelfde overwegingen als voor de bovenste rij.

De spuitmonden 7 zijn echter kantelbaar, waartoe zij door middel van een scharnier 17 met het toevoerkanaal 10 zijn verbonden. In de zijwand 18 van het toevoerkanaal 10, evenals in de zijwand 19 van de spuitkop 7 is een doorvoer-opening aangebracht, waardoorheen het drogende gasmengsel beweegt. De constructie is zodanig, dat in de werkende toestand, dat wil zeggen de toestand, waarin drogend gas door de spuitmonden heengaat, de beide wanden 18, 19 op elkaar aan- sluiten, zodat de totale hoeveelheid drogend gas wordt overgedragen. Om de stromingsweerstand zo klein mogelijk te houden, is de opening zo groot mogelijk uitgevoerd.

Voor het bewegen van de spuitkoppen 7 is een cilinder 20 aangebracht, waarvan de zuigerstang 21 door middel van een balk 22 met de vrije einden van de spuitkoppen 7 is verbonden. Het andere einde van de cilinder 20 is scharnierbaar bevestigd in het frame 4 van de droger. Door bediening van de bijvoorbeeld hydraulisch of pneumatisch werkende cilinder 20 kan de balk 22 en daarmee het vrije einde van de scharnierbaar bevestigde spuitkoppen 7 omhoog worden bewogen. Dit wordt toegepast voor het doorvoeren van het begin van een baan te drogen materiaal. De afstand tussen de spuitkoppen 7, 6 in de werkzame stand is immers zo klein, dat een gebruiker hier niet met vingers tussen kan. Om de ruimte toegankelijk te maken, is een omhoog beweegbaar luik 23 in de kast 5 aangebracht, waardoor in de omhoog bewogen toestand van het luik, een opening wordt gemaakt, zodat de gebruiker in de ruimte tussen de spuitkoppen 6, 7 kan komen. Ook het luik 23 is door middel van een kabel 24, een katrol 25 en een hydraulische of pneumatische cilinder 26 bedienbaar.

In fig. 3 is afgebeeld hoe volgens een andere uitvoeringsvorm de spuitkoppen aan de betreffende toevoerkanalen 10, 16 zijn bevestigd. Hierbij wordt één zijwand van beide toevoerkanalen gevormd door een aan de aandrijfzijde aangebrachte plaat 27, die een zodanige structurele sterkte heeft, dat de spuitkoppen hieraan zijn bevestigd. Verder worden de toevoerkanalen begrensd door omgezette platen 28.

Aan de zijwand 27 is een hoekijzer 29 bevestigd, waarop elk door middel van een bout 30 twee steunen 31 zijn afgesteund. Als gevolg van deze constructie kan de hoogte van de steunen 31 ten opzichte van het hoekijzer 29 versteld worden. Beide steunen 31 zijn verbonden door een as 32.

Verder is door middel van bouten 33 een plaat 35 met beide steunen 31 verbonden. Deze plaat strekt zich over de gehele lengte van de desbetreffende sectie van de droger uit.

Zowel aan de bovenzijde als aan de onderzijde van de plaat 35 is een U-profiel 34 aangebracht d.m.v. niet in de tekening weergegeven bouten. Tussen deze twee U-profielen 34 strekt zich een aantal vertikale stroken 36 uit. Deze stroken 36 hebben evenals de daartussen aangebrachte, zich horizontaal uitstrekkende stroken de funktie van het geleiden van de luchtstroom naar de spuitkoppen toe. In het midden is in elk van deze stroken 36 een gat aangebracht, waardoorheen zich een as 37 uitstrekt. Deze as strekt zich tevens uit door in de steunen 31 aangebrachte gaten.

In elk van de vaste spuitkoppen 6, waarvan de constructie hier niet in extenso zal worden beschreven, is een stang 38 aangebracht, die zich hoofdzakelijk in de lengterichting van de spuitkop 6 uitstrekt. Aan het smalle, gesloten einde van de spuitkop 6 is schroefdraad 39 op de stang 38 aangebracht, waarbij deze schroefdraad zich door de kopwand 40 van de spuitkop 6 heen uitstrekt, terwijl aan de andere zijde de stang 38 van een ü-vormig omgebogen stuk 41 is voorzien. Door middel van de stang 38 wordt de betreffende spuitkop 6 tegen de plaat 35 aan bevestigd. Hiertoe wordt vanaf de voorzijde, dat wil zeggen de zijde van de kopwand 40, de spuitkop 6 tegen de plaat 35 aan gemanouvreerd, terwijl de stang 38 zodanig wordt verdraaid, dat het ü-vormige stuk 41 hiervan om de as 37 wordt gehaakt. Vervolgens wordt een moer 42 op de schroefdraad 39 gedraaid ter fixering van de spuitkop 6 tegen de plaat 35 aan. Door deze constructie is het mogelijk de spuitkoppen 6, 7 te monteren of te demonteren vanuit de bedieningszijde van de droger. Hiervoor zijn geen verdere montagehandelingen vereist, zodat de spuitkoppen 6, 7 gemakkelijk verwisseld of gereinigd kunnen worden. Zoals in de tekening is weergegeven, rusten de kopwanden van de spuitkop 6 op een profiel 51, waarin zij d.m.v. een bout 52 gefixeerd zijn.

Aan de onderzijde van de plaat 35 is een strook 43 van flexibel afdichtend materiaal bevestigd, dat tegen de omgezette rand van de plaat 28 aan rust, zodat een goede afdichting voor het drogende gasmengsel wordt verkregen.

Op de de twee steunen 31 verbindende as 32 is een vierkante verdikking 44 aangebracht, waarvan de hoeken zijn afgeplat. Hierop aangrijpend is een tweede steun 45 aangebracht, waarbij de hoogte van de steun 45 ten opzichte van de as 32 veranderbaar is door middel van een bout 46, die voorzien is van een borgmoer 47. Hiermee is de hoogte van de beweegbare spuitkop 7 over de aandrijfzijde instelbaar.

De steun 45 is door middel van twee bouten 48 verbonden met een plaat 50, die overeenkomt met de plaat 35, zoals deze beschreven is aan de hand van de vaste spuitmonden 6. De constructie van de kantelbare spuitmonden 7 komt verder geheel overeen met die van de vaste spuitmonden 6, zodat hierop niet nader wordt ingegaan.

Verder is tussen twee U-profielen 34 een strook flexibel materiaal 49 aangebracht ter afdichting.

Overigens moet worden opgemerkt, dat het hoekijzer 29 zich niet over de volle lengte van de desbetrefffende sectie uitstrekt, zodat er onderbrekingen zijn. De beide toe-voerkanalen 10 en 16 staan dan ook met elkaar in verbinding, zodat een goede drukverdeling van het gasmengsel wordt verkregen .

Claims (11)

1. Droger voor langwerpige banen dragermateriaal, omvattende tenminste een rij zich in de öwarsrichting van de te drogen banen uitstrekkenae spuitkoppen, die aan tenminste één zijde van een toevoeropening zijn voorzien voor het toevoeren van een drogend gasmengsel, met het kenmerk, dat de toevoeropeningen zijn aangesloten op tenminste een zich naast de spuitkoppen uitstrekkend toevoerkanaal.

2. Droger volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat twee rijen spuitkoppen zijn aangebracht, waartussen de te drogen baan wordt doorgevoerd, en dat op elke rij spuitkoppen een toevoerkanaal is aangesloten.

3. Droger volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat op elk toevoerkanaal twee rijen spuitkoppen zijn aangesloten.

4. Droger volgens conclusie 1, 2 of 3, met het k e n m e r k, dat het toevoerkanaal gelegen is in het verlengde van de uitstroomopening van een drogend gasmengsel toevoerende ventilator.

5. Droger volgens conclusie 1, 2, 3 of 4, met het kenmerk, dat de doortocht van het kanaal afneemt met toenemende afstand vanaf de ventilator.

6. Droger volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het kanaal tenminste gedeeltelijk een U-vormige doorsnede heeft, en dat een deel van de doorsnede zich boven resp. onder de spuitkoppen uitstrekt.

7. Droger volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat een van de rijen spuitkoppen scharnierbaar is bevestigd aan de zijde van het kanaal, opdat de ruimte tussen de spuitkoppen aan de andere zijde tijdelijk vergroot kan worden voor het doorvoeren van het te drogen materiaal .

8. Droger volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de spuitkoppen aan een met het toevoerkanaal verbonden gestel verbonden zijn via een van de andere zijde van de spuitkoppen fixeerbare verbinding.

9. Droger volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de van de andere zijde van de spuitkop fixeerbare verbinding gevormd wordt door een aan één zijde van een haak voorziene stang, die aan de andere zijde van een fixa-tie-orgaan is voorzien, waarbij de haak op een staaf aan-grijpbaar is.

10. Droger volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hoogte van beide reeksen spuitkoppen aan de aandrijfzijde van de droger gezamelijk instelbaar is.

11. Droger volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hoogte van de reeks beweegbare spuitkoppen aan de aandrijfzijde instelbaar is ten opzichte van de hoogte van de reeks vaste spuitkoppen.