NL8200178A - Verbeterde koelruimte. - Google Patents

Description

\ * 4

Verbeterde koelruimte.

De uitvinding heeft betrekking op een koelruimte bestemd door het koelen van producten, in het bijzonder voedingsmiddelen of gekookte schotels geplaatst op plateau's welke boven elkaar op onderlinge afstand zijn opgesteld in een parallelopipidische stapel, 5 door injecteren van vloeibaar kooldioxyde onder druk door middel van ontspanningsbuizen waarbij aan de uitgang daarvan dit vloeibare gas zich omzet in kooldioxyde sneeuw, waarbij de inwendige atmosfeer van de omsloten ruimte wordt geroerd door ventilatoren, waarbij de injecteerbuizen zijn opgesteld op vier verticale stijgpijpen welke 10 verdeeld zijn rondom de stapel van plateau's en opgesteld zijn volgens de vier verticale randen van een denkbeeldig parallelopipédum welke de stapel omgeeft.

De uitvinding beoogt de kwaliteit, de snelheid en het rendement van het koelen van een omsloten ruimte van deze soort te 15 verbeteren, als mede het verkrijgen van een betere gelijkmatigheid van het op de producten uitgeoefende koeling in het bijzonder door te zorgen dat het mengsel van ventilatielucht en van de stralen van kooldioxyde sneeuw ontstaat in de onmiddelijke omgeving van de te koelen producten.

20 Hiertoe is de omsloten ruimte volgens da uitvinding ge kenmerkt doordat in zijn inwendige zijn opgesteld, aan weerskanten van twee tegenover elkaar gelegen zijvlakken van de stapel, twee verticale schotten welke elk voorzien zijn van een serie horizontale spleten die respectievelijk gelegen zijn ten opzichte van de inter-25 vallen welke de in de stapel boven elkaar opgestelde plateau's scheiden, waarbij de spleten van een schot de binnenkomst en het leiden van de lucht (door de ventilatoren in circulatie gebracht) verzekert in de vorm van horizontale lagen welke over het oppervlak van de te koelen producten strijken, terwijl de spleten van het 30 andere schot de afvoer van deze lucht verzekeren, waarbij de verticale stijgpijpen voorzien zijn van serie's buizen welke eveneens zijn gelegen ten opzichte van de intervallen van de plateau's van de stapel en zijn opgesteld in de ruimte gelegen tussen deze schotten nabij de 8200178 * ψ - 2 - uiteinden van de spleten van de schotten, waarbij deze buizen onmidde-lijk naar de te koelen producten platte stralen van vloeibaar gas afgeven welke gelegen zijn in dezelfde horizontale vlakken als de lagen van circulatielucht.

5 De opstelling volgens de uitvinding verbetert het rendement van de omsloten ruimte want de gepulseerde lucht bestemd voor het meevoeren van de stralen wordt verdeeld en geleid met nauwkeurigheid door de spleten in de bruikbare gebieden, te weten het oppervlak van de te koelen producten welke verdeeld zijn over de pla-10 teau’s. De lucht wordt op bijzondere wijze geblazen onmiddelijk boven de producten, zonder niet-werkzame dunne luchtlagen zoals de luchtlagen die bij afwezigheid van leispleten de randen zouden koelen van de bakken met daarin de producten. Zodoende wordt het hier—op afzetten van de koolzuursneeuw tot stand gebracht volgens een optimale ver-15 deling.

Bij een voorkeursuitvoering wordt, voor het bevorderen van de homogeniteit van het koelen van de producten, de circulatie-richting van de lucht in de stapel, op in zich bekende wijze, periodiek omgekeerd, terwijl tijdens elke werkperiode, slechts de stijg-20 pijpen bij het schot door de spleten waarvan de lucht binnendringt tussen de plateau’s worden gevoed met vloeibaar kooldioxyde. Op deze wijze zijn er geen bevoorrechte koelgebieden doordat de delen van het oppervlak van de producten welke minder koolzuursneeuw ontvangen gedurende een periode in evenwicht worden gebracht met het meer ontvan-25 gen in de volgende periode. Het blijkt dan dat de spleten van elk der schotten alternatief de aanvoer en de verdeling van voortgestuwde lucht verzekert welke door de stapel circuleert. Het omkeren van de circula-tierichting van de lucht kan zeer eenvoudig worden verkregen door omkeren van de werkrichting van de ventilatoren. In de praktijk kan de 30 circulatierichting van de lucht worden gewijzigd aan het eind van perioden in de buurt van 90 seconden. Met andere woorden, de lucht wordt op het oppervlak van de producten geblazen op afwisselende wijze gedurende 90 seconden in een richting en vervolgens gedurende 90 seconden in de tegengestelde richting.

35 Teneinde een gelijkmatige afkoeling van de producten 82 0 0 1 7 8 *- % - 3 - over de gehele hoogte van de stapel te verkrijgen, is het voldoende om de breedte van de spleten te wijzigingen als functie van de luchtdruk welke heerst bovenstrooms van elk der spleten om identieke stroom-omstandigheden voor de lucht bij alle verdiepingen van de stapel te 5 verzekeren. De nabij de ventilatoren gelegen spleten zouden dus smaller dienen te zijn dan de spleten welke meer verwijderd zijn. Deze compensatiemaatregel verzekert een gelijkmatig debiet van lucht bij alle etage's.

Bij voorkeur zijn de genoemde schotten welke, de stapel 10 omgeven -gevormd door de flanken van een in U-vorm gebogen plaat en zijn verbonden door het horizontale deel welke de bodem van deze U-vormige plaat vormt; de ventilatoren zijn dan geplaatst tussen deze bodem en de betrokken wand van de omsloten ruimte. Bij voorkeur vormt de plaat in de omsloten ruimte een omgekeerde ü en de ventila-15 toren zijn geplaatst in het hoge deel van de omsloten ruimte boven de bodem van de plaat. Bovendien verdient het de voorkeur dat de U-vorm-ige randen van de plaat in continue aanraking zijn met de betrokken vertikale wanden van de omsloten ruimte en zijn eindranden in.continue aanraking zijn met de betrokken wand van de omsloten 20 ruimte. De plaat begrenst zodoende rondom de stapel een zeer nauwkeurig U-vormig kanaal; de ventilatoren zijn opgesteld in het middendeel van dit kanaal en veroorzaken dat lucht de takken van dit kanaal volgt om hetzij in de stapel te dringen of daaruit te stromen zonder van mogelijkheid\omwegen welke het rendement van de ventilatie zouden 25 verminderen.

De volgende beschrijving met betrekking' tot de bij wijze van voorbeeld gegeven tekening maakt het mogelijk om beter te begrijpen hoe de onderhavige uitvinding in de praktijk kan worden gebracht.

Fig. 1 toont in perspectief een omsloten koelruimte 30 volgens de uitvinding. Duidelijkshalve is slechts één plateau van de stapel aangegeven.

Fig. 2 is een verticale doorsnede van de omsloten ruimte volgens de lijn II-II van fig. 3.

Fig. 3 is een horizontale doorsnede van de omsloten 35 ruimte volgens de lijn III-III in fig. 2.

8200178 « * - 4 -

De getekende omsloten koelruimte heeft de vorm van een parallelopipedum en omvat vier verticale wanden 1, 2, 3 en 4, een onderwand 18 en een bovenwand 7. De voorwand 1 is voorzien van een toegangsopening welke afsluitbaar is door een deur 5. De wanden en 5 de deur van de omsloten ruimte worden gevormd door thermisch isolerende panelen. Binnen de omsloten ruimte kunnen te koelen voedingsmiddelen 15 worden opgesteld in platte bakken 16 gedragen door plateau's 17 welke boven elkaar zijn gelegen met onderlinge afstand om een stapel 6 te vormen met een in hoofdzaak eveneens parallelo-10 pipidische vorm, welke van de .wanden van de omsloten ruimte zijn gescheiden over zijn gehele omtrek door een vrije ruimte.

In de vier hoeken van de omsloten ruimte zijn verticale stijgpijpen 8, 9, 10 en 11 opgesteld, die worden gevoed met vloeibare kooldioxyde onder druk en die voorzien zijn van buizen 12 in 15 een gelijk aantal als de plateau's 17. De buizen 12 zijn uitgevoerd om elk een horizontale platte straal op verspreidende wijze af te geven en zijn zodanig op de stijgpijpen aangebracht dat deze stralen een gemiddelde richting hebben gericht naar het centrale gebied van de plateau's 17 en zijn gelegen in respectievelijke horizontale 20 vlakken welke onmiddelijk boven het oppervlak van de te koelen producten 15 zijn gelegen.

De stapel 6 is bekleed door een omgekeerd U-vormige plaat 20. De benen van deze plaat vormen twee verticale schotten 22, 24 welke de stapel flankeren evenwijdig aan de zijwanden 2 en 4 25 van de omsloten ruimte en begrenzen hiermee tussen-ruimten respectievelijk 32 en 34. De beide schotten 22 en 24 zijn met elkaar verbonden door het bovenste horizontale deel 27 van de plaat 20 welke de bodem van de U vormt. Een ruimte 37 is eveneens aanwezig tussen de bodem 27 en de bovenwand 7 van de omsloten ruimte. In de ruimte 30 37 zijn ventilatoren 13 opgesteld welke in staat zijn om lucht horizontaal en evenwijdig aan de voor en achter vlakken 1 en 3 van dc omsloten ruimte te blazen, hetzij naar de zijwand 2 of naar de zijwand 4 volgens hun rotatierichting.

Wanneer de lucht bijvoorbeeld naar links in fig. 2 wordt 35 geblazen, komt deze lucht in de ruimte 32, stroomt vervolgens door 8200178 - 5 .- "w % het schot 22 via smalle horizontale spleten 30 welke in het schot zijn aangebracht. Deze spleten hebben in hoofdzaak dezelfde lengte als de aangrenzende rand van de plateau’s 17; zij hebben hetzelfde aantal als de buizen 12 van elke stijgpijp 8 of 10 en zijn op de-5 zelfde niveau's gelegen als deze stijgpijpen. De lucht verlaat de spleten 30 van het schot 22 in de vorm van dunne horizontale lagen welke strijken over het oppervlak van de producten 15 welke geplaatst zijn in de bakken 16 van de stapel 6 en voeren de platte stralen mee welke in dezelfde vlakken zijn afgegeven maar in kruizende richting 10 door de buizen 12 van de stijgpijpen 8 en 10 (de stijgpijpen 9 en 11 worden in deze werkfase niet gevoed), zodat de koolzuursneeuw zich gelijkmatig en zonder verlies afzet op de producten 15. Vervolgens verlaat de lucht de stapel 6 door het rechter-schot 24 heen via de spleten 30 hierin welke identiek en symmetrisch zijn aan de spleten 15 30 van het schot 22.

Aan het einde van de zojuist beschreven fase waarbij de luchtcirculeert volgens de continu getekende pijlen in fig. 2, wordt het proces omgekeerd door wijzigen van de rotatierichting van de ventilatoren 13; in deze nieuwe fase circuleert de lucht vol-20 gens de gestippeld getekende pijlen en dringt in de stapel 6 door de spleten 30 van het rechterschot 24 om samen te werken met stralen van de buizen 12 van de stijgpijpen 9 en 11 welke nu worden gevoed, terwijl de stijgpijpen 8 en 10 niet meer worden gevoed, en de lucht stroomt weg via de spleten 30 van het linkerschot 22.

25 De breedte van de spleten 30 neemt van boven naar beneden in de plaat 20 toe om het feit te compenseren dat de bovenste spleten dichter bij de ventilatoren 13 zijn gelegen dan de onderste spleten om zodoende een identiek debiet van lucht in alle etage’s van de stapel 6 tot stand te brengen.

30 De twee paren van stijgpijpen 8, 10 en 9, 11 ontvangen de vloeibare kooldioxyde van leidingen respectievelijk 23 en 26 aangesloten op een voedingsreservoir (onder druk van 20 bar) via elec-trokleppen die, tegelijkertijd bestuurd met een toestel welke de rotatierichting van de ventilatoren 13 bepaalt, het afwisselend 35 cyclisch functioneren van de koelruimte mogelijk maken. In het onder- 8200178 - 6 - 2 9 havige voorbeeld wordt de circulatierichting van de lucht elke 90 seconden afgekeerd.

Zoals getekend reikt de U-vormig gebogen plaat 20 omlaag tot aan de onderwand 18 van de omsloten ruimte en naar voren en 5 achteren tot aan de voorwand 1 en tot aan de achterwand 3 van deze ruimte om volledig de ruimten 32, 34 en 37 te begrenzen en om te vermijden dat lucht andere wegen volgt dan de beschreven circulatie-wegen.

De omsloten ruimte is voorzien in zijn hoogste deel 10 van een ontsnappingspoort 14 voor gasvormig kooldioxyde welke het gevolg is van de sublimatie van de koolzuursneeuw en., in zijn lage deel, van een afvoerpijp 19 voor condensatiewater.

In de tekening zijn de plateau’s 17 vast aangegeven en door hun zijranden bevestigd aan de schotten 22 en 24 gevormd 15 door de plaat 20. Men kan ook voorzien in plateau’s welke deel uitmaken van een beweegbaar wagentje aangebracht op wieltjes en plaats nemend in de ruimte begrenst door de plaat 20 en reikend tussen de voorste stijgbuizen 8 en 9. Overigens kunnen de plateau's 17 bestaan uit hetzij dichte platen of roosters.

82 0 0 1 7 8

Claims (8)

1. Omsloten koelruimte bestemd voor het doen koelen van producten, in het bijzonder voedingsmiddelen of gekookte schotels, geplaatst op plateau's welke met onderlinge afstand boven elkaar zijn opgesteld tot een parallelopipedum-vormige stapel, door 5 injecteren van vloeibaar kooldioxyde onder druk met behulp van ont-spanningsbuizen waarbij aan de uitgang daarvan dit vloeibare gas zich omzet in koolzuursneeuw, waarbij de inwendige atmosfeer van de omsloten ruimte wordt geroerd door ventilatoren, waarbij de injecteer-buizen aangebracht zijn op vier verticale stijgbuizen welke verdeeld 10 zijn rondom de stapel van plateau's en opgesteld zijn volgens de vier verticale randen van een denkbeeldig parallelopipedum welke de stapel omgeeft, gekenmerkt doordat in de omsloten ruimte zijn opgesteld, aan weerszijden van de tegenover elkaar gelegen zijvlakken van de stapel, twee verticale schotten (22, 24) welke elk voorzien 15 zijn van een serie horizontale spleten (30) welke opgesteld zijn volgens de intervallen tussen de plateau's (17) van de stapel (6), waarbij de spleten (30) van een schot (22 of 24) de toevoer en het geleiden van de lucht (in circulatie gebracht door ventilatoren 13) verzekeren in de vorm van horizontale lagen welke strijken over het 20 oppervlak van de te koelen producten (15), terwijl de spleten (30) van het andere schot (24 od 22) de afvoer van deze lucht verzekeren, en doordat de verticale stijgbuizen (8, 9, 10 en 11) zijn voorzien van serie's buizen (12) welke eveneens ten aanzien van de intervallen van de plateau's (17) van de stapel (6) zijn opgesteld en zijn 25 gelegen in de ruimte tussen deze schotten (22, 24) nabij de uiteinden van de spleten (30) in de schotten, waarbij deze buizen (12) onmidde-lijk naar de te koelen producten (15) platte stralen van vloeibaar gas afgeven, waarbij deze stralen in dezelfde horizontale vlakken zijn gelegen als de lagen van circulerende lucht.

2. Ruimte volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat, op in zich bekende wijze, de circulatierichting van de lucht in de stapel (6) periodiek wordt omgekeerd en dat, gedurende elke werkperiode, slechts de stijgbuizen (8, 10 of 9, 11) nabij het schot (22) 8200178 - 8 - of 24) waarvan door de spleten (30) de lucht binnendringt tussen de plateau's (17), worden gevoed met vloeibaar kooldioxyde.

3. Ruimte volgens conclusie 2, gekenmerkt doordat het omkeren van de circulatierichting van de lucht wordt verkregen door 5 omkeren van de looprichting van de ventilators (13).

4. Ruimte volgens conclusie 2 of 3, gekenmerkt doordat de circulatierichting van de lucht wordt gewijzigd aan het einde van perioden in de buurt van 90 seconden.

5. Ruimte volgens een der voorgaande conclusies, 10 gekenmerkt doordat de breedte van de spleten (30) uitgevoerd is als functie van de druk van de lucht welke heerst bovenstrooms van elk van deze spleten om te verzekeren dat de stroom-omstandigheden van de lucht identiek zijn bij al de verdiepingen van de stapel (6).

6. Ruimte volgens een der voorgaande conclusies, 15 gekenmerkt doordat de schotten (22, 24) worden gevormd door de flanken van een plaat (20) welke in U-vorm is gebogen en welke zijn verbonden door het horizontale deel (27) welke de bodem van deze U— vormige plaat vormt, waarbij de ventilatoren (13) zijn opgesteld tussen deze bodem (27) en de wand (7) van de betrokken omsloten 20 ruimte.

7. Ruimte volgens conclusie 6, gekenmerkt doordat de plaat (20) in de ruimte een omgekeerde U vorm heeft waarbij de ventilatoren (13) zijn opgesteld in het hoogste deel van de omsloten ruimte. 25

8= Ruimte volgens conclusie 6 of 7, gekenmerkt doordat de randen van de U vormige plaat (20) in voortdurende aanraking zijn met de wanden (1,3) van de onderhavige omsloten ruimte, waarbij de eindranden van de plaat in continue aanraking zijn met de wand (18) van de onderhavige omsloten ruimte. 8200178