NL8902192A - Inbouwconnector voorzien van een vergrendelframe. - Google Patents

Description

- Inbouwconnector voorzien van een vergrendelframe -

De uitvinding heeft betrekking op een appraat- of inbouwconnector voor samenwerking met een kabelconnector, waarbij de kabelconnector is voorzien van een huis met verende vergrendellippen voor het vergrendelen van de kabelconnector aan de inbouwconnector en het huis van de inbouwconnector aan de opsteekzijde voor de kabelconnector is voorzien van een in de opsteekrichting van de kabelconnector verlopende omtrekswand waarbinnen stekerpennen, of de stekerbussen zijn gelegen.

Het is in vele gevallen noodzakelijk kabelconnectoren aan samenwerkende apparaat- of inbouwconnectoren te vergrendelen. Figuur 1 toont hiervoor een methode. De kabelconnector 1 is daartoe voorzien van een huis 2 met verende vergrendellippen 3. De inbouwconnector 4 bezit hiertoe op afstand van het gedeelte 5 met de insteekcontactbussen 6 gelegen opstaande vrije wanddelen 7 en 8. Tussen deze opstaande wanddelen 7 en 8 en het gedeelte 5 is ruimte voor opname van de kraag 12 van de kabelconnector, binnen welke kraag 12 zich de niet weergegeven pencontacten bevinden, die in de buscontacten 6 moeten worden gestoken. Als de kabelopsteekconnector 1 op de inbouwconnector 4 wordt geplaatst worden de nokken 9 op de lippen 3 door de opstaande wanden 7 en 8 eerst naar binnen gedrukt, waarna zij bij het verder doordrukken van de kabelconnector in de uitsparingen 10 en 11 terugveren.

Connectoren voor inbouw in apparaten kunnen echter niet steeds van de vrije opstaande wanddelen 7 en 8 worden voorzien, omdat deze inbouwconnectoren 4 namelijk dikwijls met de omgevende kraag 12, zie figuur 2, passend door een opening in een wand van een apparaat moeten worden gevoerd en vervolgens worden vastgezet. Deze inbouwconnector 4 omgeeft in figuur 2 de pencontacten 14. De inbouwconnector kan echter ook de vorm bezitten zoals is weergegeven in figuur 1, dus met contactbussen, maar dan zonder de vrije opstaande wanddelen 7 en 8. Ook bij andere toepassingen kunnen de wanddelen 7 en 8 niet worden gebruikt.

Om in een dergelijk geval een kabelconnector toch aan een apparaatinbouwconnector te kunnen vergrendelen, verschaft de uitvinding thans een afzonderlijk lipvergrendelframe, dat om de genoemde omtrekswand van het deel 5 in figuur 1 of de kraag 12 in figuur 2 past en hierop kan worden vergrendeld en welk frame voorzien is van opneem-en vergrendelmiddelen voor de genoemde vergrendellippen van de kabelconnector.

Na het aanbrengen van de inbouwconnector kan dit frame op het uitstekende deel 5 of 12 worden geschoven en hierop worden vergrendeld.

Deze inbouwconnector is dan voorzien van middelen voor het opnemen van de lippen 3 met de nokken 9 van de kabelconnector.

Bij voorkeur is voor het vergrendelen van het vergrendelframe op de genoemde omtrekswand of kraag deze wand of kraag voorzien van nokgeleide- en vergrendelmiddelen en is het vergrendelframe zelf voorzien van met deze middelen samenwerkende inspringende nokken.

De nokgeleidende middelen op de omtrekswand worden gevormd door schuine vlakken, die zich vanaf een binnen de omtrekwand gelegen lijn , aan de voorzijde van deze wand in de opsteekrichting van de kabelconnector taps naar buiten uitstrekken tot in het vlak van de omtrekswand, waar de geleidevlakken overgaan in naar binnen springende vergrendelvlakken die dwars op de omtrekswand zijn gelegen. Het lipvergrendelframe is hiertoe voorzien van op de binnenwand aangebrachte inspringende nokken voor samenwerking met de nokvergrendelvlakken in de omtrekswand.

De binnenwand van het lipvergrendelframe is voorzien van geleide-en vergrendelvlakken voor de nokken op de vergrendellippen.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen.

Figuur 1 toont de in de inleiding besproken middelen bij een kabelconnector en een inbouwconnector voor het aan elkaar vergrendelen van deze connectoren;

Figuur 2 toont een gebruikelijke apparaat- of inbouwconnector;

Figuur 3 toon een kabelconnector en een inbouwconnector, waarbij de inbouwconnector is voorzien van het lipvergrendelframe volgens de uitvinding;

Figuur 4 toont de inbouwconnector volgens figuur 3, waarbij het frame afzonderlijk is weergegeven.

Zoals in de inleiding is aangegeven is de inbouwconnector 4 voorzien van opstaande wanddelen 7 en 8, waarin zich uitsparingen 10 en 11 bevinden. In deze uitsparingen vallen de nokken 9 van de vergrendellippen 3, die zijn aangebracht op het huis 2 van de kabelconnector 1.

Bij een inbouwconnector zoals in figuur 2 is weergegeven en waarvan de kraag 12 bijvoorbeeld door een passende openingen in de wand van een apparaat moet worden gestoken voor het bevestigen van de inbouwconnector 4 aan deze wand, zijn dergelijke opstaande wanddelen 7 en 8 zoals in figuur 1 is weergegeven echter niet mogelijk, zodat de kabelconnector 1 niet met de lippen 3 kan worden vergrendeld.

Dit probleem is thans opgeheven door toepassing van het lipvergrendelframe 16 volgens de uitvinding, dat in de figuren 3 en 4 is weergegeven.

Dit frame 16 kan worden vergrendeld op de buitenwand van de kraag 17 van de inbouwconnector 4 die in de figuren 3 en 4 is weergegeven, zie in het bijzonder figuur 4.

Dit lipvergrendelframe voor de kabelconnector 1 moet vanzelfsprekend ook op de inbouwconnector 4 worden vergrendeld. Dit geschiedt met vergrendelmiddelen, enerzijds aangebracht op de kraag 17 en anderzijds op de binnenwand van het lipvergrendelframe 16. Op de kraag 17 zijn zijvlakken 18 aangebracht, die vanaf het vrije vooreinde van de kraag 17 schuin naar buiten lopen, tot in het vlak van de buitenwand van de kraag. Hierna volgt een inspringend gedeelte 19 met een vlak dat loodrecht staat op de buitenwand van de kraag 17.

Het lipvergrendelframe 16 is voorzien van nokken 20 met een schuin oplopende kant 21 en een dwarsvlak 22. Evenals in figuur 4 de vlakken 18 en 19 aan tegenover elkaar gelegen wanddelen van de kraag 17 zijn aangebracht, is dit het geval met de nokken 20 bij het lipvergrendelframe 16. Als dit vergrendelframe 16 over de kraag 17 wordt geschoven, worden de nokken eerst door de schuine wanden 18 naar buiten gedrukt waarna* zij, na het passeren van de rand van het vlak 19 terugveren. Het lipvergrendelframe 16 is nu aan de opbouwconnector 4 vergrendeld.

Opdat de kabelconnector 1 weer aan het lipvergrendelframe kan worden vergrendeld en wel met de daartoe gebruikelijke lippen 3 met nokken 9, is het vergrendelframe 16 voorzien van inspringende delen 23 en 24, die naar beneden niet tot aan de rand van het vergrendelframe 16 doorlopen, maar eindigen bij een dwarse wand 25 loodrecht op het vlak van het vergrendelframe 16. Om extra ruimte voor de nokken 9 te verschaffen kan de kraag 17 van inspringende delen 26, 27 worden voorzien.

Als nu de kabelconnector 1 op de opsteekconnector 4 wordt geplaatst, zullen de nokken 9 van de lippen 3 door de delen 23 en 24 naar binnen worden gedrukt, totdat bij het verder verplaatsen van de kabelconnector 1 deze nokken 9 door de verende kracht van de lippen 3 snappen achter de vlakken 25 van het lipvergrendelframe. Hiermee is de kabelconnector 1 thans ook aan de inbouwconnector 4 vergrendeld.

Het spreekt vanzelf dat de uitvinding niet beperkt is tot de in de figuren 3 en 4 weergegeven uitvoeringsvorm en dat wijzigingen en aanvullingen mogelijk zijn zonder buiten het kader van de uitvinding te treden. Zo kunnen de vlakken 18 en 19, respectievelijk uitsparingen 26 en 27 vanzelfsprekend ook worden toegepast bij het deel 5 van figuur 1 waarbinnen zich buscontacten 6 bevinden. De apparaat- of inbouwconnector kan zowel van het type zijn met stekerpennen als met stekerbussen, wat ook geldt voor de hiermee samenwerkende kabelconnector.

Claims (7)

1. Inbouwconnector voor samenwerking met een kabelconnector, waarbij de kabelconnector is voorzien van een huis met verende vergrendellippen voor het vergrendelen van de kabelconnector aan de inbouwconnector en het huis van de inbouwconnector aan de opsteekzijde voor de kabelconnector is voorzien van een in de opsteekrichting van de kabelconnector verlopende omtrekswand waarbinnen stekerpennen of stekerbussen zijn gelegen, gekenmerkt door een afzonderlijk lipvergrendelframe, dat om de genoemde omtrekswand past en hierop kan worden vergrendeld en dat voorzien is van opneem- en vergrendelmiddelen voor de genoemde vergrendellippen.

2. Inbouwconnector volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat voor het vergrendelen van het vergrendelframe op de genoemde omtrekswand deze wand is voorzien van nokgeleide- en vergrendelmiddelen en het vergrendelframe is voorzien van met deze middelen samenwerkende inspringende nokken.

3. Inbouwconnector volgens conclusie 1 en 2, voorzien van stekerpennen, met een deze pennen omgevende kraag, met het kenmerk, dat de buitenwand van de kraag de genoemde omtrekswand vormt.

4. Inbouwconnector volgens conclusie 2 of 3 voor zover terugverwezen naar conclusie 2, met het kenmerk, dat de nokgeleidevlakken op de omtrekswand worden gevormd door schuine vlakken, die zich vanaf een binnen de omtrekswand gelegen lijn aan de voorzijde van de wand, in de opsteekrichting van de kabelconnector taps naar buiten uitstrekken tot in het vlak van de omtrekswand, waar de geleidevlakken overgaan in naar binnen springende vergrendelvlakken, die dwars op de omtrekswand zijn gelegen en dat het lipvergrendelframe is voorzien van inspringende nokken voor samenwerking met genoemde nokgeleide- en vergrendelvlakken.

5. Inbouwconnector volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de nokgeleide- en vergrendelvlakken zijn aangebracht aan tegenover elkaar gelegen delen van de kraag, respectievelijk omtrekswand.

6. Inbouwconnector volgens conclusie 1 of 2, waarbij de verende vergrendellippen van het huis van de kabelconnector zijn voorzien van uitspringende vergrendelnokken, met het kenmerk, dat de binnenwand van het vergrendelframe is voorzien van geleide- en vergrendelvlakken voor de naar buiten stekende nokken op de vergrendellippen.

7. Inbouwconnector volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de geleide- en vergrendelvlakken voor de vergrendellippen zijn aangebracht aan tegenover elkaar gelegen delen van de omtrekswand, respectievelijk de kraag, verschillend van de delen waar de geleide- en vergrendelvlakken voor het lipvergrendelframe.