NL8901131A - Korrelpers voor veevoeder en dergelijke. - Google Patents

Description

Korrelpers voor veevoeder en dergelijke

De uitvinding heeft betrekking op een korrelpers voor veevoeder en dergelijke, voorzien van een ringvormige persmatrijs, welke door middel van draadstangen is vastgezet op een matrijshouder, die op een stationaire hoofdas is gelegerd, waarbij op de matrijshouder een aandrijfpoelie is aangebracht voor het doen roteren van de persmatrijs.

Een dergelijke korrelpers is bekend uit de Europese octrooiaanvrage 0.246.710 van aanvraagster.

Het op gecentreerde wijze vasttrekken van de ringvormige matrijs op de matrijshouder is daarbij lastig, omdat het vrije uiteinde van de trekstangen zich bevindt . in een moeilijk toegankelijke ruimte, die is ingesloten tussen een wand van de matrijshouder en de op die matrijshouder aangebrachte aandrijfpoelie. Om bij het vasttrekken van de matrijs tegen een conische rand van de matrijshouder het scheeftrekken van de matrijs en een daardoor gecreëerde scheefligging te voorkomen moet de matrijs bij het aantrekken van de draadstangen worden getornd, d.w.z. telkens over een deel van een omwenteling worden geroteerd om de over de omtrek verdeelde draadstangen één voor één en bovendien op versprongen wijze te kunnen aantrekken. Ook het demonteren van de matrijs is lastig omdat de matrijs vaak beklemd raakt binnen de conische rand van de matrijshouder en derhalve met behulp van drukbouten van de matrijshouder moet worden losgedrukt.

De uitvinding beoogt deze bezwaren te ondervangen en derhalve een korrelpers te verschaffen waarbij het monteren en demonteren van de matrijs op gemakkelijke wijze en met gecontroleerde centrering kan plaatsvinden.

De korrelpers volgens de uitvinding is daartoe gekenmerkt doordat de persmatrijs is vastgetrokken op de aandrijfpoelie, die één geheel vormt met de matrijshouder. Daardoor zijn de moeilijk toegankelijke uiteinden van de draadstangen verplaatst naar de andere, goed toegankelijke zijde van de aandrijfpoelie en wordt tevens de mogelijkheid geschapen de centreer-problemen bij het monteren en de vastklemproblemen bij het demonteren op elegante wijze op te lossen.

Voor het oplossen van dit centreer- en demontage-probleem zijn bij voorkeur op de van de matrijs afgekeerde zijde van de poelie drie, regelmatig over de omtrek verdeelde, klem/centreereenheden aangebracht, waarbij het vrije uiteinde van een draadstang buiten de bijbehorende klem/centreereenheid uitsteekt en daarop vastzetbaar is met behulp van een spanmoer.

Door de drie regelmatig over de omtrek verdeelde, bij voorkeur hydraulisch bedienbare klem/centreereenheden heeft men de mogelijkheid verkregen de matrijs over de gehele omtrek gelijkmatig vast te trekken tegen de conische centreerrand van de gecombineerde aandrijf-poelie/matrijshouder. Door de klem/centreereenheid in de tegengestelde richting te belasten kan de tegen de matrijshouder aangetrokken matrijs gelijkmatig worden losgeduwd, waardoor het loskomen van de conische centreerrand bij demontage van de matrijs is gewaarborgd.

Een uitvoeringsvorm van de korrelpers volgens de uitvinding wordt aan de hand van de tekening nader toegelicht. Hierin toont: fig. 1 een schematische tekening van een bekende korrelpers; fig. 2 de korrelpers volgens de uitvinding met gecombineerde poelie/matrijshouder; fig. 3 een met de hand bedienbare klem/centreereenheid, weergegeven op vergrote schaal; fig. 4 hydraulisch bedienbare klem/centreereenheid overeenkomstig fig. 3; en fig. 5 een schematisch aanzicht van de aandrijf-poelie/matrijshouder volgens pijl F in fig. 2.

De in fig. 1 weergegeven, bekende korrelpers omvat een ringvormige matrijs 1, die is gemonteerd op een matrijshouder 5, welke op een stationaire hoofdas 2 is gelegerd. De hoofdas 2 wordt ondersteund door een machinefreem 10. Op de matrijshouder 5 is een aandrijfpoelie 9 aangebracht, die door middel van een elektromotor aandrijfbaar is en met behulp waarvan de ringvormige matrijs 1 om de stationaire hoofdas 2 wordt geroteerd. Binnen de matrijs 1 zijn twee persrollen 3 aangebracht, gemonteerd op persrol-assen 8. De persrolassen 8 zijn aan beide uiteinden voorzien van excentrische legertappen 4, welke dienen voor het verstellen van de persrollen 3 in de richting van de matrijs 1. De in fig. 1 aan de linker zijde gelegen astappen zijn opgenomen in een frontplaat 12, de aan de rechter zijde gelegen astappen 4 zijn opgenomen in uitsparingen, aangebracht in de eindplaat van de stationaire hoofdas 2. De verstelling van de persrollen 3 vindt bij voorkeur plaats met behulp van een verstelinrichting zoals beschreven in de hiermee samenhangende octrooiaanvrage No.Nw 2117.

De matrijs 1 is voorzien van een conische rand, die met behulp van draad- aftrek-stangen 7 wordt aangetrokken tegen de conische rand 6 van de matrijshouder 5. Zoals uit fig. 1 blijkt zijn de uiteinden van de trekstangen 7 moeilijk toegankelijk omdat zij zich bevinden in een ruimte die aan weerszijden wordt begrensd door de matrijshouder 5 resp. de aandrijfpoelie 9.

Het in de korrelpers te verwerken materiaal wordt in de pijlrichting X toegevoerd aan het inwendige van de roterende, ringvormige matrijs 1, die de persrollen 3 aandrijft. De persrollen 3 persen het materiaal door de in de ringvormige matrijs 1 aangebrachte kanalen, waarna het produkt in korrel- of pelletvorm de korrelpers verlaat in de met een pijl Y aangegeven richting.

In fig. 2 is de korrelpers volgens de uitvinding weergegeven, waarbij de aandrijfpoelie 9 en de matrijshouder 5 tot één enkel onderdeel zijn gecombineerd.

In de aandrijfpoelie/matrijshouder 9, 5 is een in omtreksrichting verlopende uitsparing 26 aangebracht waarin drie regelmatig over de omtrek verdeelde klem/centreereenheden 11 kunnen worden geplaatst voor het aantrekken van de matrijs 1 tegen de conische rand 6 van de gecombineerde aandrijfpoelie/matrijshouder. De constructie van de klem/centreereenheid 11 is gedetailleerd weergegeven in de fign. 3-4.

In fig. 4 is de poelie/matrijshouder 9, 5 met behulp van lagers gemonteerd op de stationaire hoofdas 2 van de korrelpers. Aan de naar de matrijs 1 gerichte zijde van de poelie/matrijshouder bevindt zich een conische centreerrand 6, terwijl de matrijs 1 van een corresponderende, conische centreerrand is voorzien. In de matrijs 1 bevinden zich een aantal, regelmatig over de omtrek verdeelde tapgaten 13 voor het daarin aanbrengen van het uiteinde 14 van een draadstang 7. Deze draadstang 7 steekt door een opening in de poelie/matrijshouder 9, 5 en door een klem/centreereenheid 11, waarbij het eindvlak 20 van de klem/centreereenheid 11 een aanslag vormt voor de matrijs 1 bij het aandraaien van de spanmoer 23.

De klem/centreereenheid 11 omvat een hydraulische cilinder 12, die met bouten 15 is aangebracht op de bodem van de in de poelie/matrijshouder 9, 5 aangebrachte, groefvormige uitsparing 26. De hydraulische cilinder 12 omvat een oliekamer 17, waaraan via een oliekanaal 18 olie onder druk kan worden toegevoerd.

Om de draadstang 7 bevindt zich een drukbus 16, die ten opzichte van de draadstang 7 verschuifbaar is. Het linker uiteinde 20 van de drukbus 16 steekt uit buiten het eindvlak van de poelie/matrijshouder 9, 5 en vormt een aanslag voor de rand van de matrijs 1. Het in fig. 3 aan de rechter zijde gelegen uiteinde van de drukbus 16 steekt uit buiten de kopwand van de hydraulische cilinder 12 en vormt een aanslag voor een op de draadstang 7 aan te brengen moer 21. Binnen de hydraulische cilinder 12 heeft de drukbus 16 de vorm van een zuiger 25, die in-twee richtingen belastbaar is. Tussen de zuiger 25 en de wand van de poelie/matrijshouder is een pakket schotelveren 19 aangebracht, die de zuiger 25 en daardoor de draadstang 7 belasten in een richting, waarbij de centreerrand van de matrijs 1 wordt aangetrokken tegen de conische rand 6 van de poelie/matrijshouder 9, 5. De oliekamer 17 van de hydraulische cilinder 12 wordt aan de linker zijde begrensd door de zuiger 25 van de drukbus 16 en aan de rechter zijde door de kopwand van de hydraulische cilinder 12. Duidelijkheidshalve zijn in de tekening de op diverse plaatsen noodzakelijke en in werkelijkheid ook aanwezige olie-afdichtingen achterwege gelaten.

Tussen de spanmoer 23 en het kopvlak van de hydraulische cilinder 12 is een drukstuk 22 aanwezig.

Zoals blijkt uit fig. 5 zijn over de omtrek van de poelie/matrijshouder 9, 5 in totaal drie klem/centreereenheden 11 aangebracht. Tussen elke twee klem/centreereenheden 11 kunnen nog één of twee vasttrekbouten 24 aanwezig zijn voor het tegen de poelie/matrijshouder 9 aantrekken van de matrijs 1.

De montage van een matrijs 1 op een poelie/ matrijshouder 9 vindt plaats als volgt:

In de oliekamers 17 van de drie klem/centreereenheden 11 wordt via het oliekanaal 18 olie onder druk toegevoerd, tengevolge waarvan de zuiger 25 van de drukbus 16 in fig. 4 naar links wordt gedrukt, onder indrukking van het verenpakket 19. Het aanslag-vormende uiteinde 20 van elke drukbus 16 wordt daarbij verder uit de poelie/matrijshouder 9 gedrukt als in fig. 4 is weergegeven. De holle ruimte binnen elke drukbus 16 is leeg d.w.z. dat de trekstangen 7 nog niet in de drukbussen 16 zijn geplaatst.

De matrijs 1, voorzien van drie trekstangen 7 die zijn geschroefd in de tapgaten 13, wordt vervolgens tegen de uitstekende aanslagen 20 geschoven, waarbij de drie trekstangen 7 steken door de bijbehorende drukbussen 16. De centreerrand van de matrijs blijft daarbij vrij van de centreerrand 6 van de poelie/matrijshouder 9. Op het buiten de drukbus 16 uitstekende uiteinde van de trekstang 7 wordt een moer 21 aangedraaid.

Vervolgens wordt uit alle drie de klem/centreer-eenheden 11 de oliedruk uit de oliekamer 17 afgelaten, waardoor de drukbussen 16 onder invloed van het verenpakket 19 gelijkmatig naar rechts (fig. 4) beweegt, waarbij de centreerrand van de matrijs 1 gelijkmatig en gecentreerd wordt aangetrokken tegen de conische centreerrand 6 van de poelie/matrijshouder 9. Uiteraard dient de zuiger 25 van de drukbus 16 daarbij op afstand te blijven van de eindwand van de hydraulische cilinder 12. De trekstangen 7 worden in deze positie door de verenpakketten 19 onder trekspanning gehouden.

Op het uiteinde van de trekstangen 7 wordt vervolgens een drukstuk 22 geplaatst en wordt de spanmoer 23 aangetrokken. De matrijs 1 wordt dan met de juiste spanning aangedrukt tegen de conische centreerrand 6.

Vervolgens kunnen de tussen elke twee klem/ centreereenheden 11 gelegen vasttrekbouten 24 worden aangetrokken zonder dat daarbij de centrering van de matrijs behoeft te worden gecontroleerd.

Het demonteren van de matrijs 1 vindt plaats op de volgende wijze: - de vasttrekbouten 24 (fig. 5) worden losgedraaid en uitgenomen, - de spanmoeren 23 en de drukstukken 22 worden verwijderd - de oliekamers 17 van de klem/centreereenheden 11 worden gelijktijdig onder druk gezet, tengevolge waarvan de centreerrand van de matrijs 1 wordt losgedrukt van de conische centreerrand 6 van de poelie/matrijshouder 9 - na het losdraaien van de moeren 21 kan de matrijs met de daarin geschroefde trekstangen 7 horizontaal worden weggenomen met behulp van passend hijsgereedschap.

De in fig. 3 weergegeven klem/centreereenheid 11 wijkt slechts af van die weergegeven in fig. 4, door de afwezigheid van de hydraulische bediening.

Het verenpakket 19 is aangebracht aan de andere zijde van de zuiger 25 op de drukbus 16 en drukt derhalve de drukbus 16 naar links (fig. 3), zodat het aanslag-vormende uiteinde 20 over de maximale afstand buiten de poelie/matrijshouder 9 uitsteekt.

In deze positie wordt de matrijs 1 door aandraaien van de moeren 21 tegen de aanslagen 20 aangetrokken, waarbij de conische rand van de matrijs 1 nog vrij blijft van de conische rand 6 van de poelie/matrijshouder 9.

De matrijs wordt vervolgens tegen de rand 6 aangetrokken door het stapsgewijze en afwisselend aandraaien van de bouten 23 van de over de omtrek verdeelde klem/centreereenheden 11.

Bij de demontage zorgen de veerpakketten 19 voor het losdrukken van de matrijs 1.

Claims (7)

1. Korrelpers voor veevoeder en dergelijke, voorzien van een ringvormige persmatrijs, welke door middel van trekstangen is vastgezet op een matrijshouder, die op een stationaire hoofdas is gelegerd, waarbij op de matrijshouder een aandrijf-poelie is aangebracht voor het doen roteren van de matrijs, met het kenmerk, dat de persmatrijs is vastgetrokken op de aandrijfpoelie (9), die één geheel vormt met de matrijshouder (5).

2. Korrelpers volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat op de van de matrijs (1) afgekeerde zijde van de poelie (9) drie, regelmatig over de omtrek verdeelde, klem/centreereenheden (11) zijn aangebracht, waarbij het vrije uiteinde van een trekstang (7) buiten de bijbehorende klem/centreereenheid (11) uitsteekt en daarop vastzetbaar is met behulp van een spanmoer (23).

3. Korrelpers volgens de conclusies 1-2, met het kenmerk, dat elke klem/centreereenheid (11) bestaat uit een op de poelie (9) gemonteerde cilinder (12) en een daarop plaatsbaar drukstuk (22), dat een aanslagvlak vormt voor de spanmoer (23).

4. Korrelpers volgens de conclusies 1-3, met het kenmerk, dat elke trekstang (7) is omgeven door een over deze trekstang verschuifbare drukbus (16), waarvan het naar de matrijs (1) toegekeerde uiteinde (20) een buiten de poelie (9) uitstekende aanslag vormt en het andere uiteinde van de drukbus (6) buiten de cilinder (2) uitsteekt en een aanslag vormt voor een vastzetmoer (21), terwijl de drukbus (16) verder is voorzien van een binnen de cilinder gelegen, door een veerpakket (19) belaste zuiger (25).

5. Korrelpers volgens de conclusies 1-4, met het kenmerk» dat de poelie (9) met de matrijs (1) is verbonden door tussen de drie klem/centreereenheden (11) op dezelfde steekcirkel aangebrachte vasttrek-bouten (24).

6. Korrelpers volgens de conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de geïntegreerde poelie/matrijshouder (9, 5) is voorzien van een in omtreksrichting verlopende, groefvormige uitsparing (26) voor het daarin aanbrengen van de klem/centreereenheden (11).

7. Korrelpers volgens een der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat elke klem/centreereenheid (11) in de losrichting hydraulisch bedienbaar is en in vastklemrichting is belast door een veerpakket (19).