NL8901130A - Korrelpers. - Google Patents

Description

De uitvinding heeft betrekking op een korrelpers, voorzien van een ringvormige, op een stationaire as gelegerde, aandrijfbare persmatrijs en van binnen deze persmatrijs aangebrachte, door de persmatrijs aandrijfbare, in legertappen gelegerde persrollen, waarbij de assen van de persrollen excentrisch zijn ten opzichte van de legertappen en een verstelinrichting aanwezig is voor het wijzigen van de positie van elke persrol ten opzichte van de persmatrijs.

Een dergelijke korrelpers is bekend uit de Europese octrooiaanvrage 0.246.710. De op deze bekende korrelpers aangebrachte verstelinrichting verschaft de mogelijkheid de positie van elke persrol ten opzichte van de persmatrijs te wijzigen bij werkende korrelpers, zodat een optimale onderlinge positie van persrol en persmatrijs aan de hand van het door de korrelpers geleverde eindprodukt gemakkelijk en snel kan worden verkregen. In welke exacte positie de persrollen zich dan bevinden kan niet worden vastgesteld. De enige aanwijzing over de juiste positie van de persrol ten opzichte van de matrijs kan slechts aan de hand van het geleverde persprodukt worden verkregen of bij een hydraulische verstelinrichting eventueel door het meten van de hydraulische druk in de verstelinrichting. De beide bovenomschreven methoden rusten op een indirekte indicatie van de persrolpositie.

De uitvinding beoogt een korrelpers te verschaffen waarbij de onderlinge positie van persrol en persmatrijs rechtstreeks en derhalve niet via een indirekte methode kan worden vastgesteld. De korrelpers volgens de uitvinding is daartoe voorzien van een meetinrichting voor het vaststellen van de positie van de excentrische legertap ten opzichte van de positie van de persrol.

Voor het vastklemmen var. de legertap in een bepaalde, gewenste stand is de korrelpers volgens de Europese octrooiaanvrage 0.246.710 voorzien van één om een legertap van een persrol grijpende klemschijf.

De meetinrichting volgens de uitvinding bestaat bij voorkeur uit een reeks op de omtrek van de klemschijf aangebrachte nokken en een tegenover deze nokken in de stationaire as geplaatste elektro-magnetische opnemer.

De relatie tussen de hoekverdraaiing van een ) legertap van een persrol en de afstandsverandering tussen de omtrek van de persrol en de binnenomtrekswand van de matrijs is niet lineair. Om deze relatie te lineariseren en daardoor de verwerking van de door de elektromagnetische opnemer afgegeven signalen te i vereenvoudigen zorgt men er voor dat de lengte-afmetingen van de nokken in de omtreksrichting van de klemschijf onderling zodanig verschillen, dat een verdraaiing van de klemschijf over een willekeurige noklengte overeenkomt met een vaste afstandsverandering tussen de binnenomtrekswand van de matrijs en de omtrek van de persrol.

Door de elektromagnetische opnemer, die een impuls afgeeft bij het passeren van elke nokflank, te verbinden met een impulstelinrichting wordt op deze wijze bereikt dat elke impuls overeenkomt met een vaste afstandsverandering tussen persrolomtrek en binnenomtrekswand van de matrijs.

Uitvoeringsvormen van de korrelpers volgens de uitvinding met de daarop aangebrachte meetinrichting worden aan de hand van de tekening nader toegelicht.

Hierin toont: fig. 1 een schematische tekening van de korrelpers; fig. 2 de matrijs met persrollen volgens fig. 1, weergegeven op vergrote schaal; fig. 3 een schematische weergave van het meet-principe; fig. 4 een eerste uitvoeringsvorm van de toegepaste meetinrichtirg; fig. 5 een tweede uitvoeringsvorm van de meet-inrichting; en fig. 6 een variant van de meetinrichting volgens fig. 5.

In de fign. 1-2 is een ringvormige matrijs 1 weergegeven, die is gemonteerd op een matrijshouder 5 welke op een stationaire hoofdas 2 is gelegerd. De hoofdas 2 wordt ondersteund door een machinefreem 10.

Op de matrijshouder 5 is een aandrijfpulley 9 aangebracht die door middel van een elektromotor aandrijfbaar is en met behulp waarvan de ringvormige matrijs 1 om de stationaire hoofdas 2 wordt geroteerd. Binnen de matrijs I zijn twee persrollen 3 aangebracht, gemonteerd op persrolassen 8. De in de tekening aan de rechter zijde gelegen legertappen 4 zijn opgenomen in uitsparingen, aangebracht in de eindplaat van de stationaire hoofdas 2. De aan de linker zijde van de persrolassen 8 aangebrachte legertappen zijn opgenomen in een frontplaat 12, die op niet weergegeven wijze is verbonden met de hoofdas 2. De buiten de frontplaat 12 uitstekende uiteinden 13 van de persrolassen 8 zijn veelhoekig uitgevoerd.

De eventueel op de frontplaat 12 aangebrachte verstel-inrichting grijpt aan op deze aseinden 13 voor het verstellen van de persrollen 3. Aan de uiteinden van de legertappen 4 zijn de klemschijven 6 schematisch aangegeven. In de stationaire hoofdas 2 is tegenover de omtrek van een klemschijf 6 een opnemer 7 aangebracht, die via een door de hoofdas 2 lopende elektrische leiding II is verbonden met een (niet weergegeven) elektronische besturingsinrichting.

Het in de korrelpers te verwerken materiaal wordt in de pijlrichting X toegevoerd aan het inwendige van de roterende, ringvormige matrijs 1, die de persrollen 3 aandrijft. De persrollen 3 persen het materiaal door de in de ringvormige matrijs 1 aangebrachte kanalen, waarna het produkt in korrel- of pelletvorm de korrelpers verlaat in de met een pijl Y aangegeven richting.

In fig. 3 is de onderlinge ligging van een aantal in de fign. 1-2 weergegeven onderdelen schematisch weergegeven ter verklaring van het toegepaste meetprincipe. De van openingen 15 voorziene matrijs 1 heeft een binnenwand 14, die op een afstand S is gelegen van de omtrek 16 van de persrol 3. Met 17 is de hartlijn van de persrolas 8 weergegeven. De astap 4 heeft een hartlijn 18 en de afstand tussen de hartlijnen 17, 18 is gelijk aan E, zijnde de excentriciteit. In de in fig. 3 weergegeven positie is de afstand S tussen de binnenwand 14 van de matrijs 1 en de omtrek 16 van de persrol 3 maximaal.

Deze maximale afstand S is kleiner dan de maximale verplaatsing van de persrol 3 in de richting van de matrijs 1, welke gelijk is aan tweemaal de excentriciteit E. Dit betekent dat ook nog na een zekere slijtage van de persrolomtrek 16 resp. van de binnenwand 14 van de matrijs 1 de mogelijkheid blijft bestaan de persrol 3 tegen de binnenwand 14 van de matrijs 1 te plaatsen. Met 19 is de hartlijn van de matrijs 1 weergegeven. Tussen de persrol 3 en de matrijs 1 bevindt zich het materiaal M, dat door de persrol 3 via de openingen 15 in de matrijs 1 naar buiten wordt geperst.

Op het uiteinde van de astap 4 bevindt zich een klemschijf 6, die in fig. 3 met stippellijnen is weergegeven. Het centrum van de klemschijf 6 is gelegen op de hartlijn 18 van de astap 4.

Door de astap 4 om zijn hartlijn 18 te verdraaien zal de afstand S worden gewijzigd. De hartlijn 17 van de persrol 3 doorloopt daarbij de cirkelboog P-Q-R.

Bij deze verplaatsing roteert de klemschijf 6 om de hartlijn 18 van de astap 4. Het is duidelijk dat er geen lineair verband bestaat tussen de verandering van de afstand S bij de verplaatsing van de hartlijn 17 over een zekere hoek volgens de boog P-Q-R. Bij een verplaatsing vanuit het punt P zal aanvankelijk een uiterst geringe wijziging van de afstand S optreden terwijl in de omgeving van het punt Q de hoekverdraaiing van de klemschijf 6 wel ongeveer lineair is met de verandering van de afstand S. Deze niet lineaire relatie kan worden gelineariseerd door (zie fig. 4) op de omtrek van de klemschijf 6 een aantal nokken 20 aan te brengen waarvan de lengte in omtreksrichting variabel is. Behalve voor de nokken 20 geldt dit ook voor de tussenafstanden tussen twee opeenvolgende nokken 20. Men kan de afstand tussen twee opeenvolgende nokflanken zodanig bepalen dat de afstand tussen deze twee flanken overeenkomt met een verandering van de afstand S van x mm, waarbij x b.v. 0,25 of 0,5 mm maar ook een andere waarde kan bedragen. Ter plaatse van de punten P en R zijn zowel de nokken als de tussen de nokken gelegen dalen in omtreksrichting aanzienlijk langer dan ter plaatse van het punt Q. Daarvoor is uiteraard wel nodig dat de als meetschijf dienende klemschijf 6 zodanig wordt gemonteerd als in fig. 4 weergegeven. Zou men de schijf 6 ten opzichte van de astap 4 over een kwart slag verdraaien dan is van een lineair verband tussen de hoekverdraaiing van de schijf 6 en de verandering van de afstand S geen sprake meer.

Tegenover de omtrek van de meetschijf 6 is in de stationaire hoofdas 2 een opnemer 7 aangebracht, die een impuls kan afgeven telkens wanneer een nokflank de opnemer 7 passeert. Dergelijke opnemers zijn op zichzelf bekend en doorgaans van het magnetisch-inductieve type. De opnemer 7 is verbonden met een impuls tel besturingseenheid 21, waarop tevens een afleesinrichting 22 kan zijn aangesloten.

Indien een van een meetinrichting volgens fig. 3-4 voorziene persrol tegen de binnenwand 14 van de matrijs 1 wordt geplaatst en vervolgens de telinrichting 21 op nul wordt gesteld, kan de exacte afstand van de omtrek 16 van de persrol 3 tot de binnenwand 14 van de matrijs 1 na verplaatsing van de persrol worden vastgesteld door het tellen van het aantal door de opnemer 7 afgegeven impulsen. De aldus uitgevoerde meting is ongevoelig voor speling in het verstelmechanisme voor het verstellen van de persrol die bij een indirecte meting wel een rol kan spelen.

In fig. 5 is een tweede uitvoeringsvorm van een meetsysteem weergegeven, dat berust op direkte afstandsmeting. Op de klemschijf 6 is een meetschijf 23 aangebracht, waarvan het middelpunt bijvoorbeeld is gelegen op de hartlijn 17 van de persrol 3. Met 18 is de hartlijn van de astap 4 weergegeven. In de stationaire hoofdas 2 is een afstandsopnemer 24 aangebracht, die direkt de afstand SI tussen de opnemer 24 en de omtrek van de schijf 23 kan bepalen. De variabele afstand SI is op een of andere wijze gerelateerd aan de afstand S, weergegeven in fig. 3. De in fig. 5 weergegeven toestand komt overeen met een maximale afstand S. Bij het verstellen van de persrol 3 zal de hartlijn 17 en derhalve ook het middelpunt van de meetschijf 23 een halfcirkelvormige baan doorlopen zoals in fig.

3 met P-Q-R weergegeven. De afstandsopnemer 24 kan een analoog signaal afgeven, dat een maat is voor de grootte van de afstand SI en derhalve van de afstand S. De opnemer 24 is aangesloten op een analoog/digitaal omzetter 25 die weer is aangesloten op een impuls tel besturingseenheid 26, verbonden met een afleeseenheid 28.

Het meetsysteem volgens fig. 5 vereist een zeer nauwkeurige calibrering van het door de opnemer 24 afgegeven analoge signaal om de relatie signaalhoogte/ afstand S te kunnen aflezen. Na calibrering van het systeem vormt het door de afstandsopnemer 24 afgegeven analoge signaal een direkte maat voor de grootte van de ingestelde afstand S.

Inplaats van een cirkelvormige meetschijf 23 kan ook een curveschijf 23' (fig. 6) als meetschijf worden toegepast. Men kan de curveschijf 23' een zodanige vorm geen dat het verband tussen de hoekverdraaiing van de schijf 23' en de afstandsverandering van SI en dus van de afstand S lineair is zoals bij de meetschijf volgens fig. 4 het geval is. Electronische linearisering van het door de afstandsopnemer 24 geleverde, analoge signaal kan dan achterwege blijven.

Claims (7)

1. Korrelpers voorzien van een ringvormige, op een stationaire as gelegerde, aandrijfbare persmatrijs en van binnen deze persmatrijs aangebrachte, door de persmatrijs aandrijfbare in legertappen gelegerde persrollen, waarbij de assen van de persrollen excentrisch zijn ten opzichte van de legertappen en een verstelinrichting aanwezig is voor het wijzigen van de positie van de persrol ten opzichte van de persmatrijs, met het kenmerk, dat de korrelpers is voorzien van een meetinrichting i (6, 7) voor het vaststellen van de positie van de excentrische legertap (4) ten opzichte van de positie van de persrol (3).

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij elke legertap van een persrol is voorzien van een klemschijf voor het vastklemmen van de legertap in een bepaalde, gewenste stand, met het kenmerk, dat de meetinrichting (6, 7) bestaat uit een reeks op de omtrek van de klemschijf (6) aangebrachte nokken (20) en een tegenover deze nokken (20) in de stationaire as (2) geplaatste elektromagnetische opnemer (7).

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de lengteafmetingen van de nokken (20) in de omtreks-richting van de klemschijf (6) onderling zodanig verschillen dat een verdraaiing van de klemschijf (6) over één willekeurige noklengte overeenkomt met een vaste afstands-verandering (S) tussen de binnenomtrekswand (14) van de matrijs (1) en de omtrek (16) van de persrol (3).

4. Inrichting volgens conclusies 2-3, met het kenmerk, dat de elektromagnetische opnemer (7) is verbonden met een impuls tel besturingseenheid (21).

5. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij elke legertap van een persrol is voorzien van een klemschijf voor het vastklemmen van de legertap in een bepaalde, gewenste stand, met het kenmerk, dat de meetinrichting bestaat uit een excentrisch op de klemschijf (6) geplaatste meetschijf (23) waarvan het middelpunt op de hartlijn (17) van de persrol (3) is gelegen, alsmede uit een tegenover de omtreksrand van de meetschijf (23) in de stationaire as (2) geplaatste afstandsopnemer (24) die een analoog signaal kan afgeven dat een maat is voor de afstand (S) tussen de binnenomtrek (14) van de matrijs (1) en de omtrek (16) van de persrol (3).

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de afstandopnemer (24) is verbonden met een analoog/ digitaal omzetter (25), die is aangesloten op een impuls telbesturingseenheid (26).

7. Inrichting volgens de conclusies 5-6, met het kenmerk dat de meetschijf (23') een curveschijf is, waarvan het verloop en de bevestiging op de klemschijf (6) zodanig zijn gekozen dat er een lineair verband bestaat tussen de hoekverdraaiing van de curveschijf (23') en de afstandsverandering van de afstand (S)tussen de binnenomtrek (14) van de matrijs (1) en de omtrek (16) van de persrol (3).