NL8901057A

NL8901057A - Zwenkbare driepoot standaard.

Info

Publication number: NL8901057A
Application number: NL8901057A
Authority: NL
Original assignee: Hoshino Gakki Co Ltd
Priority date: 1988-05-16
Filing date: 1989-04-27
Publication date: 1989-12-18
Also published as: IT8920500A0; FR2631422A1; IT1229721B; DE3915202C2; SE8901711D0; DE3915202A1; GB2219197B; SE8901711L; GB8909328D0; FR2631422B1; NL190207B; US4988064A; GB2219197A; NL190207C; KR900018897A; CA1323871C

Description

X « ί / .* * Zwenkbare driepoot standaard

De uitvinding heeft betrekking op een driepoot standaard die zwenkbaar is.

Een gebruikelijke driepoot standaard voor het dragen van een voorwerp, zoals een muziekinstrument bevat een 5 hoofdstijl een bovenste vasthoudorgaan, dat het bovenste uiteinde van elk been van de driepoot axiaal plaatst en draaibaar bevestigt aan de hoofdstijl en een onderste vast- . houdorgaan dat scharnierende armen axiaal bevestigt, die respektievelijk verbonden zijn met het tussenstuk van elke 10 poot van de hoofdstijl. Het onderste vasthoudorgaan zit in het algemeen aan de onderkant van de hoofdstijl, maar kan langs de stijl verplaatsbaar zijn. Het bovenste vasthoudorgaan zit boven het onderste vasthoudorgaan, en het boven- ; ste vasthoudorgaan kan langs de hoofdstijl verplaatsbaar 15 zijn. Door de scharnierende arment veroorzaakt verplaatsing van het beweegbare vasthoudorgaan langs de hoofdstijl in de ene richting het uiteengaan of ontvouwen van de poten van de driepoot, terwijl de verplaatsing daarvan in de tegenovergestelde richting het samensluiten of samenvouwen 20 van de poten van de driepoot veroorzaakt en een dergelijke verplatsing verstelt ook gelijktijdig de hellingshoek of spreiding van alle poten.

Als echter een ondersteund voorwerp zoals een bepaald muziekinstrument, zoals een trommel of cymbaal, of 25 een microfoon, bij voorkeur dichter bij de gebruiker gehouden dient te worden of een bepaalde hellingsstand nodig is in verband met de opstelling van een aantal slaginstrumenten, maakt de afwezigheid van een zwenkbare funktie van een gebruikelijke driepoot standaard het nodig, dat een 30 boom is bevestigd aan het bovenste deel van de standaard voor het dragen van het instrument, of iets degelijks. Om de boom met het bovenste deel van de hoofdstijl van de standaard te verbinden is ook een bepaald verbindingsstuk nodig. Het zwaartepunt van de standaard verplaatst zich als 35 een boom met het bovenste deel van de hoofdstijl wordt verbonden waardoor de standaard onstabiel wordt en de standaard de neiging heeft om te vallen.

De uitvinding is derhalve gericht op een driepoot 89 01057l / ) - 2 -ψ standaard, voorzien van een hoofdstijl, die recht omhoog kan worden gehouden of onder een helling kan worden gezet, maar desondanks stabiel is, en die ook verdere ondersteuning ontvangt als zijn helling toeneemt. Een of twee van de drie 5 poten bewegen onafhankelijk van de andere naar buiten, waardoor de hoofdstijl gaat hellen in de richting van de poot of poten, die naar buiten zijn verplaatst.

De verplaatsing van een of twee poten scheidt de vrije uiteinden of punten van de poten in het algemeen 10 langs het hellingvlak of in de richting van de helling van de hoofdstijl. Als de hellingshoek van de hoofdstijl toeneemt en de onderlinge afstand tussen gespreide pootpunten toeneemt, neemt de stabiliteit van de hoofdstijl en de standaard af in de richtingen over het hellingvlak..Als er 15 een kracht wordt uitgeoefend die in het algemeen over het hellingvlak verloopt, is de standaard minder stabiel, en bij een voldoende helling kan zelfs een geringe dwars gerichte kracht veroorzaken dat de standaard omvalt. Een doel van de uitvinding is derhalve de stabiliteit van een 20 driepoot standaard met een zwenkbare hoofdstijl te verbeteren.

Bovendien is de bouw van de standaard eenvoudig, goedkoop en duurzaam. De uitvinding verschaft derhalve een uiterst bruikbare driepoot standaard.

25 De driepoot standaard volgens de uitvinding heeft een hoofdstijl, een of meer bovenste vasthoudorganen die het bovenste gedeelte van elke poot van de driepoot axiaal plaatsen en draaibaar bevestigen aan de hoofdstijl en een of meer onderste vasthoudorganen, die de betreffende schar-30 nierende arm van elke poot van de driepoot axiaal plaatsen en draaibaar bevestigen aan de hoofdstijl. Deze armen zijn verbonden met een tussengedeelte van elke poot. Een van de beide uitvoeringsvormen van het vasthoudorgaan bewerkstel^' ligt het doel van het hellen van de hoofdstijl.

35 In de eerste uitvoeringsvorm zijn er twee bovenste vasthoudorganen, die ten opzichte van elkaar verplaatsbaar zijn langs de hoofdstijl, b.v. staat de ene vast, terwijl de andere verplaatsbaar is. Het bovenste einde van een poot van de driepoot wordt draaibaar vastgehouden door het andere 40 vasthoudorgaan. Verplaatsing van het ene bovenste vasthoud- 8901057.

* - 3 - *· orgaan langs de hoofdstijl zwenkt de betreffende poot ten opzichte van de andere poten, en zwenkt de hoofdstijl.

Ih de eerste uitvoeringsvorm is er bij voorkeur een enkel onderste vasthoudorgaan, waaraan de uiteinden van alle 5 scharnierbare arment verbonden zijn.

In de tweede uitvoeringsvorm zijn er twee onderste vasthoudorganen, die ten opzichte van elkaar verplaatsbaar zijn langs de hoofdstijl, b.v. staat een vast terwijl de andere verplaatsbaar is. Het einde van een scharnierbare 10 arm wordt vastgehouden door een van de onderste vasthoud-organen terwijl het einde van een andere scharnierbare arm wordt vastgehouden door een ander onderste vasthoudorgaan.

Als gevolgd daarvan kan het einde van de ene arm onafhankelijk van de andere scharnierbare armen langs de hoofdstijl 15 bewegen als het betreffende onderste vasthoudorgaan langs de hoofdstijl schuift. Dat wijzigt de hellingshoek van de poot en aldus van de hoofdstijl. In de tweede uitvoeringsvorm is er bij voorkeur een enkel bovenste vasthoudorgaan, waarmee de bovenste uiteinden van alle poten van de drie-20 poot verbonden zijn.

Oorspronkelijk wordt de gebruikelijke gelijkzijdige driehoek gevormd door de punten van de poten van de driepoot. Met iedere uitvoeringsvorm van de uitvinding kan de driehoek, die gevormd wordt door de punten van de poten, 25 worden gewijzigd tot een ongelijkzijdige driehoek, waarin een van de poten naar buiten is verplaatst en daardoor onder aan andere hoek helt dan en zich uitstrekt over een andere afstand, d.w.z. verder, van het middelpunt of de hoofdstijl van de standaard in de richting van die verder 30 naar buiten staande poot van de driepoot standaard. De grotere afstand in een richting, die de helling veroorzaakt, geeft ook aanvullende ondersteuning aan die kant van de standaard, hetgeen het gewicht van enig muziekinstrument, zoals een trommel, of andere struktuur, die aan die kant 35 op de hoofdstijl gedragen wordt, kompenseert.

Aan de bovenste, of binnenwaarste of bevestigde uiteinden van de poten, waar deze lopen tot de hoofdstijl, staan de poten gewoonlijk 120° uiteen. Dit hoekverband blijft zelfs gehandhaafd als een van de poten wordt geopend 40 of verzwenkt om zijn punt naar buiten te verplaatsen.

8801057: - 4 -

Zoals hierboven echter opgemerkt, maakt het naar buiten zwenken van een poot de standaard minder stabiel, in het algemeen in het hèllingvlak van de hoofdstijl. Een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding, waarin een poot naar 5 buiten is verplaatst om de standaard te doen hellen, heeft de hoek, gemeten bij de hoofdstijl tussen de twee andere poten gelegen tussen 130 en 145°, of elke andere hoek groter dan 120°, die geschikt is voor het handhaven van de stabiliteit van die standaard, in het bijzonder als de hoofdstijl 10 gezwenkt is.

Andere doeleinden en kenmerken van de uitvinding blijken uit de onderstaande beschrijving van de voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding beschouwd aan de hand van de bijgaande tekeningen.

15 Fig.1 is een perspektievisch aanzicht van een uit voeringsvorm van de driepoot standaard volgens de uitvinding met de standaard rechtop.

Fig.2 toont een eerste uitvoeringsvorm van de driepoot standaard met het onderste vasthoudorgaan voor een van 20 de poten naar boven verplaatst en de standaard verzwenkt.

Fig.3 is een bovenaanzicht van de driepoot standaard volgens Fig.1 en Fig.2 in zijn opgevouwen staat.

Fig.4 is een perspektievisch zijaanzicht van het onderste einde van de driepoot standaard van de eerste uit- 25 voeringsvorm in de toestand van Fig.2.

Fig.5 is een aanzicht overeenkomstig aan Fig.4, dat een tweede uitvoeringsvorm laat zien, en een bovenste vasthoudorgaan voor een van de poten naar boven verschoven en de standaard verzwenkt toont.

30 Fig.6 is een bovenaanzicht van de driepoot standaard volgens de uitvinding, dat de standaard toont met een van de poten naar buiten verplaatst, zodat de standaard onder een helling staat en die laat zien dat^de'hoeken tussen de poten aan de hoofdstijl gelijk blijven.

35 Fig.7 is een aanzicht overeenkomstig aan Fig.6, maar dat een verandering toont in de hoekinstelling of oriëntatie van de poten aan de hoofdstijl overeenkomstig een variant van de uitvinding, en hem ook over de standaard volgens Fig.6 gelegd laat zien.

40 Figs.8, 9 en 10 zijn schematische aanzichten, die in 89 01 057 .1 Η - 5 - * hoofdzaak overeenkomen met het aanzicht van Fig.2 die opstellingen tonen van opstellingen van een driepoot standaard uitvoeringsvorm waarin de onderste vasthoudorga-nen voor de poten verplaatsbaar zijn.

5 Figs.IX 12 en 13 zijn overeenkomstige aanzichten, die opstellingen van een driepoot standaard uitvoeringsvorm laten zien, waarin de bovenste vasthoudorganen verplaatsbaar zijn.

In Fig.1 bevat een driepoot standaard 10 voor muziek-10 instrumenten of dergelijke een hoofdstijl 11 met een verlengstuk gedeelte 12 dat op de hoofdstijl 11 bevestigd is via een verbindingsstuk 13. Aan het uiteinde van verlengstuk 12 bevinden zich geschikte gereedschappen of vasthoudorganen. niet weergegeven, waardoor de driepoot standaard 15 dient als een instrumenthouder, een klamp voor een microfoon of voor andere muziekorganen of voor het dragen van andere voorwerpen.

Een driepoot deel 20 is aan de onderkant van hoofdstijl 11 geplaatst. Het driepoot deel 20 is voorzien van 20 de drie poten 21, 22 en 23 en de respektievelijke scharnierende armen 26, 27 en 28. Elke arm is draaibaar verbonden aan een van zijn uiteinden met het tussengedeelte van een betreffende poot. Een driepoot ondersteuningsgedeelte 15 aan de onderkant van hoofdstijl 11 bevat in deze eerste 25 uitvoeringsvorm een enkel bovenste vasthoudorgaan 30, dat de bovenste delen van de poten 21, 22 en 23 axiaal plaatst en gelijktijdig vastzet aan de hoofdstijl. Het gedeelte 15 bevat verder gescheiden, onderling verplaatsbare onderste vasthoudorganen 40 en 50, waaraan de andere uiteinden van 30 de scharnierende armen 26 27 en 28 draaibaar bevestigd zijn om de scharnierende armen 26, 27 en 28 axiaal langs de hoofdstijl te plaatsen.

Zoals kan worden waargenomen in het zijaanzicht van het driepoot ondersteuningsgedeelte weergegeven in Fig.4, 35 is het bovenste vasthoudorgaan 30 verbonden met alle bovenste gedeelten van de poten 21, 22 en 23 door betreffende pennen 35 zodat de poten onbelemmerd naar ninnen en naar buiten kunnen draaien ten opzichte van de hoofdpost. Het bovenste vasthoudorgaan 30 omhult hoofstijl 11 en kan langs 40 hoofdstijl 11 worden verplaatst. Dit verschaft de hellings- 8901057.

Λ - 6 - hoek of spreiding van alle poten en maakt het ook mogelijk de poten naar binnen te vouwen na gebruik van de driepoot standaard of te openen voor ondersteuning. Een stelschroef 36 wordt verschaft tussen orgaan 30 en hoofdstijl 11 voor 5 axiale instelling en vastzet doeleinden.

Een eerste, onderste vasthoudorgaan 40 is aan de onderkant van hoofdstijl 11 vastgezet. Orgaan 40 is draaibaar verbonden met een van de twee uiteinden van de scharnierende armen 27 en 28 van de poten 22 en 23 door middel 10 van betreffende draaipuntpennen 45. Verder zijn de andere uiteinden van alle drie de scharnierende armen 26, 27 en 28 verbonden met de betreffende poten 21, 22 en 23 door middel van betreffende draaipunt pennen 29.

Er is een onafhankelijk verplaatsbaar tweede, onder-15 ste orgaan 50, dat hoofdstijl 11 omhult en in staat is langs hoofdstijl 11 te glijden. Het is verbonden met het uiteinde van de scharnierende arm 26 aan poot 21 door middel van de draaipunt pen 55. Schroef 56 is aangebracht om orgaan 50 op stijl 11 vast te zetten voor axiale instel en vastzet 20 doeleinden. Het andere uiteinde van scharnierende arm 26 is draaibaar verbonden met poot 21 door middel van de pen 29.

In Fig.1 staat hoofdstijl 11 rechtop loodrecht op de grond. Om poot 21 te zwenken wordt onderste vasthoudorgaan 50 langs hoofdstijl 11 verplaatst. Dat verplaatst 25 het uiteinde van de betreffende scharnierende arm en draait de arm. Poot 21 wordt daardoor gedraaid of naar buiten gezwenkt, naar links in Figs.2 en 4, door verplaatsbaar onderste orgaan 50 naar boven te schuiven, zoals aangegeven door de met U aangeduide pijl in Fig.4. Hierdoor wordt de 30 hoofdstijl zijwaarts gezwenkt naar poot 21, zoals weergegeven in Fig.2. Schroef 56 wordt dan aangedraaid om verplaatsbaar vasthoudorgaan 50 vast te zetten in een positie die de gewenste hellingshoek van de hoofdstijl verschaft.

Zonodig is een stopper 60 voor geheugendoeleinden om 35 hoofdstijl 11 aangebracht. Hij wordt op zijn plaats geschoven zodat hij tegenover de bovenkant van verplaatsbaar onderste vasthoudorgaan 50 staat en dan vastgezet met een bevestigingsschroef 66 om een geschikte topplaats te bepalen voor orgaan 50 bij later hernieuwd gebruik van de driepoot 40 standaard.

8901057.

* ~ 7 -

Terwijl de hoofdstijl 11 wordt gezwenkt, of als de spreiding of hellingshoek van alle poten 21 22 en 23 moet worden versteld kan het bovenste vasthoudorgaan 30 geschikt vrij worden verschoven langs de hoofdstijl en waar 5 nodig worden vastgezet. Daardoor worden alle poten gelijktijdig versteld. Daar de poten en scharnierende armen allen draaibaar verbonden zijn door draaipennen, kunnen de veranderingen in de hoek voor verschillende verbindingen gemakkelijk worden gemaakt.

10 Fig.3 toont het driepoot gedeelte 20 in opgevouwen toestand. In dit geval is het enkele bovenste vasthoudorgaan 30 naar boven geschoven en de poten zijn daardoor naar binnen gevouwen.

De eerste uitvoeringsvorm, weergegeven in Fig. 1 door 15 4, heeft een verplaatsbaar onderste vasthoudorgaan 50. Het zelfde resultaat kan worden verkregen door een verplaatsbaar bovenste vasthoudorgaan 70 te gebruiken voor minder dan alle poten in plaats van een verplaatsbaar onderste vasthoudorgaan 50. Fig.5 toont een tweede uitvoeringsvorm, 20 waarin een dergelijk verplaatsbaar bovenste vasthoudorgaan 70 aanwezig is.

In Fig.5 is het verplaatsbare bovenste orgaan 70 om de hoofdstijl 11 gewikkeld. Het bovenste deel van een poot 21 is axiaal verbonden aan het verplaatsbare bovenste 25 vasthoudorgaan 70 door een draaipen 75. Het verplaatsbare bovenste vasthoudorgaan 70 kan vrij langs hoofdstijl 11 glijden. Vastzetschroef 76 dient voor verstelling en axiale plaatsing van orgaan 70.

De boveneinden van de andere poten 22 en 23 worden 30 axiaal geplaatst en zijn draaibaar verbonden met een tweede bovenste vasthoudorgaan 31. Bovenste vasthoudorgaan 31 is ook om de hoofdstijl gewikkeld èn is ook in staat onafhankelijk langs de stijl te glijden. Stelschroef 36 tussen vasthoudorgaan 31 en stijl 11 zet orgaan 31 langs de stijl 35 vast.

De scharnierende armen 26, 27 en 28 van poten 21, 22 en 23 worden axiaal geplaatst en zijn draaibaar verbonden door draaipennen 29 met een gemeenschappelijk onderste vasthoudorgaan 41, dat is vastgezet aan het onderste einde 40 van hoofdstijl 11. Verplaatsing van het gemeenschappelijke 8901057.

-8-- f vasthoudorgaan, hetzij met of ten opzichte van hoofdstijl 11, verplaatst de einden van de scharnierende armen naar elkaar toe en kan worden gebruikt om de poten gelijktijdig uiteen te spreiden of te sluiten.

5 Van de verwijzingscijfers die in Fig.5 gebruikt wor den geven degene, die ook in Fig.4 voorkomen dezelfde delen aan.

Fig.6 is een bovenaanzicht van een eerste potenopstelling voor de driepoot standaard uitvoeringsvormen van 10 zowel Figs.4 als 5. In beide Figs.4 en 5 helt hoofdstijl 11 naar de kant van poot 21 door poot 21 naar buiten uit te zetten vanuit rechtop staande stand, aangegeven door een punt-streep lijn in Fig.6 naar de getrokken lijn stand in Fig.6. In Fig.4 geschiedt dat door het onderste vasthoud-15 orgaan 50 voor poot 21 omhoog te brengen van onderste vasthoudorgaan 40 voor poten 22 en 23. In Fig.5 geschiedt dit door geschikt laten zakken van bovenste vasthoudorgaan 31 bijvoorbeeld, of door geschikt omhoog brengen van bovenste vasthoudorgaan 70. Ongeacht hoe poot 21 wordt uitgezet 20 om stijl 11 te laten hellen naar links in Figs.4‘en 5 naar poot 21, verplaatst zich het zwaartepunt van de standaard van G naar naar poot 21 toe. Dit maakt het mogelijk dat een muziekinstrument op de bovenkant van hellende stijl 11 gedragen wordt en naar poot 21 van de standaard toe om 25 stabieler te worden vastgehouden. In Fig.6 bepalen de punten van poten 21, 22 en 23 een ongelijkilgdiga driehoek tengevolge van het uitzetten van poot 21, zoals in ge.tcekken lijnen weergegeven in Fig.6, inplaats van een gelijkzijdige driehoek met poot 21 niet uitgezet, zoals weergegeven door 30 gebroken lijnen in Fig.6. Maar de hoek tussen naburige poten aan de hoofdstijl 11 blijft 120°.

Met betrekking tot Fig.7 waarin poot 21 naar buiten is uitgezet en de poten onder gelijke hoeken A van 120° staan, hetgeen de gebróken lijn stand van Fig.7 is en ook 35 de getrokken lijn starid van Fig.6, heeft de driepoot standaard de neiging onstabiel te worden, zodat een kracht rechtstreeks over het hellingsvlak, dat wil zeggen dwars op de hellingsrichting van hoofdstijl 11, de neiging heeft de standaard te laten kantelen en te vallen, in het alge"' 40 meen in de richting van een van de pijlen C. Om dit te 8901057.

- 9 - vermijden toont Fig.7 een alternatief dat kan worden aangepast voor gebruik met beide uitvoeringsvormen van Figs.

4 en 5 als boven beschreven. In grote lijnen gezegd zijn de hoeken om de hoofdstijl 11 tussen de naburige driepoot 5 poten gewijzigd van de drie gelijke hoeken A van 120° in hoeken, waarin de onuitgezette poten'22 en 23 neiging meer steun te verschaffen tegen kantelkrachten die dwars over het hellingsvlak staan. Als poot 21 wordt uitgezet neemt de driehoek, die gevormd wordt door de punten van 10 de drie poten, de vorm van een ongelijkzijdige driehoek aan waarin twee leden, die de zijden vormen tegen de hellings-richting, langer zijn dan de onderkant van de driehoek, zoals in Fig.7 weergegeven door de gebróken lijn, en stijl 11 wordt naar de zijde van poot 21 gezwenkt.

15 Daardoor wordt versterking en verhoogde stabiliteit naar de zijkant van de standaard verkregen door de poot-opstelhoek aan stijl 11, welke hoek gevormd wordt door poten 22 en 23, die de poten zijn aan de zijkant van standaard tegenover poot 21 en tegengesteld aan de hellingsrich-20 ting van stijl 11, iets groter dan 120°, dat wil zeggen in het trajekt tussen 130° en 145° of aan andere hoek als een bepaalde poothelling of gebruikstoestand dat vergt. In Fig.7 wordt de hoek tussen poten 22 en 23 vergroot van hoek A tussen poten 22A en 23A tot hoek A^ tussen poten 22 en 23, 25 en de hoeken tussen poten 21 en 22 en B2 tussen poten 21 en 23 worden overeenkomstig kleiner. Ofschoon de afname van de hoeken B^ en B2 niet dezelfde behoeft te zijn, dienen in een karakteristieke opstelling op een plat oppervlak, waarbij het ondersteunde instrument zich rechtstreeks boven 30 de uitgezette poot 21 uitstrekt, de hoeken B-j^ en B2 aan elkaar gelijk te zijn, zodat de toename van hoek A naar hoek Aj gelijk verdeeld wordt over de afnamen van hoeken B^ en B2. In andere opstellingen en toepassingen waar grotere ondersteuning nodig is naar een kant om een bepaalde reden, 35 kunnen de hoeken Bj en B2 verkozen worden van elkaar verschillend te zijn. De bovenste en onderste vasthoudorganen voor poten 21, 22 en 23 oriënteren deze poten om hoofdstijl 11 in uitgezóchte oriëntaties van Fig.6 of Fig.7. De vasthoudorganen zijn ontworpen voor de gekozen hoeken tussen 40 twee poten.

8901057.

<1* - 10 -t

Figs.8, 9 en 10 zijn voorbeelden van varianten met verplaatsbare onderste vasthoudorganen 51, 52 of 53. Verplaatsing van het verplaatsbare onderste vasthoudorgaan naar boven of beneden draait de betreffende scharnierende arm, 5 die de betreffende poot naar binnen of naar buiten zwenkt ten opzichte van de andere poten. Dat doet op zijn beurt de hoofdstijl overhellen naar de poot die het verst naar buiten is gezwenkt.

Het verplaatsbare onderste vasthoudorgaan 51 in Fig.8 10 is draaibaar bevestigd aan de scharnierende armen 27 en 28 en is naar boven (ü) verschuifbaar van het vaste onderste vasthoudorgaan 42, dat arm 26 vasthoudt.

Het verplaatsbare onderste vasthoudorgaan 52 in Fig.9 is draaibaar bevestigd aan de scharnierende arm 26 en is 15 schuifbaar (zie pijl D) in neerwaartse richting van het vaste onderste vasthoudorgaan 40, dat beide armen 27 en 28 vasthoudt.

Het verplaatsbare onderste vasthoudorgaan 53 in Fig.

10 is draaibaar bevestigd aan de scharnierende armen 27 en 20 28 is is naar beneden (zie pijl D) schuifbaar van het vaste onderste vasthoudorgaan 42, dat arm 26 vasthoudt. Onderste vasthoudorgaan 42 en de andere gemeenschappelijke verwij-zingscijfers geven dezelfde delen aan net als in de eerdere voorbeelden.

25 Figs.11, 12 en 13 tonen voorbeelden van het gebruik van verplaatsbaar bovenste vasthoudorgaan 71, 72 of 73 in kombinatie met een betreffend stationair onderste vasthoudorgaan 41. Verplaatsing van het verplaatsbare vasthoudorgaan trekt de bevestigde poot of poten op of duwt deze neer, en 30 door de scharnierende armen die aan deze poten zijn bevestigd, worden de poten versteld en wordt de helling van de hoofdstijl gewijzigd.

Het verplaatsbare bovenste vasthoudorgaan 71 in Fig.

11 is draaibaar bevestigd aan poten 22 en 23, die schuif-35 baar zijn in opwaartse richting (pijl U in Fig.11) van vast bovenste vasthoudorgaan 32, dat poot 21 vasthoudt.

Het verplaatsbare bovenste vasthoudorgaan 72 in Fig.

12 is draaibaar bevestigd aan poot 21, die schuifbaar is in neerwaartse richting (pijl D in Fig.12) van het vaste 40 vasthoudorgaan 31, dat poten 22 en 23 vasthoudt.

8901057 .

- 11 -

Het verplaatsbare bovenste vasthoudorgaan 73 in Fig. 13 is draaibaar bevestigd aan poten 22 en 23, diê naar beneden worden geschoven van het bovenste vasthoudorgaan 32, dat poot 21 vasthoudt.

5 Zoals hierboven uiteengezet is de driepoot standaard volgens de uitvinding in staat de hoofdstijl over een gewenste hoek te doen hellen door een eenvoudige constructie, door een of twee van de drie poten, die langs de hoofdstijl worden geschoven onafhankelijk van de andere poten, wat door 10 de scharnierende armen een verschil veroorzaakt in de uit-zethoeken van de poten. Daar het zwaartepunt van de standaard ook verplaatst in de hellingsrichting bij het doen hellen van de hoofdstijl, wordt de stabiliteit van de standaard verbeterd in vergelijking met de gebruikelijke stan-15 daard van het boom type.

De hoeken tussen naburige poten om de hoofdstijl zijn karakteristiek gelijk. Om instabiliteit van de standaard te vermijden in richtingen die in algemene zin dwars op het hellingsvlak staan of dwars op de hellingsrichting van de 20 hoofdstijl, worden de hoeken tussen de poten aan de hoofdstijl gewijzigd van gelijke hoeken zodanig dat de hoek_tus-sen de twee poten tegenover de poot die naar buiten is uitgezet om de hoofdstijl groter wordt gemaakt, waardoor de hoeken tussen de poten aan de hoofdstijl ongelijk worden.

25 Dit verhoogt de stabiliteit van de standaard tegen krachten die in grote lijnen dwars op het hellingsvlak van de hoofdstijl staan.

In het bovenstaande is de onderhavige uitvinding beschreven aan de hand van voorkeursuitvoeringsvormen 30 aarvan. Daar vele variaties en wijzigingen van de onderhavige uitvinding nu voor de vakman voor de hand liggen, wordt er de voorkeur aan gegeven dat de omvang van de uitvinding niet bepaald wordt door de hierin vervatte bijzondere toelichtingen, maar uitsluitend door de bijgaande 35 conclusies.

40 8901057.

Claims

1. Zwenkbare driepoot standaard voorzien van een hoofdstijl; drie poten voor de driepoot waarbij de poten ieder bovenuiteinden hebben om aan de stijl te worden vastgezet en de poten ieder onderuiteinden hebben om te rusten op het 5 oppervlak, waarop de driepoot standaard ondersteund wordt; een betreffende scharnierende arm die draaibaar aan elke poot verbonden is tussen de uiteinden van de poot en draaibaar verbonden aan de stijl,, waarin verplaatsing van de bovenste uiteinden van de poten ten opzichte van de hoofd-10 stijl door de scharnierende armen de poten selektief samen vouwt om de standaard te sluiten en de poten uiteenzet waarbij de onderste uiteinden van de poten een driehoek vormen, die de driepoot standaard ondersteunt tenminste twee bovenste vasthoudorganen die op de hoofdstijl worden 15 ondersteund,, met tenminste een van de bovenste vasthoudorganen verplaatsbaar langs de hoofdstijl ten opzichte van het andere bovenste vasthoudorgaan; tenminste een van de poten van de driepoot is aan het boveneinde daarvan draaibaar verbonden met het ene bovenste vasthoudorgaan; tenmin· 20 ste een van de andere poten aan het boveneinde daarvan is draaibaar verbonden met het andere bovenste vasthoudorgaan. zodat verplaatsing van het ene bovenste vasthoudorgaan ten opzichte van het andere bovenste vasthoudorgaan een van de poten selektief naar de hoofdstijl toe of daarvan af ver--25 plaatst ten opzichte van de andere poten om de vorm te wijzigen van de driehoek die bepaald wordt door de onderste uiteinden van de poten van de driepoot waardoor de hoofdstijl naar een van de poten toe gezwenkt wordt.

2. Zwenkbare driepoot standaard vólgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het ene bovenste vasthoudorgaan verplaatsbaar is langs de stijl terwijl het andere bovenste vasthoudorgaan stationair op de stijl wordt gehouden, 35

3. Zwenkbare driepoot standaard volgens conclusie 1 of 2,met het kenmerk, dat het verplaatsbare bovenste vasthoudorgaan gelegen is boven het stationaire 8901 057.' - 13 - andere bovenste vasthoudorgaan langs de hoofdstijl.

4. Zwenkbare driepoot standaard volgens conclusie 1 of 2, m e t het kenmerk, dat het verplaatsbare 5 ene bovenste vasthoudorgaan beneden het stationaire andere bovenste vasthoudorgaan gelegen is langs de hoofdstijl.

4 --12- QSDSiiiïll :

5. Zwenkbare driepoot standaard volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, 10 dat twee poten aan hun bovenuiteinden verbonden zijn met het ene verplaatsbare bovenste vasthoudorgaan.

6. Zwenkbare driepoot standaard volgens een van de conclusies 1-4, m et het kenmerk, dat een 15 van de poten aan zijn bovenste uiteinde verbonden is met het ene verplaatsbare bovenste vasthoudorgaan.

7. Zwenkbare driepoot standaard volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, 20 dat de poten en de scharnirende armen met de hoofdstijl verbonden zijn onder gelijke hoeken om de hoofdstijl.

8. Zwenkbare driepoot standaard volgens een van de conclusies 1-6, m e t het kenmerk, dat de 25 poten en de scharnierende armen met de hoofdpost zodanig verbonden zijn, dat de hoek tussen de twee poten, die niet zijn uitgezet, groter is dan de hoeken tussen de andere twee poten.

9. Zwenkbare driepoot standaard volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat een van de poten naar buiten wordt uitgezet om de hoofdstijl te doen hellen naar de ene poot als de ene poot naar buiten wordt uitgezet; de twee poten die de grotere hoek tussen elkaar insluiten 35 zijn de poten, die niet naar buiten worden uitgezet.

10. Zwenkbare driepoot standaard volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de grotere hoek ligt in het trajekt van 130° tot 145°. 40 8901057.' - 14 -

11. Zwenkbare driepoot standaard voorzien van een hoofdstijl; drie poten van de driepoot, die ieder een bovenste uiteinde hebben om te worden vastgezet aan de stijl, en ieder een onderste uiteinde hebben om te rusten op het 5 oppervlak waarop de driepoot standaard wordt ondersteund; een betreffende scharnierende arm, die draaibaar is vastge-et aan elke poot tussen de uiteinden van de poot en draai· -baar verbonden is met de stijl, waarbij verplaatsing van de bovenste uiteinden van de poten ten opzichte van de hoofd 10 stijl door middel van de scharnierende armen selektief de poten samenvouwt om de standaard te sluiten en de poten uit elkaar zet waarbij de ondereinden van de poten een driehoek vormen die de driepoot standaard ondersteunt, waarbij de poten aan hun boveneinden worden vastgehouden 15 zodat ze draaibaar zijn ten opzichte van de hoofdstijl tenminste twee onderste vasthoudorganen die door de hoofdstijl gedragen worden, met tenminste een van de onderste vasthoudorganen verplaatsbaar langs de hoofdstijl ten opzichte van het andere onderste vasthoudorgaan; tenminste 20 een van de scharnierende armen draaibaar verbonden is met het ene onderste vasthoudorgaan om daardoor langs de hoofdstijl te worden verplaatst met dat ene onderste vasthoudorgaan? tenminste een andere scharnierende arm draaibaar verbonden met het andere onderste vasthoudorgaan 25 zodat verplaatsing van het ene onderste vasthoudorgaan langs de hoofdstijl ten opzichte van het andere onderste vasthoudorgaan. om de betreffende scharnierende arm daarlangs te verplaatsen, op zijn beurt de betreffende poot die verbonden is met de verplatste scharnierende arm selektief 30 naar binnen of naar buiten verplaatst ten opzichte van de hoofdstijl om de vorm te veranderen van de driehoek die gevormd wordt door de ondereinden van de poten van de driehoek, waardoor de hoofdstijl naar een van de poten wordt gezwenkt. 35

12. Zwenkbare driepoot standaard volgens conclusie 11 met het kenmerk, dat het ene onderste vasthoudorgaan verplaatsbaar is langs de hoofdstijl terwijl het andere onderste vasthoudorgaan stationaair wordt 40 gehouden op de hoofdstijl. 8801057. - 15 - *

13. Zwenkbare driepoot standaard volgens conclusie 11 of 12, m e t het kenmerk dat het ené onderste vasthoudorgaan gelegen is boven het andere onderste vast--houdorgaan langs de hoofdstijl. 5

14. Zwenkbare driepoot standaard volgens conclusie 11 of 12 met het kenmerk dat het ene onderste vasthoudorgaan gelegen is onder het andere vasthoudorgaan langs de hoofdstijl. 10

15. Zwenkbare driepoot standaard volgens een van de conclusies 11-14/ met het kenmerk, dat twee van de scharnierbare armen aan hun uiteinde verbonden zijn met het ene onderste vasthoudorgaan.

16. Zwenkbare driepoot standaard volgens een van de conclusies 11-14 met het kenmerk dat een een van de scharnierende armen aan 2ijn uiteinde verbonden is met het ene onderste vasthoudorgaan. 20

17. Zwenkbare driepoot standaard volgens een van de conclusies 11-16 met het kenmerk dat de poten en de scharnierende armen aan de hoofdstijl verbon den zijn onder gelijke hoeken rond de hoofdstijl. 25

18. Zwenkbare driepoot standaard volgens een van de conclusies 11-16 met het kenmerk dat de poten en de.scharnierende armen zo aan de hoofdstijl verbonden zijn, dat de hoek tussen de twee poten die niet naar 30 buiten zijn uitgezet groter is dan de hoek tussen de andere twee poten.

19. Zwenkbare driepoot standaard volgens conclusie 18 met het kenmerk dat een van de poten naar 35 buiten is uitgezet om de hoofdstijl te doen hellen naar de ene poot als de ene poot naar buiten wordt uitgezet; de twee poten met tussen elkaar de grotere hoek zijn de poten die niet naar buiten worden uitgezet.

20. Zwenkbare driepoot standaard volgens conclusie 18 of 8SOÏ057. * - 16 · 19 met het kenmerk dat de grootste hoek ligt in het trajekt van 130° tot 145°.

21. Zwenkbare driepoot standaard volgens conclusie 12 5 met het kenmerk- dat deze verder een stop bevat die op de hoofdstijl geplaatst is om de verplaatsing van het ene onderste vasthoudorgaan langs de stijl voorbij de stop te verhinderen.

22. Zwenkbare driepoot standaard, voorzien van een hoofdstijl; drie poten van de driepoot, -eder voorzien van bovenste uiteinden om te worden vastgezet aan en verplaatsbaar langs de stijl, waarbij de poten ieder onderuiteinden hebben om te rusten op een oppervlak waarop de driepoot 15 standaard wordt ondersteund; de poten gespreid om de hoofdstijl staan; aanvullende organen die de poten aan de stijl ondersteunen, zodat tenminste een van de poten naar keuze naar binnen of naar buiten ten opzichte van de hoofdstijl kan worden uitgezet ten opzichte van de andere poten ten- 20 einde de vorm te veranderen van de driehoek- die bepaald wordt door de onderuiteinden van de poten van de driepoot en ook om de hoofdstijl te dóen hellen naar tenminste een van de poten die naar buiten is uitgezet ten opzichte van de andere poten. 25

23. Zwenkbare driepoot standaard volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de poten en de draaiende armen verbonden zijn met de hoofdstijl onder gelijke hoek rondom de hoofdstijl. 3Q

24. Zwenkbare driepoot standaard volgens conclusie 22. met het kenmerk, dat de poten en de draaiende armen zo met de hoofdstijl verbonden zijn dat de hoek tussen de twee poten die niet naar buiten zijn uitgezet 35 groter is dan de hoeken tussen de andere poten.

25. Zwenkbare driepoot standaard volgens conclusie 24, met het kenmerk, dat een van de poten naar buiten is uitgezet om de hoofdstijl te doen zwenken 40 naar de ene poot, als die naar buiten wordt uitgezet; de 8901057. - 17 - te twee poten die onderling de grootste hoek met elkaar maken zijn de poten die niet naar buiten zijn uitgezet.

26. Zwenkbare driepoot standaard volgens conclusie 9 5 met het kenmerk, dat de grootste hoek ligt in het trajekt van 130° tot 145°. 10 89010 57 Λ