NL8901052A - Werkwijze voor het afkoelen van een uit een droger afkomstige materiaalbaan, alsmede een inrichting voor het uitvoeren van deze werkwijze. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Werkwijze voor het afkoelen van een uit een droger afkomstige materiaalbaan, alsmede een inrichting voor het uitvoeren van deze werkwijze.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het afkoelen van een uit een droger afkomstige materiaalbaan, in het bijzonder van een uit een droger komende papierbaan van een offset-drukinstallatie.

In het bijzonder bij een offset-drukinstallatie wordt de papierbaan in de droger opgewarmd, zodat de op de papierbaan aangebracht drukinkt verdampt. Na het verlaten van de droger wordt de papierbaan over koelwalsen geleid om vervolgens te worden opgewikkeld. Als de papierbaan de droger verlaat, heeft deze een temperatuur van bijvoorbeeld 130°C, bij welke temperatuur er nog enige naverdamping optreedt, en de grenslaag van de papierbaan nog oliehoudende dampen bevat. Deze de papierbaan omgevende dampen condenseren op de koelrollen en hierop kan zich een film vormen die na verloop van tijd zo dik zal worden dat de inkt de papierbaan vervuilt en er dus vlekken ontstaan door het versmeren van de inkt. Teneinde dit te voorkomen dient de drukinstallatie steeds na verloop van tijd gestopt te worden voor het reinigen van de koelwalsen.

Dit probleem heeft men in het verleden getracht op te lossen door bij de uitlaat van de droger koude lucht op de materiaalbaan te blazen, waarmee werd beoogd de grenslaag weg te blazen alvorens deze de koelwals bereikt.

Een andere oplossing van het probleem is het tijdens het bedrijf reinigen van de koelwalsen, bijvoorbeeld met behulp van een reinigingsrol. Geen van deze bestaande oplossingen heeft in de praktijk echter het gewenste resultaat opgeleverd.

De uitvinding beoogt nu een werkwijze te verschaffen voor het afkoelen van een uit een droger komende materiaalbaan, waarbij de temperatuur van de baan zodanig wordt verlaagd dat er nagenoeg geen verdamping meer optreedt als de materiaalbaan bij de koelwalsen komt.

Dit oogmerk wordt door de uitvinding bereikt, doordat de materiaalbaan door een in hoofdzaak gesloten huis wordt gevoerd en dat omgevingslucht in tegenstroom met de bewegingsrichting van de materiaalbaan door het huis wordt gevoerd, met de materiaalbaan in aanraking wordt gebracht en uit het huis wordt afgevoerd.

Op deze wijze wordt omgevingslucht van ongeveer 20°C gebruikt voor het koelen van de materiaalbaan. Doordat de toegevoerde koellucht tegen de bewegingsrichting van de materiaalbaan instroomt, wordt de koellucht opgewarmd en zal hierdoor steeds meer van de materiaalbaan afkomstig oplosmiddel kunnen opnemen.

De aldus opgewarmde uit het huis afgevoerde lucht kan volgens de uitvinding bijzonder doelmatig worden toegevoerd in de droger.

Drogers hebben in het algemeen een toevoer van verse lucht nodig, welke lucht dient als verbrandingslucht voor de in de droger aanwezige branders en ter compensatie van de afgevoerde rookgassen zodat een bepaalde onderdruk in de droger gehandhaafd blijft. Bij het toevoeren van buitenlucht van omgevingstemperatuur in de warme inwendige ruimte van de droger is altijd het gevaar aanwezig van het vormen van condensaat in de vorm van mist dat kan neerslaan op de vaste onderdelen van de droger en aanleiding kan geven tot vervuiling. Door reeds opgewarmde lucht te gebruiken, wordt het gevaar van condensatie in de droger voorkomen en tevens het energetisch rendement van de droger verhoogd.

De uitvinding is tevens belichaamd in een inrichting voor het uitvoeren van bovengenoemde werkwijze, welke inrichting zich onderscheidt, doordat de koelinrichting bestaat uit een in hoofdzaak gesloten huis met een inlaat- en een uitlaatspleet voor de materiaalbaan, welk huis aan de zijde van de uitlaatspleet is voorzien van een toevoeropening voor . het toevoeren van buitenlucht en aan de zijde van de inlaatspleet van een afvoeropening voor het afvoeren van lucht uit het huis, welk huis in de bewegingsrichting van de materiaalbaan is voorzien van twee of meer in serie geplaatste eenheden, die de toegevoerde lucht opeenvolgend in aanraking met de materiaalbaan brengen.

Volgens de uitvinding bestaat elke eenheid om lucht in aanraking met de materiaalbaan te brengen uit een ventilator waarvan de uitlaatzijde is gekoppeld met een groep aan weerszijden van de materiaalbaan gelegen spuitmonden.

De konstruktie van de koelinrichting heeft tot gevolg dat de buitenlucht de koelinrichting binnenkomt aan de zijde waar de materiaalbaan de koelinrichting verlaat. De binnen-) komende lucht mengt zich met de in de koelinrichting aanwezige atmosfeer en wordt aangezogen door de ventilator van de aan de uitlaatspleet van de koelinrichting grenzende eenheid, die het mengsel via de spuitmonden op de baan spuit. De uit de deze eenheid tredende lucht wordt vervolgens > aangezogen door de ventilator van de aangrenzende eenheid, zodat de temperatuur van de op de materiaalbaan gespoten lucht tegen de bewegingsrichting van de materiaalbaan in, toeneemt. Doordat de buitenlucht eerst wordt gemengd met de in de koelinrichting aanwezige atmosfeer, wordt deze ) buitenlucht enigszins voorverwarmd, zodat de spuitmonden niet zodanig afkoelen dat hierop condensaat neerslaat.

Teneinde een nuttig gebruik van de uit de materiaalbaan onttrokken warmte te maken, is volgens de uitvinding de afvoeropening aangesloten op het inwendige van de droger, i De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening die in een enkele figuur een uitvoeringsvorm van de uitvinding toont.

De tekening toont een schematisch aangegeven droger 1 die van elk geschikt type kan zijn, waarin door een inlaat-! spleet 2 een materiaalbaan 3 wordt gevoerd. De materiaalbaan beweegt zich in de richting van de pijl 4, en verlaat de droger 1 bij de uitlaatspleet 5.

Op de droger 1 is een koelinrichting 6 aangesloten, die in het onderhavige geval vast met de droger is verbonden, zodat de uitlaatspleet 5 van de droger samenvalt met de inlaatspleet van de koelinrichting. De materiaalbaan verlaat de koelinrichting via een uitlaatspleet 7.

In de koelinrichting bevinden zich in de bewegingsrichting van de materiaalbaan gezien naast elkaar twee eenheden respektievelijk 8 en 9 die elk bestaan uit een groep aan weerszijde van de materiaalbaan gelegen spuitmonden en een hiermee verbonden ventilator.

De beide eenheden zijn van elkaar gescheiden door middel van een schot 13/ dat het inwendige van de koelinrichting 6 verdeelt in twee compartimenten 14, 15. Het schot 13 heeft een spieetvormige opening voor het doorlaten van de ) materiaalbaan 3 alsmede een opening 16 om lucht vanuit het compartiment 14 naar het compartiment 15 door te laten.

De aanzuigmond van de ventilator van de eenheid 8 in het compartiment 15 is zodanig geplaatst dat zowel lucht uit het compartiment 14 als uit het compartiment 15 wordt aangezogen. In de tekening is dit schematisch weergegeven door de aanzuigmond van de ventilator van de eenheid 8 gedeeltelijk in het compartiment 14 te laten uitmonden.

Zoals gebruikelijk bij drogers wordt de materiaalbaan in de koelinrichting zwevend tussen de spuitmonden geleid.

Aan de zijde van de uitlaatspleet 7 is het huis van de koelinrichting voorzien van een toevoeropening 10 voor het toevoeren van buitenlucht/ terwijl aan de tegenoverliggende zijde van de koelinrichting afvoeropeningen 11 en 12 zijn aangebracht, voor het afvoeren van lucht uit de koelinrichting.

De werking van de koelinrichting zal nu worden beschreven. De materiaalbaan 3, die bijvoorbeeld kan bestaan uit een door een offset-drukinstallatie bedrukte papierbaan, wordt in de droger 1 gevoerd, welke droger geen onderdeel van de uitvinding is en hier niet in detail zal worden omschreven. Van belang is echter dat de papierbaan de droger 1 verlaat met een temperatuur van bijvoorbeeld 130°C.

De papierbaan doorloopt vervolgens de koelinrichting 6, en verlaat de koelinrichting met een temperatuur van bijvoorbeeld 90°C, waarna de baan over (niet weergegeven) koelwalsen wordt geleid om vervolgens te worden opgewikkeld.

De koelinrichting heeft in de eerste plaats tot doel de temperatuur van de papierbaan te verlagen van bijvoorbeeld

Claims (8)

130° tot bijvoorbeeld 90°C, bij welke temperatuur de verdam-pingssnelheid zo laag is dat er geen of nagenoeg geen condensatie meer optreedt bij de koelwalsen. Via de opening 10 wordt de buitenlucht in de koelinrichting toegelaten, welke lucht zich enigszins mengt met de in het compartiment 14 aanwezige atmosfeer alvorens door de ventilator van de eenheid 9 te worden aangezogen. De aldus opgewarmde buitenlucht wordt via de spuitmonden van de eenheid 9 aan weerszijde Op de papierbaan 3 gespoten. De uit I de spuitmonden komende lucht wordt vervolgens door de ventilator van de eenheid 8 aangezogen en gemengd met de in het compartiment 15 aanwezige lucht om vervolgens via de spuitmonden van deze eenheid aan weerszijde tegen de papierbaan 3 te worden gespoten. De uit de spuitmonden van de ΐ eenheid 8 afkomstige lucht wordt vervolgens via de openingen 11 en 12 afgevoerd. Het zal duidelijk zijn dat de temperatuur van de door de eenheid 9 op de papierbaan gespoten lucht lager is dan de temperatuur van de door de eenheid 8 op de baan gespoten lucht. In feite wordt de door de opening 10 binnengelaten lucht opgewarmd in tegenstroom met de bewegingsrichting van de baan. In het weergegeven voorbeeld geschiedt het koelen van de baan in twee trappen, maar het zal voor de vakman duidelijk zijn dat het aantal trappen naar wens kan worden vergroot, door een groter aantal eenheden in verschillende compartimenten naast elkaar in de koelinrichting aan te brengen. De via de openingen 11 en 12 uit de koelinrichting afgevoerde lucht kan met voordeel worden gebruikt als toevoerlucht voor de droger. Dit heeft voor de droger het voordeel dat deze tot bijvoorbeeld 70°C opgewarmde lucht geen condensatieproblemen binnen de droger kan veroorzaken. Bovendien wordt het energetische rendement van de droger verhoogd doordat een deel van de in de materiaalbaan opgeslagen warmte naar de droger wordt teruggevoerd. De hoeveelheid in de koelinrichting via de opening 10 toegelaten buitenlucht wordt geregeld door een in deze opening aangebrachte klep 17 en wel zodanig dat een constante onderdruk in de koelinrichting wordt gehandhaafd. Een volgend voordeel van de koelinrichting volgens de uitvinding is dat in deze koelinrichting tevens een nadroog-effekt optreedt# waardoor de eigenlijke droger kleiner kan worden gedimensioneerd.

1. Werkwijze voor het afkoelen van een uit een droger afkomstige materiaalbaan, in het bijzonder van een uit een droger komende papierbaan van een offset-drukinstallatie, met het kenmerk, dat de materiaalbaan door een in hoofdzaak gesloten huis wordt gevoerd en dat omgevingslucht in tegenstroom met de bewegingsrichting van de materiaalbaan door het huis wordt gevoerd, met de materiaalbaan in aanraking wordt gebracht en uit het huis wordt afgevoerd.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ) uit het huis afgevoerde lucht wordt toegevoerd in de droger.

3. Koelinrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de koelinrichting bestaat uit een in hoofdzaak gesloten huis met een inlaat- en een uitlaatspleet voor de materiaalbaan, welk huis i aan de zijde van de uitlaatspleet is voorzien van een toevoeropening voor het toevoeren van buitenlucht en aan de zijde van de inlaatspleet van een afvoeropening voor het afvoeren van lucht uit het huis, welk huis in de bewegingsrichting van de materiaalbaan is voorzien van twee ) of meer in serie geplaatste eenheden, die de toegevoerde lucht opeenvolgend in aanraking met de materiaalbaan brengen.

4. Koelinrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat elke eenheid om lucht in aanraking te brengen met de materiaalbaan bestaat uit een ventilator waarvan de uitlaatzijde is gekoppeld met een groep aan weerszijden van de materiaalbaan gelegen spuitmonden.

5. Koelinrichting volgens de conclusies 3 of 4, met het kenmerk, dat de inwendige ruimte van het huis door middel van een of meer schotten is verdeeld in compartimenten en elk i compartiment één eenheid bevat, welke schotten zijn voorzien van spieetvormige openingen voor het doorlaten van de materiaalbaan alsmede van openingen om de lucht tegen de bewegingsrichting van de materiaalbaan in van het ene compartiment naar het volgende te voeren.

6. Koelinrichting volgens de voorafgaande conclusies 3-5, met het kenmerk, dat de afvoeropening voor het afvoeren van de lucht uit het huis is aangesloten op het inwendige van de droger.

7. Koelinrichting volgens de voorafgaande conclusies 3-6, met het kenmerk, dat het huis van de koelinrichting direct is aangesloten op de uitlaatzijde van de droger.

8. Koelinrichting volgens de voorafgaande conclusies 3-7, met het kenmerk, dat de toevoeropening is voorzien van een regelbare klep om een constante onderdruk binnen het huis te handhaven.