NL8803036A - Werkwijze voor de vervaardiging van platen uit thermoplastisch materiaal alsmede inrichting voor het vervaardigen daarvoor. - Google Patents
Werkwijze voor de vervaardiging van platen uit thermoplastisch materiaal alsmede inrichting voor het vervaardigen daarvoor. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8803036A NL8803036A NL8803036A NL8803036A NL8803036A NL 8803036 A NL8803036 A NL 8803036A NL 8803036 A NL8803036 A NL 8803036A NL 8803036 A NL8803036 A NL 8803036A NL 8803036 A NL8803036 A NL 8803036A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- wax
- belts
- side guide
- conveyor belts
- belt
- Prior art date
Links
Classifications
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B29—WORKING OF PLASTICS; WORKING OF SUBSTANCES IN A PLASTIC STATE IN GENERAL
- B29C—SHAPING OR JOINING OF PLASTICS; SHAPING OF MATERIAL IN A PLASTIC STATE, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; AFTER-TREATMENT OF THE SHAPED PRODUCTS, e.g. REPAIRING
- B29C39/00—Shaping by casting, i.e. introducing the moulding material into a mould or between confining surfaces without significant moulding pressure; Apparatus therefor
- B29C39/14—Shaping by casting, i.e. introducing the moulding material into a mould or between confining surfaces without significant moulding pressure; Apparatus therefor for making articles of indefinite length
- B29C39/16—Shaping by casting, i.e. introducing the moulding material into a mould or between confining surfaces without significant moulding pressure; Apparatus therefor for making articles of indefinite length between endless belts
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B29—WORKING OF PLASTICS; WORKING OF SUBSTANCES IN A PLASTIC STATE IN GENERAL
- B29C—SHAPING OR JOINING OF PLASTICS; SHAPING OF MATERIAL IN A PLASTIC STATE, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; AFTER-TREATMENT OF THE SHAPED PRODUCTS, e.g. REPAIRING
- B29C39/00—Shaping by casting, i.e. introducing the moulding material into a mould or between confining surfaces without significant moulding pressure; Apparatus therefor
- B29C39/22—Component parts, details or accessories; Auxiliary operations
- B29C39/24—Feeding the material into the mould
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B29—WORKING OF PLASTICS; WORKING OF SUBSTANCES IN A PLASTIC STATE IN GENERAL
- B29C—SHAPING OR JOINING OF PLASTICS; SHAPING OF MATERIAL IN A PLASTIC STATE, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; AFTER-TREATMENT OF THE SHAPED PRODUCTS, e.g. REPAIRING
- B29C67/00—Shaping techniques not covered by groups B29C39/00 - B29C65/00, B29C70/00 or B29C73/00
- B29C67/24—Shaping techniques not covered by groups B29C39/00 - B29C65/00, B29C70/00 or B29C73/00 characterised by the choice of material
- B29C67/241—Moulding wax
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B29—WORKING OF PLASTICS; WORKING OF SUBSTANCES IN A PLASTIC STATE IN GENERAL
- B29C—SHAPING OR JOINING OF PLASTICS; SHAPING OF MATERIAL IN A PLASTIC STATE, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; AFTER-TREATMENT OF THE SHAPED PRODUCTS, e.g. REPAIRING
- B29C35/00—Heating, cooling or curing, e.g. crosslinking or vulcanising; Apparatus therefor
- B29C35/16—Cooling
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B29—WORKING OF PLASTICS; WORKING OF SUBSTANCES IN A PLASTIC STATE IN GENERAL
- B29K—INDEXING SCHEME ASSOCIATED WITH SUBCLASSES B29B, B29C OR B29D, RELATING TO MOULDING MATERIALS OR TO MATERIALS FOR MOULDS, REINFORCEMENTS, FILLERS OR PREFORMED PARTS, e.g. INSERTS
- B29K2091/00—Use of waxes as moulding material
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Processing And Handling Of Plastics And Other Materials For Molding In General (AREA)
- Casting Or Compression Moulding Of Plastics Or The Like (AREA)
- Adhesives Or Adhesive Processes (AREA)
- Structure Of Belt Conveyors (AREA)
Description
Werkwijze voor de vervaardiging van platen uit thermoplastisch materiaal alsmede inrichting voor het vervaardigen daarvoor.
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van platen uit was, waarbij was wordt toegevoerd tussen twee tegenover elkaar en boven elkaar geplaatste eindloze transportbanden van een transportinrichting, tijdens het doorlopen van deze transportinrichting wordt gekoeld en plaatvormig uit deze inrichting wordt afgevoerd.
Een dergelijke werkwijze is bekend uit een advertentie van de firma Sandvik in Chemical Engineering, 18 december 1978, blz. 46. Het koelen vindt plaats door de bovenste transportband aan de bovenzijde en de onderste transportband aan de onderzijde met water te besproeien. Door de druk van de twee transportbanden op het doorgevoerde materiaal wordt een goede aanraking van het produkt met de twee koelbanden verzekerd. Aangegeven wordt, dat diverse wassen vanuit een apparaat voor het vormen van stroken (een zogenaamde stripvormer) op de band worden gebracht. Onder een stripvormer wordt hier een apparaat verstaan, dat in de lengterichting van de koelband gesmolten stroken met een breedte van ongeveer 20 mm breed en op een ongeveer even grote afstand van elkaar doet uitvloeien. Aan het einde van de band zijn deze stroken gekoeld en worden ze in een granulator ingevoerd, die er "toffee"achtige vormen van maakt. Zogenaamde "hot melt"-lijmen worden vaak in deze vorm gebracht. De stripvormer als zodanig bestaat uit een pijp met gaatjes, waaruit de viskeuze, gesmolten massa op de koelband stroomt. Deze methode is voor plastische wastypen, waarop de werkwijze volgens de uitvinding zich richt, onbruikbaar omdat het met een laag viskeus materiaal onmogelijk is een voldoende dikte op de band te krijgen zonder dat de stroken samenvloeien en, omdat de stroken, mochten zij ontstaan in een redelijke vorm, niet te granuleren zijn. De achter de transport-koelinrichting geschakelde granulator versmeert momentaan. Aanvraagster heeft met de bij deze werkwijze toegepaste inrichting produktieproeven genomen, waarbij dit probleem werd waargenomen en geen plaatvormig materiaal met de gewenste dimensies werd verkregen.
Uit de Nederlandse octrooiaanvrage 79.06467 zijn een werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van platen uit thermoplastisch materiaal, zoals was of een thermoplastische kunststof, bekend, waarbij het uitgangsmateriaal in onverharde toestand wordt toegevoerd in de ruimte tussen twee evenwijdig aan elkaar en op afstand van elkaar lopende verticale parten van twee eindloze transportbanden, waarbij het materiaal
Een belangrijk nadeel van op de teruglopende parten wordt opgebracht.
deze bekende werkwijze is dat voor het verkrijgen van een redelijke pro-duktie-opbrengst een hoogte van de inrichting vereist is, die zeer aanzienlijk en in de praktijk vrijwel onmogelijk is. Bovendien bestaat bij de bekende inrichting een groot risico van vervuiling van de uitstroom-opening en van andere, voor de inrichting essentiële organen zoals de geleidewielen voor de transportbanden. Er wordt geen afdichting langs de randen toegepast, zodat een zijdelingse uittreding van thermoplastisch materiaal zal plaatsvinden. De toepassing van een lossingsmiddel wordt nergens vermeld, zodat verwacht mag worden dat de beschreven methode niet geschikt is voor materiaal, dat de neiging bezit aan de transportbanden te kleven.
In het algemeen worden wassen geraffineerd en gemengd met andere wassen of met kunststoffen, kunstharsen, pigmenten en dergelijke, door ze samen te smelten bij een temperatuur tussen ongeveer 80 en 150eC. Wanneer het mengsel homogeen gemengd is, moet het in een vorm gebracht worden, waardoor de was getransporteerd en opgeslagen kan worden.
Volgens een gebruikelijke werkwijze wordt de was of wascompositie vloeibaar in een vorm gebracht, vervolgens gestold, afgekoeld, uit de vorm verwijderd en verpakt. Volgens de meest geschikte werkwijze van de stand van de techniek worden zogenaamde "slabbers" ofwel koelpersen gebruikt. De koeling geschiedt door middel van koelwater. De slabbers kunnen in het algemeen ongeveer vijfmaal per normale arbeidsdag gevuld en gelost worden. Deze methode heeft echter belangrijke nadelen. Zo is gebleken, dat de gestolde wasplaten ("slabs") vaak flinke gietgallen vertonen. De meeste wassen hebben bij deze methode een krimp tussen 100°C en 20°C van 10-15 %. Daarnaast bestaat het probleem van loskrimpen van de wand. De warmteoverdracht, is toch al niet ideaal omdat de gevulde kamer in rust is en vanaf de gekoelde zijde een gestolde laag was ontstaat. Het lossen van de slabbers is in het geval van kleverige produk-ten problematisch. Het verwijderen van de slabs gaat vaak gepaard met het toepassen van enig geweld, hetgeen leidt tot beschadiging van het plaatoppervlak. Bij een volgende arbeidsgang wordt de hechting aan de plaat dan nog sterker. Dit is een cumulatief proces dat op den duur een volledige revisie van de koelplaat noodzakelijk maakt. Andere nadelen van slabbers zijn voorts het veelvuldig voorkomen van verstoppingen van de koelplaten, waterlekkages en in het bijzonder de zware arbeid die er mee gepaard gaat.
Volgens een andere bekende methode wordt een groot aantal wasvormen opgehangen tussen twee eindloze kettingen. De wasvormen worden automatisch gevuld en door de langzaam bewegende ketting in een gekoelde ruim te gebracht. Deze ruimte wordt met sterk gekoelde lucht afgekoeld tot lage temperatuur, waarbij de was stolt. Bij het uittreden uit de gekoelde ruimte wordt de was uit de vorm verwijderd, door een uitneemmecha-nisme of doordat de bak omgedraaid wordt. De was kan nu verder geëmballeerd worden en de lege vorm wordt opnieuw automatisch gevuld. Het voordeel van deze methode is dat er een minimale arbeid mee gemoeid is, het nadeel is dat er zeer veel energie nodig is om tot een redelijke output te komen. Bovendien loop bij meer plastische wassen de capaciteit al snel tot de helft terug en is deze methode niet geschikt voor kleverige wassoorten.
Bij het confectioneren van wascomposities moet men onderscheid maken tussen twee groepen van produkten, nl.
A de hardere, niet-kleverige produkten en B de meer plastische tot zachte produkten die min of meer kleverig zijn.
De verwerking van onder A genoemde soorten kan zonder gebruik te maken van slabbers zeer goed geschieden door middel van prillen of pas-tilleren. Pastilleren vindt bijvoorbeeld plaats door vloeibare was druppelsgewijs op een koelband te brengen. Zowel het prillen als het pastilleren zijn toepasbaar op kleverige wassen, doch de problemen ontstaan daarna.
Door het kleverige karakter van de produkten kleven de prils of pastilles na het verpakken weer aan elkaar onder vorming van grote conglomeraten, die moeilijk hanteerbaar zijn en veel ingesloten lucht bevatten. De grens waarbij een was nog pastilleerbaar of prilbaar is, ligt ongeveer bij een penetratie van 22-30 bij 25°C gemeten volgens de methode ASTM T 1321-86. Overigens is deze grens afhankelijk van de samenstelling van de wascompositie.
De onderhavige uitvinding heeft ten doel de bezwaren te ondervangen, die de bovenbeschreven wasconfectioneringsmethoden hebben (met uitzondering van het pastilleren of prillen van de hardere wassoorten) en die des te ongeaangenamer worden, naarmate de was(compound) plastischer/ kleveriger is.
Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt volgens een werkwijze als in de aanhef genoemd, die is gekenmerkt doordat men de als uitgangsmateriaal dienende was over de volle breedte of een aanzienlijk deel daarvan op de onderste transportband giet, men het zijdelings uittreden van de was verhindert, bij voorkeur met behulp van een of meer met de transportbanden meelopende zijgeleidingsbanden, en de uit de transportinrichting afgevoerde plaat in stukken van de gewenste afmetingen snijdt.
In het kader van de onderhavige uitvinding omvat was ook was-cotnpounds en wasachtige materialen. Voor een definitie van was wordt verwezen naar "Wax, an introduction" van R. Sayers, geschreven in opdracht van de European Wax Federation (1983). Op blz. 16 wordt een definitie van was gegeven. Hoewel de onderhavige uitvinding zich in het bijzonder richt op wassen uit aardolie, mengsels daarvan, en mengsels daarvan met kunstharsen en/of kunststoffen, kan de uitvinding in principe worden toegepsst op het hele gebied van wassen, wascompounds en thermoplastische materialen, d.w.z. bijvoorbeeld ook materialen zoals hot melt-lijmen en materialen met soortgelijke smelteigenschappen. De in deze beschrijving en de daarbij behorende conclusies gebruikte term "was" omvat al dergelijke materialen.
De werkwijze volgens de uitvinding wordt bij voorkeur continu uitgevoerd doordat men de was ononderbroken op de onderste transportband doet vloeien.
Afhankelijk van de samenstelling heeft de als uitgangsmateriaal dienende was een waarde, die in de omgeving van het stolpunt van de was ligt. In het algemeen kan een temperatuurgebied van 60-140eC worden genoemd. Daarbij verdient het echter de voorkeur, dat de temperatuur ligt in een gebied boven 10eC tot 10eC onder, in het bijzonder 5eC boven tot 5°C onder het stolpunt van de was.
In de praktijk wordt de te confectioneren was in mengketels verhit. Daarbij wordt het uitgangsmateriaal op een temperatuur gebracht, die vaak meer dan 10°C boven het stolpunt ligt. Het verdient de voorkeur de stollingswarmte van de gietbare was in een afzonderlijke inrichting zoveel mogelijk af te voeren totdat de was de "ideale" giettemperatuur bereikt heeft. Zoals gezegd ligt deze temperatuur rond het stolpunt van de was, bijvoorbeeld in een gebied van 5eC boven tot 5°C beneden het stolpunt van de was. Bij voorkeur gebruikt men voor het afkoelen tot de ideale giettemperatuur een geschraapte koeler of schraperkoeler. Vanuit de schraperkoeler wordt de was via een vulstation naar de transportinrichting, bijvoorbeeld een dubbele staalbandkoeler geleid. Het vulstation dient zodanig te zijn uitgevoerd, dat de transportinrichting optimaal gevuld wordt.
Bij de werkwijze volgens de uitvinding wordt gebruik gemaakt van transportbanden, waarvan de onderlinge afstand instelbaar is. Het is bij de werkwijze volgens de uitvinding essentieel, dat de op de onderste transportband gebrachte was ook met de bovenste transportband in aanraking is.
Teneinde een verkleving van de was met koelbanden en zijgeleidings- band te voorkomen, bestaat de mogelijkheid banden en geleiding te bevochtigen met een lossingsmiddel. In het algemeen wordt hiervoor een waterige oplossing van een oppervlakte-aktieve stof of een minerale olie toegepast, hoewel ook lossingsmiddelen van andere typen, die op zichzelf bekend zijn, toepasbaar zijn.
Aangezien de was met een zo laag mogelijke temperatuur het vulsta-tion verlaat, zal stolling vrij snel optreden. Dit moet in ieder geval plaatsvinden in dat deel van de transportinrichting, dat voorzien is van het afdichtende zijgeleidingssysteem. Na het verlaten van dit deel van de transportinrichting kan geen zijdelings uittreden meer optreden. Het bandcontact met de bovenste en onderste koelband kan behouden worden doordat de bovenste band op de gestolde was rust.
Aan het einde van de transportinrichting treedt een eindloze wasplaat uit, die gesneden wordt tot hanteerbare formaten. Het gebruik van professionele snijapparatuur zoals messen (stilstaand, roterend of werkend als een guillotine) en draden, die al dan niet verwarmd zijn, is in principe mogelijk hoewel een sterke vervuiling van apparatuur en produkt optreedt en de kans op storingen toeneemt.
Bij de werkwijze volgens de uitvinding wordt de eindloze wasplaat bij voorkeur met een vloeistofstraal gesneden. Het voordeel hiervan is dat geen vervuiling van wasplaten en snijmechanisme optreedt, geen warmte behoeft te worden toegevoerd en de spuitmondstukken van de vloeistofstraal gemakkelijk kunnen worden verwisseld. Het verdient eveneens de voorkeur de wasplaten met behulp van een laserstraal te snijden, in het bijzonder indien men vloeistofvrij wil werken. Als vloeistof kan men bijvoorbeeld water of olie gebruiken. Ook kan men snijden met behulp van perslucht.
De snij inrichting snijdt de wasplaat in lengte- en dwarsrichting tot platen van handelbare afmetingen.
Na deze bewerking worden de platen verder gevoerd naar een verpak-kingslijn, die ze, al dan niet voorzien van separatievellen (bijvoorbeeld gesiliconiseerd papier of film) stapelt en verpakt.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een inrichting geschikt voor het uitvoeren van de werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, voorzien van twee tegenover elkaar en boven elkaar geplaatste eindloze transportbanden alsmede zich tussen de naar elkaar gekeerde parten van de transportbanden meelopende zijgeleidingen. Een dergelijke inrichting is bekend uit NL-A-69.19602. Bij deze bekende inrichting zijn de zijgeleidingen uitgevoerd in de vorm van soepele holle buisjes met een ronde doorsnede. Deze buisjes worden aan een zijde tussen de naar elkaar toe gekeerde parten van de transportbanden toegevoerd, en aan de andere zijde afgevoerd.
Volgens de uitvinding is daarbij voorzien dat de zijgeleidingen uitgevoerd zijn als eindloze banden. Daardoor kan de zijgeleiding telkens opnieuw gebruikt worden voor het zijdelings afdichten van de transportbanden, waardoor het in economisch opzicht verantwoord is om daarvoor een band van hoogwaardig materiaal en met een geschikte vorm te kiezen voor het verzekeren van een goede afdichting.
Bij de bekende zijgeleidingen worden de buisjes tussen de naar elkaar toegekeerde parten van de transportbanden een weinig ingedrukt waardoor een afdichtkracht wordt opgewekt en ook een afplatting van de buisjes waardoor een afdichtoppervlak met een bepaalde breedte op de transportbanden wordt verschaft. Gezien de holle vorm van de buisjes moeten deze afdichtkracht en de afdichtoppervlakken beperkt blijven, zodat slechts een verhoudingsgewijze zwakke afdichting kan worden verzekerd. Dit is vooral een nadeel bij kleverige materialen zoals was, waarbij zich het probleem voordoet dat na enige tijd kleverige materiaalres-ten achter kunnen blijven tussen de zijgeleidingen en het transportband-oppervlak waardoor de afdichting op den duur verloren gaat.
Volgens de uitvinding kan nu een betere afdichting verkregen worden doordat elke zijgeleidingsband twee platte evenwijdige van elkaar afgekeerde oppervlakken bezit die elk afdichtend kunnen samenwerken met het tegenoverliggende oppervlak van het bijbehorende transportbandpart. Door een geschikte keuze van de afmetingen van de zijgeleidingsbanden kunnen de met elkaar samenwerkende oppervlakken van de zijgeleidingsband enerzijds en van de transportbandparten anderzijds ook met betrekking tot kleverige produkten zoals was een goede afdichting leveren.
Volgens een voorkeursuitvoering van de uitvinding is verder voorzien dat de zijgeleidingsbanden elk rondgeleid worden over twee schijven waarvan de hartlijn loodrecht staat op de oppervlakken van de naar elkaar toegekeerde transportbandparten. Een voordeel van deze uitvoering is dat op elke plaats in langsrichting van de transportbanden de zijgeleidingsbanden tussen de transportbandparten kunnen worden ingeleid, en ook op elke plaats in langsrichting daar weer tussen uit kunnen worden geleid. Dit biedt de mogelijkheid om de zijgeleidingswanden korter uit te voeren dan de transportbanden, en ze slechts op die plaatsen tussen de transportbanden te voorzien waar het te verwerken materiaal zoals was nog vloeibaar is.
Volgens een praktische uitvoeringsvorm kan daarbij voorzien zijn dat de schijven zich naast en buiten de naar elkaar toegekeerde trans- portbandparten bevinden, en dat elke 21jgeleidingsband in het vlak van de schijven uitsteekt ten opzichte van de schijven zodanig dat het uitstekende gedeelte van het part van de zijgeleidingsbanden dat gekeerd is naar de transportbanden, zich tussen de naar elkaar gekeerde transport-bandparten bevindt.
Bij voorkeur is voorzien dat de afmeting van de zijgeleidingsbanden in het vlak van de schijven groter is dan dat recht op dat vlak. Bij deze uitvoeringsvorm wordt een verhoudingsgewijze groot aanrakingsopper-vlak tussen elke zijgeleidingsband en de transportbanden verkregen, hetgeen de afdichting ten goede komt. Volgens de uitvinding kan verder zijn voorzien dat ter plaatse van het omgeleide gedeelte van de zijgeleidingsbanden buiten de transportbanden zich boven en onder de zijgeleidingsbanden stabilisatiemiddelen bevinden voor het in de vlakke toestand houden van dat omgeleide gedeelte. Vooral wanneer de afmeting van de zijgeleidingsbanden in het vlak van de schijven aanzienlijk groter is dan loodrecht daarop, bestaat nl. het gevaar dat de zijgeleidingsbanden in die omgeleide gedeelten "omklappen". Door middel van de genoemde stabilisatiemiddelen, die bijvoorbeeld rollen kunnen zijn waarvan de hartlijn verloopt volgens de straal van de schijven, kan dit omklappen betrouwbaar vermeden worden.
De zijgeleidingsbanden kunnen op verschillende manieren worden uitgevoerd, doch bij voorkeur is voorzien dat zij elk bestaan uit een V-snaar die op de grootste trapeziumzijde voorzien is van een rechthoekige strook buigbaar materiaal. Deze rechthoekige strook buigbaar materiaal vormt daarbij het gedeelte van de zijgeleidingsband dat tussen de naar elkaar toegekeerde parten van de transportbanden gebracht kan worden.
Bij voorkeur bestaan de V-snaar en de strook uit PUR en zijn zij door lijmen aan elkaar bevestigd.
Ter vergroting van de afdichting tussen de zijgeleidingsbanden en de transportbanden kan zijn voorzien dat de transportbanden ter hoogte van het gebied waarover de zijgeleidingsbanden zich kunnen uitstrekken ondersteund zijn en/of aangedrukt worden.
Zoals hiervoor reeds genoemd kunnen met de inrichting volgens de uitvinding zoals hiervoor beschreven platen vervaardigd worden uit materialen zoals was. Dankzij de goed afdichtende zijgeleidingen bezitten de platen een zeer regelmatige vorm, zoals bijvoorbeeld tot uitdrukking komt in de rechte zijranden. Daartoe is ook van belang dat voor het stollen de nog vloeibare was regelmatig verspreid wordt over de gehele breedte van de transportbanden tussen de zijgeleidingen, zodat luchtin- sluitsels of andere onregelmatigheden betrouwbaar kunnen worden vermeden. Daartoe is bekend een houder te gebruiken met een mondstuk voor het tussen de zijgeleidingen en de transportbanden toevoeren van het uitgangsmateriaal zoals gesmolten was.
Ter verkrijging van een gelijkmatige toevoer van het uitgangsmateriaal tussen de zijgeleidingen en de transportbanden is de inrichting volgens de uitvinding zodanig uitgevoerd dat het mondstuk voorzien is van een sleufvormige opening die zich over de volle breedte of een aanzienlijk deel van het mondstuk uitstrekt.
In dat opzicht kan een verdere verbetering verkregen worden doordat in het mondstuk in stromingsrichting van de was achter de opening zich een verdeelschot uitstrekt zodanig dat tussen dat verdeelschot en de bovenwand en/of onderwand van de inwendige ruimte van het mondstuk zich een spleet resp. spleten bevindt resp. bevinden voor het gelijkmatig verdelen van de was over de persopening.
De gelijkmatige verdeling van het uitgangsmateriaal kan verder gunstig beïnvloed worden doordat de houder bij benadering de breedte van de opening bezit en voorzien is van over die breedte aangebrachte gaatjes voor het toevoeren van de was aan de van de opening afgekeerde zijde van het verdeelschot.
Ook kan daartoe voorzien zijn dat de houder inwendig voorzien is van zich op regelmatige afstanden van elkaar bevindende, loodrecht op de houderwand waarin zich de gootjes bevinden geplaatste verdeelschotten, waarbij de door de verdeelschotten gevormde houderruimten met elkaar in verbinding staan door uitsparingen in de verdeelschotten. Bij voorkeur ligt de diameter van de gaatjes in het gebied van 2-20 mm.
Vervolgens zal de uitvinding aan de hand van een in de figuren af-gebeeld uitvoeringsvoorbeeld verder toegelicht worden.
Fig. 1 toont een zijaanzicht van de inrichting volgens de inrichting volgens de uitvinding.
Fig. 2 toont een bovenaanzicht van een gedeelte van de inrichting van fig. 1.
Fig. 3 toont doorsnede III-III van fig. 2 op grotere schaal.
Fig. 4 toont het mondstuk met houder in perspectief.
Fig. 5 toont doorsnede V-V van fig. 2 op grotere schaal.
Fig. 6 toont een gedeeltelijk aanzicht in perspectief van de inrichting.
De in fig. 1 weergegeven inrichting bevat een onderste band zonder eind 1 en een bovenste band zonder eind 2, die rondgeleid worden over de rollen 3. Aan het in draairichting van de naar elkaar toegekeerde par ten achterste eind van de transportband 1, 2, bevindt zich een toevoer-orgaan 4 voor gesmolten was. De gesmolten was wordt vanuit de houder 5 via gaatjes 6 en verdeelschot 7 door het mondstuk 8 tussen de transport banden 1, 2 gebracht. Vervolgens wordt de was meegevoerd tussen de bewegende transportbanden 1, 2 en stolt daarbij. Door middel van de sproei-organen 9, 10 worden de transportbanden gekoeld met een geschikte vloeistof 11. De koelvloeistof wordt toegevoerd via de leidingen 12. De op de onderste transportband 1 gesproeide vloeistof wordt opgevangen in bak 13 en af gevoerd door leiding 14. De op de bovenste transportband 1 gesproeide vloeistof kan ten gevolge van zich op de transportband bevindende verhoogde langsranden 16 in de vorm van V-snaren niet wegstromen, en wordt door leiding 15 afgezogen. Verder is de inrichting ter weerszijden van de transportbanden 1, 2 voorzien van zijgeleidingsbanden, waarvan een 17 te zien is in fig. 1. De zijgeleidingsbanden worden rondgeleid over schijven 18 en bewegen op dezelfde snelheid als de transportbanden 1, 2. Uit de inrichting wordt een gestolde wasplaat 19 afgevoerd die vervolgens op bekende wijze verder verwerkt wordt.
In het in fig. 2 weergegeven bovenaanzicht is te zien op welke wijze de zijgeleidingsband 17 omgeleid wordt. De zijgeleidingsband bestaat uit een gedeelte 20 dat uitgevoerd is als V-snaar, en een gedeelte 21 dat een daaraan bevestigde band van soepel materiaal, zoals PUR, is. Het V-snaargedeelte zo is opgenomen in de omtreksgroef van schijf 18, het bandgedeelte 21 steekt uit ten opzichte van die schijf 18. Zoals ook te zien is in fig. 5, wordt het zich nabij de schijf 18 bevindende bandgedeelte 21 dat gekromd is aan zijn boven- en onderzijde ondersteund door overeenkomstig gekromd verlopende rolgeleidingen 22, 23. Deze rolgelei-dingen 22, 23 bestaan elk uit een U-vormig profiel 24 waarin draaibare rollen 25 zijn opgenomen. Zoals te zien is in fig. 2, lopen de rolgeleidingen 22, 23 door tot nabij de transportbanden 1, 2. Op deze wijze kan de zijgeleidingsband 17 goed beveiligd worden tegen omklappen uit zijn vlak.
Zoals afgebeeld in fig. 3, wordt de zijgeleidingsband ook tussen zijn omgeleide gedeelten in ondersteun. Aan het van de transportbanden 1, 2 afgekeerde part rust hij op geleidingen 26, eveneens bestaande uit U-vormige profielen 24 en rollen 25. Het naar de transportbanden 1, 2 toegekeerde part wordt, tegen de druk van de vloeibare was in, aangedrukt tussen die transportbanden 1, 2 door geleidingen 27. Deze bestaan eveneens uit een U-vormig profiel 24 en rollen 25, doch zijn over 90“ verdraaid met betrekking tot de vorige geleidingen 26. Door middel van instelbare steunen 28 zijn deze geleidingen 22, 23, 26 en 27 ondersteund op gestelpoot 29 van de inrichting. In fig.4 is het toevoerorgaan 4 af-gebeeld in perspectief. Vanuit de gaatjes 6 stroomt de gesmolten was om het verdeelschot 7 heen, zoals aangeduid door de pijlen 30. Daardoor wordt een goede verdeling verkregen in breedterichting over de mondstuk-sleuf 31. Tevens is daartoe de houder 5 voorzien van een aantal schotten 32. De schotten 32 vertonen uitsparingen 33, zodat de gesmolten was zich gelijkmatig kan verdelen over de gehele houder 5.
In de afbeelding in perspectief van fig. 6 is getoond dat de stollende was opgesloten is tussen onderste en bovenste transportbanden 1 resp. 2 alsmede de linker en rechter zijgeleidingsbanden 17. In verband met de duidelijkheid is in deze figuur een aantal elementen weggelaten zoals rolgeleiding 22, de U-vormige goot 24 van de rolgeleiding 27. Te zien is verder dat de rollen 3 voorzien zijn van geschikte V-vormige groeven 34 voor de V-snaren 16 op de transportbanden 1, 2. Indien dat noodzakelijk is voor het verkrijgen van een goede afdichting tussen transportbanden 1, 2 en zijgeleidingsbanden 17, kunnen op de V-snaren 16 aangrijpende drukrollen (niet getoond) worden aangebracht, die de transportbanden 1, 2 aandrukken tegen het gedeelte 21 van de zijgeleidingsbanden 17.
Claims (23)
1. Werkwijze voor het vervaardigen van platen uit was of ander thermoplastisch materiaal, waarbij was wordt toegevoerd tussen twee tegenover elkaar en boven elkaar geplaatste eindloze transportbanden van een transportinrichting, tijdens het doorlopen van deze transportinrichting wordt gekoeld en plaatvormig uit deze inrichting wordt afgevoerd, met het kenmerk, dat men de als uitgangsmateriaal dienende was over de volle breedte of een aanzienlijk deel daarvan op de onderste transportband giet, men het zijdelings uittreden van de was verhindert en de uit de transportinrichting afgevoerde plaat in stukken van de gewenste afmetingen snijdt.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat men het zijdelings uittreden van de was verhindert met behulp van een of meer met de transportbanden meelopende zijgeleidingen.
3. Werkwijze volgens conclusie 1, of 2 met het kenmerk, dat men de was continu op de onderste transportband doet vloeien.
4. Werkwijze volgens één der conclusies 1-3 met het kenmerk, dat men de temperatuur van het uitgangsmateriaal op een waarde, die in de omgeving van het stolpunt van de was ligt, houdt.
5. Werkwijze volgens één der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de temperatuur ligt in een gebied van 10eC boven tot 10°C onder, bij voorkeur 5°C boven tot 5eC onder, het stolpunt van de was.
6. Werkwijze volgens één der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat men uitgangsmateriaal eerst op een meer dan 10°C boven het stolpunt liggende temperatuur verhit en vervolgens afkoelt tot de giettemperatuur.
7. Werkwijze volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat men het afkoelen tot de giettemperatuur in een geschraapte koeler uitvoert.
8. Werkwijze volgens één der conclusies 1-7, met het kenmerk, dat men de transportbanden en/of de geleidingsbanden met een losmiddel behandelt.
9. Werkwijze volgens één der conclusies 1-8, met het kenmerk, dat men de uit de transportinrichting afgevoerde plaat met behulp van een vloeistofstraal of laserstraal snijdt.
10. Inrichting geschikt voor het uitvoeren van de werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, voorzien van twee tegenover elkaar en boven elkaar geplaatste eindloze transportbanden alsmede zich tussen de naar elkaar gekeerde parten van de transportbanden meelopende zijgeleidingen, met het kenmerk, dat de zijgeleidingen uitgevoerd zijn als eindloze banden.
11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat elke zij-geleidingsband twee platte evenwijdige van elkaar afgekeerde oppervlak ken bezit die elk afdichtend kunnen samenwerken met het tegenoverliggende oppervlak van het bijbehorende transportbandpart.
12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de zijge-leidingsbanden elk rondgeleid kunnen worden over twee schijven waarvan de hartlijn loodrecht staat op de oppervlakken van de naar elkaar gekeerde transportbandparten.
13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de schijven zich naast en buiten de naar elkaar gekeerde transportbandparten bevinden, en dat elke zijgeleidingsband in het vlak van de schijven uitsteekt ten opzichte van de schijven zodanig dat het uitstekende gedeelte van het part van de zijgeleidingsbanden dat gekeerd is naar de transportbanden, zich tussen de naar elkaar toegekeerde transportbandparten bevindt.
14. Inrichting volgens conclusie 11, 12 of 13, met het kenmerk, dat de afmeting van de zijgeleidingsbanden in het vlak van de schijven groter is dan loodrecht op dat vlak.
15. Inrichting volgens conclusie 12, 13 of 14, met het kenmerk, dat ter plaatse van de omgeleide gedeelten van de zijgeleidingsbanden buiten de transportbanden zich boven en onder de zijgeleidingsbanden stabili-satiemiddelen bevinden voor het in vlakke toestand houden van die omgeleide gedeelten.
16. Inrichting volgens conclusie 12, 13, 14 of 15, met het kenmerk, dat de zijgeleidingsbanden elk bestaan uit een V-snaar die op de grootste trapeziumzijde voorzien is van een rechthoekige strook buigbaar materiaal.
17. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de V-snaar en de stroken bestaan uit PUR en door lijmen aan elkaar bevestigd zijn.
18. Inrichting volgens één der conclusies 10-17, met het kenmerk, dat de transportbanden ter hoogte van het gebied waarover de zijgeleidingsbanden zich kunnen uitstrekken ondersteund en/of aangedrukt worden.
19. Inrichting volgens één der conclusies 10-16, voorzien van een houder met mondstuk voor het tussen de zijgeleidingen en de transportbanden toevoeren van uitgangsmateriaal, met het kenmerk, dat het mondstuk voorzien is van een sleufvormige opening die zich over de volle breedte of een aanzienlijk deel van het mondstuk, waarbij de mondstuk-breedte bij benadering gelijk is aan de afstand tussen de zijgeleidingsbanden, uitstrekt.
20. Inrichting volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat in stromingsrichting van het uitgangsmateriaal achter de opening zich een verdeelschot uitstrekt zodanig dat tussen dat verdeelschot en de bovenwand en/of onderwand van de inwendige ruimte van het mondstuk zich een spleet resp. spleten bevindt resp. bevinden voor het gelijkmatig verdelen van het uitgangsmateriaal over de opening.
21. Inrichting volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de houder bij benadering de breedte van de opening bezit en voorzien is van over die breedte aangebrachte gaatjes voor het toevoeren van het uitgangsmateriaal aan de van de opening afgekeerde zijde van het verdeelschot.
22. Inrichting volgens conclusie 21 met het kenmerk, dat de houder inwendig voorzien is van zich op regelmatige afstanden van elkaar bevindende, loodrecht op de houderwand waarin zich de gaatjes bevinden geplaatste verdeelschotten, waarbij de door de verdeelschotten gevormde houderruimten met elkaar in verbinding staan door uitsparingen in de verdeelschotten.
23. Inrichting volgens conclusie 21 of 22 met het kenmerk dat de diameter van de gaatjes ligt in het gebied van 2-20 mm.
Priority Applications (8)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8803036A NL8803036A (nl) | 1988-12-09 | 1988-12-09 | Werkwijze voor de vervaardiging van platen uit thermoplastisch materiaal alsmede inrichting voor het vervaardigen daarvoor. |
AT90900373T ATE91951T1 (de) | 1988-12-09 | 1989-12-07 | Vorrichtung und verfahren zur herstellung von giessstuecken aus thermoplastischem material. |
JP2501158A JPH04502285A (ja) | 1988-12-09 | 1989-12-07 | 熱可塑性材料からスラブを製造する装置および方法 |
EP90900373A EP0447441B1 (en) | 1988-12-09 | 1989-12-07 | Device and process for the production of slabs of thermoplastic material |
PCT/NL1989/000093 WO1990006219A2 (en) | 1988-12-09 | 1989-12-07 | Device and process for the production of slabs of thermoplastic material |
DE90900373T DE68907920T2 (de) | 1988-12-09 | 1989-12-07 | Vorrichtung und verfahren zur herstellung von giessstücken aus thermoplastischem material. |
CA002004993A CA2004993A1 (en) | 1988-12-09 | 1989-12-08 | Device and process for the production of slabs of thermoplastic material |
ES90900373T ES2043355T3 (es) | 1988-12-09 | 1990-07-06 | Dispositivo y procedimiento para la produccion de bloques de material termoplastico. |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8803036 | 1988-12-09 | ||
NL8803036A NL8803036A (nl) | 1988-12-09 | 1988-12-09 | Werkwijze voor de vervaardiging van platen uit thermoplastisch materiaal alsmede inrichting voor het vervaardigen daarvoor. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8803036A true NL8803036A (nl) | 1990-07-02 |
Family
ID=19853359
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8803036A NL8803036A (nl) | 1988-12-09 | 1988-12-09 | Werkwijze voor de vervaardiging van platen uit thermoplastisch materiaal alsmede inrichting voor het vervaardigen daarvoor. |
Country Status (7)
Country | Link |
---|---|
EP (1) | EP0447441B1 (nl) |
JP (1) | JPH04502285A (nl) |
CA (1) | CA2004993A1 (nl) |
DE (1) | DE68907920T2 (nl) |
ES (1) | ES2043355T3 (nl) |
NL (1) | NL8803036A (nl) |
WO (1) | WO1990006219A2 (nl) |
Families Citing this family (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
EP0672177B1 (en) * | 1992-01-28 | 2006-07-19 | President And Fellows of Harvard College | Method for nucleic acid hybridization using single-stranded dna binding protein |
DE4301844C2 (de) * | 1993-01-23 | 1996-10-02 | Held Kurt | Verfahren und Vorrichtung zur Herstellung bahnförmiger Gemische bzw. Bahnen |
ES2137858B1 (es) * | 1997-07-15 | 2000-08-16 | Breat Sl | Procedimiento y aparato para la fabricacion de panales para apicultura. |
ES2173774B1 (es) * | 1999-07-27 | 2003-06-16 | Breat Sl | Procedimiento para la fabricacion de panales para apicultura y correspondiente aparato. |
DE102017216143A1 (de) * | 2017-09-13 | 2019-03-14 | Robert Bosch Gmbh | Verfahren zur Herstellung eines Elektrodenstapels für eine Batteriezelle und Batteriezelle |
Family Cites Families (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US2509354A (en) * | 1946-11-29 | 1950-05-30 | Rostone Corp | Pressing machine |
US3422178A (en) * | 1965-10-12 | 1969-01-14 | Monsanto Co | Continuous polymer casting machine and process |
GB1300400A (en) * | 1968-12-30 | 1972-12-20 | Mitsubishi Rayon Co | Improvements relating to processes and apparatus for continuously casting sheet material or the like |
FR2394384A1 (fr) * | 1977-06-15 | 1979-01-12 | Vidal Paul | Procede et machine pour ameliorer la capacite de production de panneaux realises en matiere moulee |
-
1988
- 1988-12-09 NL NL8803036A patent/NL8803036A/nl not_active Application Discontinuation
-
1989
- 1989-12-07 JP JP2501158A patent/JPH04502285A/ja active Pending
- 1989-12-07 DE DE90900373T patent/DE68907920T2/de not_active Expired - Fee Related
- 1989-12-07 EP EP90900373A patent/EP0447441B1/en not_active Expired - Lifetime
- 1989-12-07 WO PCT/NL1989/000093 patent/WO1990006219A2/en active IP Right Grant
- 1989-12-08 CA CA002004993A patent/CA2004993A1/en not_active Abandoned
-
1990
- 1990-07-06 ES ES90900373T patent/ES2043355T3/es not_active Expired - Lifetime
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
WO1990006219A2 (en) | 1990-06-14 |
EP0447441A1 (en) | 1991-09-25 |
WO1990006219A3 (en) | 1990-08-09 |
ES2043355T3 (es) | 1993-12-16 |
JPH04502285A (ja) | 1992-04-23 |
CA2004993A1 (en) | 1990-06-09 |
EP0447441B1 (en) | 1993-07-28 |
DE68907920D1 (de) | 1993-09-02 |
DE68907920T2 (de) | 1993-11-11 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
KR102082543B1 (ko) | 식품의 바닥부를 코팅하기 위한 시스템 및 방법 | |
CA2327618A1 (en) | Installation for coating products with a pulverulent material | |
NL8803036A (nl) | Werkwijze voor de vervaardiging van platen uit thermoplastisch materiaal alsmede inrichting voor het vervaardigen daarvoor. | |
BE898439A (nl) | Inrichting voor het continu en automatisch vormen van een chocoladeblok met een versierend reliefpatroon. | |
KR20220006081A (ko) | 열가소성 제품 및 조성물을 제조하기 위한 시스템 및 방법 | |
EP1115637B1 (en) | Device and conveyor belt for making pellets | |
NL8500104A (nl) | Werkwijze voor het mengen van stortbare materialen met instelbare mengverhouding als deel van een de materialen verwerkende werkwijze en opstelling voor het uitvoeren van de werkwijze. | |
PL99486B1 (pl) | Urzadzenie do nakladania lepiacej substancji na jeden lub wiecej wyznaczonych punktow na materiale zawijanym na automatycznych zawijarkach | |
AU2017200387A1 (en) | Apparatus and method for manoeuvring products | |
US10271565B2 (en) | Ice cream machine and a method for producing an ice cream product using an ice cream machine | |
US3201006A (en) | Salt spreader | |
NL7906467A (nl) | Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van platen uit thermoplastisch materiaal. | |
NL9200584A (nl) | Werkwijze voor het vorm geven van een opstijvend voedingsmiddel en inrichting daarvoor. | |
NL1020511C2 (nl) | Werkwijze en inrichting voor het vormen van een laag van bekledingsmateriaal en bekledingsinrichting. | |
RU2185232C2 (ru) | Гранулятор | |
DK174519B1 (da) | Fremgangsmåde til emballering og frysning af fødevaremasse, samt kartonemballage til udøvelse af fremgangsmåden | |
JP6650700B2 (ja) | 食品生地成形装置及び食品生地の成形方法 | |
CN108472836B (zh) | 不粘热熔材料的生产方法和生产该材料的装置 | |
NL1005974C2 (nl) | Strooier. | |
RU2023131176A (ru) | Формовочное устройство | |
JPH10113924A (ja) | 合成樹脂チップの製造装置 | |
JPH0327777Y2 (nl) | ||
JPS6024500Y2 (ja) | 製鋼用冷却材の製造装置 | |
WO2019092628A1 (en) | A device for pressing ceramic powders | |
HRP970548A2 (en) | Shaped cyanuric chloride bodies and a process for their preparation |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A1B | A search report has been drawn up | ||
A1Y | An additional search report has been drawn up | ||
BV | The patent application has lapsed |