NL8802765A - Werkwijze en inrichting voor het sorteren van artikelen in een open-weg systeem. - Google Patents

Description

Werkwijze en inrichting voor het sorteren van artikelen in een open-weg systeem.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het sorteren van artikelen van laadposten naar ont-laadposten, waarvan de lokatie nog niet is vastgesteld ten tijde van'het invoeren van de artikelen in het systeem, zoals bijvoorbeeld het geval is bij bagage, die gesorteerd wordt in luchthavens, waar het vaak voorkomt, dat ten tijde van het inschrijven het sorteerpunt, waarnaar dergelijke bagage moet worden toegestuurd, nog niet is vastgesteld. De bagage wordt getransporteerd door wagens, waarvan elk elektronisch wordt onderscheiden door zijn eigen vaste code, waarmee, ten tijde van het laden een code geassocieerd is, die telkens kan variëren, en de bestemming van het artikel identificeert.

Langs de weg, in de nabijheid van de schakelaars, bevinden zich inrichtingen, in staat om deze codes uit te lezen, wanneer de wagen passeert, en om dienovereenkomstig in te werken op de schakelaars, teneinde de wagen te leiden naar het vooraf bepaalde sorteerpunt.

Er zijn transport- en sorteersystemen bekend, waarbij een aantal wagens zich verplaatsen langs een vooraf bepaalde weg en de artikelen ontladen in vooraf bepaalde punten van de weg, corresponderende met even zoveel verschillende eindbestemmingen.

Bij systemen van deze soort wordt aan het artikel ten tijde van het laden een code gegeven, die correspondeert met de bestemming ervan; geschikte inrichtingen, of onderling op afstand geplaatst langs de weg, of gecentraliseerd, dienen voor het besturen van de wagen, als deze voortgaat langs zijn baan, en voor het in het werk stellen van de inrichtingen, die zorgen voor het ontladen, wanneer de wagen langskomt voor de corresponderende inzamelpost.

In het algemeen zijn bij dit soort systemen slechts weinig invoerpunten voor de artikelen, terwijl er vele bestemmingen zijn, en zodoende vele ontlaadposten; kenmerkende inrichtingen van deze soort zijn de artikel-sorteringsinstallaties in postkantoren of de ordersorterings- systemen in de grote postorderbedrijven.

In andere gevallen, bijvoorbeeld bij bagage-behandeling in luchthavens, zijn er vele invoerpunten, terwijl de ontlaadposten of gebieden slechts weinige zijn en nog niet bepaald ten tijde van het inschrijven.

Het is daarom niet mogelijk om te zorgen voor een vaste en direkte weg tussen invoer en sorteer-punten, en het is dienovereenkomstig niet mogelijk om aan het artikel een onderscheiden code te geven van de ontlaad-post.

Verder kan het invoeren van artikelen in het systeem zelfs worden uitgevoerd een lange tijd voor de tijd van vertrek, hetgeen vereist, dat de bagage in parkeerzones wordt gehouden alvorens selectief te worden toegeleid naar de sorteerposten.

Er bestaan bekende methoden voor het automatiseren van het bagagetransport van de inschrijf-naar de ontlaadgebieden, methoden, die evenwel het probleem niet volledig oplossen. Zo heeft bijvoorbeeld het Amerikaanse octrooischrift 4.058.217 betrekking op een proces voor het aanbrengen aan elk bagageartikel van een label, afgegeven door een speciale machine, waarop een automatisch uitlees-bare informatie geschreven is, waar de bagage heen moet, geleid door een centrale computer.

Het systeem houdt evenwel niet voldoende rekening met het feit, dat er tijdens het inschrijven vaak geen enkel vrij sorteerpunt is, dan wel dat dit nog niet is vastgesteld; in alle wagens wordt ongesorteerd opgeslagen, dat wil zeggen er wordt niet gedifferentieerd op bestemmingen; daarom zijn langdurige operaties nodig om de bagage, bedoeld voor een bepaalde bestemming (wanneer deze vrijkomt) terug te winnen vanwege de toevalsopslag-condities.

Het is daarom nodig om zijn toevlucht te nemen tot met de hand sorteren, hetgeen afbreuk doet aan de efficiency van het totale systeem.

Het Amerikaanse octrooischrift 4,239.434 beschrijft een werkwijze, gebaseerd op de bepaling van het bagagegewicht, waarbij evenwel geen rekening gehouden wordt met het feit, dat de wegen, welke de bagage moet volgenteneinde zich te bewegen naar de sorteerpunten, niet vooraf bepaalbaar zijn; daadwerkelijk kan een dergelijke wijze slechts worden toegepast in het geval van vaste wegen.

Het Amerikaanse octrooischrift 3.260.349 handelt met het probleem van het opslaan van bagage, alvorens deze toe te sturen naar de ontlaadposten, een probleem, dat zeer onbevredigend wordt opgelost door het laten recirculeren van de bagage; een dergelijk ongeselecteerd opslagsysteem geeft evenwel aanleiding tot vele ongemakken.

Er is verwezen naar al deze octrooien - hoe onbevredigend ook de oplossingen zijn, die geboden worden - als bewijs van het actuele belang van de behandeling van vliegtuigbagage.

Uit het bovenstaande komt duidelijk naar voren, dat het bagagesorteren in systemen van het open-weg type een zeer complex probleem is.

Teneinde dit probleem op te lossen, wordt volgens de onderhavige uitvinding een werkwijze verschaft, waarbij de bagage wordt getransporteerd door wagens aan elk waarvan, bij invoering in het systeem, een code wordt gegeven, die alle noodzakelijke informatie bevat voor de identificatie van de bagage; meer in het bijzonder kan een dergelijke code of dergelijk merk bestaan uit een aantal velden, waarin, in gecodeerde vorm de gegevens ingevoerd zijn, relevant voor een gebied van diverse informatie, zoals bijvoorbeeld de naam van luchtvaartonderneming, het vluchtnummer, de naam van de passagier, en dergelijke.

De wagen wordt voorzien van zijn eigen vaste code, bijvoorbeeld van het staaftype, welke deze identificeert, en kan worden gedetecteerd door uitlezers van het bekende soort, opgesteld langs de weg in de nabijheid van de schakelaars.

Er is in voorzien dat deze code is geassocieerd in het geheugen van een centrale computer, die het gehele systeem bestuurt, met de a.m. informatie, teneinde het systeem in staat te stellen om verdere operaties uit te voeren.

Elke wagen is zodoende geïdentificeerd door twee onderscheiden en onafhankelijke codes: een merk, toegewezen in overeenstemming met de uit te voeren opdracht, en de staafcode, die vast is en identificeerbaar voor de speciale wagen. Het merk wordt uitgelezen door inrichtingen, die door in te werken op de schakelinrichtingen, de wagen toesturen naar zijn juiste bestemming? de staafcode, eveneens gedetecteerd langs de weg, geeft de centrale computer een informatie, welke in staat stelt om te verifiëren, dat met elke wagen een bepaalde opdracht correspondeert.

Het gaat daarbij om een cross-check systeem, bedoeld om fouten in het sorteren van de bagage te vermijden.

Indien het merk voldoende is om de wagen toe te sturen naar een vooraf bepaalde inzamelpost, maakt in feite de staafcode een extra controle mogelijk, dat elke wagen zijn opdracht op de juiste wijze volbracht heeft, bijvoorbeeld door na te gaan, dat alle wagens, belast met een gegeven opdracht - en uitsluitend die -aangekomen zijn bij een vooraf bepaald ontlaadgebied.

De genoemde informatie kan worden ingebracht in de centrale computer eveneens in associatie met andere informatie, zoals het progressieve inschrijfnummer, het inschrijftelnummer, en dergelijke.

Gp deze wijze wordt het systeem voorzien van alle bruikbare informatie voor de identificatie van het vervoerde artikel en van het transportmiddel.

De onderhavige uitvinding zal nu in details worden beschreven uitsluitend aan de hand van een niet beperkend voorbeeld, met verwijzing naar de tekening.

In de tekening toont: fig. 1 een schematisch aanzicht in perspectief van een inrichting voor het sorteren van vliegtuig-bagage, waarbij de werkwijze volgens de uitvinding wordt toegepast, fig. 2 een blokschema van de logische bagage- sortering, fig. 3 een blokschema van de elektronische inrichtingen, gemonteerd op elke wagen, fig. 4 en 5 een soort schakelaar, die kan worden gebruikt bij de inrichting van fig. 1, en fig. 6 schematisch de mechanische inrichtingen voor het in het werk stellen van de schakelaar.

De inrichting van fig. 1 bestaat hoofdzakelijk uit een aantal blokken, te weten: - een wagenaccumulatiegebied 1, waarbij elke wagen is gemarkeerd door een code, die aangeeft of de wagen beschikbaar is of niet, - een aantal inschrijfzones 2, - een hoofdcircuitlus 3, - opslagzones 4 voor wagens, bestemd voor vluchten, welke nog door de laadfase moeten gaan, - ontlaadgebieden 5, - laadzones 6 voor de inkomende en transiterende bagage, en - wegen 8, 9 en 10 voor het verplaatsen van de wagens bijvoorbeeld vanaf de weg naar het accumulatie-gebied, vervolgens vanaf deze laatste naar de inschrijving, en weer naar de weg.

Elke wagen is bij voorkeur uitgerust met een onafhankelijke motor, die er voor zorgt, dat de wagen voort kan gaan in de open-weg zones; in de vaste-weg zones daarentegen, zoals bijvoorbeeld de accumulatie-en laadzones in de nabijheid van de inschrijving, of de omhoog- omlaag-routes (wanneer de inrichting op verschillende hoogtes ligt) zal de hantering bij voorkeur worden verkregen met behulp van een ketting, zodat de wagens op gesynchroniseerde wijze zullen worden verplaatst in al deze gebieden van de weg.

Er is geen gedetailleerde beschrijving van de aparte inrichtingen, waaruit de gehele installatie bestaat, gegeven, aangezien deze algemeen van bekend type zijn of zijn toegelicht in andere octrooien zoals de eerder genoemde Amerikaanse octrooischriften.

Programmeerbare logische besturingsinrichtingen - hierna aan te duiden als "PLC" - zijn gelegen in de nabijheid van de wegennetwerkschakelaars en worden voorzien van de informatie, die in verband staat met de uitgaande vluchten, waarbij moet worden geladen.

Deze inrichtingen, welke de funktie van programmeerbare plaatselijke besturingsorganen uitvoeren, besturen de in het werk stelling van de wegbesturingsorgaan zoals schakelaars of dergelijke, teneinde de wagen, die passeert voor het besturingsorgaan een specifieke bestemming te laten bereiken via een optimale weg volgens de code, waarmee deze wagen is gemarkeerd.

Er is voor gezorgd, dat een uitwisseling van informatie plaats kan vinden tussen de wagen en de vaste PLC-inrichtingen in verband met de identificatiecodes? in het geval van coïncidentie tussen de uitgelezen en opgeslagen code zullen de inrichtingen zorgdragen voor het toesturen van de wagen naar een vooraf bepaald sorteerpunt; in het andere geval zal de wagen verder worden geleid langs de weg en, indien nodig, naar het opslaggebied, bestemd voor elke vlucht.

De berichten, gezonden door de wagens, kunnen verder beschikbaarheidsinformatie of defektinformatie bevatten; in dat geval zullen de PLC-inrichtingen de wagens leiden naar de inzamelgebieden of naar reparatie-zones - indien aanwezig -.

Zoals reeds gezegd zijn de transportwagens bij voorkeur zelf-aandrijvend; de motorvoeding wordt bestuurd - via inrichtingen van bekende soort - door een microcomputer, gemonteerd aan boord van de wagen, waaraan sensoren, aangebracht op de wielen ervan, aanwijzigen zenden voor wat betreft de operationele condities betreffende zowel de weg (bijvoorbeeld doorgang over langlopende wegen, accumulatiegebieden, normale overgangsgebieden enz.) en het verkeer (lijnen, obstakels enz.) zodat de logische inrichtingen de verplaatsings-snelheid van de wagen kan regelen op de verschillende operationele condities met voor ogen het bereiken van de maximaal toelaatbare snelheid.

Andere sensoren signaleren aan de logische inrichting in de aanwezigheid van een vast obstakel en/of het contact van de wagen met uitwendige elementen zoals andere wagens; in dit geval zullen de logische inrichtingen de motor instellen op de minimum snelheid-condities teneinde het obstakel eventueel te verwijderen. Wanneer een vast obstakel wordt aangetroffen op de weg, wordt de voeding onderbroken en de besturingsinrichtingen doen herhaalde pogingen bij vastgestelde tijdsintervallen om de circulatie te herstellen.

In overeenstemming met de opslaggebieden, waar de wagens gewoonlijk met elkaar in contact zijn, is een speciale toon of gemoduleerde draaggolf ingebracht in de verzamelrails, waardoor de microcomputer, die door genoemde toon geïnformeerd wordt dat hij zich in een opslaggebied bevindt, de getimede pogingen van de PLC-inrichtingen om de circulatie opnieuw te doen ingaan, zal elimineren; wanneer de toon verdwijnt, kan de hantering weer in het werk gezet worden.

De werkwijze kan derhalve worden gedefinieerd als een asynchroon sorteringsproces, waarbij gebruik gemaakt wordt van open wegen, waarin een hoofdbesturings-computer (MCC) "tweespraak houdt" met de bestuurde elementen door het detecteren van informatie en het zenden van instructies; met de verschillende graden van verantwoordelijkheid van de verschillende inrichtingen corresponderen verschillende taalniveaus.

Op het eerste niveau is de hoofdcomputer MCC in netwerk gekoppeld met het luchthaveninformatiesysteem (AIS) en met het logistische informatiesysteem (LIS) respectievelijk, alsook met een regelkamer.

De bij systemen van de inrichting werken op een verschillend taalniveau, meer geschikt voor de soort informatie en instructies, die worden uitgewisseld tussen de hoofdcomputer en de wegbesturingseenheden (PCU), welke laatste de funktie hebben om het verkeer in de verschillende zones te regelen, zoals de accumulatieopslaggebieden, enz., waarin de weg verdeeld is.

Een nog meer vereenvoudigd taalniveau wordt gebruikt voor de "samenspraak" tussen de wegcontrole-eenheden (PCU) en de programmeerbare lokale besturings-organen (PLC) die het bericht, gemerkt op de wagen moeten uitlezen, de schakel-actuatoren moeten besturen, en de informatie moet identificeren die afkomt van de sensoren, die de positie van de schakelaars detecteren.

De PLC ontvangt instructies hoe te gedragen in aanwezigheid van de wagens, uitgerust met gegeven codes: iedere wagen transmitteert continu de informatie, die daaraan gegeven is (bijvoorbeeld een luchtvaart-onderneming-vlucht-bestemmingscombinatie, wanneer zij op een transport-"missie" is, of een code, die onthult, dat de wagen vrij is om te gaan op een missie, of een defekt-code, opdat de wagen kan worden onderschept door een testpost).

In de nabijheid van de schakelaars ontvangt een vaste ontvangstinrichting de code, getransmitteerd door ) de wagen, en zendt deze op zijn beurt naar de lokale PLC, welke in overeenstemming ermee of de code behoort tot een te onderscheppen wagen, inwerkt of niet inwerkt op de elektromechanische besturing van de schakelaar.

Voor een beter begrip van de werkwijze volgens de uitvinding zullen nu in detail de verschillende sorteerbeperkingen, die corresponderen met de verschillende zones, waarin de inrichting verdeeld is, worden beschreven. Laden bij de inschrijfpunten

Een vaste ontvanger 11 detecteert van de inkomende wagens de code, die aangeeft, dat deze wagens leeg zijn en kunnen worden geladen? een zender 12 merkt een fictieve code, en een ontvanger 13 controleert, dat zo'n fictieve code nauwkeurig kan worden gereproduceert door de wagen; indien dit het geval is, wordt de wagen via schakelaar 14 geleid naar de omhoog gaande looplengte van weg 8, vanwaar zij aankomt bij de accumulatiezone 1.

Van zone 1 komen de wagens via de omlaag gaande looplengte 10 aan in de inschrijfpunten, waar de bagage wordt gewogen en de afmetingen ervan automatisch gecontroleerd.

Op dit punt drukt de operateur met behulp van een toetsenbord op de bagage de luchtvaartonderneming-vlucht-bestemmingcode, een code die wordt opgeslagen in de lokale PLC. De PLC, die de inschrijfzone bestuurt, reserveert dan éën van de vrije, inkomende wagens, en regelt, dat de bagage wordt overgedragen van de laadpost naar de wagen met behulp van een invoerriem 16.

Na te zijn gegaan langs de oralaagweg 9, komt de wagen voorbij voor een zender 17 en merkt deze in toevoeging aan de vaste code van de wagen de informatie, die verband houdt met de uit te voeren opdracht.

Deze informatie wordt gecontroleerd door de volgende ontvanger 18, die, in het geval van een positief resultaat, de associatie activeert tussen de vaste code van de wagen (gecontroleerd door de staafcodeuitlezer 19) en de informatie, relevant voor de "missie" (naam passagier, luchtvaartmaatschappij, vlucht, bestemming) in de informatiebasis van het hoofdcomputersysteem. De wagen komt dan in de hoofdsorteerlus en begint autonoom te bewegen, via de motor aan boord, terwijl wordt doorgegaan met het transmitteren van zijn code, die bagage identificeert, de drager, de bestemming enz.

Elke keer, dat een wagen nabij een schakelaar komt, detecteren geschikte inrichtingen de code daarvan en werken in op de schakelaar in overeenstemming met de instructies, gegeven door de hoofdcomputer: indien de vlucht de laad-fase moet ondergaan, worden de schakelaars bediend voor het zenden van de wagen naar het respectievelijke gebied, terwijl, indien de vlucht nog niet klaar is, de wagens, die een dergelijke code dragen, worden gestuurd naar de opslaggebieden. De lege wagens worden onderschept en gerecireuleerd naar de zone tegenover gelegen aan de omhooggaande weglengte 8.

Opslaggebieden

De wagens, bestemd voor de opslaggebieden, worden geleid langs circuit 20: wanneer een vaste ontvanger 21 de code aftast van een wagen, die moet worden opgeslagen in een gebied binnen zijn controlesfeer, bijvoorbeeld gebied 22, activeert hij op het geschikte moment schakelaar 23. Indien een gebied aangewezen is voor het opslaan van de wagens, gemarkeerd door een bepaalde code, wordt een mechanische blokkeerinrichting in onderscheppingsstand gezet, hetgeen de stop vormt voor de eerste van de opgeslagen wagens; indien een gebied niet is voorbereid om de wagens, gemarkeerd door een bepaalde code, op te slaan, wordt de mechanische blokkeerinrichting in niet onderscheppende stand gehouden, zodat dus dit gebied wordt omgezet tot een gewone weg, die kan worden gebruikt, wanneer alternatieve routes gevraagd zijn.

Zodra een ontlaadgebied verklaard is beschikbaar te zijn voor de wagens, gemarkeerd door een bepaalde code, wordt de mechanische blokkeerinrichting in de opslagge-bieden, die de wagens bevatten, geïdentificeerd door deze code, gebracht in een niet onderscheppende stand; tegelijk worden de logische besturingsinrichtingen, gemonteerd op de wagens, onderscheiden door die code, geïnformeerd van deze nieuwe toestand, hetgeen de wagens naar voren doet bewegen en de weg binnengaan, die leidt naar de ontlaadgebieden.

Transport van de bagage naar de ontlaadzones

De wagens, afkomstig van de hoofdsorteerlus 3 en van de accumulatiegebieden, worden geïdentificeerd door een ontvanger 25 en een staafcodelaser 26,

Als de wagens aankomen bij de ontladingsgebieden 27, ontladen zij de bagage automatisch via inrichtingen zoals bijvoorbeeld ronddraaiende riem, gemonteerd op de wagen of iets dergelijks.

Wanneer de wagens eenmaal gegaan zijn langs het ontladingsgebied, controleren verdere besturings-inrichtingen, dat de bagage daadwerkelijk is uitgeladen, en drukken zij op de wagen een beschikbaarheidscode met behulp van de reeds genoemde methoden. Vervolgens begint de wagen te recirculeren over de inrichting of kan zij in overeenstemming met de vereisten worden gedreven naar een opslaggebied, speciaal bedoeld voor lege wagens.

Sorteren van de binnenkomende bagage

De bagage, uitgeladen uit een binnenkomend vliegtuig, wordt geladen op de wagens in zone 6, en elke wagen wordt geoormerkt, al naar de omstandigheden, of door een bestemmingscode, die verband houdt met één van de afleveringscarrousels of door een code, die aangeeft, dat de wagen moet worden overgebracht naar andere vluchten.

Indien ontvanger 27 een code ontvangt, die aangeeft, dat de bestemming voor de inkomende wagen bijvoorbeeld carrousel 7 is, zal zij inwerken op schakelaar 28.

De staafcodelaser, geassocieerd met ontvanger 27, verifieert de wagencode, teneinde te controleren, dat genoemde wagen daadwerkelijk geladen was met een bagageartikel met een dergelijke bestemming, waarna de wagen een ontlading uitvoert naar een transporteur 29, die de bagage draagt naar de afgiftecarrousel.

Na het ontladen wordt de wagen gemerkt door zender 30 met een "beschikbaarheids"-code, en ontvanger 31 controleert, dat deze code juist is, alvorens de wagen wordt vrijgegeven naar de hoofdweg.

Indien daarentegen de bagage, geladen op de wagen in overeenstemming met de aankomstzone 6, zou worden geleid naar een andere vlucht, zou de betreffende wagen worden gecirculeerd in de hoofdsorteerlus, en dan behandeld alsook zij vanaf de inschrijving kwam.

Selectieve opname van een stuk bagage.

Voor het selectief opnemen van een stuk bagage van een opslaggebied wordt het identificatienummer van elke transportwagen gebruikt.

In feite is in de systeeminformatiebasis opgeslagen de associatie tussen bagageidentificatiecode, passagiersnaam en onderscheidingsnummer van de transportwagen, welke laatste is geïdentificeerd via de staafcode.

Voor het opnemen van een afzonderlijk bagageartikel worden de wagens van de betrokken opslaggebieden behandeld: wanneer de gezochte wagen passeert voor de staafcodelaser, wordt de code of het merk dat tevoren is toegewezen op het moment van het inschrijven,vervangen door een andere bestemmingscode en de wagen wordt geleid langs de hoofdweg en vervolgens naar de gewenste zone.

Een analoog proces kan worden uitgevoerd, teneinde een stuk bagage te onderscheppen, dat reeds in de nabijheid van de ontlaadgebieden is.

Om de beschrijving af te ronden, zullen nu de inrichtingen worden beschreven, die gebruikt worden voor het ten uitvoer brengen van de werkwijze volgens de uitvinding, zelfs hoewel zij niet het onderwerp vormen van de conclusies, en enkele ervan reeds bekend zijn, omdat zij zijn beschreven in voorgaande octrooien of aanvragen van dezelfde aanvraagster, bijvoorbeeld het Italiaanse octrooi 1.140.188 of de Italiaanse octrooiaanvragen 22264 A/84, 23110 A/84, 20779 B/85 en 24 227 B/85.

De belangrijkste inrichtingen voor het uitvoeren van de bovengenoemde bewerkingen zijn: de wagens, de sporen, de programmeerbare besturingsinrichtingen en de duwelementen.

Elke wagen is uitgerust met een ontladings-eenheid, die kan worden behandeld zowel via onafhankelijke motoren, gemonteerd aan boord van de wagen, alsook via uitwendige middelen zoals kettingen, liften, enz.

Aan elke wagen zijn ontladingsinrichtingen gemonteerd van bekend type, zoals bijvoorbeeld een rondwentelende riem, die het transportvlak vormt, waarop de te sorteren artikelen worden gelegd, en dat kan worden bediend via bekende middelen zowel door een onafhankelijke motor, gekoppeld aan de aandrijfrol van de riem, of door een uitwendig motororgaan, gelegen in overeenstemming met de ontladingsposten en geschikt om te worden gekoppeld door inrichtingen aan boord van de wagens en gekoppeld aan de riemaandrijfrol te verbinden.

De wagen is uitgerust met een microcomputer, een zender-ontvanger, sommige aftastinrichtingen zoals een nabijheidssensor, een antibots-sensor en een mechanische-blokkensensor.

Fig. 3 toont het verbindingsschema, waarin: 31 de microcomputer is, die de verschillende ontvangen informatie verwerkt en de wagenfunktie bestuurt; 32 is een zonedecodeerinrichting, die de toon identificeert aanwezig op de verzamelrail, en een corresponderend signaal zendt naar de microcomputer; 33 is een mechanische-blokkensensor, bijvoorbeeld een magnetische sensor, die eventuele mechanische blokken bediend door het besturingssysteem, bijvoorbeeld het blok van de opslaggebieden, detecteert; 34 is een sensor, die de beweging detecteert van één wiel van de wagen en signaal zendt aan de microprocessor, teneinde deze te informeren, dat beweging daadwerkelijk in voortgang is; 35 is een nabijheids- en contactsensor, die de aanwezigheid detecteert van obstakels langs de weg, en dan een signaal zendt aan de microcomputer, zodat deze laatste de snelheid in voorwaartse richting kan verminderen, teneinde botsingen te vermijden; 36 is de wagenmotoreenheid, bestuurd door microcomputer 1, en gevoed via verzamelrails 37, die, behalve dat zij de vermogentoevoer geven, worden doorlopen door elektrische signalen, die, op geschikte wijze gedecodeerd, de microcomputer informeren omtrent de positie van de wagen; 38 is de ingangslijn van het merksignaal, opgedrukt op de wagen, en dat de kenmerkende informatie bevat van de uit te voeren "missie"; 39 is de uitgangslijn van het merksignaal, dat de wagen identificeert en dat continu wordt uitgegeven, teneinde te worden ontvangen door de PLC-inrichtingen, die de juiste stappen zullen nemen voor de juiste bestemming van de wagen zelf.

De sporen of schakelaars, getoond in de fig.

4 tot 6, zijn voorzien van afbuigers, die het mogelijk maken om de weg aan te passen aan het programma, vastgesteld voor elke wagen.

De schakelaars worden aangegrepen door respectievelijke geleidewielen, die lopen in zitting 40 en zijn bevestigd aan de wagen; de besturing van de schakelaar, die zowel elektrisch als pneumatisch kan zijn, vindt plaats via de PLC-eenheden.

Als de wagen zich naar voren beweegt, rust zij via vrij loopwielen op rails 41, die werken als glijwegen.

Deze glijwegen zijn getoond in de fig. 4 en 6, waarbij de afbuigers in twee mogelijke standen zijn, welke de route van de wagen bepalen.

De programmeerbare besturingsorganen zijn elektronische inrichtingen, gelegen nabij de schakelaars van het spoor systeem en zijn uitgerust met ontvangers en met programmeerbare logische inrichtingen.

Overeenkomstig het programma besturen PLC inrichtingen de schakelaars bijvoorbeeld met behulp van een elektrische servomotor.

Fig. 2 toont het blokschema van de PLC logica, waarin: 42 de luchthaven-hoofdcomputer is; 43 het knooppunt, dat de informatie, die komt van computer 42, verwerkt (zij ontvangt informatie betreffende de vluchttijden en het begin van de laadoperaties? zij ontvangt van de inschrijfpunten de informatie relevant voor de bagage? zij associeert de bestemmingsaanwijzing-ontvanger door 42 voor het relevante bagagestuk, zij informeert de andere inrichtingen van de bestemming, zij bepaalt de optimale weg voor elk stuk bagage? zij informeert de andere besturingsinrichtingen van de baan toegewezen aan elk bagage-artikel? zij controleert, dat de bagage aanwezig in het systeem op de juiste wijze is 3 gesorteerd)? 44 is het bij-systeem, dat de topologie van de inrichting regelt, knooppunt 43 geïnformeerd houdt van de operationele condities van het systeem, en via video-uitgangen de informatie geeft nodig voor de besturing van het systeem; j 45 is het PLC-netwerk, dat het sorteren van de wagen bedient door het in het werk stellen van de schakelaars, bestaat uit een bepaald aantal PLC-eenheden, gekoppeld via het lokale netwerk van hoge snelheid met het bij-systeem 44? i 46 is de microcomputer aan boord van elke wagen, die informatie uitwisselt met het systeem? 47 is een staafcodeuitleesinrichting, die het nummer van elke wagen detecteert.

Bij het invoeren van de bagage in het sorteer-systeem, waardoor bagage wordt toegewezen aan de respectievelijke wagens, ontvangt de PLC-eenheidset aan het begin van circuit de identificatiecode, en transmitteert aan de wagen, wanneer deze laatste daarlangs komt.

De stoters zijn inrichtingen bijvoorbeeld van pneumatisch type, bestuurd door elektromagneten, of door nokken, die in het werk worden gesteld Öf elektrsich of mechanisch door de wagen zelf, en zijn gelegen in overeenstemming met de doorgangen van één transportsysteem naar het andere; meer in het bijzonder in die punten waar de wagen gaat van een weg, waarlangs zij loopt door de werking van haar eigen motor, naar een weg, waar zij wordt aangedreven door kettingen, zoals dit bijvoorbeeld gebeurt in de omhoog- en omlaagpassages 8, 9 en 10 of in het accumulatiegebied 1. De inwerkingstelling van het stoter-element is synchroon gemaakt met de lift, of tijdens zijn omhoog gaande of tijdens zijn omlaag gaande beweging, zodat de wagens worden geduwd op de transporteur bij bepaalde tijdsintervallen, bepaald door de werkcyclus van de transporteur zelf.

Claims (12)

1. Werkwijze voor het sorteren van artikelen in een open-weg geleidingssysteem, waarbij elk te sorteren artikel wordt geladen op een bewegende wagen, bestuurd door elektronische systemen verbonden met een hoofdcomputer, langs glijwegen, tussenverbonden door schakelaars, met het kenmerk, dat aan elke wagen - permanent geïdentificeerd door een vaste code - van tijd tot tijd bij het laden een identificatiecode wordt toegewezen van de verschillende gegevens, relevant voor de eindbe-) stemming van het getransporteerde artikel, welke code wordt gebruikt door logische inrichtingen, aangebracht langs de weg, teneinde schakelaar te besturen en de wagen te leiden naar de verwachte bestemming,

2. Werkwijze voor het sorteren van artikelen, i waarbij elk bagage-artikel wordt geladen op een wagen, die loopt langs wegen, tussenverbonden door schakelaar, en geoormerkt door een permanente code, met het kenmerk, dat - aan de permanente code van elke wagen een tijdelijke code geassocieerd is, die de bagagebestemming identificeert, - genoemde codeassociatie, totdat ontladen heeft plaatsgevonden, wordt opgeslagen in een elektronisch systeem, dat de gehele installatie bestuurt, - een speciale weg is toegewezen aan de wagen, - de informatie, relevant voor de weg van elke afzonderlijke wagen, wordt overgedragen als funktie van het codegetal van de wagen zelf aan de schakelaar-besturingsinrichtingen, - als elke wagen voorwaarts gaat, de daarmee geassocieerde codes worden gedetecteerd door inrichtingen, opgesteld in de nabijheid van de schakelaars, en - de schakelaars worden bestuurd op basis van de informatie ontvangen door het algemene besturingssysteem als funktie van de gedetecteerde codeassociatie.

3. Werkwijze volgens de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elke wagen zijn reis kan beginnen slechts nadat de juiste associatie tussen de permanente code en de tijdelijke code, gegeven aan de wagen zelf, is gecontroleerd.

4. Werkwijze volgens de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de logische inrichtingen aan boord van elke wagen worden geïnformeerd over de exacte positie van de wagen zelf over de baan door middel van een gemoduleerde draaggolf over de voedingslijnen ) van de wagenmotor.

5. Inrichting voor het tot uitvoering brengen van de werkwijze volgens conclusies 1 tot 4, m e t het kenmerk, dat in een sorteringssysteem, dat verschalende wegen bevat, tussenverbonden door schakelaars alsook ί een aantal wagens, die lopen langs genoemde wegen, elk onderscheiden door een vaste code, voorzien is in - middelen voor het associëren aan de vaste code van elke wagen van een tijdelijke code die een identificatie geeft van de eindbestemming van de vervoerde i artikelen, - middelen geplaatst langs de weg, voor het continu detecteren van de code van elke wagen en om dienovereenkomstig in te werken op de schakelaars, en - middelen, geschikt voor het in het werk stellen , van het ontladen van het vervoerde artikel, als de wagen voorbij komt voor de inzamelgebieden.

6. Inrichting volgens conclusie 5, m e t het k e n m e r k, dat elke wagen is voorzien van een onafhankelijke motor, welke motor wordt gevoed via verzamelrails, geplaatst langs de weg.

7. Inrichting volgens conclusie 6, m e t het kenmerk, dat een gemoduleerde draaggolf wordt ingevoerd in de verzamelrails in overeenstemming met de verschillende wegsecties, en dat er op elke wagen elektronische middelen zijn, geschikt om genoemde draaggolf te detecteren en dienovereenkomstig de verschillende funkties van de wagen te besturen in overeenstemming met de wegzone, waarin de wagen zichzelf bevindt.

8. Inrichting volgens de voorgaande conclusies, gekenmerkt door wegsecties, waarlangs de wagens zich asynchroon verplaatsen, en vooraf bepaalde wegsecties, waarlangs de wagens synchroon bewegen, aangedreven door uitwendige middelen.

9. Inrichting volgens de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de spooreenheid opslag-gebieden heeft voor de lege wagens, gebieden voor het coderen en laden van wagens met bagage, recirculatiegebieden voor de lege wagens, waar deze worden teruggezonden naar opslag, accumulatiegebieden van de geladen wagens, bagage-ontladingsgebieden, en gebieden voor het leiden van de lege wagens naar de opslagzones.

10. Inrichting volgens de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat op elke wagen micro-computerinrichtingen zijn aangebracht voor het opslaan van de informatie, gezonden door sensoren, gelegen aan boord van de wagen, teneinde deze te doen stoppen of voorwaarts te bewegen met geschikte snelheid.

11. Inrichting volgens conclusie 10,met het kenmerk, dat de sensoren nabijheidssensoren en contactsensoren zijn.

12. Inrichting volgens de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het informatiesysteem verschillende taalniveaus gebruikt in overeenstemming met de complexiteit van de funkties die het bestuurt.