NL8802565A - Zandaandrukrollen voor steenvormmachine. - Google Patents

Description

ZANDAANDRUKROLLEN VOOR STEENVORMMACHINE

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting ' zoals beschreven in de aanhef van conclusie 1.

Een dergelijke inrichting is bekend uit het Nederlandse octrooi 161.832.

Onder bepaalde omstandigheden hebben met deze bekende inrichting vervaardigde vormlingen vormfouten/ in het bijzonder kunnen deze onvoldoende scherpe hoekranden hebben.

De uitvinding beoogt een inrichting van de in de aanhef omschreven soort te verschaffen waarbij dit nadeel niet of in sterk verminderde mate optreedt. Dit doel wordt bij een inrichting volgens de uitvinding bereikt met de in het kenmerk van conclusie 1 genoemde maatregelen. Hierdoor wordt de streng klei ter plaatse van de drukrollen geheel omsloten. Eventueel los zand/ dat met de streng mee door de door-voeropening in de zandhouder naar buiten komt/ wordt door de drukrollen opgevangen en in de streng gedrukt.

Gebleken is namelijk dat de oorzaak van de onvoldoende scherpe hoekranden van de vormlingen veroorzaakt wordt doordat los zand in de vormholtes van de vormbakken valt en in de hoeken terecht komt. De reeds door het zand ingenomen ruimte kan uiteraard niet meer met klei worden gevuld/ zodat de hoekranden onvoldoende scherp geprofileerd worden. Door de uitvoering van de drukrollen volgens de uitvinding wordt veruit het grootste gedeelte van het meekomende losse zand door deze drukrollen opgevangen en in de streng gedrukt.

Gebleken is dat met de maatregel van conclusie 2 een goede werking van de drukrollen wordt verkregen. Aandrijving van de drukrollen is overbodig.

Een zeer gunstige uitvoeringsvorm wordt gekenmerkt in conclusie 3. Hiermee wordt een gelijkmatige aandrukkracht van de drukrollen verkregen. Kleine variaties in de afmetingen van de streng worden zonder problemen gevolgd. .

Met de voorkeursmaatregel van conclusie 4 kan op eenvoudige wijze een gewenste aandrukkracht van de drukrollen worden verkregen.

Wanneer verder bij voorkeur de maatregel van conclusie 5 wordt toegepast kan de aandrukkracht naar wens op zeer eenvoudige en volkomen bedrijfszekere wijze worden aangepast. Afhankelijk van de eigenschappen van het kleimateriaal en het zand, kan het gewenst zijn de aandrukkracht anders in te stellen.

De uitvinding zal verder toegelicht worden in de volgende beschrijving van een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting van de uitvinding, die in de figuren wordt getoond.

Fig'. 1 is een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van het voor een goed begrip van de onderhavige uitvinding relevante gedeelte van een inrichting volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding.

Fig. 2 toont op grotere schaal het gedeelte van de inrichting van fig. 1 in de omgeving van de drukrollen, tijdens bedrijf van de inrichting.

Fig. 3 toont een dwarsdoorsnede van de inrichting van fig. 1 en 2 juist boven de drukrol.

Fig. 1 toont een gedeelte van een inrichting 1 voor het vervaardigen van vormlingen van klei of een dergelijk materiaal. Verscheidene van deze gedeelten kunnen naast elkaar in één inrichting 1 zijn opgenomen en gelijktijdig werken voor het met klei vullen van vormbakken.

De inrichting 1 omvat dus tenminste één pers 2, welke een met stippellijnen aangegeven streng klei 5 in verticaal benedenwaartse richting uit een persmondstuk 4 kan afgeven. De pers omvat een niet weergegeven voorraadtrechter vanwaar het kleimateriaal met behulp van een as met schoepen 3 in de richting van het persmondstuk 4 wordt geperst.

Onder het persmondstuk 4 is een bezandingsinrichting 6 opgesteld. Deze bezandingsinrichting 6 omvat een de streng 5 omgevende zandhouder 7. In de zandhouder 7 kan met behulp van een toevoer-schroeftransporteur 9 zand worden toegevoerd uit een hoofd-schroeftransporteur 8. Het benodigde zand wordt met behulp van een-doseerinrichting 10 in de gewenste hoeveelheid in de hoofdtransporteur 8 gebracht.

Wanneer/ zoals opgemerkt/ verscheidene van de in fig. 1 getoonde eenheden in één inrichting zijn ondergebracht/ sluiten de toevoertransporteurs 9 van elke bezan-dingsinrichting aan op de hoofdtransporteur 8.

Het in de zandhouder 7 toegevoerde zand wordt met behulp van lepels 11 teqen de zijden van de streng 5 gedrukt.

Teneinde de ..lepels.. . 11 de gewenste ^uk beweging uit te laten voeren/ zijn deze elk aangebracht aan het.einde van een as 12, die heen en weer draaiend wordt aangedreven. De assen 12 zijn draaibaar gemonteerd in een om de hartlijn van de pers 2 roteerbare schijf 13/ welke door een aandrijfin-richting 14 in rotatie wordt gebracht. Met de assen 12 zijn bewegingsarmen 16 vast verbonden/ welke bewegingsarmen 16 aan hun vrije einde een nokkenrol 17 dragen. Deze nokkenrol 17 wordt door veerkracht in contact gehouden met een vast met de inrichting verbonden nokkenschijf 15. Het zal duidelijk zijn dat deze nokkenschijf 15 op geschikte wijze onrond is uitgevoerd/ zodat bij rotatie van de schijf 13 en daardoor van de assen 12 rondom de nokkenschijf 15/ de met de schijf 15 in contact verkerende nokrollen 17 regelmatig binnen en buitenwaarts bewegen. Deze beweging wordt via de be-wegingsarm 16 en de as 12 overgebracht op de betreffende lepel 11, zodat deze bij een rondgaande beweging tegelijkertijd de gewenste druk beweging uitvoert, teneinde het zand tegen de zijvlakken van de streng 5 te drukken.

In de bodem van de zandhouder 7 is een membraanstel-sel 18 aangebracht, dat voorzien is van een geschikt gevormde doorvoeropening. De streng 5 beweegt door deze opening, en daarbij wordt het zand door randen van het veerkrachtige membraanstelsel 18 in het oppervlak van de streng 5 gedrukt. Het membraanstelsel is gemonteerd in een verwijderbare cassette 19, zodat voor bepaalde omstandigheden een geschikt membraanstelsel 18 kan worden toegepast.

Onder de bezandingsinrichting 6 is een stelsel van vier drukrollen 20 aangebracht dat het aan de streng 5 klevende zand verder aandrukt en met de streng door de doorlaat-opening meebewogen loJ^and opvangt en eveneens in de streng drukt.

Van de aldus bezande streng klei 5, worden met behulp van een snij-inrichting gesynchroniseerd met de verdere werking van de inrichting en in het bijzonder met het nog nader te beschrijven transport van de vormbakken 40/ ballen klei afgesneden. De snij-inrichting die deze functie vervult omvat een snijgestel .25 dat door middel van wielen 26 geleid/ heen en weer verplaatsbaar in het gestel is gemonteerd. De heen en weergaande beweging wordt verkregen met behulp van een cilinder 27. In het snijgestel 25 is een snij-draad 28 gespannen. Bij uit een aantal pers- en inwerpeenhe-den bestaande inrichting is één gemeenschappelijk snijgestel 25 aanwezig/ waarin alle snijdraden zijn gemonteerd. De werking is daarbij zodanig dat bij elke uitgaande slag van de cilinder 27 een bal klei wordt afgesneden van elke streng van elke pers en eveneens weer bij elke teruggaande slag. Tussen elke in- en uitgaande slag van de cilinder 27 verkeert de snij-inrichting dus enige tijd in rust.

Onder de snij-inrichting zijn geleidingsrollen 30 en 31 gemonteerd. De in fig. 1 getoonde geleidingsrol 30 is vast aan het gestel van de inrichting 1 gelagerd/ terwijl de geleidingsrol 31 gelagerd is aan een schuifgestel 32 dat door middel van een cilinder 33 verplaatst kan worden. Bij de normale werking van de inrichting 1 bevindt het schuifs-tel 32 en dus de rol 31 zich in een ten opzichte van fig. 1 naar links bewogen stand/ waarbij de rol 31 op een zodanig afstand van de rol 30 ligt/ dat de afgesneden bal klei daar juist tussendoor kan passeren. De geleidingsrollen 30 en 31 zorgen in deze toestand ervoor dat de afgesneden bal klei/ dat door de beweging van de snijdraad een enigszins zijdelingse beweging zou kunnen krijgen/ juist gericht boven de inwerpinrichting 35 wordt gebracht.

In de in fig. 1 getoonde stand van het schuifgestel 32 wordt de geleidingsrol 31 in de bewegingsbaan van de streng klei 5 gehouden. De geleidingsrol 31 wordt in een rusttoestand van de inrichting 1 in deze positie gehouden om te voorkomen dat van de streng 5 losgebroken delen op ongecontroleerde wijze in de inwerpinrichting 35 of daardoorheen op de vormbak 40 terecht komen.

De inwerpinrichting 35 omvat een stelsel van twee naast elkaar liggende paren van een aandrijfrol 36 en daaronder liggende vrijlooprol 37, waarbij om elk paar rollen 36, 37 een band 34 is aangebracht. De rollen 36 worden zodanig aangedreven dat de naar elkaar toegekeerde delen van de band 34, tussen de aandrijfrol 36 en vrijlooprol» 37 in, beide naar beneden bewegen. Een van boven toegevoerde bal klei 38 wordt aldus tussen de banden 34 benedenwaarts aan-gedrevën met een bepaalde inwerpsnelheid. De bal klei 38 wordt daardoor in de vormholte 39 geworpen, waarbij de klei enigszins uitvloeit en daarbij de vormholte 39 van de vorrabak 40 geheel vult. Opgemerkt wordt dat over het algemeen de ingeworpen bal klei 38 een groter volume heeft dan de vormholte 39, zodat de extra aanwezige massa bijdraagt tot het goed vullen van de vormholte 39. De overmaat klei wordt in een latere bewerkingsfase verwijderd.

Zoals eerder is opgemerkt kan een inrichting van de onderhavige soort een aantal van de tot zoverre beschreven pers- en inwerpeenheden omvatten. Bijvoorbeeld kan een dergelijke inrichting twee rijen van drie eenheden omvatten, waarbij deze rijen over een halve tussenafstand ten opzichte van elkaar zijn gepositioneerd. Met een dergelijke zesvou- . dige inrichting kunnen vormbakken 40 met twaalf vormholtes 39 in vier fasen geheel worden gevuld. De onderlinge afstand van de vormholtes in een vormbak komt daarbij, bij voorkeur overeen met een kwart van de afstand tussen twee eenheden in een rij.

In de eerste fase is de vormbak bijvoorbeeld zodanig opgesteld dat de vormholtes met volgorde nummer 1, 5 en 9 door de eenheden van de eerste rij worden gevuld. Vervolgens wordt de vormbak in langsrichting verschoven over een afstand gelijk aan de tussenafstand van twee vormholtes, zodat vervolgens de vormholtes met volgorde nummer 2, 6 en 10 worden gevuld.

Voor de derde fase wordt de vormbak in dwarsrichting verplaats tot onder de tweede rij eenheden, waarbij, door de verschoven ligging van deze tweede rij ten opzichte van de eerste rij/ de vormholtes met volgorde nummer 4, 8 en 12 onder de betreffende eenheden komen te liggen/ en deze vervolgens gevuld kunnen worden. Tenslotte wordt de vormbak weer in langsrichting terugbewogen over een afstand gelijk aan de afstand tussen twee vormholtes in de vormbak/ en worden de laatste drie vormholtes, te weten die met volgorde nummer 3, 7 en 11 gevuld.

Uiteraard wordt het vormbakkentransport zodanig geregeld dat zich telkens onder elke rij eenheden een vormbak bevindt.

De aldus gevulde vormbakken 40 worden met een niet nader beschreven transporteur afgevoerd naar een inrichting waar de overmaatklei wordt verwijderd. Vervolgens worden de vormlingen in een keerinrichting uit de vormbak overgebracht op een droog plank. De vormlingen worden op de een of andere, niet-nader beschreven wijze verder bewerkt. Deze verdere bewerking zal in het algemeen drogen en bakken omvatten, zodat van de vormlingen uiteindelijk gebakken produkten zoals stenen of tegels worden gevormd.

Zoals duidelijker in fig. 2 is getoond, zijn de vier drukrollen 20 volgens de uitvinding op dezelfde hoogte gemonteerd. De drukrollen 20 zijn aangebracht vlak onder de streng-doorvoeropening in het membraanstelsel 18 van de zand-houder 7.

Elke drukrol 20 is roteerbaar gelagerd in een zwenk-gestel 65. Dit zwenkgestel 65 is zwenkbaar gelagerd aan het gestel van de inrichting bevestigde steunen 73, zodanig dat de door de scharnierende bevestigingen 66 bepaalde zwenkas boven de rotatieas 67 van de drukrol 20 ligt.

Aan de van de streng 5 afgekeerde zijde draagt het gestel een massa waarvan het zwaartepunt buiten het vlak door de rotatieas 67 en de zwenkas 66 ligt. Deze massa 68 dwingt, onder invloed van de zwaartekracht, het gestel 65 met de drukrol 20 daarin om de zwenkas 66 in de richting naar de streng 5 toe. Hierdoor wordt de rol 20 met de gewenste aandrukkracht tegen de streng 5 aangedrukt.

Zoals getoond is de massa 68 ringvormig en op een van het zwenkgestel 65 uitstekende pen 70 geschoven. De mas sa 68 kan met .behulp van een (niet-getoonde) stelschroef in een gewenste positie op de pen 70 worden vastgeklemd. Naarmate de massa 68 verder naar buiten wordt vastgezet/ zal de door de rol 20 uitgeoefende aandrukkracht groter zijn.

Zoals fig. 3 duidelijk laat zien vormen de vier op dezelfde hoogte gemonteerde drukrollen 20/ die elk een leng- φ te hebben welke in hoofdzaak gelijk is aan de lengte .van de corresponderende zijde van de streng/ een omsluiting van de streng. Eventueel met de streng 5 mee door de streng-door-voeropening in het membraanstelsel 9 meegekomen loszand/ valt op de rollen 20 en wordt door het naar beneden naar de streng toegebogen oppervlak daarvan naar de streng 5 geleid en in het betreffende zijvlak van de streng 5 gedrukt.

In fig. 3 is nog in de doorsnede van de streng 5 met streep-stippellijnen de doorvoeropening van het membraanstelsel in onbelaste toestand# dat wil zeggen wanneer zich daardoorheen geen streng uitstrekt/ aangegeven. Het membraanstelsel 18 omvat een stijf onderste membraan met een uitsnijding 71 en een daaropliggend soepel bovenste membraan met een uitsnijding 72. In bedrijf worden de aldus gevormde flappen van de membranen door de streng 5 naar beneden en opzij gedrukt. Door de veerkracht van het membraanmateriaal oefenen de lippen een aandrukkracht op de streng 5 uit# waardoor het meegenomen zand reeds gedeeltelijk in de streng wordt gedrukt. Het niet of niet goed aangedrukte zand wordt eventueel opgevangen en verder aangedrukt door de drukrollen 20.

Zoals nog in fig. 2 is te zien# is aan elk gestel 65 een stijve strekdraad 69 aangebracht/ die juist aanligt tegen het oppervlak van de rol 20 onder het contactvlak met de streng 5. Eventueel aan de rol 20 klevend materiaal wordt door deze strijkdraad 69 afgestreken.

Claims (5)

1. 2. Inrichting voor het vervaardigen van vormlingen van klei of een dergelijk materiaal/ omvattende tenminste één pers Welke een streng klei in verticaal benedenwaartse richting uit een persmondstuk kan afgeven/ een bezandingsin-richting voor het op de verticale vlakken van de streng klei aanbrengen van zand/ waarbij de bezandingsinrichting omvat een zich onder het persmondstuk bevindende/ in een bodem van een streng-doorvoeropening voorziene zandhouder/ en waarbij onder de streng-doorvoeropening vier met de respectieve zijden van de streng in contact komende drukrollen zijn aangebracht/ met het kenmerk/ dat elk van de drukrollen een in hoofdzaak aan de/ door het persmondstuk bepaalde/ lengte van de corresponderende zijde van de streng gelijke lengte heeft/ en alle drukrollen op dezelfde hoogte zijn gemonteerd.
2. 2. Inrichting volgens conclusie 1/ met het kenmerk/ dat de drukrollen vrijdraaiend zijn.
3. 3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk/ dat elke drukrol draaibaar gemonteerd is in een zwenkgestel dat zwenkbaar om een boven de rotatieas van de drukrol liggende zwenkas aan het gestel van de inrichting is gemonteerd/ en dat belastingsmiddelen zijn aangebracht voor het om de zwenkas in de richting naar de streng toe/ dwingen van de drukrol.
4. 4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk/ dat de belastingsmiddelen omvatten een met het zwenkgestel verbonden massa met een aan de van de streng afgekeerde zijde buiten het vlak door de rotatieas en de zwenkas liggende zwaartepunt.
5. 5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk/ dat de massa verplaatsbaar en vastzetbaar met het zwenkge— stel is verbonden.