NL8801382A - Kaasplank. - Google Patents

Description

dW/RM/13.517 _1~ f

Kaasplank.

De uitvinding heeft betrekking op een kaasplank met beluchtingsopeningen.

Een dergelijke kaasplank is bekend uit de Nederlandse 5 octrooiaanvrage NL-A-8301954. Hieruit is een kaasdrager bekend van staal, waarin kommen zijn geperst die voorzien zijn van perforaties. Uit de praktijk zijn ook vlakke platen bekend, die van perforaties voorzien zijn.

10 Het gebruik van dergelijke kaasplanken, bijvoorbeeld in zogenaamde bewaarpakhuizen, leidt tot enige nadelen. Een eerste daarvan is, dat de kaas ter plaatse van de perforaties sneller uitdroogt dan daartussen, hetgeen tot gevolg heeft, dat onder perforaties zwakke instulpingen ontstaan.

15 Bovendien blijft het patroon van de gaten goed zichtbaar. De korstvorming heeft ter plaatse van een gat op andere wijze plaats dan ter plaatse van de tussenruimten tussen de gaten, zodat een optimale korstvorming over het gehele oppervlak van de kaas niet bereikbaar is.

20

Beluchting van het kaasoppervlak tussen de perforaties is niet mogelijk, omdat de kaas daar met het materiaal van de plank in aanraking is. De beluchting ter plaatse van de perforaties wordt bemoeilijkt door de dikte van de wand, 25 waar de kaas op ligt. Dunne platen zijn alleen mogelijk in de vorm van stalen platen, waarin gaten zijn geboord of gestanst. Dit nu leidt tot de mogelijkheid van bramen, die de plastificeerlaag van de kaas zouden kunnen beschadigen en door aanhechting van deeltjes van deze laag tevens 30 betrekkelijk moeilijk te reinigen zijn. Toepassing van dikkere lagen zou de luchtcirculatie in de perforaties ernstig belemmeren.

De uitvinding verschaft een oplossing voor de bovenstaande -35 problemen door er in te voorzien, dat tenminste één hoofdvlak van de plank uitstulpingen heeft waar een kaas op kan rusten.

.8801382 -2- 'ï *

De lucht, die door de perforaties komt kan nu de uitstulpingen omspoelen en daardoor een veel beter en doorstromend kontakt met het kaasoppervlak verkrijgen.

5 Bovendien heeft kaas in een bewaarpakhuis de neiging te krimpen. Dat betekent, dat het kaasoppervlak enigszins schuift ten opzichte van de uitstulpingen, waardoor deze op andere plaatsen met de kaas in aanraking gaan komen. Wanneer er volgens een nadere uitwerking van de uitvinding in is 10 voorzien, dat de bovenzijde van de uitstulpingen een bol oppervlak heeft, wordt dan de kaas zelfs iéts van de uitstulpingen gelicht, hetgeen de beluchting nog verbetert.

Hoewel de afmetingen van de uitstulpingen en hun onderlinge 15 afstand niet aan kritische grenzen zijn gebonden, is het bij toepassing van de uitvinding wel gewenst, dat het gehele kaasoppervlak aan nagenoeg dezelfde omstandigheden is blootgesteld. Daardoor is oplegging van een kaas op enkele uitstulpingen minder gewenst. Dienovereenkomstig wordt er 20 bij voorkeur bij toepassing van de uitvinding in voorzien, dat de uitstulpingen op een onderlinge afstand hart op hart van 1-6 mm liggen en een middellijn hebben van 0,75 tot 4 mm.

In dit verband wordt gewezen op de Nederlandse octrooiaanvrage 25 8503384, waaruit een kaasdrager bekend is, die uit een plank bestaat met daarin gaten die zijwanden hebben, die aan de vorm van bepaalde kazen zijn aangepast en die perforaties hebben en ribben om een luchtstroming langs het oppervlak van de kaas van beneden de plank tot boven de plank door te laten. 30 Hierbij heeft evenwel een gedeel-te van de kaas" kontakt met de lucht beneden de kaasplank en een gedeelte, dat op de ribben tussen de luchtdoorlaten in het oplegoppervlak van de kaas is gelegen, met de door de doorlaten stromende lucht.

35 Volgens een nadere uitwerking van de uitvinding wordt er in voorzien, dat het boloppervlak een kromtestraal van 0,4 tot' 2 mm heeft.

De uitvinding is niet alleen geschikt voor vlakke kaasplanken 40 maar eveneens voor kaasplanken met plaatselijk een vorm, die *8801382 -3- * aan een er op te leggen kaas is aangepast.

Omdat bij de uitvinding door de perforaties een doorgaande stroming plaatsvindt is het niet meer noodzakelijk, dat de.

5 dikte van de kaasplank beperkt wordt. Dienovereenkomstig heeft een kaasplank van kunststof volgens de uitvinding bij voorkeur een dikte van meer dan 3 mm. Uiteraard kan een dergelijke kaasplank door middel van verstijvingsribben of liggers en dergelijke versterkt zijn. Ook is het mogelijk 10 om op zichzelf bekende wijze een kaasplank volgens de uitvinding geschikt te maken voor kaasoplegging aan beide zijden, waarbij het ook mogelijk is aan de ene zijde een vlak oppervlak te hebben en aan de andere een oppervlak met daarin aangebrachte komvormige verdiepingen.

15

Bij toepassing van de uitvinding verdient het de voorkeur, dat de uitstulpingen in een regelmatig patroon liggen omdat dan de meest gelijkmatige oplegging van de kaas wordt verkregen. Daarbij liggen dan de openingen bij voorkeur in 20 een met het uitstulpingenpatroon verweven complementair patroon, zoals een patroon van uitstulpingen in een gelijkzijdige driehoek, rechthoek of gelijkzijdige zeshoek met de perforaties steeds in het zwaartepunt van een dergelijke figuur.

25

De uitvinding wordt in het volgende nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin

Fig. 1 een gedeeltelijk- bovenaanzicht van een kaasplank 30 volgens.de uitvinding is;

Fig. 2 een doorsnede over de lijn II-II toont; en Fig. 3 een doorsnede is over de lijn III-III.

In fig. 1 is in bovenaanzicht een aantal uitstulpingen 1 35 zichtbaar, die op de hoekpunten van vierkanten liggen, waarbij in de middelpunten van de vierkanten openingen 2 - zijn gelegen.

Zoals meer in het bijzonder uit fig. 2 blijkt hebben in dit .6801382 -4- geval de uitstulpingen aan de benedenzijde een cilindrisch deel 3 waarop zich een afgeknot kegelvormig deel 4 bevindt, dat is afgesloten door een bolschijf 5. In het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld heeft het deel 3 een hoogte van 1 mm, 5 het deel 4 eveneens een hoogte van 1 mm en de bolkap 5 ten opzichte daarvan een hoogte van’ 0,5 mm, waarbij de kromtestraal 1,5 mm bedraagt en het kromtemiddelpunt ligt in het middelpunt van de cirkel door het bovenvlak van het cilindrische deel 3.

10

In fig. 3 is de doorsnede te zien door een perforatie, die in dit geval een middellijn heeft van 2,6 mm. De dikte van de plaat bedraagt 4 mm.

15 Uiteraard kunnen ter wille van het lossen van de platen uit de vorm de cilindrische delen 3 heel licht taps verlopen.

De plaat volgens de uitvinding kan in de gebruikelijke afmetingen worden vervaardigd en daarbij langs de randen 20 zijn versterkt, hetgeen zowel kan met behulp van aangegoten ribben van kunststof als stalen, bij voorkeur roestvrij stalen, randprofielen.

Ook kan een kaasplank volgens de uitvinding een tweelagen 25 structuur hebben, waarbij bijvoorbeeld één van de lagen van kommen kan zijn voorzien en de totale dikte van de plank enige centimeters kan bedragen.

* 880 1 382.

Claims (8)

1, Kaasplank met beluchtingsopeningen, met het kenmerk, dat tenminste één hoofdvlak van de plank uitstulpingen heeft waar een kaas opkan rusten.

2. Kaasplank volgens conclusie l,met het ken merk , dat de bovenzijde van de uitstulpingen een bol oppervlak heeft.

3. Kaasplank volgens conclusie 1 of 2,met het ken-10 merk, dat tussen de uitstulpingen tussenruimten liggen, die een onbelemmerde luchtcirculatie toestaan.

4. Kaasplank volgens één of meer van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de uitstulpingen op een 15 onderlinge afstand hart op hart van 1-6 mm liggen en een middellijn hebben van 0,75 tot 4 mm.

5. Kaasplank volgens één of meer van de conclusies 2-4, met het kenmerk, dat het boloppervlak een 20 kromtestraal van 0,4 tot 2 mm heeft.

6. Kaasplank met van openingen voorziene kommen, die aan de vorm van de op de plank liggende kazen zijn aangepast volgens één of meer van de voorafgaande conclusies, met het 25 kenmerk, dat de uitstulpingen op het oppervlak van de kommen zijn aangebracht.

7. Kaasplank volgens één of meer van de voorafgaande conclusies, met -het kenmerk, dat hij van kunststof is en 30 afgezien van de uitstulpingen een dikte van meer dan 3 mm heeft.

8. Kaasplank volgens één of meer van de voorafgaande conclusies 3-7, met het kenmerk, dat de uitstulpingen 35 in een regelmatig patroon liggen en de openingen in een daarmede verweven complementair patroon zoals een uitstulpingenpatroon volgens gelijkzijdige driehoeken, rechthoeken of regelmatige zeshoeken en de gaten in de zwaartepunten van de driehoeken, rechthoeken respectievelijk zeshoeken. ,8801382