NL8503384A - Kaasdrager ten behoeve van het rijpingsproces. - Google Patents

Description

dtf/RM/13.379 -1- 4

Kaasdrager ten behoeve van het rijpingsproces.

De uitvinding heeft betrekking op een kaasdrager voor bij benadering bolvormige of afgerond schijfvormige kazen, ten behoeve van het rijpingsproces, welke kaasdrager een vlak gedeelte en althans plaatselijk een met de vorm van de 5 kaas overeenkomende komvorm heeft en aldaar van luchttoe-treedmiddelen is voorzien.

Een dergelijke kaasdrager is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 7906005. Ook bij deze bekende constructie heeft men houders met een aantal ribben, waarvan de boven-10 zijde aan de gewenste vorm van de kaas is aangebracht.

Hoewel dergelijke ribben de kaas redelijk ondersteunen is het voor slap kaasmateriaal niet steeds mogelijk zonder keren van de kaas uit te komen. Bovendien heeft de kaasdrager volgens deze octrooiaanvrage een ring, die eventuele stroming 15 van lucht langs de kaas onderbreekt.

Een ander voorbeeld van een kaasdrager van het geschetste type is beschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage 8301954.

Hier gaat het om een komvormige uitsparing, waarin de kaas is gelegen, waarbij een patroon van perforaties ter plaatse 20 van de komvormige uitstulping van een metalen plaat is aangebracht. Hierbij doet zich het probleem voor, dat in het algemeen het moeilijk is de perforaties zo dichtbij elkaar te leggen, dat onder alle omstandigheden een voldoende korst-vorming optreedt. -Hoewel is aangegeven, dat bij deze con-25 structie een uitstekende beluchting verkregen wordt, die het keren van de kaas tijdens de opslagperiode overbodig maakt, wordt gemeend, dat de mate van beluchting nog aanmerkelijk verbeterd kan worden. De vocht afvoer ter plaatse van de wanddelen tussen de perforaties moet namelijk geheel via de 30 kaas plaats vinden. Wanneer men nu kaas heeft, die reeds vanaf de bereiding op bepaalde punten een hoog vochtgehalte heeft, hetgeen in de praktijk zich voordoet, is op deze plaats een afdoende vochtafvoer om een goede korstvorming te combineren met het voorkomen van schimmel, betrekkelijk 35 moeilijk.

650338 4 . -.0-.310 * s -2

Verder is uit de Nederlandse octrooiaanvrage 8104555 een kaasdrager bekend, die geschikt is voor het laten rijpen van kazen* Deze drager bestaat uit een dragerplaat, waarin door middel van een insteekpennetjesconstructie in hoofdzaak 5 half-bolvormige geperforeerde kaasdragers bevestigd kunnen worden. Deze kaasdragers, ook als kaasnet aangeduid zijn blijkbaar geperforeerd en kunnen volgens het spuit-giet-procede uit kunststof vervaardigd worden.

Bij deze bekende constructie heeft men ter plaatse van 10 de dragerplaat geen luchttoetreedmiddelen, terwijl bovendien een goede geleiding van de stroming langs de kaas ter plaatse van de dragerplaat niet mogelijk is.

De uitvinding beoogt nu in een kaasdrager te voorzien, die in hogere mate dan de bekende kaasdragers voor een ge-15 lijkmatige beluchting van de kaas over zijn gehele oppervlak zorgt. Daardoor wordt niet alleen ook in de praktijk de noodzaak van keren van de kazen nog verder beperkt dan bij de bekende techniek, maar bovendien een zeer gelijkmatige goede korstvorming nagestreefd. Bovendien wordt het bij de 20 bekende luchtingen optredende effekt van 11 schaduw”-zijden, dus stilstaande lucht waarbij de kaas ongelijkmatig wordt gedroogd, verder tegengegaan.

De bovengenoemde doeleinden worden volgens de uitvinding bereikt door er in te voorzien, dat de drager voor elke 25 kaas een centraal gat heeft en dat ter plaatse van de kom-vorm smalle ribben met groeven afwisselen. Doordat smalle ribben met groeven afwisselen heeft men steeds betrekkelijk smalle zones, waarop de kaas in aanraking is met de drager. Daarenboven geven de groeven de mogelijkheid voor een lucht-30 circulatie direct naast de plaatsen, waar de kaas met de ribben in aanraking is. Dit leidt tot een buitengewoon gelijkmatig en betrouwbaar droogproces ter plaatse van de aanraking tussen kaasdrager en kaas. In het centrale deel van de benedenzijde van de kaas kan de lucht vrij tot de 35 kaas toetreden.

Bij voorkeur wordt er bij toepassing van de uitvinding in voorzien, dat de ribben en de groeven in vertikale vlakken liggen door het middelpunt van het gat. Bij deze uitvoeringsvorm van de uitvinding zal de lucht, die door de 40 groeven is gegaan aan de bovenzijde van de drager in de 8503334 richting langs het oppervlak van de kaas stromen en daardoor ook voor een goede beluchting direct boven de kaasdrager zorgen.

Een voorkeursuitvoering van de uitvinding voorziet er 5 in, dat de ribben aan hun bovenzijde een draagvlak hebben met een breedte van minder dan 1 mm en dat de groeven een breedte hebben van meer dan 1 mm. Uiteraard is de uitvinding ook toepasbaar bij grotere breedte van de bovenzijde van de ribben, maar een dergelijke grotere breedte geeft, hoewel 10 toelaatbaar, geen voordelen. De breedte van de groeven wordt bij voorkeur zo groot mogelijk gekozen, namelijk zo groot, dat de ribben de kaas nog zonder daar afdrukken in te maken kunnen dragen.

Teneinde de luchtcirculatie bij de komvorm, waar kaas 15 en drager met elkaar in aanraking zijn nog verder te verbeteren kan er volgens een nadere uitwerking van de uitvinding in worden voorzien, dat de drager ter plaatse van de ribben en groeven perforaties heeft. Hierdoor kan lucht door de perforaties in de groeven komen, hetgeen een zekere luchtverversing 20 in de groeven dan wel waterdampafvoer door diffusie mogelijk maakt. De vorm en afmetingen van deze perforaties kunnen betrekkelijk vrij gekozen worden en het is mogelijk eenvoudige ronde gaten te boren, die zelfs een grotere breedte kunnen hebben dan een groef en een ribbe en dus de ribben gedeeltelijk . 25 onderbreken.

Een belangrijk aspect van kaasdragers is, dat zij een zo goede luchtcirculatie geven, dat de gehele kaas gelijkmatig kan drogen en dit met een minimum aan lucht. Overmaat aan lucht is in de eerste plaats kostprijs verhogend en kan in 30 de tweede plaats licht leiden tot bepaalde plaatsen van de kaas met een overmatige droging, hetgeen uit een oogpunt van gelijkmatige kaas- en korstvorming niet gewenst is.

Er wordt op gewezen, dat vele stromingsstelsels voor luchttoevoer en luchtafvoer in rijpingskamers bekend zijn, 35 maar dat daarbij steeds wordt uitgegaan van een luchtstroming, die horizontaal langs de kaas strijkt en niet door de kaasdrager heen gaat.

Voorbeelden hiervan zijn te vinden in het Nederlandse octrooischrift 177.071 en in de Nederlandse octrooiaanvragen 40 8001717, 7902942 en 8402180. Verder is uit de Nederlandse 8503384 * -4- octrooiaanvrage 8300593 een kaasdrager bekend met een open gewerkte bodem om de noodzakelijke beluchting mogelijk te . maken. Hierbij gaat het om een min of meer tralievormige bodem, waarin vertikale van ribben voorziene schotten kunnen 5 worden aangebracht om de kazen te begrenzen. Enigerlei geleiding van de voor de beluchting te gebruiken luchtstroom ter plaatse van het oppervlak van de kazen is niet beschreven.

De uitvinding geeft nu in deze een belangrijke verbetering door er in te voorzien, dat buiten de komvorm luchtdoorlaat-10 sleuven zijn aangebracht. Bij deze uitvoeringsvorm van de uitvinding heeft men aan de benedenzijde van de kaas vrije wisselwerking met de lucht, dan ter plaatse van de aanraking tussen de komvorm en de kaas een gedwongen circulatie door de groeven met smalle tussenruimte hetgeen een goed uit-15 drogingsproces geeft en dan aan de bovenzijde van de kaas het samenvoegen van de luchtstromen door de groeven en door de sleuven om een geleiding van de lucht langs de kaas tot stand te brengen. Zoals bekend blijft deze geleiding zich in aanmerkelijke mate handhaven, zodat een uitermate gunstige 20 luchtgeleiding wordt verkregen. Teneinde aërodynamische storingen nog verder tegen te gaan kan er volgens een nadere uitwerking hiervan in worden voorzien, dat althans sommige sleuven aan hun bovenzijde evenwijdig aan een vlak door de toppen van de ribben uitmonden.

25 Aangezien bij de uitvinding het mogelijk is de lucht stroom langs een aantal boven elkaar gelegen kazen te laten gaan, verdient het veelal aanbeveling, dat een grotere hoe-- veelheid lucht dan degene die direct langs de kaas stroomt, bij het stromingspatroon betrokken is. Een uitvoeringsvorm 30 hiervan, die het gunstiger stromingspatroon rond de kaas zo weinig mogelijk stoort, kan worden verkregen door er volgens nog een nadere uitwerking van de uitvinding in te voorzien, dat de sleuven in één of meer kransen rondom het middelpunt van het gat zijn aangebracht.

35 Volgens een verder aspect van de uitvinding voorziet deze in een rijpingskamer voor kaasbereiding voorzien van één of een aantal boven elkaar gelegen kaasdragers volgens de uitvinding, waarbij deze rijpingskamer voorzien is van luchtaansluitingen voor een luchttoevoer en een luchtafvoer 40 en er volgens de uitvinding in wordt voorzien, dat de kaas-

o -jy 'J o 3 S

-5- * ' .....

drager of het aantal kaasdragers in hen rondom afsluitende kasten zijn gelegen met een luchtaansluiting beneden de benedenste en één boven de bovenste kaasdrager.

De uitvinding wordt in het volgende nader toegelicht 5 aan de hand van de tekening, waarin fig. 1 een doorsnede door een kaasdrager volgens de uitvinding toont; fig* 2 een gedeeltelijk bovenaanzicht op grotere schaal is; en 10 fig. 3 schematisch een aantal kaasdragers volgens de uitvinding in een rijpingskamer toont.

In fig. 1 is met 1 een plaat van kunststof aangegeven.

Eén geheel met deze plaat vormend of daarin bevestigd bevindt zich een draagorgaan 2 met in hoofdzaak de vorm van 15 een bolschil. Dit draagorgaan 2 heeft een aantal ribben 3 met daartussen groeven 4. Deze groeven geleiden de lucht vanaf de benedenrand 5 naar de bovenrand 6. Verder zijn in de dragerplaat 1 met de bolschil 2 concentrische sleuven 7 aangebracht, die zodanig gericht zijn, dat de van beneden 20 naar boven er door stromende lucht langs het oppervlak van de kaas gericht is en daardoor ook zorgt voor een goede beluchting van de bovenzijde van de kaas.Teneinde voor een voldoende luchtdoorlaat te zorgen, die deze stroming niet onderbreekt, zijn verdere sleuven 8 aangebracht.

25 De bovenzijde van de ribben 3 ligt bij voorkeur in het gewenste vlak van de buitenzijde van de kaaskorst en heeft een breedte, die betrekkelijk gering kan zijn, omdat door het grote aantal ribben toch een voldoende ondersteuning wordt verkregen. Teneinde evenwel insnijding in de kaaskorst te 30 voorkomen enerzijds en anderzijds een goede droging te waarborgen hebben de toppen van de ribben 3 bij voorkeur een breedte van minder dan 1 mm. De breedte van de groeven 4 kan in principe vrij gekozen worden en bedraagt bijvoorbeeld 3 tot 5 mm.

35 Het bolschilvormige orgaan 2 kan los door middel van spuitgieten worden vervaardigd en, bijvoorbeeld met een schroefverbinding, in de dragerplaat 1 bevestigd worden.

Het is ook mogelijk een dragerplaat 1 met dergelijke bolschilvormige uitsteeksels in een spuitgietprocede te ver-40 vaardigen.

o w> \} 3 o 8 « -6-

Bij toepassing van de uitvinding heeft men bij voorkeur in êên dragerplaat een aantal bolschilvormige organen van het type 2, bijvoorbeeld een negental.

Fig. 3 toont een rijpingskamer volgens de uitvinding.

5 In een kast 9 zijn een drietal rijen platen, elk met negen kaasdragers volgens de uitvinding zodanig aangebracht, dat tussen de vertikale wanden 10 van deze kast en de platen 1 geen ruimte overblijft. Een luchttoevoer 11 is verbonden met de benedenzijde van de kast en een luchtafvoer 12 met de 10 bovenzijde.

Wanneer alle kaasdragers een kaas dragen heeft de luchtstroming van de toevoer 11 naar de afvoer 12 in hoge mate langs de kazen plaats, zodat de lucht bijzonder nuttig gebruikt wordt terwijl bovendien de kazen alle onderling 15 dezelfde beluchting krijgen en de beluchting over het oppervlak van een kaas verdeeld in hoge mate dezelfde is.

8503384 «

Claims (8)

1. Kaasdrager voor bij benadering bolvormige of afgerond schijfvormige kazen, ten behoeve van het rijpingsproces, welke kaasdrager een vlak gedeelte en althans plaatselijk een met de vorm van de kaas overeenkomende 5 komvorm heeft en aldaar van luchttoetreedmiddelen is voorzien, met het kenmerk, dat de drager voor elke kaas een centraal gat heeft en dat ter plaatse van de komvorm smalle ribben met groeven afwisselen.

2. Kaasdrager volgens conclusie 1, m e t het 1Q kenmerk, dat de ribben en de groeven in vertikale vlakken liggen door het middelpunt van het gat.

3. Kaasdrager volgens conclusie 1 of 2,met het kenmerk, dat de ribben aan hun bovenzijde een draagvlak hebben met een breedte van minder dan 1 mm en dat de 15 groeven een breedte hebben van meer dan 1 mm.

4. Kaasdrager volgens één of meer van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de drager ter plaatse van de ribben en groeven perforaties heeft.

5. Kaasdrager volgens één of meer van de voorafgaande 20 conclusies, met het kenmerk, dat buiten de komvorm luchtdoorlaatsleuven zijn aangebracht.

6. Kaasdrager volgens conclusie 5, m e t het kenmerk, dat althans sommige sleuven aan hun bovenzijde evenwijdig aan een vlak door de toppen van de ribben - 25 uitmonden.

7. Kaasdrager volgens conclusie 5 of 6,met het kenmerk , dat de sleuven in één of meer kransen rondom het middelpunt van het gat zijn aangebracht.

8. Rijpingskamer voor kaasbereiding, voorzien van één 30 of een aantal boven elkaar gelegen kaasdragers volgens één of meer van de voorafgaande conclusies, waarbij voorzien is in luchtaansluitingen voor een luchttoevoer en een lucht-afvoer, met het kenmerk, dat de kaasdrager of het aantal kaasdragers in hen rondom afsluitende kasten 35 zijn gelegen met een luchtaansluiting beneden de benedenste en boven de bovenste kaasdrager. Sö ö o 3 8 4