NL8801117A - Werkwijze voor het verkrijgen van beelden voor toepassing bij het vertonen van een driedimensionale illusie; alsmede hiermede verband houdende inrichting. - Google Patents

Werkwijze voor het verkrijgen van beelden voor toepassing bij het vertonen van een driedimensionale illusie; alsmede hiermede verband houdende inrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL8801117A
NL8801117A NL8801117A NL8801117A NL8801117A NL 8801117 A NL8801117 A NL 8801117A NL 8801117 A NL8801117 A NL 8801117A NL 8801117 A NL8801117 A NL 8801117A NL 8801117 A NL8801117 A NL 8801117A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
origin
plane
effective
optical axis
point
Prior art date
Application number
NL8801117A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Mayhew Christopher A
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Mayhew Christopher A filed Critical Mayhew Christopher A
Publication of NL8801117A publication Critical patent/NL8801117A/nl

Links

Classifications

    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N13/00Stereoscopic video systems; Multi-view video systems; Details thereof
    • H04N13/20Image signal generators
    • H04N13/204Image signal generators using stereoscopic image cameras
    • H04N13/239Image signal generators using stereoscopic image cameras using two 2D image sensors having a relative position equal to or related to the interocular distance
    • GPHYSICS
    • G03PHOTOGRAPHY; CINEMATOGRAPHY; ANALOGOUS TECHNIQUES USING WAVES OTHER THAN OPTICAL WAVES; ELECTROGRAPHY; HOLOGRAPHY
    • G03BAPPARATUS OR ARRANGEMENTS FOR TAKING PHOTOGRAPHS OR FOR PROJECTING OR VIEWING THEM; APPARATUS OR ARRANGEMENTS EMPLOYING ANALOGOUS TECHNIQUES USING WAVES OTHER THAN OPTICAL WAVES; ACCESSORIES THEREFOR
    • G03B35/00Stereoscopic photography
    • G03B35/02Stereoscopic photography by sequential recording
    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N13/00Stereoscopic video systems; Multi-view video systems; Details thereof
    • H04N13/20Image signal generators
    • H04N13/204Image signal generators using stereoscopic image cameras
    • H04N13/207Image signal generators using stereoscopic image cameras using a single 2D image sensor
    • H04N13/211Image signal generators using stereoscopic image cameras using a single 2D image sensor using temporal multiplexing
    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N13/00Stereoscopic video systems; Multi-view video systems; Details thereof
    • H04N13/20Image signal generators
    • H04N13/204Image signal generators using stereoscopic image cameras
    • H04N13/207Image signal generators using stereoscopic image cameras using a single 2D image sensor
    • H04N13/221Image signal generators using stereoscopic image cameras using a single 2D image sensor using the relative movement between cameras and objects
    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N13/00Stereoscopic video systems; Multi-view video systems; Details thereof
    • H04N13/20Image signal generators
    • H04N13/296Synchronisation thereof; Control thereof
    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N13/00Stereoscopic video systems; Multi-view video systems; Details thereof
    • H04N13/10Processing, recording or transmission of stereoscopic or multi-view image signals
    • H04N13/106Processing image signals
    • H04N13/122Improving the 3D impression of stereoscopic images by modifying image signal contents, e.g. by filtering or adding monoscopic depth cues
    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N13/00Stereoscopic video systems; Multi-view video systems; Details thereof
    • H04N13/10Processing, recording or transmission of stereoscopic or multi-view image signals
    • H04N13/106Processing image signals
    • H04N13/15Processing image signals for colour aspects of image signals
    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N13/00Stereoscopic video systems; Multi-view video systems; Details thereof
    • H04N13/10Processing, recording or transmission of stereoscopic or multi-view image signals
    • H04N13/189Recording image signals; Reproducing recorded image signals
    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N13/00Stereoscopic video systems; Multi-view video systems; Details thereof
    • H04N13/20Image signal generators
    • H04N13/286Image signal generators having separate monoscopic and stereoscopic modes
    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N13/00Stereoscopic video systems; Multi-view video systems; Details thereof
    • H04N13/30Image reproducers
    • H04N13/332Displays for viewing with the aid of special glasses or head-mounted displays [HMD]
    • H04N13/337Displays for viewing with the aid of special glasses or head-mounted displays [HMD] using polarisation multiplexing
    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N13/00Stereoscopic video systems; Multi-view video systems; Details thereof
    • H04N13/30Image reproducers
    • H04N13/363Image reproducers using image projection screens
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10STECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10S359/00Optical: systems and elements
    • Y10S359/90Methods

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Multimedia (AREA)
  • Signal Processing (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Testing, Inspecting, Measuring Of Stereoscopic Televisions And Televisions (AREA)
  • Stereoscopic And Panoramic Photography (AREA)
  • Processing Or Creating Images (AREA)

Description

’ NL 35.028-Me/tk / * s , s *
Werkwijze voor het verkrijgen van beelden voor toepassing bij het vertonen van een driedimensionale illusie; alsmede hiermede verband houdende inrichting
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en hiermede verband houdende inrichting voor het verkrijgen van beelden voor toepassing bij het vertonen van een driedimensionale illusie van een onderwerpsruimte met een voorgrond- en een achtergrondgedeelte, zoals gezien door 5 een waarnemer met een binoculair gezicht. De hiermede verband houdende inrichting omvat een ondersteuningsapparaat voor één of meer afbeeldingsinrichtingen, die worden toegepast voor het verkrijgen van beelden voor het vertonen van een driedimensionale illusie volgens de werkwijze van de 10 onderhavige uitvinding.
Het tot stand brengen van tweedimensionale beelden, die kunnen worden gebruikt voor het verschaffen van een driedimensionale illusie is een lang bestaand doel op het gebied van de visuele techniek. De ontwikkeling van 15 werkwij zen en hiermede verband houdende inrichtingen voor het tot stand brengen van dergelijke driedimensionale illusies heeft enigermate gelijk gelopen aan de ontwikkeling op het gebied van de fysiologie van dieptewaarneming.
Wanneer wordt gekeken naar een tafereel dat van nature 20 diepte heeft, worden de menselijke hersenen geacht diepte waar te nemen voor voorwerpen in het tafereel met behulp van een aantal bronnen, die diepte-aanwijzingen worden genoemd. Lichteffecten, zoals schaduw- en kleurschakeringen kunnen belangrijke diepte-informatie verschaffen. Bovendien kan het 25 perspectief, de overlapping en de relatieve afmeting, bouw en hoek of gradient van voorwerpen in het tafereel diepte-informatie verschaffen. De relatieve beweging van de voorwerpen maakt het eveneens voor de hersenen mogelijk diepte waar te nemen.
30 Een andere belangrijke diepte-aanwijzing is parallax, d.w.z. diepte-informatie verschaft door het vergelijken van de beelden van hetzelfde tafereel van elk oog. De afstand tussen de middelpunten of irissen van de ogen voor een normaal mens, die in het algemeen wordt aangeduid als de 35 interoculaire afstand, bedraagt ongeveer 65 millimeter.
Achter de iris van elk oog bevindt zich een vlak netvlies.
.8801117 it -2 -
Het netvlies ontvangt licht van de onderwerpsruimte en vormt een tweedimensionaal beeld van de onderwerpsruimte. Het tweedimensionale beeld op elk netvlies wordt door elektrische pulsen naar de hersenen overgebracht. De hersenen 5 worden dan geacht de tweedimensionale beelden iteratief te vergelijken ten einde een enkelvoudig beeld van het onderwerp te verkrijgen, waarin de verschillende voorwerpen in het onderwerp diepte lijken te bezitten. De snelheid van vergelijken in de hersenen van de op het netvlies gevormde 10 tweedimensionale beelden, in het algemeen aangeduid als de fysio-psychologische onderdrukking of geheugensnelheid, blijkt ongeveer acht tot tien maal per seconde te bedragen.
Dit proces van het verkrijgen van een driedimensionale illusie van een onderwerpsruimte wordt aangeduid als 15 het proces Van binoculair gezicht ontstaan op linker en rechter punten van oorsprong, namelijk het linker en rechter oog van een menselijke waarnemer.
In het verleden zijn verschillende benaderingen gebruikt voor het verkrijgen van beelden met een indruk van 20 diepte. Een gewoonlijk gebruikte benadering is het verkrijgen van beelden van een tafereel vanaf twee horizontaal geplaatste gezichtspunten of punten van oorsprong. De horizontale verplaatsing van de punten van oorsprong is in het algemeen gelijk aan of minder dan de interoculaire afstand. Vanaf 25 deze twee punten van oorsprong verkregen beelden worden gelijktijdig op een projectiescherm gesuperponeerd, doch het licht dat deze beelden vormt is verschillend gepolariseerd voor de beelden van het linker punt van oorsprong en voor beelden van het rechter punt van oorsprong. Dienovereen-30 komstig is het voor de waarnemer noodzakelijk om een bril te dragen die op geschikte wijze gepolariseerde lenzen bezit. Alhoewel deze werkwijze beelden tot stand brengt die door de kijker met diepte worden waargenomen, bestaat de neiging dat de uitgebreidheid van het veld, dat hier als dieptekwaliteit 35 wordt aangeduid, al te overdreven is en vaak resulteert in ongemak voor de kijker. De noodzaak van het dragen van een bril met gepolariseerde lenzen is ongerieflijk. Bovendien maakt de noodzaak van het projecteren van meervoudige beelden met verschillende polarisatie het moeilijk of on-40 mogelijk om gebruikelijke elektronische of mechanische .880111? £ -3 - £ projectie-apparatuur toe te passen.
Een in het verleden gebruikte overeenkomstige benadering omvatte het verkrijgen van beelden van horizontaal verplaatste linker en rechter punten van oorsprong, zoals in 5 het voorgaande is beschreven, en het afwisselend in plaats van gelijktijdig projecteren van die beelden. Een voorbeeld van een dergelijk systeem is geopenbaard in het Amerikaanse octrooischrift 4.303.316 t.n.v. McElveen. Het Amerikaanse octrooischrift 4.006.291 t.n.v. Imsand volgt een uitvoering 10 van deze benadering, waarbij beelden van een eerste punt van oorsprong primair worden gebruikt, terwijl beelden van een ander punt van oorsprong periodiek worden ingelast.
Meer recentelijk zijn benaderingen voorgesteld, waarbij gebruik wordt gemaakt van het verticaal in lijn 15 brengen van de gezichtspunten, hetgeen in het algemeen wordt aangeduid als vertikale parallax. Een voorbeeld van een verticaal parallax systeem is geopenbaard in het Amerikaanse octrooischrift 4.429.328 t.n.v. Jones Jr. et al. Een empirische bewijsvoering toont aan dat de verticale parallax 20 benadering de indaruk van diepte tot stand brengt, terwijl deze meer waarneembaar of comfortabel is voor de kijker.
Een principieel nadeel van het gebruik van afwisselende beelden van twee gezichtspunten, of nu gebruik wordt gemaakt van de benaderingen van een horizontale of vertikale 25 verplaatsing, is dat langzaam bewegende of stilstaande voorwerpen in het bekeken tafereel de neiging bezitten om te bewegen of te schokken wanneer het punt van oorsprong verandert. Dit schokfenomeen is toe te schrijven aan de verschillende gezichtshoeken die overeenkomen met de betreffende 30 punten van oorsprong.
Dienovereenkomstig is het een doel van de onderhavige uitvinding een werkwijze te verschaffen voor het verkrijgen van beelden voor toepassing bij het vertonen van een driedimensionale illusie van een onderwerpsruimte en 35 hiermede verband houdende inrichting voor het tot stand brengen van verbeterde dieptebeelden met verminderde bewegings(schok)effecten.
Bijkomende doelen en voordelen van de uitvinding zullen in de hierna volgende beschrijving uiteen worden 40 gezet en zullen gedeeltelijk duidelijk zijn uit de beschrij- .8801117 4 -4 - ving of kunnen worden ontdekt door het in de praktijk brengen van de uitvinding.
Ten einde de in het voorgaande genoemde doelen te bereiken en in overeenstemming met de bedoeling van de uit-5 vinding, zoals belichaamd en hierna uitvoerig beschreven, is een werkwijze verschaft voor het verkrijgen van beelden voor toepassing bij het vertonen van een driedimensionale illusie van een onderwerpsruimte met voorgrond- en achter-grondgedeelten, zoals gezien door een waarnemer met een naar 10 de ruimte gerichte optische as en met een binoculair gezicht, dat ontstaat bij een linker en een rechter punt van oorsprong, welke werkwijze de stappen omvat van: (a) het verkrijgen van een eerste beeld van de ruimte, zoals gezien langs een eerste optische as met een eerste effectief punt 15 van oorsprong? en (b) het verkrijgen van een tweede beeld van die ruimte, zoals gezien langs een tweede optische as met een tweede effectief punt van oorsprong. Deze eerste en tweede effectieve punten van oorsprong zijn gelegen in een eerste vlak, dat het linker en rechter punt van oorsprong 20 bevat en dat loodrecht staat op de optische as van de waarnemer. De eerste en tweede effectieve punten van de oorsprong zijn gelegen op gelijke afstand boven, respectievelijk onder een eerste lijn die het linker en rechter punt van oorsprong verbindt en zijn gelegen langs een tweede 25 lijn die loodrecht staat op de eerste lijn en deze middendoor deelt. De eerste en de tweede optische as zijn zodanig gericht dat deze in een evenwijdig aan het eerste vlak verlopend tweede vlak convergeren, welk tweede vlak het voorgrondgedeelte van de onderwerpsruimte binnen het 30 gezichtsveld van de waarnemer, dat zich het dichts bij het eerste vlak bevindt, bevat. Bij voorkeur omvat de werkwijze van de onderhavige uitvinding de stap van het herhalen van de bovengenoemde stappen van het verkrijgen van het eerste en tweede beeld, terwijl de in het tweede vlak convergerende 35 eerste en tweede optische assen worden gehandhaafd, waarbij het tweede vlak stil blijft staan of beweegt ten gevolge van een positieverandering van het voorgrondgedeelte van de onderwerpsruimte, dat zich het dichtst bij het eerste vlak bevindt. Het verdient eveneens de voorkeur dat het eerste en 40 tweede beeld beide worden scherpgesteld in de onderwerps- .8801117 -5 - * ruimte in een derde vlak, dat evenwijdig verloopt aan het tweede vlak en hier voorbij is gelegen.
Bovendien heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een ondersteuningsapparaat voor een afbeeldingsin-5 richting die wordt toegepast voor het verkrijgen van beelden in overeenstemming met de in het voorgaande beschreven werkwijze. In het bijzonder is êên uitvoering van dit ondersteuningsapparaat voorzien van een console voor het vasthouden van een afbeeldingsinrichting, en stelmiddelen (I) 10 voor het stellen van de console in een eerste stand, waarin het punt van oorsprong van de afbeeldingsinrichting is gelegen in een eerste vlak dat het linker en rechter punt van de oorsprong bevat en dat loodrecht staat op de optische as van de waarnemer, en waarin het punt van oorsprong van de 15 afbeeldingsinrichting op een eerste afstand boven een het linker en rechter punt van oorsprong verbindende eerste lijn is gelegen, en het punt van oorsprong van de afbeeldingsinrichting is gelegen langs een tweede lijn die loodrecht verloopt op de eerste lijn en deze middendoor deelt, (II) voor 20 het stellen van de console in een tweede stand, waarin het punt van oorsprong van de afbeeldingsinrichting is gelegen in het eerste vlak en waarin dat punt van oorsprong is gelegen langs de tweede lijn op een met de eerste afstand overeenkomende tweede afstand onder de eerste lijn, en (III) 25 voor het verdraaien van de console om een derde lijn die evenwijdig verloopt aan de eerste lijn en door de optische as van de afbeeldingsinrichting loopt, bij voorkeur in het punt van oorsprong van die inrichting, ten einde in de eerste stand de optische as van de afbeeldingsinrichting in 30 lijn te brengen met de console en in de tweede stand de optische as van de afbeeldingsinrichting in lijn te brengen met de console ten einde te convergeren met elkaar en met de optische as van de waarnemer in een evenwijdig aan het eerste vlak verlopend tweede vlak. Het tweede vlak bevat het 35 voorgrondgedeelte van de onderwerpsruimte binnen het gezichtsveld van de waarnemer dat zich het dichtst bij het eerste vlak bevindt.
Bij een meer bijzondere voorkeursuitvoering omvat het ondersteuningsapparaat van de onderhavige uitvinding 40 eerste en tweede consoles voor het vasthouden van eerste en .8801117 * -6 - A* tweede afbeeldingsinrichtingen; optische middelen voor het wijzigen van de baan van ten minste een van de eerste en tweede optische assen van de afbeeldingsinrichtingen voor het vormen van bijbehorende eerste en tweede effectieve 5 punten van oorsprong voor deze eerste en tweede optische assen en overeenkomstige effectieve eerste en tweede optische assen; en stelmiddelen (I) voor het stellen van de eerste console in een eerste stand waarin het eerste effectieve punt van oorsprong van de eerste afbeeldingsinrichting 10 is gelegen in een eerste vlak dat het linker en rechter punt van oorsprong bevat en dat loodrecht staat op de optische as van de waarnemer, en waarin het eerste effectieve punt van oorsprong van de eerste afbeeldingsinrichting op een eerste afstand boven een het linker en rechter punt van oorsprong 15 verbindende eerste lijn is gelegen en het eerste effectieve punt van oorsprong van de eerste afbeeldingsinrichting is gelegen langs een tweede lijn die loodrecht staat op de eerste lijn en deze middendoor deelt, (II) voor het onder een hoek stellen van de eerste console met als resultaat een 20 effectieve verdraaiing van de eerste effectieve optische as om een eerste effectieve draaias die in het eerste vlak is gelegen en die evenwijdig verloopt aan de eerste lijn en door de eerste effectieve optische as van de eerste afbeeldingsinrichting loopt, bij voorkeur in het eerste effectieve 25 punt van de oorsprong, ten einde de eerste effectieve optische as van de eerste afbeeldingsinrichting in de eerste stand te laten convergeren met de optische as van de waarnemer in een convergentiepunt in een evenwijdig aan het eerste vlak verlopend tweede vlak, waarbij het tweede vlak 30 het voorgrondgedeelte van de onderwerpsruimte binnen het gezichtsveld van de waarnemer bevat, dat zich het dichtst bij het eerste vlak bevindt, (III) voor het vasthouden van de tweede console in een tweede stand waarin het tweede effectieve punt van de oorsprong van de tweede afbeeldingsin-35 richting is gelegen in het eerste vlak en waarin het tweede effectieve punt de oorsprong van de tweede afbeeldingsinrichting is gelegen langs de tweede lijn op een met de eerste afstand overeenkomende tweede afstand onder de eerste lijn, en (IV) voor het onder een hoek stellen van de tweede 40 console met als resultaat een effectieve verdraaiing van de .8801117 -7 - $ tweede effectieve optische as om een tweede effectieve draaias die evenwijdig verloopt aan de eerste lijn en door de tweede effectieve optische as van de tweede afbeeldingsinrichting loopt, bij voorkeur in het tweede effectieve punt 5 van oorsprong, ten einde de tweede effectieve optische as van de tweede afbeeldingsinrichting in de tweede stand te laten convergeren met de eerste effectieve optische as en de optische as van de waarnemer in het in het voorgaande genoemde convergentiepunt in het tweede vlak.
10 Meer in het bijzonder omvat de eerste console bij voorkeur een eerste plateau voor het ondersteunen van de eerste afbeeldingsinrichting en omvat de tweede console een tweede plateau voor het ondersteunen van de tweede afbeeldingsinrichting. Het ondersteuningsapparaat is bij voorkeur 15 eveneens voorzien van een voetstuk; een eerste zwenkorgaan met een op het voetstuk gemonteerde voet en met een zwenkarm die aan een eerste uiteinde is verbonden met een eerste uiteinde van het eerste plateau dat het dichtst bij de onderwerpsruimte is gelegen en die aan een tweede, tegenover 20 gesteld uiteinde is verbonden met een eerste uiteinde van het tweede plateau dat het dichtst bij de onderwerpsruimte is gelegen, voor het tegelijkertijd onder een hoek stellen van het eerste plateau in één richting en het onder een hoek stellen van het tweede plateau in een overeenkomstige, doch 25 tegengestelde richting; een tweede zwenkorgaan met een op het voetstuk gemonteerde voet en met een zwenkarm die aan een eerste uiteinde is verbonden met een tweede uiteinde van het eerste plateau dat het verst van de onderwerpsruimte is gelegen en die aan een tweede, tegenovergesteld uiteinde is 30 verbonden met een tweede uiteinde van het tweede plateau dat het verst van de onderwerpsruimte is gelegen, voor het tegelijkertijd onder een hoek stellen van het eerste plateau in één richting en het tweede plateau in een overeenkomstige, doch tegengestelde richting; een derde zwenkorgaan, dat 35 beweegbaar is aangebracht op het voetstuk en dat een zwenkarm bezit die aan een eerste uiteinde in aanraking is met dat uiteinde van de zwenkarm van het eerste zwenkorgaan dat is gekoppeld met het eerste uiteinde van het eerste plateau en dat aan een tweede uiteinde in aanraking is met 40 dat uiteinde van de zwenkarm van het tweede zwenkorgaan dat :8801117 -8 - is gekoppeld met het tweede uiteinde van het eerste plateau, voor het overzetten van een zwenkbeweging van één van het eerste en tweede zwenkorgaan naar het andere van het eerste en tweede zwenkorgaan, waarbij de relatieve grootte van de 5 zwenkbeweging is bepaald door de stand van het derde zwenkorgaan ten opzichte van het voetstuk; middelen voor het instellen van de eerste en tweede afstand in gelijke grootten, voorzien van middelen die zijn gekoppeld met het voetstuk en met ten minste één van het eerste en tweede zwenkorgaan voor 10 het naar keuze zwenken van dat zwenkorgaan; en middelen voor het instellen van de plaats van het convergentiepunt van de eerste en tweede optische assen, voorzien van middelen voor het naar keuze bewegen van het derde zwenkorgaan langs het voetstuk.
15 De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van de tekening, die een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding weergeeft.
Fig. 1 is een bovenaanzicht van een waarnemer met een naar de onderwerpsruimte gerichte optische as en met een 20 binoculair gezicht dat ontstaat op een linker en rechter punt van de oorsprong.
Fig. 2 is een schematische weergave van een werkwijze voor het verkrijgen van beelden voor toepassing in het vertonen van een driedimensionale illusie van een onder- 25 werpsruimte in overeenstemming met de onderhavige uitvinding.
Fig. 3 is een zijaanzicht van een ondersteunings-apparaat volgens de onderhavige uitvinding.
Fig. 4 is een vooraanzicht van het ondersteunings-apparaat volgens fig. 3.
30 Fig. 5 is een zijaanzicht van het ondersteunings- apparaat volgens fig. 3, waarbij zowel de eerste als de tweede stand van een afbeeldingsinrichting is getoond, die kunnen worden verkregen door een steun volgens de onderhavige uitvinding.
35 Fig. 6 is een vooraanzicht van een gewijzigde uit voering van een ondersteuningsapparaat volgens de onderhavige uitvinding.
Fig. 7 is een zijaanzicht van het ondersteuningsapparaat volgens fig. 6.
40 Fig. 8 is een zijaanzicht van nog een andere uit- .8801117 -9 - voering van het ondersteuningsapparaat volgens de onderhavige uitvinding.
Fig. 9 is een bovenaanzicht van het ondersteuningsapparaat volgens fig. 8.
5 Figuren 10, 11 en 12 zijn schematische illustraties van de werking van het ondersteuningsapparaat volgens fig. 9.
In het hierna volgende zal worden verwezen naar de uitvoeringsvoorbeelden volgens de bijgaande tekeningen, waarbij in de verschillende uitvoeringsvormen gelijksoortige 10 onderdelen zijn aangeduid met dezelfde verwijzingscijfers.
De werkwijze van de onderhavige uitvinding maakt het mogelijk beelden te verkrijgen voor toepassing bij het vertonen van een driedimensionale illusie van een onder-werpsruimte met voorgrond- en achtergrondgedeelten, zoals 15 gezien door een waarnemer met een naar de ruimte gerichte optische as en met een binoculair gezicht dat ontstaat op een linker en rechter punt van oorsprong. Fig. 1 is een bovenaanzicht van een waarnemer 10 met een optische as 12, die is gericht naar een onderwerpsruimte 14. De onderwerps-20 ruimte 14 bezit voorgrondgedeelten 16, 18 en achtergrondgedeelten 20, 21, zoals gezien door de waarnemer 10. De waarnemer 10 is weergegeven met een binoculair gezicht, dat ontstaat op een linker punt van de oorsprong 24 en een rechter punt van de oorsprong 26. De optische as 12 van de 25 waarnemer 10 kan worden gericht op elk voorgrond- of achtergrondgedeelte van de onderwerpsruimte 1.4, en de aanduiding in fig. 1 dat de optische as 12 is gericht naar het achtergrondgedeelte 20 is slechts bij wijze van voorbeeld en houdt geen beperking in.
30 In ieder geval convergeren optische assen 28 en 30 van de punten van oorsprong 24 en 26 met de optische as 12 in een gedeelte van de onderwerpsruimte 14 bij hoofdwaarneming van de waarnemer 10. Als extra op de convergentie van de optische assen 12, 28 en 13 op het achtergrondgedeelte 35 20, stelt de waarnemer 10 ook scherp op het convergentiepunt, namelijk het achtergrondgedeelte 20.
De werkwijze volgens de onderhavige uitvinding omvat een eerste stap van het verkrijgen van een eerste beeld van een onderwerpsruimte, zoals gezien langs een 40 eerste optische as met een eerste punt van oorsprong, In dit .8801117 % -10- opzicht wordt verwezen naar fig. 2, die een zijaanzicht toont van de in fig. 1 weergegeven onderwerpsruimte 14. In fig. 2 is de onderwerpsruimte 14 in zijaanzicht weergegeven, waarbij wederom voorgrondgedeelten 16 en 18 en achtergrond-5 gedeelten 20 en 22 aanwezig zijn. Een vergelijking van het bovenaanzicht van de onderwerpsruimte 14 in fig. 1 en het zijaanzicht van de onderwerpsruimte 14 in fig. 2 verschaft een indicatie van de driedimensionale positie van de voorgrond- en achtergrondgedeelten 16, 18, 20 en 22.
10 Zoals in het voorgaande is opgemerkt, omvat de eerste stap van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding het verkrijgen van een eerste beeld van de ruimte, zoals gezien langs een eerste optische as met een eerste effectieve punt van oorsprong. Zoals in fig. 2 is 15 weergegeven, wordt een eerste beeld van de onderwerpsruimte 14 verkregen, zoals gezien langs een eerste optische as 40 van een afbeeldingsinrichting 42. De afbeeldingsinrichting 42 kan bijvoorbeeld bestaan uit een gewone fotografische camera. Als alternatief kan de afbeeldingsinrichting 42 20 evenwel uit elke vorm van een beelden producerende inrichting bestaan, zoals een filmcamera°of een videocamera. Zoals in de gehele beschrijving wordt gebruikt, omvat de term "optische as" van een afbeeldingsinrichting een rechte lijn die verloopt vanaf het voorste optische mechanisme dat wordt 25 gebruikt in verbinding met de afbeeldingsinrichting, in de richting van de onderwerpsruimte. Bovendien omvat de "effectieve" optische as van een afbeeldingsinrichting elke verlenging van de optische as van die inrichting vanaf het met die inrichting samenwerkende voorste optische mechanisme 30 in achterwaartse richting weg van de onderwerpsruimte. De "werkelijke" optische as van een afbeeldingsinrichting, zoals de term hier wordt gebruikt, omvat de werkelijke optische baan van de afbeeldingsinrichting achter het voorste optische mechanisme van de inrichting in een 35 richting weg van de onderwerpsruimte. Het "werkelijke" punt van oorsprong van een afbeeldingsinrichting is de werkelijke fysische plaats van het beeldvlak van een afbeeldingsinrichting waar de "werkelijke" optische as van die afbeeldingsinrichting het beeldvlak van die inrichting snijdt. Het 40 "effectieve" punt van oorsprong van een optische as van een .8801117 -11- afbeeldingsinrichting is het punt langs de "effectieve" optische as van die inrichting dat ligt op dezelfde optische afstand achter het voorste optische mechanisme dat is verbonden met die inrichting, zoals bestaat langs de "werke-5 lijke" optische as van die inrichting vanaf dat optische mechanisme tot het werkelijke punt van oorsprong van die afbeeldingsinrichting. Aldus zal het "effectieve" punt van de oorsprong van een afbeeldingsinrichting samenvallen met het "werkelijke" punt van oorsprong van een afbeeldingsin-10 richting, indien geen optisch mechanisme langs de optische as van die inrichting zou zijn tussengeplaatst. Indien evenwel een straalsplitser, een spiegel of een andere vorm van een inrichting voor het wijzigen van de richting van een optische as langs de optische as van de afbeeldingsinrichting 15 is geplaatst ten einde de richting van die optische as te wijzigen, behoeft het "effectieve" punt van oorsprong van die afbeeldingsinrichting niet langer samen te vallen met het "werkelijke" punt van oorsprong van die afbeeldingsinrichting.
20 In fig. 2 is een afbeeldingsinrichting 42 weerge geven, die een beeldvlak 44 bezit dat loodrecht verloopt op en is gecentreerd ten opzichte van de optische as 40. De afbeeldingsinrichting 42 bezit een optisch mechanisme 46 in de vorm van een lens die de optische as 40 snijdt. In de 25 weergegeven uitvoering van fig. 2 evenwel wijzigt het optische mechanisme 46 niet in alle gevallen de lineaire aard van de optische as 40. Dienovereenkomstig vormt het snijpunt van de optische as 40 met het midden van het beeldvlak 42 een punt van oorsprong 48, dat zowel het 30 "effectieve" punt van de oorsprong en het "werkelijke" punt van oorsprong van de afbeeldingsinrichting 42 is. De afbeeldingsinrichting 42 kan aldus worden gebruikt voor het verkrijgen van een eerste beeld van de onderwerpsruimte 14, zoals gezien langs een eerste optische as 40 met een eerste 35 effectieve punt van oorsprong 48,
Voorts is in overeenstemming met de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding de stap verschaft van het verkrijgen van een tweede beeld van de onderwerpsruimte, zoals gezien langs een tweede optische as met een tweede 40 effectief punt van oorsprong. Zoals illustratief is weer- . 880 1 1 Vi
St -12- gegeven in fig. 2, bezit een tweede afbeeldingsinrichting 42' een tweede optische as 40' en een tweede effectief punt van oorsprong 48'. De afbeeldingsinrichting 42' kan in feite een afzonderlijke aparte inrichting zijn van de afbeeldings-5 inrichting 42 of kan als alternatief eenvoudigweg de afbeeldingsinrichting 42 zijn die is geplaatst in een tweede stand, ten einde daardoor een tweede beeld van de onder-werpsruimte 14 te verkrijgen, zoals gezien langs de tweede optische baan 40' met een tweede punt van oorsprong 48'.
10 Voorts zijn in overeenstemming met de onderhavige uitvinding de bovengenoemde eerste en tweede punten van oorsprong gelegen in een eerste vlak, dat het linker en rechter punt van oorsprong van een hypothetische waarnemer die een onderwerpsruimte bekijkt, bevat, waarbij het eerste 15 en tweede punt van oorsprong op gelijke afstand boven, respectievelijk onder een het linker en rechter punt van oorsprong verbindende eerste lijn zijn gelegen en langs een tweede lijn zijn gelegen die loodrecht staat op de eerste lijn en deze middendoor deelt, en waarbij de eerste en 20 tweede optische assen zijn gericht ten einde in een evenwijdig aan het eerste vlak verlopend tweede vlak te convergeren, terwijl het tweede vlak het voorgrondgedeelte van de onderwerpsruimte binnen het gezichtsveld van de waarnemer bevat, dat zich het dichtst bij het eerste vlak 25 bevindt. Zoals in fig. 2 bij wijze van voorbeeld is weergegeven, zijn eerste en tweede punten van oorsprong 48 en 48' in een eerste vlak 50 gelegen, dat linker en rechter punten van oorsprong 24 en 26 bevat. Vlak 50 staat loodrecht op de optische as 12 van de waarnemer 10. De punten van 30 oorsprong 48 en 48' zijn een eerste afstand d, respectievelijk een tweede afstand d' boven en onder een de linker en rechter punten van oorsprong 24 en 26 verbindende eerste lijn 52 gelegen (zie fig. 1). De afstanden d en d' zijn gelijk, zoals is weergegeven in fig. 2. Bovendien zijn de 35 punten van oorsprong 48 en 48' langs een tweede lijn 54 gelegen, die loodrecht staat op de eerste lijn 52 en deze middendoor deelt (zie fig. 2).
Voorts is tevens in fig. 2 bij wijze van voorbeeld weergegeven, dat optische assen 40 en 40' zijn gericht ten 40 einde te convergeren in een tweede vlak 56, dat evenwijdig .8801117 -13- verloopt aan het eerste vlak 50 en dat het voorgrondgedeelte 16 van de onderwerpsruimte 14 binnen het gezichtsveld van de waarnemer 10 bevat, dat zich het dichtst bij het eerste vlak 50 bevindt. De in het voorgaande beschreven werkwijze volgens 5 de uitvinding omvat verschillende belangrijke maatregelen die dienen voor het verhogen van de dieptekwaliteit van het resulterende beeld en die de keystone-effecten aanzienlijk verminderen.
De eis dat de effectieve eerste en tweede punten 10 van oorsprong op gelijke afstand boven, respectievelijk onder een de linker en rechter punten van oorsprong verbindende eerste lijn zijn gelegen en langs een tweede lijn zijn gelegen, die loodrecht verloopt op de eerste lijn en deze middendoor deelt, is een van deze maatregelen. Zoals in 15 het voorgaande is opgemerkt, is een verschil, horizontaal dan wel verticaal, grotendeels verantwoordelijk voor het toevoegen van parallax aan visuele beelden. Gedeelten van onderwerpsruimten met in wezen platte oppervlakken brengen beelden tot stand die plat en tweedimensionaal lijken.
20 Veranderingen in het gezichtsperspectief veranderen het uiterlijk van deze gedeelten niet. Gedeelten van een onderwerpsruimte die direkt gezien een natuurlijke diepte bezitten, veranderen evenwel in hun uiterlijk of, meer in het bijzonder, in hun positie en gezichtspunt, wanneer het 25 gezichtsperspectief wordt veranderd. Veranderingen van het gezichtsperspectief vormen overeenkomstige randen op het beeld, die niet perfect passen wanneer de beelden worden gesuperponeerd. Afwisselende vertoningen van deze beelden vormen contrast bij deze randen, dat voor de hersenen 30 waarneembaar is als diepte.
Verticale parallax heeft de voorkeur boven horizontale parallax, omdat is gebleken dat de hersenen meer gevoelig zijn voor horizontale beweging, d.w.z. horizontale beweging wordt meer opgemerkt. Doch niettemin veroorzaakt 35 verticale parallax in het algemeen enige merkbare verticale schokbewegingseffecten.
Behalve andere redenen kunnen keystone-effekten optreden door variaties in de afmeting van voorwerpen die in het beeld voorkomen. De afmeting van het voorwerp in een 40 beeld hangt gedeeltelijk af van de afstand tussen het voor- . 880 1 1 17 * -14- werp en het beeldvlak. Indien de plaats van de punten van oorsprong zodanig wordt gekozen dat deze op gelijke afstand boven, respectievelijk onder een het linker en rechter punt van oorsprong verbindende eerste lijn zijn gelegen en zijn 5 geplaatst langs een tweede lijn, die loodrecht staat op de eerste lijn en deze middendoor deelt, dan houdt dit deze punten van oorsprong op gelijke afstanden van gedeelten van de onderwerpsruimte langs de optische as van de waarnemer, en resulteert in een eerste en tweede beeld van de onder-10 werpsruimte, die, wanneer deze op elkaar worden gesuper-poneerd op de wijze volgens het Amerikaanse octrooischrift 4.429.328 t.n.v. Jones Jr. et al (waarvan de inhoud hierin door verwijzing uitdrukkelijk is opgenomen), een duidelijke illusie van diepte tot stand brengen die is gebaseerd op 15 parallax en niet op de variatie van grootte die wordt ingebracht door de beeIdafstanden te wijzigen. Dit is te zien in fig. 1 door op te merken dat de afstand d plus d' (de afstand tussen de punten van oorsprong 48 en 48' langs de lijn 54) de basis vormt van een gelijkbenige driehoek, 20 waarvan de benen bestaan uit de optische assen 40 en 40' van gelijke lengte.
De in het voorgaande beschreven maatregelen van de onderhavige uitvinding die vereisen dat de eerste en tweede punten van oorsprong in het in het voorgaande gedefinieerde 25 eerste vlak worden gehouden, waarbij het eerste vlak het linker en rechter punt van de oorsprong bevat en loodrecht staat op de optische as van de waarnemer, vereisen in feite het in gelijke mate doch in tegengestelde richting kantelen van de afbeeldingsinrichtingen om draaiassen, die de effek-30 tieve optische assen van de afbeeldingsinrichtingen snijden, bij voorkeur in de effectieve punten van oorsprong van de afbeeldingsinrichtingen, en die evenwijdig verlopen aan de het linker en rechter punt van oorsprong verbindende eerste lijn. In feite kan deze maatregel worden geïdentificeerd 35 door de vereiste dat de afbeeldingsinrichting dient te worden verdraaid op een wijze, die de lengte van de effectieve optische assen van beide afbeeldingsinrichtingen gelijk houdt.
De maatregel van het handhaven van de eerste en 40 tweede punten van oorsprong in het eerste vlak is niet .8801117 i -15- bereikt via het toepassen van een normale driepoot, die resulteert in het kantelen van een afbeeldingsinrichting, zoals een camera, langs de onderzijde van die inrichting.
Indien bijvoorbeeld een dergelijke driepoot zou worden 5 toegepast in verbinding met de inrichting volgens fig. 2, dan zou de afbeeldingsinrichting 42 worden gekanteld langs de onderzijde daarvan, hetgeen tot gevolg heeft dat het punt van oorsprong 48 voor het vlak 50 wordt gedrongen in een punt boven de optische as 42 op een afstand kleiner dan d.
10 Op dezelfde wijze zou het gebruik van een dergelijke driepoot voor het bereiken van het vereiste onder een hoek stellen van de afbeeldingsinrichting 42' resulteren in het positioneren van het punt van oorsprong 48’ achter het vlak 50 op een afstand van de optische as 12 die groter is dan de 15 afstand d1. Dienovereenkomstig zou de resulterende optische baan 40 korter zijn dan de resulterende optische baan 40', hetgeen het ongewenste keystone-effect veroorzaakt.
Bovendien zou het gebruik van een bekende driepoot ertoe leiden dat zowel de boven- als de onderzijde van het 20 beeldvlak 44 zich dichter bij het tweede vlak 56 zouden bevinden, terwijl zowel de boven- als de onderzijde van het beeldvlak 44’ van de afbeeldingsinrichting 48’ achter het vlak 50 zouden liggen verder weg van het tweede vlak 56.
Derhalve zou het onder een hoek stellen van de afbeeldings-25 inrichtingen 42 en 42’ onder gebruikmaking van een bekende driepoot leiden tot een aanzienlijk minder scherp samengesteld beeld met minder dieptekwaliteit dan de hierin beschreven geclaimde werkwijze.
Voorts is het plaatsen van het convergentiepunt 30 van de eerste en tweede optische assen in een tweede vlak, dat het voorgrondgedeelte van de onderwerpsruimte binnen het gezichtsveld van de waarnemer bevat dat zich het dichtst bij het eerste vlak bevindt, eveneens een belangrijke maatregel van de onderhavige uitvinding. Door het richten van beide 35 optische assen op een dergelijk convergentiepunt, worden verschillen in het beeld op dat punt in wezen beperkt tot diepte-aspecten. Het verschil van de beeldplaatsen zal evenwel een beweging van de voorwerpen in de voorgrond en achtergrond ten opzichte van het convergentiepunt veroor-40 zaken. Het is ontdekt dat de hersenen bewegingen van voor- .8801117 -16- werpen op de voorgrond meer herkennen of opmerken dan bewegingen van voorwerpen op de achtergrond. Ten gevolge hiervan wordt het convergentiepunt van de onderhavige uitvinding vastgezet in het vlak van het voorgrondgedeelte 5 van de onderwerpsruimte dat zich het dichtst bij het eerste vlak bevindt, waardoor bewegingen van voorwerpen op de voorgrond worden geminimaliseerd, terwijl de minder herkenbare bewegingen van voorwerpen in de achtergrond worden getolereerd.
10 In het bijzonder is, zoals in fig. 2 is weergege ven, het convergentiepunt 58 van de optische assen 40 en 40' geplaatst om samen te vallen met de optische as 12 in het tweede vlak 56, dat eveneens het voorgrondgedeelte 16 van de onderwerpsruimte 14 binnen het gezichtsveld van de waarnemer 15 10 dat zich het dichtst bij het eerste vlak 50 bevindt, bevat. Het dient te worden begrepen, dat het convergentiepunt 58 moet worden verplaatst indien het voorgrondgedeelte 16 beweegt of indien een nieuw voorgrondgedeelte dichter bij het eerste vlak 50 het tafereel binnentreedt. Het dient 20 tevens te worden begrepen, dat discontinuïteiten in het tafereel binnen in de onderwerpsruimte 14, zoals een grondvlak, kunnen worden beschouwd als het voorste gedeelte 16 ten behoeve van het positioneren van het convergentiepunt 58.
25 Deze eis van het positioneren van het convergentie punt in het in het voorgaande genoemde tweede vlak vereist niet het scherpstellen in dat convergentiepunt. In feite zal, tenzij het voorgrondgedeelte in het tweede vlak het aandachtsmiddelpunt van het gezichtsveld is, het scherpstel-30 punt van het eerste en tweede beeld typisch niet samenvallen met het convergentiepunt van de eerste en tweee assen in overeenstemming met de onderhavige uitvinding. In plaats hiervan worden het eerste en tweede beeld scherpgesteld in een derde vlak 55 in de onderwerpsruimte, dat evenwijdig 35 verloopt aan het tweede vlak en hier voorbij is gelegen.
Zoals in het voorgaande is opgemerkt, worden het volgens de onderhavige uitvinding verkregen eerste en tweede beeld bij voorkeur opeenvolgend vertoond op een kijkoppervlak vanaf het eerste punt van oorsprong en dan in de tijd ver-40 plaatst vanaf het tweede punt van oorsprong in overeenstem- .8801117 w -17- ming met de lering van het Amerikaanse octrooischrift 4.429.328 t.n.v. Jones et al, namelijk met een snelheid binnen een bereik van 4 tot 30 veranderingen tussen het eerste en tweede punt van oorsprong per seconde. Deze 5 snelheid wordt in het algemeen aangeduid als de tijdver-plaatsingssnelheid. Het verdient eveneens de voorkeur dat de stap van het vertonen het wijzigen van de snelheid van veranderen omvat, bij voorkeur als functie van de inhoud van het tafereel. Dienovereenkomstig kan een serie van eerste en 10 tweede beelden worden genomen met een snelheid van bijvoorbeeld 8 veranderingen tussen het eerste en tweede punt van oorsprong per seconde, gevolgd door een opeenvolging van eerste en tweede beelden met 10 of 12 veranderingen tussen het eerste en tweede punt van oorsprong per seconde.
15 Het verdient verder nog de voorkeur dat de werk wijze volgens de onderhavige uitvinding de stap omvat van het herhalen van het proces van het verkrijgen van de eerste en tweede beelden, terwijl de convergentie van de eerste en tweede optische assen in het tweede vlak wordt gehandhaafd. 20 Deze stap zorgt voor het vertonen van een driedimensionale illusie van een onderwerpsruimte met beweging.
Het verdient verder nog de voorkeur dat de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding de stap omvat van het wijzigen van het verticale verschil, d.w.z. de 25 gelijke afstanden d en d’, bij een relatieve beweging tussen het eerste vlak en gedeelten van de onderwerpsruimte voorbij het tweede vlak. In het algemeen neemt de afstand tussen het eerste vlak en de gedeelten van de onderwerpsruimte voorbij het tweede vlak toe, de gelijke afstanden van de eerste en 30 tweede punten van oorsprong boven een onder de eerste lijn kunnen worden vergroot, terwijl deze afstanden bij voorkeur worden verkleind wanneer de afstand tussen het eerste vlak en de gedeelten van de onderwerpsruimte voorbij het tweede vlak wordt verkleind.
35 Voorts omvat de werkwijze van de onderhavige uit vinding bij voorkeur de stap van het wijzigen van de gelijke afstanden van de eerste en tweede punten van oorsprong boven en onder de eerste lijn bij een verandering in de mate van relatieve beweging tussen voorwerpen in de onderwerpsruimte. 40 Wanneer de mate van relatieve beweging toeneemt, kunnen de .8801117 -18- gelijke afstanden worden vergroot, terwijl in het geval de mate van relatieve beweging afneemt, de grootte van de gelijke afstanden bij voorkeur wordt verminderd.
Het verdient voorts de voorkeur, dat de grootte 5 van de gelijke afstanden tussen de eerste en tweede punten van oorsprong boven en onder de eerste lijn wordt gewijzigd bij een verandering van de afstand tussen het eerste en tweede vlak. Wanneer de afstand tussen het eerste en tweede vlak wordt vergroot, worden deze afstanden bij voorkeur ver-10 groot, terwijl in het geval dat de afstand tussen het eerste en tweede vlak wordt verkleind, deze afstanden bij voorkeur worden verkleind.
Zoals in het voorgaande is opgemerkt, kan de tijd-verplaatsingssnelheid evëneens worden gebruikt als een para-15 meter bij een werkwijze volgens de onderhavige uitvinding. Zoals in het voorgaande is beschreven, vergelijken de hersenen beelden van het linker en rechter oog met de visêo-psychologische geheugensnelheid, die typisch 8 tot 10 maal per seconde bedraagt. De tijdverplaatsingssnelheid 20 volgens de onderhavige uitvinding wordt bij voorkeur zodanig gekozen dat deze samenvalt met de snelheid zoals is genoemd in het Amerikaanse octrooischrift 4.429,328 t.n.v. Jones Jr. et al. Door de ogen van de waarnemer te voorzien van afwisselende beelden die in verticale parallax verschillen en 25 in de tijd verplaatst zijn ten einde samen te vallen met het aanhouden van het visuele geheugen van de kijker, d.w.z. de viseo-psychologische geheugensnelheid, wordt diepte-informa-tie verschaft aan de waarnemer in een vorm, die op natuurlijke wijze door de hersenen wordt omgezet in een drie-30 dimensionaal beeld. Wanneer de tijdverplaatsingssnelheid lager is dan de viseo-psychologische geheugensnelheid, kan een waarneembaar kantelen van de voorwerpen, in het bijzonder relatief stilstaande voorwerpen, optreden, waardoor de dieptekwaliteit aanzienlijk wordt verminderd. Dit treedt op 35 omdat de beelden van een gegeven beeldplaats in de hersenen mogen voortduren in plaats dat deze onmerkbaar in elkaar overgaan ten einde een samengesteld beeld met verhoogde diepte te vormen. Tijdverplaatsingssnelheden die groter zijn dan de viseo-psychologische geheugensnelheid veroorzaken dat 40 de dieptekwaliteit minder waarneembaar wordt totdat bij een .880111? -19- snelheid van ongeveer 30 veranderingen per seconde de diepte-kwaliteit effectief verloren gaat. Bij voorkeur worden de drie in het voorgaande beschreven principiële variabelen -verschil (namelijk de afstand van het eerste en tweede punt 5 van oorsprong boven en onder de eerste lijn), convergentiepunt en tijdverplaatsing - op een gecoördineerde wijze ingesteld ten einde een gewenste dieptekwaliteit in relatie tot relatieve bewegingen tussen het eerste en tweede vlak en tussen voorwerpen in de onderwerpsruimte voorbij het tweede 10 vlak te bereiken.
Het dient te worden opgemerkt dat de principes van de uitvinding zoals deze tot nu toe zijn beschreven, ook kunnen worden toegepast op met de computer gegenereerde schrifttekens, waarbij het eerste en tweede beeld met de 15 computer worden gegenereerd in overeenstemming met de lering van de onderhavige uitvinding zoals in het voorgaande is uiteengezet.
Het dient eveneens te worden opgemerkt, dat de onderhavige uitvinding tevens omvat een beeldopnemend 20 medium, zoals film, videoband, laserschijf, computergeheugen en dergelijke, waarop eerste en tweede beelden worden opgenomen of opgeslagen in overeenstemming met de werkwijze van de onderhavige uitvinding.
De onderhavige uitvinding omvat tevens een inrich-25 ting voor het uitvoeren van de in het voorgaande beschreven werkwijzen. In het bijzonder heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een ondersteuningsapparaat voor een afbeel-dingsinrichting die wordt toegepast voor het verkrijgen van beelden voor het vertonen van een driedimensionale illusie 30 van een onderwerpsruimte met voorgrond- en achtergrondgedeel-ten, zoals gezien door een waarnemer met een naar de ruimte gerichte optische as en met een binoculair gezicht dat ontstaat in een linker en rechter punt van oorsprong, waarbij de afbeeldingsinrichting beelden van de ruimte kan 35 verkrijgen, zoals gezien langs een optische as met een effectief punt van oorsprong.
Het ondersteuningsapparaat volgens de onderhavige uitvinding is voorzien van een console voor het vasthouden van de afbeeldingsinrichting, en stelmiddelen voor het 40 stellen van de afbeeldingsinrichting op een bijzondere .8801117 -20- wijze, namelijk: (I) het stellen van de console in een eerste stand, waarin het punt van oorsprong van de afbeeldingsinrichting is gelegen in een eerste vlak dat het linker en rechter punt van oorsprong bevat en dat loodrecht staat op 5 de optische as van de waarnemer, en waarin het punt van oorsprong van de afbeeldingsinrichting op een afstand boven een het linker en rechter punt van oorsprong verbindende eerste lijn is gelegen en het punt van oorsprong van de afbeeldingsinrichting langs een tweede lijn is gelegen die 10 loodrecht verloopt op de eerste lijn en deze middendoor deelt, (II) het stellen van de console in een tweede stand, waarin het punt van oorsprong van de afbeeldingsinrichting is gelegen in het eerste vlak en waarin het punt van oorsprong van de afbeeldingsinrichting is gelegen langs de 15 tweede lijn op een met de eerste afstand overeenkomende tweede afstand onder de eerste lijn, en (III) het verdraaien van de console om een derde lijn die evenwijdig verloopt aan de eerste lijn en door de effectieve optische as van de afbeeldingsinrichting loopt, bij voorkeur in het 20 effectieve punt van oorsprong, ten einde de optische as van de afbeeldingsinrichting in de eerste stand in lijn te brengen met de console en de optische as van de afbeeldingsinrichting in de tweede stand in lijn te brengen met de console ten einde te convergeren met elkaar en met de 25 optische as van de waarnemer in een evenwijdig aan het eerste vlak verlopend tweede vlak, welk tweede vlak het voorgrondgedeelte van de onderwerpsruimte binnen het gezichtsveld van de waarnemer, dat zich het dichtst bij het eerste vlak bevindt, bevat.
30 Fig. 3 verschaft een zijaanzicht van een onder- steuningsapparaat volgens de onderhavige uitvinding, terwijl fig. 4 een vooraanzicht van dat ondersteuningsapparaat verschaft, zoals in fig. 3 en 4 is weergegeven, zijn steun-armen 100 en een console 101 aangebracht voor het vasthouden 35 van een afbeeldingsinrichting 102, die een optische as 104 en een effectief punt van oorsprong 106 bezit. De fig. 3 en 4 vertonen voorts een voet 108, een verticale steun 110, aanslagen 112 en 114, halve assen 116 en 118, grendelorganen 120 en 122, een aanwijsorgaan 124 en een grendelorgaan 125.
40 De verticale steun 110 is bevestigd aan de voet^OS, terwijl .8801117 -21- de aanslagen 112 en 114 zijn gemonteerd op de verticale steun 110. De halve assen 116 en 118 zijn gemonteerd op de steunarmen 100 en verlopen naar betreffende zijden van de console 101 door passende openingen in de steunarmen 100. De 5 grendelorganen 120 en 122 verhinderen een relatieve verdraaiing van de assen 116 en 118 en de steunarmen 100. Het aanwijsorgaan 124 omvat een wijzer op een van de steunarmen 100 en een hoekverdeling op de console 101, waarnaar de wijzer is gericht, waardoor de hoekverplaatsing van de 10 console 101 ten opzichte van de steunarmen 100 wordt gemeten. Het grendelorgaan 125 verhindert naar keuze een relatieve beweging van de steunarmen 100 en de verticale steun 110.
Het in de fig. 3 en 4 weergegeven ondersteunings-apparaat maakt gebruik van de halve assen 116 en 118 ten 15 einde een verdraaiing van de console 101 en de afbeeldingsinrichting 102 om het punt van oorsprong 106 daarvan mogelijk te maken. Deze inrichting verschilt fundamenteel van bekende inrichtingen, waarbij afbeeldingsinrichtingen werden verdraaid of gekanteld om de onderzijde van die 20 inrichting en niet om het punt van oorsprong van die inrichting. Door het verschaffen van een ondersteuning die het kantelen van de afbeeldingsinrichting 124 om het punt van oorsprong van de optische as van die inrichting mogelijk maakt, vergemakkelijkt de ondersteuning volgens de onder-25 havige uitvinding duidelijk de uitvoering van de in het voorgaande beschreven werkwijze volgens de uitvinding. In dit opzicht is de afstand tussen de aanslagen 112 en 114 zodanig gekozen dat deze de som is van de afstanden die de eerste en tweede punten van oorsprong respectievelijk boven 30 en onder een het linker en rechter punt van oorsprong verbindende eerste lijn zijn gelegen. In het bijzonder verschaft de combinatie van de steunarmen 100, de voet 108, de verticale steun 110, de aanslagen 112, 114, de assen 116, 118 en de grendelorganen 120, 124 en mechanisme voor het 35 stellen van de console 101 in een eerste stand, zoals in fig. 3 door de omtrekslijnen 130 is weergegeven, waarin het punt van oorsprong 106 van de afbeeldingsinrichting 102 is gelegen in een eerste vlak 50 dat de linker en rechter punten van oorsprong 24 en 26 bevat (zie fig. 4) en dat 40 loodrecht staat op de optische as 12 van de waarnemer, en .8801117 -22- waarin het punt van oorsprong 106 van de afbeeldingsinrichting 102 is gelegen op een eerste afstand d boven een het linker en rechter punt van oorsprong 24, 26 verbindende eerste lijn 52, en het punt van oorsprong 106 van de 5 afbeeldingsinrichting 102 is gelegen langs een tweede lijn 54 die loodrecht verloopt op de eerste lijn 52 en deze middendoor deelt. De combinatie van deze elementen verschaft ook een mechanisme voor het stellen van de console in een tweede stand, die in fig. 5 door de omtrekslijnen 140 is 10 weergegeven, waarin het punt van oorsprong 106 van de afbeeldingsinrichting 102 is gelegen in een eerste vlak 50 langs de tweede lijn 54 op een tweede afstand d' onder de eerste lijn 52, waarbij d' gelijk is aan d, en voor het verdraaien van de console 101 om een derde lijn 142 in het 15 eerste vlak 50, die evenwijdig verloopt aan de eerste lijn 52 en die door het punt van oorsprong 106 van de afbeeldingsinrichting 102 verloopt, ten einde de optische as 104 van de afbeeldingsinrichting 102 in de eerste stand in lijn te brengen met de console 101 en de optische as 104 van de 20 afbeeldingsinrichting 102 in de tweede stand in lijn te brengen met de console 101, ten einde te convergeren met elkaar en met de optische as. 12 van de waarnemer in het punt 144 in een tweede vlak 56, welk tweede vlak het voorgrond-gedeelte 16 van de onderwerpsruimte 14 binnen het gezichts-25 veld van de waarnemer dat zich het dichtst bij het eerste vlak 50 bevindt, bevat.
Een meer gedetailleerde uitvoering van het onder-steuningsapparaat van de onderhavige uitvinding is weergegeven in de fig. 6 en 7. Zoals in de fig. 6 en 7 is getoond, 30 is een ondersteuningsapparaat 200 verschaft, dat is voorzien van een eerste frame 202, een tweede frame 204 en een derde frame 206. Bovendien omvat het ondersteuningsapparaat 200 een mechanisme 208 voor het bewegen van het eerste frame 202 langs een langsas 210 van het tweede frame 204. Het eerste 35 frame 202 omvat een montageorgaan 212 voor het verdraaien van de afbeeldingsinrichting 216 om een in het eerste vlak 50 gelegen lijn 218, die evenwijdig verloopt aan de lijn 52 en die door het punt van oorsprong 214 van de afbeeldingsinrichting 216 verloopt. Voorts omvat het tweede frame 204 40 eerste en tweede aanslagen 220 en 222 die beweegbaar kunnen .8801117 -23- * worden geplaatst voor het beperken van de relatieve beweging van het eerste en tweede frame 202, 204 tot tweemaal de eerste afstand d (of tweemaal de tweede afstand d’)* zoals in het voorgaande is gedefinieerd.
5 Het ondersteuningsapparaat 200 omvat een mechanisme 226 voor het bewegen van het tweede frame 204 langs de langsas 228 van het derde frame 206 ten einde de lijn 52 te bewegen in een richting evenwijdig aan de lijn 54, zoals in het voorgaande is gedefinieerd.
10 In het bijzonder omvat, zoals in de fig. 6 en 7 is weergegeven, het eerste frame 202 glijblokken 250, 252, terwijl het tweede frame 204 geleidingsassen 254, 256 bevat.
De glijblokken 250, 252 bezitten zodanige afmetingen dat deze over de geleidingsassen 254, 256 passen en hierover 15 kunnen schuiven. Het montageorgaan 212 omvat een console 258 en een consoleflens 260, een achterste aanslag 262 en een voorste aanslag 264. Een pneumatische cilinder 268 is aangebracht voor het verlenen van een verdraaiingsbeweging aan de console 258 en derhalve aan de afbeeldingsinrichting 216 20 om de hartlijn van de as 270. De as 270 is verdraaibaar aangebracht aan het eerste frame 202 door lagerhuizen 272 en 274. Een micrometer 276 meet de grootte van de door de pneumatische cilinder 268 verleende verdraaiing.
Pneumatische cilinders 280 en 282 zijn gekoppeld 25 aan het tweede frame 204 en bezitten stangen 286, 288 die op het eerste frame 202 aangrijpen en dienen voor het naar keuze bewegen van het eerste frame tussen de aanslagen 220 en 222. De aanslagen 220 en 222 kunnen zijn voorzien van bouten die door passende openingen in de bovenste en 30 onderste gedeelten van de eerste console 204 zijn geschroefd. De plaats van de eerste console 202 ten opzichte van de tweede console 204 is aangeduid door een micrometer 290. Een persluchtbron 292 verschaft perslucht door pneumatische slangen 294 aan de cilinders 268, 280 en 282.
35 Een regeling van deze perslucht is bereikt door bediening van inlaatkleppen 296.
Nog een andere uitvoering van het ondersteuningsapparaat van de onderhavige uitvinding is weergegeven in de fig. 8 en 9. In het bijzonder tonen de fig. 8 en 9 een 40 ondersteuningsapparaat 400, dat is voorzien van een voetstuk .8801117 -24- 402, een achterste verschilscharnier 404, een hefboomsarm 406 van het achterste verschilscharnier, een convergentie-scharnier-onderstel 408, een convergentiehefboomsarm 410, een voorste verschilscharnier 412, een hefboomsarm 414 van 5 het voorste verschilscharnier, een voorgespannen veer 418, een straalsplitser 420, een spiegel 422, een linker cameradraagvlak 424, een rechter cameradraagvlak 426, een conver-gentieverstelling 428, een verschilverstelling 430, een convergentieaanwijsorgaan 432, en een verschilaanwijsorgaan 10 434.
De straalsplitser 420 en de spiegel 422 verschaffen in combinatie een mechanisme voor het wijzigen van de baan van ten minste een van de eerste en tweede optische assen van de bijbehorende eerste en tweede afbeeldingsinrichtingen, 15 die dienen te worden geplaatst op de betreffende linker en rechter cameradraagvlakken 424 en 426. De combinatie van de straalsplitser 420 en de spiegel 422 vormt betreffende eerste en tweede effectieve punten van oorsprong voor de eerste en tweede optische banen van de afbeeldingsinrich-20 tingen die dienen te worden ondersteund op de cameradraagvlakken 424 en 426. De afstand tussen het optische midden van de straalsplitser 420 en het optische midden van de spiegel 422 valt samenmet de afstand waarover het linker cameradraagvlak 424 vooruit is verplaatst ten opzichte van 25 het rechter cameradraagvlak 426. Dienovereenkomstig zijn de werkelijke optische assen 450 en 452 van de afbeeldingsinrichtingen die op de cameradraagvlakken 424, respectievelijk 426 dienen te worden geplaatst in hun lengte gelijk. Aldus vallen de effectieve punten van oorsprong van deze 30 afbeeldingsinrichtingen in feite samen met het werkelijke punt van oorsprong van de op het rechter cameradraagvlak 426 te plaatsen afbeeldingsinrichting.
Behalve de straalscheider 420 en de spiegel 422 ondersteunt het voetstuk 402 bovendien nog het achterste 35 verschilscharnier 404, het convergentiescharnier-onderstel 408 en het voorste verschilscharnier 412. Het achterste verschilscharnier 404 op zijn beurt ondersteunt scharnier-baar de hefboomsarm 406 van het achterste verschilscharnier, het convergentiescharnier-onderstel 408 ondersteunt 40 scharnierbaar de convergentiehefboomsarm 410, en het voorste .8801117 -25- * verschilscharnier 412 ondersteunt scharnierbaar de hefbooms-arm 414 van het voorste verschilscharnier. Een eerste uiteinde 460 van de voorste verschilhefboomsarm 414 is verbonden met een eerste uiteinde 462 van het linker camera-5 draagvlak 424 dat het dichtst bij de onderwerpsruimte is geplaatst door middel van een eerste steun 461. De voorste verschilhefboomsarm 414 is aan een tweede tegenovergesteld uiteinde 464 verbonden met een eerste uiteinde 466 van het rechter cameradraagvlak 426 dat het dichtst bij de onder-10 werpsruimte is geplaatst door middel van een tweede steun 463. Dienovereenkomstig dient de combinatie van het voorste verschilscharnier 412, de voorste verschilhefboomsarm 414, en de steunen 461 en 463 voor het tegelijkertijd onder een hoek stellen van het linker cameradraagvlak 424 in êén 15 hoekrichting en het rechter cameradraagvlak 426 in een overeenkomstige tegenovergestelde richting als reactie op het scharnieren van de voorste verschilhefboom 414.
De achterste verschilhefboomsarm 406 is aan een eerste uiteinde 470 door middel van een eerste steun 471 20 verbonden met een tweede uiteinde 472 van het rechter cameradraagvlak 424 dat het verst weg van de onderwerpsruimte is geplaatst, en is aan een tweede tegenovergesteld uiteinde 474 door een tweede steun 475 verbonden met een tweede uiteinde 476 van het rechter cameradraagvlak 426 dat 25 het verst weg van de onderwerpsruimte is geplaatst. Het achterste verschilscharnier 404 in combinatie met de achterste verschilhefboomsarm 406 en de steunen 471 en 475 dienen voor het tegelijkertijd onder een hoek stellen van het linker cameradraagvlak 424 in een richting en het 30 rechter cameradraagvlak 426 in een overeenkomstige tegenovergestelde richting als reactie op het scharnieren van de achterste verschilhefboomsarm 406. De convergentiehefbooms-arm 410 is aan een eerste uiteinde 480 in aanraking met het tweede uiteinde 464 van de voorste verschilhefboomsarm 414 35 en is aan een tweede uiteinde 482 in aanraking met het uiteinde 470 van de achterste verschilhefboomsarm 406. Aldus dient de convergentiehefboomsarm 410 voor het overzetten van een scharnierbeweging van één van de achterste en voorste verschilhefboorasarmen 406, 414 naar de ander, waarbij de 40 relatieve grootte van de scharnierbeweging is bepaald door .8801117 -26- * de positie van het convergentiescharnier-onderstel 408 ten opzichte van het voetstuk 402. Het convergentiescharnier-onderstel 408 omvat kogellagers 490 die een langsbeweging van het convergentiescharnier-onderstel 408 ten opzichte van 5 het voetstuk 402 mogelijk maken.
De voorgespannen veer 418 is gekoppeld tussen het voetstuk 402 en het uiteinde 460 van de voorste verschilhef-boom 414. Het dient te worden opgemerkt dat voor het handhaven van het met elkaar samenvallen van de effectieve 10 punten van oorsprong van de op de linker en rechter camera-draagvlakken 424 en 426 te monteren afbeeldingsinrichtingen, de achterste verschilhefboomsarm 406 en de voorste verschil-hefboomsarm 414 een effectieve lengte moeten bezitten die gelijk is aan de optische afstand tussen de straalsplitser 15 420 en de spiegel 422, ten einde te waarborgen dat de afbeeldingsinrichtingen op de draagvlakken 424 en 426 ten opzichte van elkaar zijn verplaatst over precies die afstand tussen de optische middens van de straalsplitser 420 en de spiegel 422.
20 De convergentieverstelling 428 is voorzien van een met schroefdraad uitgevoerde stang die is gekoppeld tussen het voetstuk 402 en het convergentiescharnier-onderstel 408 ten einde een selectieve beweging van het convergentieschar-nieronderstel 408 ten opzichte van het voetstuk 402 mogelijk 25 te maken. De verschilverstelling 430 is voorzien van een met schroefdraad uitgevoerde bout, die is gemonteerd in het voetstuk 402 en die het uiteinde 474 van de achterste ver-schilhefboom 406 kan aangrijpen ten einde een selectieve scharnierbeweging van de achterste verschilhefboom 406 30 mogelijk te maken.
De werking van het ondersteuningsapparaat 400 zal thans worden beschreven onder verwijzing naar de fig. 10, 11 en 12. Zoals in de fig. 10, 11 en 12 is getoond, kan het ondersteuningsapparaat 400 worden beschouwd als zijnde 35 voorzien van een eerste scharniermechanisme 500 met een aan een voetstuk 504 gekoppelde voet 502, een tweede scharniermechanisme 506 met een aan het voetstuk 504 gekoppelde voet 508 en een derde scharniermechanisme 510 met een aan het voetstuk 504 gekoppelde voet 512. Het scharniermechanisme 40 500 omvat voorts een scharnierarm 520, die scharnierbaar is .8801117 f -27- aangebracht op de voet 502. Het scharniermechanisme 506 omvat voorts een scharnierarm 522 die scharnierbaar is aangebracht op de voet 508. Het scharniermechanisme 510 omvat voorts een scharnierarm 524, die scharnierbaar is 5 aangebracht op de voet 512. Het dient te worden opgemerkt dat het vlak van de scharnierarm 524 zich enigszins onder het scharnierpunt van de voet 512 bevindt, terwijl het vlak van de scharnierarmen 520 en 522 in het scharnierpunt van de voeten 502, respectievelijk 508 is gelegen. De scharnier-10 punten van de voeten 502, 508 en 512 liggen alle ongeveer in hetzelfde vlak.
De voorzijde van de scharnierarm 520 ondersteunt de voorzijde van een eerste plateau 530 dat overeenkomt met het linker draagvlak 424, terwijl aan de achterzijde van de 15 scharnierarm 520 de voorzijde van een met het rechter draagvlak 426 overeenkomend tweede plateau 532 ondersteunt. De voorzijde van de scharnierarm 522 ondersteunt de achterzijde van het plateau 530, terwijl de achterzijde van de scharnierarm 522 de achterzijde van het plateau 532 ondersteunt.
20 Wanneer de plateaus 530 en 532 zijn gepositioneerd zoals is geïllustreerd door de doorgetrokken lijnen in fig.
10, dan zouden de afbeeldingsinrichtingen op de plateaus 530 en 532 effectieve punten van oorsprong bezitten die met elkaar samenvallen. Bij een scharnierverdraaiing van de arm 25 522 in de richting tegen de wijzers van de klok in naar de door de gestreepte lijn 522' aangeduide stand wordt evenwel een resulterende scharnierbeweging met de wijzers van de klok mee verleend aan de scharnierarm 524, hetgeen resulteert in het positioneren van de scharnierarm 524 op de 30 plaats die is aangeduid door de gestreepte lijn 524' en een verdraaiingsbeweging tegen de wijzers van de klok in wordt verleend aan de scharnierarm 520, ten einde de scharnierarm 520 op de door de streeplijn 520' aangeduide stand te positioneren. De standen van de scharnierarmen 520, 522 en 35 524, die zijn aangeduid door de streeplijnen 520', 522' en 524’, resulteren in een relatieve beweging van de plateaus 530 en 532 naar standen die zijn aangeduid door streeplijnen 530' en 532'. Aldus zijn de plateaus 530 en 532 gescheiden door een afstand d plus d' en de bijbehorende 40 effectieve punten van oorsprong van de afbeeldingsinrich- .8801117 -28- tiiigen, die zijn geplaatst op de plateaus 530 en 532, zijn effectief geplaatst op een afstand d boven een het linker en rechter punt van oorsprong van een waarnemer verbindende eerste lijn 52, respectievelijk een afstand d' onder de lijn 5 52. Het scharnieren van de arm 522 resulteert effectief in het wijzigen van de afstanden van de effectieve punten van oorsprong van de bijbehorende afbeeldingsinrichtingen boven en onder de eerste lijn, die de linker en rechter punten van oorsprong van een waarnemer van de onderwerpsruimte 10 verbindt, waarvan een driedimensionale illusie dient te worden verkregen.
In fig. 11 zijn de scharnierarmen 520, 522 en 524 weergegeven in de standen die zijn aangeduid door streep-lijnen 520', 522' en 524' van fig. 10. Fig. 11 illustreert 15 het effect van het in een voorwaartse richting verschuiven van de voet 512 van het scharniermechanisme 524 over een afstand X naar een stand die is aangeduid door streeplijn 512". Het effect van deze verschuiving is duidelijker te zien in fig. 12, die een vergroting is van de verbindings-20 gedeelten van de scharniermechanismen 506 en 510. Zoals te zien is in fig. 12, waarbij de scharnierarm 522 zich in een vaste stand bevindt (bijvoorbeeld als reactie op de bediening van de verschilverstelling 430 van de fig. 8 en 9), resulteert het in een voorwaartse richting verschuiven van 25 de voet 512 naar een door de streeplijn 512" aangeduide stand in het effectief verdraaien van de scharnierarm 524 in een richting tegen de wijzers van de klok in naar een door de streeplijn 524" aangeduide stand. Dit resulteert in een relatieve vermindering van de hoogte van dat uiteinde van de 30 scharnierarm 524 dat in aanraking is met de scharnierarm 520 van het scharniermechanisme 500, met als gevolg een verdraaiing van de scharnierarm 520 in de richting met de wijzers van de klok mee naar een stand die in fig. 11 door streeplijnen 520" is aangeduid. Deze nieuwe stand van de 35 scharnierarm 520 resulteert in een bovenwaartse beweging van het voorste uiteinde van het plateau 530 naar een door de streeplijn 530" aangeduide stand van het plateau 530 en een meerwaartse beweging van het voorste uiteinde van het plateau 532 naar een door de streeplijn 532" in fig. 11 40 aangeduide stand. Dit relatieve heffen van het voorste uit- .8801117 -29- einde van het plateau 530 en het neerlaten van het voorste uiteinde van het plateau 532 kan zodanig worden gedimensioneerd dat het resulteert in de convergentie van de optische banen van de op de plateaus 530, respectievelijk 532 5 geplaatste afbeeldingsinrichtingen op een wijze waardoor de effectieve punten van oorsprong van die afbeeldingsinrich-tingen in het in het voorgaande gedefinieerde eerste vlak worden gehouden, namelijk het vlak dat het linker en rechter punt van oorsprong van de waarnemer van de te bewerkstelligen 10 driedimensionale illusie bevat en dat loodrecht staat op de optische as van die waarnemer.
Het dient te worden opgemerkt dat zodra een convergentie is teweeg gebracht door een beweging van de voet 512, zoals is aangeduid in fig. 11, een daarop volgend scharnieren 15 van de scharnierarm 522 zal resulteren in zowel een verstelling van het verschil tussen de afstanden d en d' van de plateaus 530 en 532, als het handhaven van de convergentie van de optische assen van de op de plateaus 530 en 532 gemonteerde afbeeldingsinrichtingen in het zelfde tweede vlak als 20 in het voorgaande is vereist in overeenstemming met de lering van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding. Alsdus verschaft de steun 400 een wipmechanisme dat voor praktische doeleinden kan worden toegepast voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding.
25 De in fig. 10, 11 en 12 weergegeven afstanden en hoeken zijn duidelijkheidshalve overdreven. Bij voorkeur zijn deze hoeken voldoende klein, zodanig dat de scharnierarm 520 althans ongeveer proportioneel met de beweging van de scharnierarm 522 meebeweegt wanneer de verschilverstelling 30 430 wordt gewijzigd. Zoals in het voorgaande is opgemerkt, is de proportionaliteit van de beweging tussen de scharnier-armen 520 en 522 afhankelijk van de stand van de voet 512.
De uitvinding is niet beperkt tot de in de tekening weergegeven en in het voorgaande beschreven uit-35 voeringsvoorbeelden, die op verschillende wijzen binnen het kader van de uitvinding kunnen worden gevarieerd.
.880111/

Claims (20)

1. Werkwij ze voor het verkrij gen van beelden voor toepassing bij het vertonen van een driedimensie illusie van een onderwerpsruimte met een voorgrond- en achtergrondge-deelte, zoals gezien door een waarnemer met een naar de 5 ruimte gerichte optische as en met een binoculair gezicht ontstaan op linker en rechter punten van oorsprong, omvattende de stappen van (a) het verkrijgen van een eerste beeld van de ruimte, zoals gezien langs een eerste optische as met een 10 eerste effectief punt van oorsprong; en (b) het verkrijgen van een tweede beeld van de ruimte, zoals gezien langs een tweede optische as met een tweede effectief punt van oorsprong, waarbij het eerste en tweede punt van oorsprong zijn gelegen in een eerste vlak 15 dat het linker en rechter punt van oorsprong bevat en loodrecht staat op de optische as van de waarnemer, terwijl het eerste en tweede punt van oorsprong zijn gelegen op gelijke afstand boven, respectievelijk onder een eerste lijn die het linker en rechter punt van oorsprong verbindt en 20 zijn gelegen langs een tweede lijn die loodrecht staat op de eerste lijn en deze middendoor deelt, en waarbij de eerste en tweede optische assen zodanig zijn gericht dat deze in een evenwijdig aan het eerste vlak verlopend tweede vlak convergeren, welk tweede vlak het voorgrondgedeelte van de 25 onderwerpsruimte binnen het gezichtsveld van de waarnemer bevat, dat zich het dichtst bij het eerste vlak bevindt.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, gekenmerkt door de stap van het scherpstellen van zowel het eerste als het tweede beeld in een derde vlak in de onder- 30 werpsruimte, dat evenwijdig verloopt aan het tweede vlak en hier voorbij is gelegen.
3. Werkwijze volgens conclusie 1, gekenmerkt door de stap van het herhalen van de stappen van het verkrijgen van het eerste en tweede beeld, terwijl de 35 eerste en tweede optische assen in het tweede vlak blijven geconvergeerd.
4. Werkwijze volgens conclusie 3, gekenmerkt door de stap van het scherpstellen van zowel het . 880 1117 -31- t eerste als het tweede beeld in een derde vlak in de ruimte, dat evenwijdig verloopt aan het tweede vlak en hier voorbij is gelegen.
5. Werkwijze volgens conclusie 3, geken-5 m e r k t door de stap van het wijzigen van de gelijke afstanden bij een relatieve beweging tussen het eerste vlak en de gedeelten van de onderwerpsruimte voorbij het tweede vlak.
6. Werkwijze volgens conclusie 3, geken-10 m e r k t door de stap van het wijzigen van de gelijke afstanden bij een verandering in de mate van de relatieve beweging tussen voorwerpen in de onderwerpsruimte.
7. Werkwijze volgens conclusie 3, gekenmerkt door de stap van het wijzigen van de gelijke 15 afstanden bij een verandering in de afstand tussen het eerste en tweede vlak.
8. Werkwijze volgens een der conclusies 1-7, gekenmerkt door de stap van het achtereenvolgens op een kijkoppervlak vertonen van het eerste en tweede beeld 20 van de onderwerpsruimte vanaf het eerste en tweede punt van oorsprong en dan in de tijd verplaatst vanaf het tweede punt van oorsprong met een snelheid binnen het bereik van 4 tot 30 veranderingen tussen het eerste en tweede punt van oorsprong per seconde.
9. Werkwijze volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de stap van het vertonen het wijzigen van de snelheid van veranderingen omvat.
10. Ondersteuningsapparaat voor een eerste en tweede afbeeldingsinrichting die worden toegepast voor het 30 verkrijgen van beelden voor het vertonen van een driedimensionale illusie van een onderwerpsruimte met voorgrond- en achtergrondgedeelten, zoals gezien door een waarnemer met een in de richting van de ruimte gerichte optische as en met een binoculair gezicht ontstaan in een 35 linker en rechter punt van oorsprong, welke eerste en tweede afbeeldingsinrichtingen beelden kunnen verkrijgen van de ruimte, gezien langs betreffende eerste en tweede optische assen, welke optische assen bijbehorende eerste en tweede punten van oorsprong bezitten, waarbij het ondersteunings-40 apparaat is voorzien van __^ .8801117 * -32- ί een eerste console voor het vasthouden van de eerste afbeeldingsinrichting; een tweede console voor het vasthouden van de tweede afbeeldingsinrichting; 5 optische middelen voor het wijzigen van de baan van ten minste een van de werkelijke van de eerste en tweede optische assen voor het vormen van bijbehorende eerste en tweede effectieve punten van oorsprong voor de eerste en tweede optische assen en overeenkomstige effectieve optische 10 as; en stelmiddelen (I) voor het stellen van de eerste console in een eerste stand waarin het eerste effectieve punt van oorsprong van de eerste afbeeldingsinrichting is gelegen in een eerste 15 vlak dat het linker en rechter punt van oorsprong bevat en dat loodrecht staat op de optische as van de waarnemer, en waarin het eerste effectieve punt van oorsprong van de eerste afbeeldingsinrichting op een eerste afstand boven een het linker en rechter punt van oorsprong verbindende eerste 20 lijn is gelegen en het eerste effectieve punt van oorsprong van de eerste afbeeldingsinrichting is gelegen langs een tweede lijn die loodrecht staat op de eerste lijn en deze middendoor deelt, (II) voor het onder een hoek stellen van de eerste 25 console met als resultaat een effectieve verdraaiing van de eerste effectieve optische as om een eerste effectieve draaias die evenwijdig verloopt aan de eerste lijn en door de eerste effectieve optische as van de eerste afbeeldingsinrichting loopt ten einde de eerste effectieve optische as 30 van de eerste afbeeldingsinrichting in de eerste stand te laten convergeren met de optische as van de waarnemer in een convergentiepunt in een evenwijdig aan het eerste vlak verlopend tweede vlak, welk tweede vlak het voorgrondgedeelte van de onderwerpsruimte binnen het gezichtsveld van de waar-35 nemer bevat dat zich het dichtst bij het eerste vlak bevindt, (III) voor het stellen van de tweede console in een tweede stand waarin het tweede effectieve punt van oorsprong van de tweede afbeeldingsinrichting is gelegen in het eerste vlak en waarin het tweede effectieve punt van 40 oorsprong van de tweede afbeeldingsinrichting is gelegen .8801117 Jr -33- langs de tweede lijn op een met de eerste afstand overeenkomende tweede afstand onder de eerste lijn. (XV) voor het onder een hoek stellen van de tweede console met als resultaat een effectieve verdraaiing van de 5 tweede effectieve optische as om een tweede effectieve draaias die evenwijdig verloopt aan de eerste lijn en door de tweede effectieve optische as van de tweede afbeeldings-inrichting loopt ten einde de tweede effectieve optische as van de tweede afbeeldingsinrichting in de tweede stand te 10 laten convergeren met de eerste effectieve optische as en de optische as van de waarnemer in het convergentiepunt in het tweede vlak.
11. Ondersteuningsapparaat volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de eerste console is 15 voorzien van een eerste plateau voor het ondersteunen van de eerste afbeeldingsinrichting en de tweede console is voorzien van een tweede plateau voor het ondersteunen van de tweede afbeeldingsinrichting.
12. Ondersteuningsapparaat volgens conclusie 11, 20 met het kenmerk, dat de stelmiddelen zijn voorzien van een voetstuk; een eerste scharnierorgaan met een op het voetstuk gemonteerde voet en met een scharnierarm, die aan een eerste uiteinde is verbonden met een eerste uiteinde van het eerste plateau, dat het dichtst bij de onder-25 werpsruimte is gelegen, en die aan een tweede, tegenovergesteld uiteinde is verbonden met een eerste uiteinde van het tweede plateau, dat het dichtst bij de onderwerpsruimte is gelegen, voor het tegelijkertijd onder een hoek stellen van het eerste plateau in éên richting en het onder een hoek 30 stellen van het tweede plateau in een overeenkomstige tegengestelde richting; een tweede scharnierorgaan met een op het voetstuk gemonteerde voet en met een scharnierarm, die aan een eerste uiteinde is verbonden met een tweede uiteinde van het eerste plateau, dat het verst van de onderwerpsruimte is 35 gelegen, en die aan een tweede, tegenovergesteld uiteinde is verbonden met een tweede uiteinde van het tweede plateau, dat het verst van de onderwerpsruimte is gelegen, voor het tegelijkertijd onder een hoek stellen van het eerste plateau in êên richting en het tweede plateau in een overeenkomstige 40 tegengestelde richting; een derde scharnierorgaan, dat .8801117 -34- beweegbaar is gemonteerd op het voetstuk en dat is voorzien van een scharnierarm die aan een eerste uiteinde in aanraking is met dat uiteinde van de scharnierarm van het eerste scharnierorgaan dat is gekoppeld met het eerste uit-5 einde van het tweede plateau en die aan een tweede uiteinde in aanraking is met dat uiteinde van de scharnierarm van het tweede scharnierorgaan dat is gekoppeld met het tweede uiteinde van het eerste plateau, voor het overzetten van een scharnierbeweging van êén van de eerste en tweede scharnier-10 organen naar het andere van de eerste en tweede scharnier-organen, waarbij de relatieve grootte van de scharnierbeweging is bepaald door de stand van het derde scharnierorgaan ten opzichte van het voetstuk; middelen voor het verstellen van de eerste en tweede afstanden in gelijke grootten, 15 voorzien van middelen die zijn gekoppeld met het voetstuk en met ten minste êén van de eerste en tweede scharnierorganen voor het selectief scharnieren van het ten minste één scharnierorgaan; en middelen voor het verstellen van de plaats van het convergentiepunt van de eerste en tweede 20 optische assen, voorzien van middelen voor het selectief bewegen van het derde scharnierorgaan langs het voetstuk.
13. Ondersteuningsapparaat volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de optische middelen zijn voorzien van een met het voetstuk gekoppelde straalsplitser 25 en een spiegel, waarbij de straalsplitser is uitgevoerd met een ingangsvenster voor het ontvangen van licht van de onderwerpsruimte en twee uitgangsvensters, één voor het verschaffen van het licht aan de eerste afbeeldingsinrich-ting en één voor het verschaffen van licht aan de spiegel, 30 die het licht op zijn beurt verschaft aan de tweede af- beeldingsinrichting, waarbij de straalsplitser en de spiegel zodanig zijn geplaatst dat de optische assen van de eerste en tweede afbeeldingsinrichtingen een gelijke lengte bezitten vanaf het convergentiepunt in het tweede vlak tot 35 de betreffende eerse en tweede fysische punten van oorsprong.
14. Ondersteuningsapparaat volgens een der conclusies 17 tot 20, met het kenmerk, dat de eerste en tweede effectieve draaiassen door de eerste en tweede effectieve optische assen verlopen in het eerste, .8801117 -35- * respectievelijk tweede effectieve punt van oorsprong.
15. Ondersteuningsapparaat voor een eerste en tweede afbeeldingsinrichting die worden toegepast voor het verkrijgen van beelden voor het vertonen van een drie- 5 dimensionale illusie van een onderwerpsruimte, voorzien van een eerste console voor het vasthouden van de eerste afbeel-dingsinrichting; een tweede console voor het vasthouden van de tweede afbeeldingsinrichting; een voetstuk; middelen voor het verstellen van de eerste en tweede afstanden in gelijke 10 grootten, die zijn voorzien van middelen die zijn gekoppeld met het voetstuk en met ten minste één van de eerste en tweede scharnierorganen voor het selectief scharnieren van ten minste één van de scharnierorganen; en middelen voor het verstellen van de plaats van het convergentiepunt van de 15 eerste en tweede optische assen, die zijn voorzien van middelen voor het selectief bewegen van het derde scharnier-orgaan langs het voetstuk.
16. Ondersteuningsapparaat volgens conclusie 15, gekenmerkt door optische middelen, voorzien van 20 een met het voetstuk gekoppelde straalsplitser en spiegel, waarbij de straalsplitser is uitgevoerd met een ingangs-venster voor het ontvangen van licht van de onderwerpsruimte en twee uitgangsvensters, één voor het verschaffen van licht aan de eerste afbeeldingsinrichting en één voor 25 het verschaffen van licht aan de spiegel, die op zijn beurt het licht verschaft aan de tweede afbeeldingsinrichting, waarbij de straalsplitser en de spiegel zodanig zijn geplaatst dat de optische assen van de eerste en tweede afbeeldingsinrichtingen een gelijke lengte bezitten.
17. Beeldopnemend medium waarop eerste en tweede beelden zijn opgeslagen voor toepassing bij het vertonen van een driedimensionale illusie van een onderwerpsruimte met een voorgrond- en achtergrondgedeelte, zoals gezien door een waarnemer met een naar de ruimte gerichte optische as en met 35 een binoculair gezicht dat ontstaat op een linker en rechter punt van oorsprong, waarbij het eerste beeld van de ruimte is zoals gezien langs een eerste optische as met een eerste effectief punt van oorsprong; en waarbij het tweede beeld van de ruimte is zoals gezien langs een tweede optische as 40 met een tweede effectief punt van oorsprong, waarbij de 78801117 « -36- eerste en tweede punten van oorsprong zijn gelegen in een eerste vlak, dat het linker en rechter punt van oorsprong bevat en dat loodrecht staat op de optische as van de waarnemer, terwijl de eerste en tweede punten van oorsprong 5 zijn gelegen op gelijke afstand boven, respectievelijk onder een het linker en rechter punt van oorsprong verbindende eerste lijn en zijn gelegen langs een tweede lijn, die loodrecht staat op de eerste lijn en deze middendoor deelt, waarbij de eerste en tweede optische assen zijn gericht ten 10 einde in een evenwijdig aan het eerste vlak verlopend tweede vlak te convergeren, welk tweede vlak het voorgrondgedeelte van de onderwerpsruimte binnen het gezichtsveld van de waarnemer bevat, dat zich het dichtst bij het eerste vlak bevindt.
18. Beeldopnemend medium volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat zowel het eerste als het tweede beeld zijn scherpgesteld in een derde vlak in de onderwerpsruimte, dat evenwijdig verloopt aan het tweede vlak en hier voorbij is gelegen.
19. Beeldopnemend medium volgens conclusie 17, gekenmerkt door een aantal paren van eerste en tweede beelden, waarbij de eerste en tweede optische assen zijn geconvergeerd in het tweede vlak.
20. Beeldopnemend medium volgens conclusie 19, 25 waarbij elk paar van de eerste en tweede beelden zijn scherpgesteld in een bijbehorend derde vlak in de ruimte dat evenwijdig verloopt aan het tweede vlak en hier voorbij is gelegen. .8801117
NL8801117A 1987-04-30 1988-04-29 Werkwijze voor het verkrijgen van beelden voor toepassing bij het vertonen van een driedimensionale illusie; alsmede hiermede verband houdende inrichting. NL8801117A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US4425987 1987-04-30
US07/044,259 US4815819A (en) 1987-04-30 1987-04-30 Method for obtaining images for use in displaying a three-dimensional illusion and related image recording medium

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8801117A true NL8801117A (nl) 1988-11-16

Family

ID=21931374

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8801117A NL8801117A (nl) 1987-04-30 1988-04-29 Werkwijze voor het verkrijgen van beelden voor toepassing bij het vertonen van een driedimensionale illusie; alsmede hiermede verband houdende inrichting.

Country Status (23)

Country Link
US (1) US4815819A (nl)
JP (1) JPS6426833A (nl)
KR (1) KR880013406A (nl)
AR (1) AR246359A1 (nl)
AT (1) AT394459B (nl)
AU (2) AU603210B2 (nl)
BE (1) BE1002285A5 (nl)
BR (1) BR8802055A (nl)
CA (1) CA1333533C (nl)
CH (1) CH677976A5 (nl)
DE (1) DE3814644A1 (nl)
DK (1) DK233288A (nl)
ES (1) ES2007219A6 (nl)
FI (1) FI881996A (nl)
FR (1) FR2614705B1 (nl)
GB (1) GB2204211B (nl)
IL (1) IL86110A (nl)
IT (1) IT1219562B (nl)
MX (1) MX166810B (nl)
NL (1) NL8801117A (nl)
NO (1) NO881883L (nl)
SE (1) SE467898B (nl)
ZA (1) ZA882997B (nl)

Families Citing this family (24)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5157484A (en) * 1989-10-23 1992-10-20 Vision Iii Imaging, Inc. Single camera autosteroscopic imaging system
US5014126A (en) * 1989-10-23 1991-05-07 Vision Iii Imaging, Inc. Method and apparatus for recording images with a single image receiver for autostereoscopic display
CA2097319C (en) * 1990-11-29 2003-10-28 Eric K. Pritchard Single camera autostereoscopic imaging system
JP2714277B2 (ja) * 1991-07-25 1998-02-16 株式会社東芝 リード形状計測装置
GB9121418D0 (en) * 1991-10-09 1991-11-20 Nader Esfahani Rahim Imaginograph
US5625408A (en) * 1993-06-24 1997-04-29 Canon Kabushiki Kaisha Three-dimensional image recording/reconstructing method and apparatus therefor
US5444479A (en) * 1993-09-02 1995-08-22 Vision Iii Imaging, Inc. Single camera autostereoscopic imaging apparatus
US5448322A (en) * 1993-11-05 1995-09-05 Vision Iii Imaging, Inc. Autostereoscopic imaging apparatus and method using a parallax scanning lens aperture
US5510831A (en) * 1994-02-10 1996-04-23 Vision Iii Imaging, Inc. Autostereoscopic imaging apparatus and method using suit scanning of parallax images
US6081273A (en) * 1996-01-31 2000-06-27 Michigan State University Method and system for building three-dimensional object models
US6094215A (en) * 1998-01-06 2000-07-25 Intel Corporation Method of determining relative camera orientation position to create 3-D visual images
GB9810553D0 (en) * 1998-05-15 1998-07-15 Tricorder Technology Plc Method and apparatus for 3D representation
KR100425885B1 (ko) * 2001-02-16 2004-04-03 비엔비넷(주) 3 차원 영상 획득 장치
EP1425707A4 (en) * 2001-07-06 2008-08-06 Vision Iii Imaging Inc IMAGE SEGMENTATION PERFORMED BY INDUCTION OF A PARALLAX DIFFERENCE
GB0223119D0 (en) * 2002-10-05 2002-11-13 Holographic Imaging Llc Reconfigurable spatial light modulators
CA2506608C (en) 2002-11-21 2013-01-22 Vision Iii Imaging, Inc. Critical alignment of parallax images for autostereoscopic display
US20050176812A1 (en) * 2003-11-06 2005-08-11 Pamela Cohen Method of treating cancer
US7990467B2 (en) 2004-11-08 2011-08-02 Sony Corporation Parallax image pickup apparatus and image pickup method
JP2006154800A (ja) * 2004-11-08 2006-06-15 Sony Corp 視差画像撮像装置および撮像方法
JP5145673B2 (ja) * 2006-08-30 2013-02-20 住友電気工業株式会社 レーザ加工方法およびレーザ加工装置
US9001115B2 (en) 2009-01-21 2015-04-07 Vision Iii Imaging, Inc. System and method for three-dimensional visualization of geographical data
US8368696B2 (en) * 2009-06-19 2013-02-05 Sharp Laboratories Of America, Inc. Temporal parallax induced display
WO2011127273A1 (en) 2010-04-07 2011-10-13 Vision Iii Imaging, Inc. Parallax scanning methods for stereoscopic three-dimensional imaging
JP5816836B2 (ja) * 2010-12-28 2015-11-18 パナソニックIpマネジメント株式会社 光学素子保持体及びこれを用いたステレオ画像撮像装置

Citations (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE165526C (nl) *
US2158660A (en) * 1936-06-15 1939-05-16 Clarence W Kanolt Stereoscopic photography
GB584517A (en) * 1944-07-18 1947-01-16 British Thomson Houston Co Ltd Improvements relating to the photographing of cinematograph images
US3598032A (en) * 1969-11-14 1971-08-10 Stanley W Bohn Producing stereophotographs with a closed circuit television system
GB2064145A (en) * 1979-11-22 1981-06-10 Stereo Image Tech Ltd Apparatus for making stereoscopic photograph pairs
US4429328A (en) * 1981-07-16 1984-01-31 Cjm Associates Three-dimensional display methods using vertically aligned points of origin
JPS59192239A (ja) * 1983-04-15 1984-10-31 Sony Corp 立体撮像装置
EP0146476A2 (fr) * 1983-12-19 1985-06-26 Thomson-Csf Dispositif de prise de vues stéréoscopiques à base variable
JPS6191641A (ja) * 1984-10-12 1986-05-09 Asahi Koyo Kk 可変式カメラ支持機構

Family Cites Families (31)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE8959C (de) * A. ZAILLNER und J. LESCHETIZKY in Wien Doppelplissemaschine für beliebige Faltenbildung
US765980A (en) * 1904-02-06 1904-07-26 Adrien Mercier Photographic-camera support.
US1371438A (en) * 1920-01-16 1921-03-15 Prucha William James Device for making stereoscopic photographs
US2002090A (en) * 1930-12-20 1935-05-21 Perser Corp Making parallax panoramagrams
US1966092A (en) * 1931-04-24 1934-07-10 Fried Armin Combination camera and finder
US2168273A (en) * 1936-10-30 1939-08-01 Zeiss Ikon Ag Stereo-optic instrument
US2279443A (en) * 1940-05-11 1942-04-14 Chanosky Adolph Stereoscopic attachment for cameras
US2403733A (en) * 1941-05-22 1946-07-09 Mainardi Pompey Stereoscopic optical system
US2313561A (en) * 1941-05-22 1943-03-09 Mainardi Pompey Stereoscopic system
US2545465A (en) * 1946-12-18 1951-03-20 Clinton W Hough Stereoscopic apparatus
US2630737A (en) * 1949-06-25 1953-03-10 Worcester Film Corp Apparatus for making film exposures for three-dimensional moving pictures
US3208077A (en) * 1953-01-28 1965-09-21 Hourdiaux Jules Taking of moving pictures with a relief effect
US2891458A (en) * 1957-12-11 1959-06-23 Grimal Adolf Stereo camera tandem mount
FR1251830A (fr) * 1960-03-23 1961-01-20 Procédé et dispositions de prise de vues et de projection, pour obtenir une visionen relief au cinéma et à la télévision
US3251284A (en) * 1962-11-15 1966-05-17 Jetru Inc Camera for making wide-angle stereoscopic pictures
US3608457A (en) * 1969-07-10 1971-09-28 Commercial Decal Inc Photographic apparatus
US3598052A (en) * 1969-09-23 1971-08-10 Thiokol Chemical Corp Cartridge with fragmentable case
US3818220A (en) * 1971-11-03 1974-06-18 A Richards Variable depth laminagraphy
US4006291A (en) * 1974-02-22 1977-02-01 Imsand Donald J Three dimensional television system
DE2514988C3 (de) * 1975-04-05 1980-03-13 Philips Patentverwaltung Gmbh, 2000 Hamburg Verfahren zur schichtweisen Darstellung dreidimensionaler Objekte mittels kodierter Simultan-Überlagerungsbilder
JPS51142212A (en) * 1975-06-02 1976-12-07 Hokkaido Daigaku Tridimensional television system
US4089597A (en) * 1976-03-11 1978-05-16 Robert Bruce Collender Stereoscopic motion picture scanning reproduction method and apparatus
FR2362421A1 (fr) * 1976-08-18 1978-03-17 Weissler Alain Systeme de positionnement des axes optiques d'un dispositif d'observation de couples d'images et dispositif d'observation comportant un tel systeme
US4303316A (en) * 1978-10-19 1981-12-01 Mcelveen Robert H Process for recording visual scenes for reproduction in stereopsis
US4420230A (en) * 1979-08-27 1983-12-13 Mcelveen Robert H Production of three dimensional motion pictures
US4418993A (en) * 1981-05-07 1983-12-06 Stereographics Corp. Stereoscopic zoom lens system for three-dimensional motion pictures and television
WO1983004155A1 (en) * 1982-05-07 1983-11-24 Helmut Isenberg Stereoscopic television
GB2129574A (en) * 1982-05-20 1984-05-16 Sagatis Kiejstut Jan Optical apparatus
US4528587A (en) * 1982-10-28 1985-07-09 Cjm Associates Three-dimensional video apparatus and methods using composite and mixed images
FR2594565A1 (fr) * 1986-02-14 1987-08-21 Faure Georges Procede pour obtenir une vision stereoscopique d'images video
JPS62266535A (ja) * 1986-05-14 1987-11-19 Sharp Corp 立体像撮像装置

Patent Citations (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE165526C (nl) *
US2158660A (en) * 1936-06-15 1939-05-16 Clarence W Kanolt Stereoscopic photography
GB584517A (en) * 1944-07-18 1947-01-16 British Thomson Houston Co Ltd Improvements relating to the photographing of cinematograph images
US3598032A (en) * 1969-11-14 1971-08-10 Stanley W Bohn Producing stereophotographs with a closed circuit television system
GB2064145A (en) * 1979-11-22 1981-06-10 Stereo Image Tech Ltd Apparatus for making stereoscopic photograph pairs
US4429328A (en) * 1981-07-16 1984-01-31 Cjm Associates Three-dimensional display methods using vertically aligned points of origin
JPS59192239A (ja) * 1983-04-15 1984-10-31 Sony Corp 立体撮像装置
EP0146476A2 (fr) * 1983-12-19 1985-06-26 Thomson-Csf Dispositif de prise de vues stéréoscopiques à base variable
JPS6191641A (ja) * 1984-10-12 1986-05-09 Asahi Koyo Kk 可変式カメラ支持機構

Non-Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Title
PATENT ABSTRACTS OF JAPAN vol. 009, no. 054 (P - 340) 8 March 1985 (1985-03-08) *
PATENT ABSTRACTS OF JAPAN vol. 010, no. 266 (P - 496) 11 September 1986 (1986-09-11) *

Also Published As

Publication number Publication date
CH677976A5 (nl) 1991-07-15
GB8810218D0 (en) 1988-06-02
BR8802055A (pt) 1988-11-29
DK233288D0 (da) 1988-04-28
IT1219562B (it) 1990-05-18
AU1532188A (en) 1988-11-03
IL86110A0 (en) 1988-11-15
SE467898B (sv) 1992-09-28
IT8847898A0 (it) 1988-04-29
ZA882997B (en) 1988-11-01
DE3814644A1 (de) 1988-11-10
NO881883L (no) 1988-10-31
ES2007219A6 (es) 1989-06-01
ATA110888A (de) 1991-09-15
BE1002285A5 (fr) 1990-11-20
AT394459B (de) 1992-04-10
IL86110A (en) 1991-12-12
AU632638B2 (en) 1993-01-07
CA1333533C (en) 1994-12-20
NO881883D0 (no) 1988-04-29
SE8801614L (sv) 1988-10-31
AU603210B2 (en) 1990-11-08
FI881996A0 (fi) 1988-04-28
GB2204211A (en) 1988-11-02
FR2614705A1 (fr) 1988-11-04
DK233288A (da) 1988-10-31
AU6679690A (en) 1991-02-21
KR880013406A (ko) 1988-11-30
AR246359A1 (es) 1994-07-29
JPS6426833A (en) 1989-01-30
US4815819A (en) 1989-03-28
SE8801614D0 (sv) 1988-04-29
FR2614705B1 (fr) 1994-05-13
FI881996A (fi) 1988-10-31
GB2204211B (en) 1991-10-09
MX166810B (es) 1993-02-08

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8801117A (nl) Werkwijze voor het verkrijgen van beelden voor toepassing bij het vertonen van een driedimensionale illusie; alsmede hiermede verband houdende inrichting.
US4966436A (en) Apparatus for obtaining images for use in displaying a three-dimensional
US7492523B2 (en) Method for displaying a three-dimensional scene
AU647110B2 (en) Method and apparatus for recording images with a single image receiver for autostereoscopic display
US4714319A (en) Apparatus for relief illusion
US4695130A (en) Camera flash attachment for three dimensional imaging systems
JP4045347B2 (ja) 立体ディスプレイ装置
US2337363A (en) Stereoscopic representation
US11012682B2 (en) Linearly actuated display
EP2408217A2 (en) Method of virtual 3d image presentation and apparatus for virtual 3d image presentation
JPH01118814A (ja) 凹面鏡と接合鏡を用いた立体画像表示装置、立体画像装置および立体画像作成方法
CA2194630A1 (en) Viewing system for electronic 3-d animation and 3-d viewing mirror
JPH03503323A (ja) 像を投影して3次元観察する光学装置
RU2713996C1 (ru) Устройство для представления движущихся изображений
CA2361729C (en) 3d multimedia visualization system
JP2005326610A (ja) 三次元画像再生装置
Fischer et al. Methods for improving depth perception in HMDs
Min et al. Basic Principles of Stereo Fundus Photography
JP2002535697A (ja) 見る人ごとに2より多い画角を提供する動的光学グリッド
Knopp STEREO-CINEMATOGRAPHY
JPH0933857A (ja) 3次元立体表示装置
JPS604450B2 (ja) 立体像映写装置
JPH05216139A (ja) 像を記録後又はほぼ同時に観察するために像を記録する方法及び装置
BE469405A (nl)

Legal Events

Date Code Title Description
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed