NL8702887A - Werkwijze en inrichting voor het bedrijven van een installatie voor het opdelen van geslacht gevogelte en voor het tijdelijk onderbreken van het transport van gevogeltekarkassen of -delen. - Google Patents

Description

w */ - 2 - niet ingrijpend behoeven te worden gewijzigd.

De onderbreking der beweging van het gevogelte die plaats kan vinden op een bepaalde positie (onderbrekings-station) kan bijvoorbeeld worden gebruikt voor het aldaar 5 visueel inspecteren van een karkas of karkasdeel of het projecteren van een beeld ervan op een scherm voor een geautomatiseerde vergelijking met het beeld van een "standaard "-vogel danwel voor het wegen van het karkas of karkasdeel. Dit laatste zal in de praktijk het veelvuldigst 10 voorkomen. Ook is het denkbaar dat een bepaalde bewerking wordt uitgevoerd zoals het bestralen met ioniserende straling voor het steriliseren van karkas of karknsdoel.

Aan de hand van de gedane waarnemingen kan, eventueel 15 geautomatiseerd, worden bepaald voor welke verdere deelbewerkingen het karkas of karkasdeel het best geschikt is en het bijvoorbeeld ofwel verdere bewerkingen laten ondergaan, danwel uit de baan verwijderen of uitvoeren naar bepaalde bewerkingsstations. Ook is het mogelijk aan de 20 hand van de waarnemingen de afstellingen van de respectievelijke bewerkingsmodulen bij te stellen.

Met een dergelijke inspectie van de voor bewerking aangevoerde karkassen of karkasdelen wordt de nadelige invloed van het feit dat aangevoerde produkten, in gewicht 25 en afmeting, een grote spreiding vertonen ondervangen en wordt een bepaald karkas het meest optimaal verwerkt daar een aan dit karkas aangepaste deelbewerking wordt uitgevoerd.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het tijdelijk onderbreken van het transport van een 30 gevogeltekarkas of deel daarvan dat wordt voortbewogen gebruikmakend van een transportbaan van de soort zoals bekend uit NL-A-8400919 (EP-A-0 159 731 ) of NI.-A-8204464, waarbij pootgeleideranden samenwerken met meenemers. Deze werkwijze wordt uitgevoerd op de wijze zoals beschreven in 35 het kenmerk van conclusie 2.

Gunstige verdere ontwikkelingen van deze werkwijze * .8702887 * - 3 - zijn beschreven in de conclusies 3 en 4.

Voorts heeft de uitvinding betrekking op een installatie voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1. Deze installatie is gekenmerkt door de combinatie van maat-5 regelen zoals beschreven in het kenmerk van conclusie 5.

Een inrichting voor het tijdelijk onderbreken van het transport van karkassen of karkasdelen van geslacht gevogelte door middel van een transportbaan van de soort zoals bekend uit NL-A-8400919 (EP-A-0 159 731) of NL-A-8204464, 10 waarbij pootgeleiderandeh samenwerken met meenemers, wordt gekenmerkt door de maatregelen zoals beschreven in het kenmerk van conclusie 6.

Gunstige uitvoeringsvoorbeelden van een dergelijke inrichting zijn beschreven in de conclusies 7 t/m 16.

15 De inrichting volgens de uitvinding kan met een beperkt aantal relatief goedkope componenten worden gerealiseerd en zonder problemen in reeds bestaande transportbanen worden opgenomen, zodat de mogelijkheid wordt geboden reeds bestaande installaties zonder 20 aanzienlijke kosten geschikt te maken voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding en dus aanzienlijk efficiënter en optimaler te doen werken.

De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening.

25 De figuren la tot en met le zijn schematische tekeningen aan de hand waarvan het werkingsprincipe van een station waarin het gevogeltetransport tijdelijk wordt onderbroken wordt toegelicht.

Figuur 2 is een schematisch bovenaanzicht van een 30 uitvoeringsvorm volgens de uitvinding, waarbij het gevogelte tijdens de transportonderbreking wordt gewogen;

Figuur 3 is een zijaanzicht van deze uitvoeringsvorm;

Figuur 4 is een aanzicht in de richting van de pijl IV in figuur 3; 35 Figuur 5 is een meer gedetailleerd bovenaanzicht van de uitvoeringsvorm volgens figuur 3; .8702887 - 4' - Φί

Figuur 6 is een perspectivisch onderaanzicht van deze uitvoeringsvorm;

Figuur 7 is een perspectivisch vooraanzicht van deze uitvoeringsvorm; 5 Figuur 8 toont een voorkeursuitvoering van de wijze van aandrijven van het volgens de uitvinding toegepast bestuurd meeneemorgaan.

.8702887 - 5 - *

De figuren la-ld tonen de helft van een dubbele transportbaan voor karkassen of karkasdelen van geslacht gevogelte, waarin dus van het karkas afgescheiden poten overlangs gedeelde karkasdelen of nog aan beide poten hangende karkas-5 delen voor het ondergaan van verdere bewerkingen wordt ondersteund en voortbewogen. Een dergelijke transportbaan is van de soort, zoals bekend uit NL-A-8400919 (EP-A-0 159 731) ten name van aanvraagster en omvat een vaste geleider 2 met geleiderand 4, die samenwerkt met meenemers, welke zijn 10 aangegeven met de verwijzingscijfers 6a..6d. De poot 8 van een karkasdeel is ingeklemd tussen de geleiderand 4 van de geleider 2 en een steunrand 10 van de betreffende meenemer, zoals op zich bekend.

Ter plaatse van het transportonderbrekingsstation 12 is 15 de geleiderand 4 uitgevoerd met een sterk naar buiten divergerend deel 14, een tussendeel 16 en een weer naar binnen convergerend deel 18. Daartegenover is een vast steundeel 20 aangebracht met een eveneens naar buiten .divergerende steunrand 22, een tussensteunranddeel 24 en een 20 naar binnen convergerend deel 26. Het tussendeel 24 raakt aan de lijn 28, die gaat door de buitenranden 30 der meenemers 6a..6d. De door de divergerende randen met de transportbaan langsas ingesloten hoek is groter dan de door de convergerende randen met deze langsas ingesloten hoek.

25 Voorts is er ter plaatse van de tussendelen 16 en 24 een bestuurd meeneemorgaan 32, dat in figuur lc is aangegeven en waarvan de onderrand kan worden bewogen in de richting van de pijl 34. De functie van dit meeneemorgaan 32 zal in het nuvolgende nog worden toegelicht.

30 De werking van dit transportonderbrekingsstation is als volgt:

Een via een meenemer, bijvoorbeeld de meenemer 6a, in de richting van de pijl 36 aangevoerde poot 8a wordt, wanneer deze poot 8a in de geleideruimte tussen de randen 14 35 en 22 komt, door de geleiderand 22 in de richting van de pijl 38 weggedrukt en komt dus uiteindelijk tussen de randen 16 en 24 te liggen, zoals in figuur lb aangegeven. In deze positie is de poot 8a geheel vrij van de meenemer 6a, die .87 02887 - 6 - * a dus zonder poot verder beweegt. De op de meenemer 6a volgende meenemer 6b nadert intussen het transportonderbrekings-station 12 onder medeneming van de volgende poot 8b. Wanneer de meenemer 6b met de poot 8b zich in de in figuur lc 5 getekende stand bevindt, wordt de poot 8a door het in de richting van de pijl 34 aangedreven meeneemorgaan 32 in de richting van de pijl 40 weggedrukt tot in de in figuur lc met 8a’ aangegeven stand. De ruimte tussen de geleiderenden 16 en 24 is dan vrij en in deze ruimte wordt de poot 8b 10 gedrukt - dit is de situatie, afgeheeld in figuur ld.

Inmiddels heeft deze zelfde meenemer 6b de poot 8a in de stand volgens figuur lc opgenomen en bij de verdergaande beweging daarvan drukt de convergerende rand 18 de poot 8a in de richting van de pijl 42 en dus in de ruimte tussen de 15 steunrand 10 en de steunrand 18. De poot komt dan weer tussen de steunrand 10 en de, rechte, steunrand 4 en wordt op de normale wijze verder getransporteerd.

Het geheel herhaalt zich voor de poten 8c, 8d, etc., die worden aangevoerd door de daaropvolgende meenemers 6c, 20 6d, etc.

Uit het voorgaande blijkt dat de poten zich bevinden in de positie, waarin zij vrij zijn van de meenemers en dus niet worden getransporteerd gedurende een periode, die vrijwel gelijk is aan de tijd, welke verstrijkt tussen het 25 op een bepaalde plaats passeren van twee opeenvolgende meenemers.

Figuur le toont dat het principe volgens de uitvinding ook kan worden toegepast bij een transportbaan van de soort, waarbij twee vaste geleiders 50, 52 samenwerken met eenvou-30 dige meenemers 54 met dwars op de transportrichting 56 staande drukkant 58, zoals bekend uit NL-A-8204464. Ook hier heeft het transportonderbrekingsstation 60 een divergerend invoerdeel 62, een tussendeel 64 en een convergerend uit-voerdeel 68. Een door een meenemer 54 aangevoerde poot 70 35 komt ter plaatse van het tussendeel 64 vrij van de bovenrand 72 der meenemer 54 en wordt dus niet verder getransporteerd; wanneer de volgende meenemer 54b met de daardoor voortbewogen poot 70b nadert, wordt de poot die zich ter plaatse 64 .87 02887 *»' * - 7 - bevindt tijdig door een - in deze figuur niet getekend -meeneemorgaan in de richting van de pijl 56 weggedrukt en door de raeenemer 54b meegenomen.

Opgemerkt wordt dat met een geschikte configuratie van 5 invoerdeel, tussendeel en uitvoerdeel en combinatie met een op de juiste wijze bestuurd meenemerorgaan ook kan worden gerealiseerd dat een buiten het werkbereik van een meenemer gebrachte poot door het meenemerorgaan na de periode van stilstand weer binnen het werkbereik van deze zelfde meene-10 mer wordt gebracht en door deze verder wordt getransporteerd.

De figuren 2-4 tonen een uitvoeringsvorm, waarin de aangevoerde karkasdelen - in dit geval poten - in het transportonderbrekingsstation 76 worden gewogen. Er zijn 15 hier ondersteuningsgeleiders 80, 82, welke in combinatie met de meenemers 84 - waarvan er één is getekend - de transportbaan vormen. Ter plaatse van het transportonderbrekingsstation 76 zijn er weer de divergerende invoerdelen 86a, 86b, de tussendelen 88a, 88b en de convergerende uitvoerdelen 20 90a, 90b. Tegenover de - stationaire - divergerende invoer-delen 86a, 86b bevinden zich de eveneens stationaire en divergerende steunranden 86c, 86d, gevormd aan het vaste deel 87 en tegenover de, stationaire, convergerende uitvoerdelen 90a, 90b bevinden zich de eveneens convergerende vaste 25 steunwanden 90c respectievelijk 90d aan het, vaste, deel 89. De steunranden 88a en 88b zijn niet stationair, doch vormen de eindranden van een in verticale richting beweegbaar element 92a respectievelijk 92b, terwijl de daartegenover gelegen, ook niet-stationaire, steunranden 88c, 88d de 30 eindranden zijn van een eveneens in verticale richting beweegbaar element 94a respectievelijk 94b. De elementen 92a en 94a zijn onderling gekoppeld, evenals de elementen 92b en 94b; zij zijn voorts via een in figuur 3 getekende drukstang 96 (voor de elementen 92b en 94b), geleid via de parallellö-35 gramarmen 98b', 98b'', welke zijn vastgezet aan de vaste ondersteuning 100, gekoppeld met een drukgevoelig weegorgaan 102.

Tenslotte is boven elke transportbaan een meeneemvleu- . 8702887 ψ * - 8 - gel 104a respectievelijk 104b aangebracht, vastgezet op de as 106. Deze as 106 wordt aangedreven door een dubbel tandwiel 108, dat in ingrijping is met c; ketting 110, welke de meenemers draagt. Het gebruik van een dergelijke ketting 5 is op zich bekend uit NL-A-8400919. Uiteraard kan in plaats van de getoonde ‘roterende meeneemvleugel ook een horizontale baan beschrijvend meeneemorgaan worden toegepast.

De werking is zoals in het voorgaande beschreven: de transportbeweging in de richting van de aangevoerde karkas-10 delen 112a, 112b wordt ter plaatse van het transportonder-brekingsstation 84 tijdelijk onderbroken. Van deze onderbre-kingsperiode wordt gebruik gemaakt van het karkas of van de karkasdelen het gewicht te bepalen, daar dan de delen 92a, 94a respectievelijk 92b, 94b door het gewicht van het 15 karkasdeel worden belast en dit gewicht wordt overgedragen op de bijbehorende weegcel 102a respectievelijk 102b. Ook kunnen andere karakteristieken (zoals omtrek, dikte, kleur, botbreuk) worden bepaald.

In de figuren 5 tot en met 8 zijn delen, overeenkomstig 20 met die welke reeds zijn besproken aan de hand van de figuren 2 tot en met 4, aangegeven met dezelfde verwijzings-cijfers. Deze figuren tonen nog enkele details van de inrichting volgens de uitvinding en wel - zie de figuren 5 en 6 - de onder de transportbaandelen 80 en 82 aangebrachte, 25 min of meer evenwijdig aan de convergerende uitvoerdelen 90a-90d verlopende geleidestangen 120a en 120b (in figuur 5 geheel, en in figuur 6 slechts gedeeltelijk getekend) en de ondersteuning 122 van het vaste deel 89. Figuur 6 toont de karkasdelen 112a en 112b, die zich bevinden ter plaatse van 30 het tussendeel en dus tijdelijk stilhangen, alsmede de karkasdelen 112c en 112d, die juist weer door een meenemer 124 zijn opgenomen en worden meegenomen. Eveneens zichtbaar in figuur 6 zijn de haarspeldvormige drukveren 126a, 126b, vastgezet aan het vaste deel 89 en werkzaam om aan het einde 35 van het uitvoerdeel de poten der karkasdelen in de uitsparingen van de de delen meenemende meenemer - in dit geval de meenemer 124 - te drukken.

Figuur 7 toont hoe op de as 106 een standdetector 128 .8702887 % - 9 - is aangebracht, die aan zijn uitgang 130 een signaal levert, representatief voor de stand van de as 106 en, daar de rotatie van deze as is gekoppeld met de beweging der ketting 110, voor de stand van de meenemers. Op deze wijze kan een 5 signaal worden geleverd, wanneer een karkas in het tussen-deel tot stilstand is gekomen en deze signalering kan bijvoorbeeld worden gebruikt om een inspectie-inrichting een bestralingsinrichting of een weeginrichting te besturen.

Voor een goede synchronisatie tussen de beweging van de 10 meeneemorganen 104a, 104b met de beweging van de de karkas-delen aanvoerende meenemers is het uiteraard noodzakelijk dat het tandwiel 108, dat vastzit op de as 106, steeds in ingrijping blijft met de dubbele ketting 110. Hiertoe is -zie in het bijzonder figuur 8 - de volgende constructie 15 toegepast:

Elke meenemer, zoals de meenemer 124, zichtbaar in figuur 8, is op op zich bekende wijze aan de ketting bevestigd met de hoekstukken 126a, 126b. Tussen de beide ketting-delen bevindt zich de drager 128, die is vastgezet aan de 20 draagstang 130, welke weer wordt gedragen door de kolommen 132a, 132b, welke in het gestel van de inrichting zijn vastgezet. De drager 128 draagt aan zijn onderzijde een drukplaat 134, welke de ketting 110 plaatselijk ondersteunt en wel zodanig, dat de ketting enigszins wordt geheven, om 25 in ingrijping te blijven met de tandwielen, waardoor de tevens daaraan bevestigde meenemers, zoals de meenemer 124 ter plaatse van het transportonderbrekingsstation vrijkomen van de steunranden 80 en 82 en ook van de delen 92a, 92b. Op deze wijze wordt voorkomen dat het gewicht van ketting en 30 meenemers in het weegresultaat wordt opgenomen.

Boven de meenemers bevinden zich de evenwijdig met de steunranden 80 en 82 verlopende geleidestangen 134a, 134b, opgenomen in de dragers 136a, 136b, die zijn vastgezet in de dwarsstang 130.

35 Opgemerkt wordt dat, hoewel de uitvinding is toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvorm voor het verwerken van niet met elkaar verbonden poten ook de toepassing ervan voor het verwerken van complete karkassen, hangend aan de beide . 8702887 # - 10 - poten, mogelijk is - uiteraard bij een geschikte modificatie der inrichting. Zo zou men de beweegbare tussendelen boven de transportbaan met elkaar en met een weeginrichting kunnen verbinden en de meenerners gedeeld kunnen uitvoeren. Uiter-5 aard behoeft de inrichting geen modificatie wanneer de transportonderbreking wordt gebruikt voor een andere handeling dan wegen, bijvoorbeeld inspectie of bestraling van een compleet karkas.

. 87 028^7 --------- · ' ' I --- ... — _ ..................- ......... ... I 8

Claims (16)

1. Werkwijze voor het bedrijven van een installatie voor het opdelen van geslacht gevogelte of delen daarvan in een aantal langs een transportbaan geplaatste bewerkingsstations, met het kenmerk, dat men ter plaatse van een waarnemings- 5 station onder instandhouden van de beweging van de transportbaan de verplaatsing van de aangevoerde vogels of delen daarvan tijdelijk onderbreekt en de betreffende vogel of het -deel op tenminste één criterium onderzoekt zodat men afhankelijk van het resultaat van dit onderzoek kan bepalen 10 welke bewerking de vogel of het gevogeltedeel moet ondergaan-

2. Werkwijze voor het tijdelijk onderbreken van het transport van een gevogeltekarkas of deel daarvan, hangend aan tenminste één poot opgenomen in een transportbaan met 15 tenminste twee op afstand van elkaar gelegen naar elkaar toe gerichte pootgeleideranden en met in de transport-richting aangedreven, op onderlinge afstand gelegen, meenemers, in het bijzonder toepasbaar in de werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat ter plaatse van 20 de gewenste transportonderbreking de poot tot buiten het werkbereik der meenemers, en kort voor aankomst van een volgende door een meenemer aangevoerde poot voor verder transport weer binnen het meenemerwerkbereik wordt gebracht.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de 25 tijdelijk buiten het werkbereik der meenemers gebrachte poot na verplaatsing wordt gebracht binnen het werkbereik van de op de aanvoerende meenemer volgende meenemer.

4. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de tijdelijk buiten het werkbereik der meenemers gebrachte 30 poot binnen het werkbereik van de de poot aanvoerende meenemer wordt gebracht.

5. Installatie voor het opdelen van geslacht gevogelte of delen daarvan, omvattende een aantal langs een transportbaan voor deze laatsten geplaatste bewerkingsstations, . 87 0 2887 # - 12 - gekenmerkt door - een inrichting voor het onder instandhouden van de beweging van de transportbaan nabij een waarnemingsstation voor het op tenminste één criterium onderzoeken der aange- 5 voerde vogels of gevogeltedelen tijdelijk onderbreken van de verplaatsing van laatstgenoemden; - een inrichting voor het evalueren van het resultaat van dit onderzoek en - een inrichting voor het afhankelijk van deze evaluatie 10 besturen van de door de bewerkingsstations op een bepaalde vogel of bepaald gevogeltedeel uit te voeren bewerking.

6. Inrichting voor het op een voorafbepaalde positie tijdelijk onderbreken van het transport van een gevogelte-karkas of deel daarvan, hangend aan tenminste één poot, 15 opgenomen in een transportbaan met tenminste twee op afstand van elkaar gelegen naar elkaar toe gerichte poot-geleideranden en met in de transportrichting aangedreven, op onderlinge afstand gelegen, meenemers, in het bijzonder voor een installatie volgens conclusie 5, gekenmerkt door 20 middelen voor het tijdelijk buiten het meenemerwerkbereik brengen en het vervolgens weer binnen dit bereik brengen van tenminste één poot.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk,' dat, gezien in de transportrichting, voorafgaand aan genoemde 25 positie, de geleideranden in een invoerdeel der inrichting divergeren tot geleideranddelen in een tussendeel ter plaatse van de poottransportonderbrekingspositie - waarin de poten vrij zijn van de meenemers en daaropvolgend in een uitvoerdeel convergeren tot de oorspronkelijke afstand; 30 in invoerdeel, tussendeel en uitvoerdeel tegenover de geleideranddelen daarvan gelegen en met deze samenwerkende steunranden zijn aangebracht, en ter plaatse van het tussendeel een op de poot van het karkas of karkasdeel in de transportrichting inwerkende, 35 bestuurd meeneemorgaan is aangebracht. . 8702887 ft * - 13 -

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de door het geleideranddeel van het invoerdeel met de langsas der transportbaan ingesloten hoek groter is dan de door het geleideranddeel van het uitvoerdeel met deze 5 langsas ingesloten hoek.

9. Inrichting volgens conclusie 7-8, met het kenmerk, dat in tenminste het tussendeel de buitenste geleiderand en de daarmee samenwerkende, binnenste steunrand onderling gekoppeld ten opzichte van de steunranden van invoerdeel en 10 uitvoerdeel in verticale richting beweegbaar zijn.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de gekoppelde buitenste en binnenste geleiderand zijn verbonden met een weeginrichting.

11. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat 15 de, gekoppelde, buitenste en binnenste geleiderand zijn gekoppeld met een signaleringsinrichting.

12. Inrichting volgens conclusie 7 - 11, met het kenmerk, dat het meenemerorgaan is uitgevoerd als een om een dwars op de transportrichting staande as, en gesynchroniseerd met 20 de beweging der transportbaan roterend aangedreven meeneem-vleugel.

13. Inrichting volgens conclusie 12, waarin de meenemers zijn gekoppeld met een transportketting, met het kemrierk, dat genoemde as is gekoppeld met een met deze transport- 25 ketting in ingrijping zijnd tandwiel.

14. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat onder de transportketting ter plaatse van het daarboven ingrijpend tandwiel een de ketting ondersteunend element is aangebracht. 30

15. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat door het ondersteunend element de ketting over een zodanige afstand wordt geheven, dat de daaraan bevestigde meenemer ter plaatse van de ondersteuning vrijkomt van de transportbaan. 35

16. Inrichting volgens conclusie 12 - 13, met het kenmerk, dat het meenemerorgaan is gekoppeld met een element voor . 4702887 .....mi »imi———» lil ftMWi ι·>^· >1 mul· mmmw— - 14 - * het leveren van een signaal gedurende een bepaald deel van hot traject van dit meonomerorgaan. .8702887