NL8702261A - Informatie opteken en/of uitlees systeem, alsmede een registratiedrager en opteken en/of uitleesinrichting voor toepassing in een dergelijk systeem. - Google Patents

Informatie opteken en/of uitlees systeem, alsmede een registratiedrager en opteken en/of uitleesinrichting voor toepassing in een dergelijk systeem. Download PDF

Info

Publication number
NL8702261A
NL8702261A NL8702261A NL8702261A NL8702261A NL 8702261 A NL8702261 A NL 8702261A NL 8702261 A NL8702261 A NL 8702261A NL 8702261 A NL8702261 A NL 8702261A NL 8702261 A NL8702261 A NL 8702261A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
address
information
recording
correction signal
track
Prior art date
Application number
NL8702261A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Philips Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Philips Nv filed Critical Philips Nv
Priority to NL8702261A priority Critical patent/NL8702261A/nl
Priority to US07/243,400 priority patent/US5023857A/en
Priority to EP88202010A priority patent/EP0310162B1/en
Priority to DE8888202010T priority patent/DE3873006T2/de
Priority to KR1019880012123A priority patent/KR890005722A/ko
Priority to JP63236617A priority patent/JPH01165040A/ja
Publication of NL8702261A publication Critical patent/NL8702261A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B7/00Recording or reproducing by optical means, e.g. recording using a thermal beam of optical radiation by modifying optical properties or the physical structure, reproducing using an optical beam at lower power by sensing optical properties; Record carriers therefor
    • G11B7/08Disposition or mounting of heads or light sources relatively to record carriers
    • G11B7/085Disposition or mounting of heads or light sources relatively to record carriers with provision for moving the light beam into, or out of, its operative position or across tracks, otherwise than during the transducing operation, e.g. for adjustment or preliminary positioning or track change or selection
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B7/00Recording or reproducing by optical means, e.g. recording using a thermal beam of optical radiation by modifying optical properties or the physical structure, reproducing using an optical beam at lower power by sensing optical properties; Record carriers therefor
    • G11B7/24Record carriers characterised by shape, structure or physical properties, or by the selection of the material
    • G11B7/2407Tracks or pits; Shape, structure or physical properties thereof
    • G11B7/24085Pits
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B27/00Editing; Indexing; Addressing; Timing or synchronising; Monitoring; Measuring tape travel
    • G11B27/10Indexing; Addressing; Timing or synchronising; Measuring tape travel
    • G11B27/19Indexing; Addressing; Timing or synchronising; Measuring tape travel by using information detectable on the record carrier
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B27/00Editing; Indexing; Addressing; Timing or synchronising; Monitoring; Measuring tape travel
    • G11B27/10Indexing; Addressing; Timing or synchronising; Measuring tape travel
    • G11B27/19Indexing; Addressing; Timing or synchronising; Measuring tape travel by using information detectable on the record carrier
    • G11B27/28Indexing; Addressing; Timing or synchronising; Measuring tape travel by using information detectable on the record carrier by using information signals recorded by the same method as the main recording
    • G11B27/30Indexing; Addressing; Timing or synchronising; Measuring tape travel by using information detectable on the record carrier by using information signals recorded by the same method as the main recording on the same track as the main recording
    • G11B27/3027Indexing; Addressing; Timing or synchronising; Measuring tape travel by using information detectable on the record carrier by using information signals recorded by the same method as the main recording on the same track as the main recording used signal is digitally coded
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B7/00Recording or reproducing by optical means, e.g. recording using a thermal beam of optical radiation by modifying optical properties or the physical structure, reproducing using an optical beam at lower power by sensing optical properties; Record carriers therefor
    • G11B7/08Disposition or mounting of heads or light sources relatively to record carriers
    • G11B7/09Disposition or mounting of heads or light sources relatively to record carriers with provision for moving the light beam or focus plane for the purpose of maintaining alignment of the light beam relative to the record carrier during transducing operation, e.g. to compensate for surface irregularities of the latter or for track following
    • G11B7/095Disposition or mounting of heads or light sources relatively to record carriers with provision for moving the light beam or focus plane for the purpose of maintaining alignment of the light beam relative to the record carrier during transducing operation, e.g. to compensate for surface irregularities of the latter or for track following specially adapted for discs, e.g. for compensation of eccentricity or wobble
    • G11B7/0953Disposition or mounting of heads or light sources relatively to record carriers with provision for moving the light beam or focus plane for the purpose of maintaining alignment of the light beam relative to the record carrier during transducing operation, e.g. to compensate for surface irregularities of the latter or for track following specially adapted for discs, e.g. for compensation of eccentricity or wobble to compensate for eccentricity of the disc or disc tracks

Description

i k PHQ 87029 1
Optical Storage International - Holland
Inforiaatie opteken en/of uitlees systeem, alsmede een registratiedrager en opteken en/of uitleesinrichting voor toepassing in een dergelijk systeem.
De uitvinding heeft betrekking op een informatie opteken en/of uitleessysteem omvattende een registratiedrager voorzien van in hoofdzaak concentrisch ten opzichte van een gemeenschappelijk middelpunt gelegen informatiesporen, waarbij de registratiedrager is verdeeld in 5 sektoren en waarbij in de informatiesporen van elke sektor adresinformatie is opgetekend door middel van optisch detecteerbare adresinformatiepatronen, die in radiele richting naast elkaar zijn gelegen, waarbij de adresinformatie indicatief is van de radiele positie van het informatiespoor ten opzichte van het middelpunt, en een opteken 10 en/of uitleesinrichting voor het optekenen en/of uitlezen van informatie in/uit de informatiesporen, welke inrichting is voorzien van een aandrijfinrichting voor het doen roteren van de registratiedrager om een rotatiepunt, van middelen voor het met behulp van een stralingsbundel aftasten van de informatiesporen ten behoeve van de optekening en/of 15 uitlezing van informatie in/uit de informatiesporen, van een gesloten lus spoorvolgsysteem voor het gericht houden van de stralingsbundel op het af te tasten informatiespoor en van een hoekpositiebepalingssysteem voor het bepalen van de hoekpositie van de registratiedrager.
De uitvinding heeft voorts betrekking op een opteken 20 en/of uitleesinriching en een registratiedrager voor toepassing in een dergelijk systeem. Een systeem volgens de aanhef is bekend uit de Europese octrooiaanvrage 0.096 969. In het aldaar beschreven systeem wordt een beschrijfbare registratiedrager toegepast, waarbij elk spoor in elke sektor is voorzien van een optisch detecteerbaar 25 besturingspatroon in de vorm van een zogeheten “header", dat aan het begin van de sektor is aangebracht. Elk besturingspatroon omvat een adresinformatiepatroon dat het sektoradres en spooradres vertegenwoordigt en een aantal, op voorafbepaalde posities binnen het besturingpatroon gelegen, optisch detekteerbare servotekens ten behoeve 30 van de spoorvolging. Bij de aftasting van de besturingspatronen wordt bij de aftasting van de servotekens uit de gereflekteerde stralingsbundel een spoorvolgfout afgeleid. Het spoorvolgssysteem regelt 8702261 % PHQ 87029 2 in afhankelijkheid van de spoorvolgfout de radiele positie van de trefplaats zodanig dat de stralingsbundel op het te volgen spoor gericht blijft. Een dergelijk regeling staat bekend als een bemonsterd servoregeling (Engels: "sampled servo control") 5 Een dergelijk spoorvolgsysteem voldoet goed, mits de spoorvolgfouten tussen twee opeenvolgende aftastingen van de servotekens niet te groot worden. Deze spoorvolgfouten worden onder andere veroorzaakt door een excentrische ligging van het rotatiepunt ten opzichte van de concentrische sporen of door onrondheid van de 10 informatiesporen. De kans bestaat dan ook, dat, als gevolg van een te grote excentriciteit of te grote onrondheid, het spoorvolgsysteem niet meer in staat om de aftastbundel op het te volgen spoor gericht te houden. Verder zij nog opgemerkt dat het soms wenselijk is om als gevolg van lokale registratiedragerdefecten het spoorvolgsysteem tijdelijk uit 15 te schakelen. Om na passage van het defecte gedeelte toch weer verder te kunnen gaan met de aftasting van het gewenste spoor is het noodzakelijk dat de stralingsbundel bij uitgeschakeld spoorvolgsysteem toch in hoofdzaak op het te volgen spoor gericht blijft.
De uitvinding stelt zich ten doel een opteken en/of 20 uitleessysteem te verschaffen met een spoorvolgsysteem dat minder gevoelig is voor de door excentrische ligging van het rotatiepunt of onrondheid van de informatiesporen veroorzaakte spoorvolgfouten.
Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat de opteken en/of uitleesinrichting is voorzien van middelen voor het bij 25 uitgeschakeld spoorvolgsysteem uit de uitgelezen adresinformatie afleiden van een correctiesignaal dat gerelateerd is aan bij uitgeschakeld spoorvolgsysteem optredende radiele verplaatsing van de trefplaats van de stralingsbundel op de registratiedrager ten opzichte van het middelpunt, van middelen voor het als funktie van de hoekpositie 30 in een geheugen opslaan van het afgeleide correctiesignaal, waarbij het spoorvolgsysteem is voorzien van middelen voor het uit het geheugen ophalen van de correctiesignaalwaarde die behoort bij de momentaan bepaalde hoekpositie en van een open lus regelsysteem voor het sturen van de radiele positie van de trefplaats ten opzichte van het 35 rotatiepunt in afhankelijkheid van het opgehaalde correctiesignaal ten einde te compenseren voor de excentrische ligging van het rotatiepunt en de onrondheid van de informatiesporen veroorzaakte radiele verplaatsing 8702261 « PHQ 87029 3 van de trefplaats. De uitvinding berust mede op het inzicht dat het mogelijk is om bij uitgeschakeld spoorvolgsysteem uit de uitgelezen adressen de door de excentriciteit en onrondheid veroorzaakte radiele verplaatsing van de trefplaats van de stralingsbundel over de 5 registratie als funktie van de hoekpositie te bepalen. Vervolgens wordt bij ingeschakeld spoorsysteem door middel van een open lus regelsysteem, dat voor de door excentriciteit en onrondheid veroorzaakte spoorvolgfouten corrigeert, de stralingsbundel globaal op het af te tasten spoor gericht, terwijl met behulp van het gesloten lus 10 spoorvolgsysteem de stralingsbundel nauwkeurig op het af te tasten spoor wordt gehouden. De door de excentriciteit en onrondheid veroorzaakte spoorvolgfouten hebben dan ook nauwelijks invloed meer op het funktioneren van het gesloten lus spoorvolgsysteem.
Daar de door het gesloten lus spoorvolgsysteem te 15 corrigeren resterende spoorvolgfout klein is, zal ook bij een eventuele tijdelijke uitschakeling van het gesloten lus spoorvolgsysteem bij de aftasting van defecte plaatgedeelten de spoorvolging gehandhaaft blijven.
Te dezer plaats dient te worden opgemerkt dat een 20 excentriciteitscompensatieinrichting voor optische uitlees en/of optekensystemen, waarbij de radiele positie van de trefplaats van de bundel met behulp van een open lus regelsysteem in hoofdzaak op het af te tasten spoor gericht gehouden wordt, onder andere bekend zijn uit het Amerikaanse octrooischrift ÜS 4.365.324. Bij de aldaar beschreven 25 excentriciteitscompensatieinrichting wordt bij uitgeschakeld gesloten lus spoorvolgsysteem uit van het spoorvolgfoutsignaal het aantal spoorovergangen per omwenteling van de registratiedrager gedetekteerd.üit dit aantal wordt de amplitude van het correctiesignaal bepaald.
30 Verder wordt nog de faserelatie tussen de hoekpositie en het correctiesignaal bepaald, waarna het correctiesignaal volledig bekend is. Een dergelijke afleiding van het correctiesignaal is slechts geschikt voor registratiedragers, waarbij het spoorvolgfoutsignaal konstant ter beschikking staat. De bepaling van het correctiesignaal is 35 dan ook niet geschikt voor opteken en/of uitlees systemen waarbij de spoorvolgfout slechts bij een aantal discrete hoekposities kan worden bepaald zoals bij het opteken en/of uitlees systeem dat is beschreven in 8702261 PHQ 87029 4 de reeds genoemde Europese octrooiaanvrage 0096.969, waarbij uitsluitend bij de aftasting van de servotekens de spoorvolgfout bepaald wordt.
Een uitvoeringsvorm van het opteken en/of uitleessysteem wordt gekenmerkt doordat het correctiesignaal in hoofdzaak evenredig is 5 met de bij uitgeschakeld spoorvolgsysteem optredende radiele verplaatsing van de trefplaats ten opzichte van het middelpunt, waarbij de aftastinrichting is voorzien van middelen voor het optimaliseren van het correctiesignaal in een optimalisatie tijdsinterval waarin de radiele positie van de trefplaats uitsluitend door het open lus 10 regelsysteem wordt gestuurd, waartoe de optimalisatiemiddelen zijn voorzien van middelen voor het in afhankelijkheid van de in het optimalisatie tijdsinterval uitgelezen adresinformatie instellen van de amplitude van het correctiesignaal op een waarde waarbij de door de uitgelezen adressen aangegeven amplitude van de radiele verplaatsing van 15 de trefplaats minimaal is, Bij deze uitvoeringsvorm wordt op een eenvoudige wijze een optimale instelling van de amplitude van het correctiesignaal verkregen. Voor een optimale bepaling van het excentriciteitsignaal is het wenselijk dat slechts correct uitgelezen adressen gebruikt worden voor de bepaling van de radiele verplaatsing 20 van de trefplaats op de registratiedrager. Een uitvoeringsvorm van het opteken en/of uitleessysteem is daartoe gekenmerkt doordat de excentriciteitsbepalingsmiddelen zijn voorzien van adresfoutdetectiemiddelen voor het detecteren van onjuist uitgelezen adresinformatie en van middelen voor het corrigeren van de gedetekteerde 25 onjuist uitgelezen adressen.
De juistheid van de correctheid van het uitgelezen adres wordt met hoge betrouwbaarheid bepaald bij een uitvoeringsvorm van het opteken en/of uitleessysteem gekenmerkt doordat de adresinformatie is samengesteld uit een aantal adresbytes, waarbij twee adresbytes waarvan 30 er een het meest significante deel van het adres vertegenwoordigt, eikaars complement zijn en waarbij adresfoutdetectiemiddelen zijn ingericht voor het afleiden van de juistheid van de uitgelezen adresinformatie uit de genoemde complementaire adresbytes.
Een uitvoeringsvorm waarbij de kans dat een adres onjuist 35 uitgelezen wordt geminimaliseerd is wordt gekenmerkt doordat de door de adresinformatiepatronen zijn samengesteld uit optische detecteerbare codesymbolen die elk ten minste een byte van de adresinformatie 8702261 » PHQ 87029 5 vertegenwoordigen, waarbij elk symbool een aantal posities omvat, waarbij een aantal posities door een optisch detekteerbaar teken zijn bezet, en waarbij de relatie tussen de adressen en symbolen zodanig is gekozen dat twee in radiele richting naast elkaar gelegen codesymbolen 5 steeds ten hoogste voor één positie een verschil vertonen.
De uitvinding alsmede verdere voordelen hiervan worden hierna in detail beschreven onder verwijzing naar de figuren 1 tot en met 11, waarin figuur 1 een uitvoeringsvorm van de registratiedrager 10 voor toepassing in het optische en/of uitleessysteem volgens de uitvinding toont, figuur 2 een uitvoeringsvorm van de opteken en/of uitleesinrichting volgens de uitvinding toont, figuur 3 een uitvoeringsvorm van 15 signaalbewerkingsschakeling toont voor toepassing in de opteken en/of uitleesinrichting figuur 4 de invloed van een excentrische ligging van het rotatiepunt toont, figuur 5, 8 en 9 stroomdiagrammen van de door een 20 computersysteem in de opteken en/of uitleesinrichting uit te voeren programma's toont, figuur 6 het excentriciteitsfoutsignaal en het correctiesignaal en de restfout van het gecompenseerde excentriciteitssignaal toont, 25 figuur 7 de bij uitgeschakeld spoorvolgsysteem uitgelezen spooradressen als funktie van het bijbehorend sektoradres toont, figuur 10 de relatie tussen een vermenigvuldigingsfaktor en de resterende excentriciteitsfout toont bij ingeschakeld open lus spoorvolgsysteem 30 figuur 11 de adresinformatiepatronen voor een uitvoeringsvorm van de registratiedrager volgens de uitvoering toont.
Figuur 1a toont een uitvoeringsvorm van een langs optische weg beschrijfbare en uitleesbare schijfvormige registratiedrager 1 voor toepassing in het opteken en/of uitleessysteem 35 volgens de uitvinding. De registratiedrager 1 omvat in hoofdzaak concentrisch ten opzichte van een middelpunt 2 gelegen sporen 3, welke sporen voor optekening van informatie bestemd zijn. In figuur 1a zijn de 8702261 PHQ 87029 6 sporen 3 slechts schetsmatig aangegeven. In werkelijkheid is de spoorbreedte in de orde van grootte van 1 pm en de spoorsteek in de orde van grootte van 2 pm. De registratiedrager 1 is verdeeld in een aantal sektoren 4. Het begin van elke sektor wordt in elk spoor aangegeven door 5 voorafaangebrachte optische detecteer besturingspatronen 6, welke in radiele richting naast elkaar zijn gelegen.
In figuur 1b, die een sterk vergroot gedeelte 5 van de registrateidrager 1 toont, is een voorbeeld van een drietal naast elkaar gelegen besturingspatronen 6 weergegeven. De besturingspatronen 6 10 omvatten een servopatroon 7 en een adresinformatiepatroon 8. Het adresinformatiepatroon is opgebouwd uit een vijftal opeenvolgende optisch detekteerbare codesymbolen 12, 13, 14, 15 en 16 die elk een adresbyte van de adresinformatie vertegenwoordigen. In het hier getoonde voorbeeld vertegenwoordigdt het eerste codesymbool 12 het sektoradres.
15 Het tweede codesymbool 13 vertegenwoordigt het meest significante adresbyte van het spooradres, terwijl het derde codesymbool 14 het minst significante adresbyte van het spooradres vertegenwoordigt. Het vierde en vijfde codesymbool 15 en 16 vertegenwoordigen het complement van van respectievelijk het minst significante adresbyte en het meest 20 significante adresbyte. De in figuur 1b getoonde codesymbolen zijn alle opgebouwd uit een viertal optisch detecteerbare putten 17 welke over een vijftiental verschillende potentiële putposities zijn verdeeld, (zie figuur 1c).
Een dergelijke codering is bekend onder de naam 4/15 blok 25 code. Een voorbeeld van dergelijke 4/15 blok code, is in detail is beschreven in het Britse Octrooischrift GB 2 148 670 (OSI-805). De codesymbolen bij een dergelijke codering kunnen bijzonder betrouwbaar met behulp van zogeheten differentiële detectie gedetekteerd worden.
Voor een gedetaileerde beschrijving van dergelijk differentieel 30 detektiesysteem wordt verwezen naar het Amerikaanse octrooischrift ÜS 4.464.714. Het servopatroon 7 bestaat uit een tweetal spoorvolgputten 9 en 10 en een synchronisatieput 11 welke op voorafbepaalde posities binnen het servopatroon zijn gelegen (zie figuur 1d). De spoorvolgputten 9 en 10 zijn enigszins verschoven ten opzichte van het door lijn 17a 35 aangegeven midden van het spoor 3 aangebracht. Ten einde de synchronisatieput 11 te kunnen onderscheiden van de overige putten is de afstand tussen spoorvolgput 10 en synchronisatieput 11 groter gekozen 8702261 PHQ 87029 7 3* dan de grootst voorkomende afstand tussen de putten in de codesymbolen.
Zoals in het hiernavolgende beschreven zal worden kunnen bij uitlezing of optekening van informatie uit/in de sporen 3 met behulp van een stralingsbundel de stuursignalen voor de spoorvolging afgeleid worden 5 uit de door de servopatronen 7 veroorzaakte modulatie van de stralingsbundel, zodat een servogroef die de plaats van het spoor tussen de besturingspatronen 6 aangeeft overbodig wordt.
Figuur 2 toont een uitvoeringsvorm van een opteken en uitleessysteem 19 volgens de uitvinding. De op een draaitafel 20 gelegen 10 registratiedrager 1 wordt met behulp van een motor 21 om een rotatiepunt 22 geroteerd. Een optische lees/schrijfkop 23 van een gebruikelijke soort voor het met behulp van een stralingsbundel 24 uitlezen en optekenen van informatie uit/in de sporen 3 van de registratiedrager 1 is tegenover de roterende registratiedrager 1 op een in radiele richting 15 ten opzichte van de registratiedrager 1 verplaatsbare slede 25 geplaatst. De lees/schrijfkop 23 is ten behoeve van de spoorvolging voorzien van gebruikelijke middelen, voor het in radiele richting afbuigen van de stralingsbundel 24 in afhankelijkheid van een spoorvolgstuursignaal Vt. Verder is de lees/schijfkop 23 nog voorzien 20 van middelen, voor het focuseren van de stralingsbundel op de plaat in afhankelijkheid van een focusstuursignaal Vf. Bovendien wordt aan de lees/schrijfkop 23 nog een schrijfsignaal Vs toegevoerd voor het moduleren van de intensiteit van de stralingsbundel tijdens het optekenen.
25 De lees/schrijfkop 23 is verder voorzien van een optische detector van een gebruikelijk soort, bijvoorbeeld een vierkwadranten fotodiode, voor het detecteren van de bij de optekening en uitlezing voor de registratiedrager 1 gereflekteerde straling.
De optische detektor leidt uit de gereflekteerde straling 30 een tweetal detectiesignalen af, waarvan een eerste (Os) de totale hoeveelheid gereflekteerde straling vertegenwoordigt en waarbij het tweede (Uf) een maat voor de focusfout vertegenwoordigt. De detectiesignalen üs en Üf worden toegevoerd aan een signaal bewerkingsschakeling 26 die uit de detectiesignalen üs en üf, het 35 spoorvolgstuursignaal vt' voor het op het af te tasten spoor gerichthouden van de stralingsbundel 24, het focusstuursignaal Vf voor het op de registratiedrager gefocuseerd houden van de stralingsbundel, 8702261 f PHQ 87029 8 een adressignaal üa dat het sectoradres en het spooradres van het afgetaste spoorgedeelte vertegenwoordigt en een datasignaal Ud dat de in het afgetaste spoor opgetekende informatie vertegenwoordigt, afleidt.
Het adres signaal Ua en het datasignaal üd worden toegevoerd aan een 5 computersysteem 27 van een gebruikelijke soort, bijvoorbeeld een microcomputer.
Figuur 3 toont een uitvoeringsvorm van de signaal-bewerkingsschakeling 26. Verwijzigingscijfer 40 duidt een versterkerschakeling aan voor het versterken van het detectiesignaal 10 üs. Het versterkte detectiesignaal wordt toegevoerd aan een separatieschakeling 41 die in het geval dat de tijdsduur tussen twee gedetekteerde putten een bepaalde waarde overschrijdt het versterkte detektiesignaal gedurende een bepaalde tijdsinterval, dat het aftasttijdstip van de synchronisatieput 11 omvat, toevoert aan een 15 synchronisatieschakeling 42 voor het opwekken van een aantal kloksignalen cl1, cl2 en cl3 die de tijdstippen aangeven waarop respectievelijk spoorvolgput 9, spoorvolgput 10 en het vlakke gedeelte van servopatroon na de synchronisatieput 11 worden afgetast. Een dergelijke synchronisatieschakeling 42 kan op een gebruikelijke wijze 20 worden gerealiseerd met behulp van bekende fasevergrendelde lustechnieken.
Ten behoeve van de bepaling van een spoorvolgfoutsignaal wordt met behulp van een door de kloksignalen cl1 en cl2 gestuurde bemonsteringsschakeling 44 het verschil tussen de signaalwaarde van het 25 detectiesignaal üa op het door de cl1 aangeven aftasttijdstip van spoorvolgput 9 en de signaalwaarde op het door cl2 aangegven aftasttijdstip van spoorvolgpunt 10 bepaald. Dit verschil geeft de afwijking van het midden van de trefplaats van de stralingsbundel op de plaat ten opzichte van het midden 17a van het spoor 3 aan. Het 30 spoorvolgfoutsignaal dat dit verschil vertegenwoordigt, wordt aan een regelschakeling 45 toegevoerd die uit het spoorvolgfoutsignaal met het stuursignaal Vt' afleidt, dat via een door het computersysteem 27 gestuurde schakelaar 50 en de optelschakeling 49 aan de lees/schrijfkop 23 wordt toegevoerd. Met behulp van een door het kloksignaal cl3 35 gestuurde bemonsteringsschakeling 46 wordt het tijdens de aftasting van het vlakke gedeelte van het besturingspatroon opgewekte, en door een versterkerschakeling 47 versterkte focusfoutsignaal Uf bemonsterd. Het 8702261 PHQ 87029 9 bemonsterde focusfoutsignaal Uf wordt toegevoerd aan een regelschakeling 48 voor het afleiden van het focusstuursignaal Vf.
De signaalbewerkingsschakeling 26 omvat verder een adresdeteetieschakeling 43 van een gebruikelijke soort voor het 5 detecteren van de adressen van de door de stralingsbundel 24 afgetaste sporen 3. In het geval dat de adressen door middel van daarvoor geschikte codesymbolen zijn opgetekend kan de adresdeteetieschakeling bestaan uit een differentiële detectieschakeling voor het detecteren van de codesymbolen en een decodeerschakeling voor het ontzetten van de 10 gedetekteerde codes in de adresbytes van het sectoradres en het spooradres. Het is ook mogelijk om in plaats van een differentiële detectieschakeling een niveaudetector te gebruiken, die uit het signaalniveau voor het detectiesignaal üs op de tijdstippen dat de potentiële putposities van de codesybolen worden afgetast bepalen of op 15 de betreffende potentiële putposities al dan niet door putten bezet zijn. De kloksignalen voor de adresdeteetieschakeling 43 worden eveneens door de synchronisatieschakeling 42 opgewekt.
Figuur 4a en figuur 4b tonen de invloed die een excentrische ligging van het rotatiepunt 22 ten opzichte van een 20 willekeurig spoor 3, heeft op de radiele positie r' van het spoor 3 ten opzichte van het rotatiepunt 22. De radiele positie van het spoor 3 ten opzichte van het middelpunt 2 is aangeduid met r. Het verschil Ar tussen r en r' is als funktie van de hoekpositie Θ van de registratiedrager 1 weergegeven in figuur 4b. Zoals uit figuur 4b blijkt vertoont de radiele 25 positie r' van het spoor 3 ten opzichte van het rotatiepunt 22 een sinusvormige afwijking. Behalve de excentriciteit veroorzaakt een onrondheid van het informatiespoor eveneens een afwijking in de afstand tussen het spoor en het rotatiepunt. Deze invloed is in figuur 4 echter niet weergegeven. In het vervolg zal de door de excentriciteit en 30 onrondheid veroorzaakt afwijking kortweg excentriciteitsfout genoemd worden. Bij optisch uitleesbare registratiedragers waarbij de afstand tussen de sporen 3 klein is in vergelijking met de excentriciteit van het rotatiepunt komt deze amplitude in de excentriteitsfout in het algemeen overeen met enkele tientallen sporen. Bij de uitlezing en 35 optekening van de informatie uit of in het spoor wordt is het gebruikelijk om met behulp van een gesloten lus spoorvolgsysteem te corrigeren voor de excentriciteitsfout. Bij en grote excentriciteitsfout 8702261 PHQ 87029 10 bestaat de kans dat het gesloten lus spoorvolgsysteem niet meer in staat is het spoor te volgen, met het gevolg dat betrouwbare uitlezing en optekening niet meer mogelijk zijn.
Ten einde aan dit bezwaar tegemoet te komen is het 5 opteken en uitleessysteem, volgens de uitvinding behalve van het reeds beschreven gesloten lus spoorvolgsysteem nog voorzien van een open lus spoorvolgsysteem dat in hoofdzaak compenseert voor de excentriciteitsfout. Het open lus spoorvolgsysteem omvat het computer systeem 27, waarin een corretiesignaal Vc als funktie van de hoekpositie 10 Θ is opgeslagen in een tabel TAB, waarin voor elke sektor van de registratiedrager de waarde voor het correctiesignaal Vc is opgeslagen. Het stroomdiagram van een programma voor het uitlezen van de correctiewaarden uit de tabel TAB tijdens de optekening of uitlezing van de informatie wordt getoond in figuur 5. Dit programma omvat een leestap 15 S51 waarin het adres voor de afgetaste sector 4 wordt gelezen.
Vervolgens wordt tijdens de uitvoering van de stappen S52 en S53 de bijbehorende correctiewaarde uit de tabel TAB opgehaald en via een digitaal analoog omzetter 28 en de optelschakeling 49 toegevoerd aan de lees/schrijfkop 23, waardoor de stralingsbundel 24 met een in hoofdzaak 20 met de signaalwaarde van Vc bepaalde afstand in radiele richting wordt afgebogen. In figuur 6b is de door het correctiesignaal Vc veroorzaakte radiele verplaatsing van de trefplaats van de stralingsbundel 24 ten opzichte van het rotatiepunt 22 weergegeven als funktie van de hoekpositie Θ van de registratiedrager 1. Het correctiesignaal Vc is zo 25 gekozen dat de daardoor veroorzaakte radiele verplaatsing van de trefplaats van de stralingsbundel in hoofdzaak is tegengesteld aan de excentriciteitsfout. De resterende excentriciteitsfout na compensatie is weergegeven in figuur 6c.
Doordat de grootte van de door het gesloten lus 30 spoorsysteem te corrigeren fout veel kleiner geworden is, is de kans dat het spoor niet meer gevolgd kan worden aanzienlijk afgenomen.
Bij de hiervoor beschreven uitvoeringsvorm wordt het correctiesignaal binnen elk sektor konstant gehouden. Het zal duidelijk zijn dat het eveneens mogelijk is om het correctiesignaal binnen elke 35 sektor nog een aantal malen aan te passen door bijvoorbeeld bij vaste hoekposities binnen de sektor een correctiesignaal eveneens aan te passen. Indien een registratiedrager wordt gebruikt waarbij binnen de 870226 1 PHQ 87029 11 sektor op vaste hoekposities een aantal additionele servopatronen in het inforaatiespoor zijn aangebracht, dan kan tijdens het aftasten van het servospoor telkens in reactie op een detectie van een additioneel servopatroon het correctiesignaal worden aangepast. Dit heeft het 5 voordeel dat de door het gesloten lus spoorvolgsysteem te corrigeren restfout klein blijft. Het zij opgemerkt dat in het geval alleen de waarde van het correctiesignaal Vc voor de beginpunten van de sectoren bekend is de waarde van het correctiesignaal voor de door de additionele servopatronen eenvoudig door intérpolatietechnieken uit de waarden voor 10 de beginpunten afgeleid kunnen worden.
Het computersysteem 27 omvat programmatuur voor het bepalen van de correctiewaarden van het correctiesignaal Vc, Daarbij wordt eerst de excentriciteitsfout bepaald uit de bij uitgeschakeld spoorvolgsysteem uitgelezen spooradressen. Deze spooradressen geven 15 namelijk de radiele positie van het spoor ten opzichte van het middelpunt 2 aan.
In figuur 7 zijn de spooradressen die tijdens één omwenteling van de registratiedrager 1 zijn uitgelezen bij uitgeschakeld spoorvolgsysteem als functie van het bijbehorende sectoradres 20 weergegeven. Het verloop van de spooradressen SPADR in figuur 7 als funktie van de sectoradressen geeft de radiele positie van de trefplaats van de stralingsbundel op de plaat ten opzichte van het middelpunt 2 van het sporenpatroon aan tijdens de aftasting met uitgeschakeld spoorvolgsysteem. Indien de afstand tussen de sporen (spoorsteek) bekend 25 is, kan hieruit de excentriciteitsfout als funktie van het sectoradres en dus de hoekpositie bepaald worden.
Daar het gewenste correctiesignaal Vc een aan de excentriciteitsfout tegengestelde radiele verplaatsing dient te bewerkstelligen kan uit de excentriciteitsfout het gewenste 30 correctiesignaal worden afgeleid, indien de relatie tussen de correctiewaarde en de daardoor veroorzaakte radiele verplaatsing van de trefplaats bekend is. Figuur 8a toont bij wijze van voorbeeld een stroomdiagram van een door het computersysteem 27 uit te voeren programma voor het bepalen van de correctiewaarden van het 35 correctiesignaal Vc en het in de tabel TAB opslaan van de bepaalde correctiewaarden. Na de aanroep van het programma wordt allereerst bij de uitvoering van stap S81 schakelaar 50 geopend, waardoor de 8702261 PHQ 87029 12 * terugkoppeling van het gesloten lus spoorvolgsysteem wordt verbroken en het gesloten lus spoorvolgsysteem dus wordt uitgeschakeld.
In stap S82 wordt het eerstvolgende adres in het adressignaal üa gedetekteerd. Zoals reeds eerder beschreven omvat elk 5 adres een gedeelte dat het sectoradres en een gedeelte dat het spooradres vertegenwoordigt. Dit sectoradres SECTADR wordt in stap S83 uit het gedetecteerde adres onttrokken. In stap S84 wordt het gedeelte van het adres dat het spooradres vertegenwoordigt in een tabel TRADR opgeslagen waarbij de plaats van opslag in de tabel wordt aangegeven 10 door het bijbehorende sectoradres SECTADR.
In stap S85 wordt getest of de adressen van alle sectoren zijn gedetekteerd. Zo nee dan wordt het programma vervolgd met stap S82. Zo ja, dan wordt tijdens de uitvoering van stappen S86, ....,S811 getest of het spooradres in de in tabel TRADR opgeslagen adressen 15 correct uitgelezen zijn. Daarbij wordt allereerst het sectoradres SECTADR op een beginwaarde BEGINAD gezet in stap S86. Vervolgens wordt in stap S87 getest of het door SECTADR aangewezen spooradres in tabel TRADR correct is uitgelezen. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door het aangewezen adres te vergelijken met het direct voorgaand of direct 20 volgend spooradres in de tabel. Indien een spooradres correct is uitgelezen, dan zal het verschil tussen het voorgaande en het volgende spooradres klein zijn. zoals duidelijk blijkt uit figuur 7. Bij een foutief uitgelezen adres zal dit niet het geval zijn. In figuur 7 is een foutief uitgelezen adres aangeven door een stip 60. Bij de beschreven 25 uitvoeringsvorm van de registratiedrager 1 zijn behalve het meest significante adresbyte en het minst significante adresbyte ook de gecomplementeerde waarden van deze adresbyte door middel van codesymbolen opgetekend. In dit geval kan op bijzonder eenvoudige en betrouwbare wijze de juistheid van het uitgelezen spooradres bepaald 30 worden door te detecteren of het meest significante adresbyte en de bijbehorende complementaire byte met elkaar in overeenstemming zijn. Indien uit de test S87 blijkt dat een spooradres onjuist is uitgelezen dat wordt in stap S88 een schatting van het correcte adres uit de aangrenzende spooradressen afgeleid door middel van een gebruikelijke 35 interpolatiealgoritme. In figuur 7 is een door lineaire interpolatie afgeleid spooradres aangegeven door een stip 61. Na stappen S87 en S88 wordt in stap S89 het correcte spooradres opgeslagen in een tabel RP. In 8702261 PHQ 87029 13 stap S811 wordt getest of alle spooradressen uit de tabel TRADR getest en eventueel gecorrigeerd zijn. Zo neef dan wordt het sectoradres SECTADR verhoogd (S810) en worden de stappen S87, ..., S89 nogmaals uitgevoerd. Zo ja, dan wordt in stap S812 de gemiddelde waarde van de in 5 tabel RP opgeslagen spooradressen bepaald, en wordt vervolgens de in de tabel RP opgeslagen spooradressen in stap S813 verminderd met deze gemiddelde waarde. De in de tabel RP opgeslagen waarden geven nu de excentriciteitsfout als funktie van het sectoradres, SECTADR en dus de hoekpositie Θ van de registratiedrager 1 aan. In stap S814 wordt door 10 vermenigvuldiging van de excentriciteitsfout waarden in de tabel RP de correctiewaarde van het correctiesignaal Vc van tabel TAB bepaald, waarbij de vermenigvuldigingsfaktor K de relatie aangeeft tussen de excentriciteitsfout en de correctiewaarde van het correctiesignaal Vc.
In stap S815 wordt de schakelaar 50 weer gesloten. De 15 vermenigvuldingingsfaktor K is afhankelijk van de spoorsteek en de overdrachtskarakteristiek van de bundelafbuigmiddelen in de lees/schrijfkop 23. Daar de spoorsteek in zijn algemeenheid niet voor alle registratiedragers hetzelfde is is de optimale vermenigvuldigingsfaktor K eveneens registratiedrager afhankelijk.
20 Figuur 10 toont bij wijze van illustratie de amplitude A
van resterende excentriciteitsfout, als funktie van de vermenigvuldigingsfaktor K, voor het geval dat de radiele positie van de trefplaats uitsluitend door het open lus spoorvolgsysteem wordt gestuurd.
Figuur 9 toont een stroomdiagram van een programma voor 25 het bepalen van de optimale vermenigvuldigingsfaktor Kopt waarbij de amplitude A een minimum vertoont. Dit programma wordt na stap S813 en voor stap S814 uitgevoerd. Dit programma omvat een initiatiestap S91, waarin een variabele AMPL op een voorafbepaalde maximale waarde wordt gezet. Deze variabele AMPL geeft de amplitude A aan van de resterende 30 excentriciteitsfout. Verder wordt een beginwaarde voor K een aanpassingswaarde dK voor het aanpassen van de vermenigvuldigingsfaktor ingesteld in stap S91. Vervolgens wordt tijdens de uitvoering van de door stappen S92, ..., S95 gevormde programmalus de radiele positie van de trefplaats van de stralingsbundel gestuurd door de door K en de tabel 35 RP opgeslagen excentriciteitsfout bepaalde correctiesignaal Vc (S92 en S93).
Bovendien wordt in stap S94 het spooradresgedeelte van de 8702261 PHQ 87029 14 uitgelezen adressen opgeslagen in de tabel TRADR als funktie van het uitgelezen sectoradres SECTADR. In stap S95 wordt getest of alle sectoradressen gedetekteerd zijn, en dus de registratiedrager een volledige omwenteling gemaakt heeft. Zo nee , dan wordt de programmalus 5 nogmaals doorlopen. Zo ja, dan wordt in stap S96 de variabele AMPLO gelijk gemaakt aan de laaste waarde van de variabele AMPL en wordt vervolgens de nieuwe waarde AMPL·, die de resterende excentriciteitsfout bij de open lus spoorvolg regeling aangeeft, afgeleid uit de in de tabel TRADR opgeslagen spooradressen. In stap S97 wordt getest of de nieuwe 10 waarde voor AMPL· groter is dan de oude waarde, die door AMPLO wordt aangegeven. Indien de nieuwe amplitude AMPL· van de resterende excentriciteitsfout niet groter is dan de oude waarde AMPLO voor deze fout, dan wordt de vermenigvuldigingsfaktor K aangepast met de aanpassingswaarde dK in stap S98. Vervolgens wordt opnieuw begonnen met 15 de uitvoering van stap S92, waardoor de radiele positie van de trefplaats van de stralingsbundel wordt gestuurde met een, als gevolg van de aanpassing van K eveneens aangepast correctiesignaal Vc. In stap S96 wordt weer de amplitude AMPL van de resterende excentriciteitsfout bepaald, waarna in stap S97 de nieuw bepaalde waarde van de amplitude 20 AMPL weer wordt vergeleken met de voorgaande waarde. Zolang de waarde AMPL kleiner is dan de waarde AMPLO is de minimale waarde voor amplitude A van de resterende excentriciteitsfout nog niet bereikt en wordt de vermenigvuldigingsfaktor steeds aangepast in stap S98. Zodra echter de waarde AMPL groter is dan AMPLO is de minimale amplitude gepasseerd. In 25 dat geval wordt de absolute waarde van dK verkleind en het teken van aanpassingswaarde dK omgekeerd in stap S99 en wordt de vermenigvuldigingsfaktor K met de nieuwe aanpassingswaarde dK aangepast. Hierdoor wordt de vermenigvuldigingsfaktor K, weer in de richting van de opimale waarde Kopt aangepast.
30 Vervolgens blijft de aanpassingswaarde weer constant totdat de minimale amplitude weer is gepasseerd waarna de absolute waarde van dK weer wordt verkleind en het teken van dK weer wordt omgekeerd. Op deze wijze zal de waarde van de vermenigvuldigingsfaktor convergeren naar de optimale waarde Kopt, waarbij de resterende 35 excentriciteitsfout minimaal is. Zodra de absolute waarde van dK kleiner is dan een bepaalde minimale waarde dKmin, is de vermenigvuldigingsfaktor K de optimale waarde voldoende kort benaderd en 870226 1 s $ PHQ 87029 15 wordt het programma beëindigd (Stap S911).
Het zij nogmaals opgemerkt dat het hiervoor beschreven programma voor de bepaling van de optimale versterkingsfaktor K aan de hand van de resterende excentriciteitsfout slechts een van de vele 5 mogelijke programmas is. Essentieel bij de bepaling van de vermenigvuldigheidsfaktor is slechts dat de resterende excentriciteitsfout voor een aantal verschillende waarden van K bepaald wordt en vervolgens een zodanige waarde van de vermenigvuldigingsfaktor K geselekteerd wordt waarbij de amplitude van de resterende 10 excentriciteitsfout minimaal is.
In de hiervoor beschreven uitvoeringsvorm van de registratiedrager zijn de adresbytes van het adres opgetekend door middel van codesymbolen die geschikt zijn voor differentiële detektie.
Het is in de praktijk gebleken dat in het geval dat differentiële 15 detectie wordt toegepast het aantal fout uitgelezen adressen bij uitgeschakeld gesloten lus spoorvolgsysteem zeer klein is.
Dit vindt zijn oorzaak in het feit dat bij differentiële een voorafbepaald aantal lokale maxima in het uitleessignaal bepaald worden. Als gevolg van de door nabij gelegen codesymbolen veroorzaakte 20 overspraak in het uitleessignaal zullen de hoogte van de maxima wel beïnvloed worden, maar deze blijven in het algemeen wel detecteerbaar.
Indien de codesymbolen met behulp van niveaudetektie worden gedetekteerd is de invloed van overspraak groter. Een uitvoeringsvorm van de registratiedrager waarbij de negatieve invloed 25 van de overspraak op de juistheid van de uitgelezen adressignalen sterk is verminderd zal hierna beschreven worden onder verwijzing naar figuur 11. In deze figuur omvatten de in radiele richting naast elkaar gelegen adresinformatiepatronen 8 weer de vier codesymbolen 13, 14, 15 en 16, waarbij codesymbool 13 en codesymbool 14 weer het meest significante 30 adresbyte respectievelijk en het minst significante adresbyte vertegenwoordigen.
De codesymbolen 15 en 16 vertegenwoordigen weer de complementaire waarde van de respectievelijk het minst significante adresbyte en het meest significante adresbyte. De in figuur 11 getoonde 35 codesymbolen omvatten echter geen vijftien, zoals in figuur 1, maar elf potentiële putposities. Bovendien is het aantal door de putten bezette putposities niet steeds gelijk. De codesymbolen in figuur 11 zijn zo 870226 1 PHQ 87029 16 gekozen dat twee in radiele richting naaste elkaar gelegen codesymbolen ten hoogste voor één putpositie van de elf putposities een verschil vertonen. Indien de codesymbolen met uitgeschakeld gesloten lus spoorvolgsysteem ten behoeve van de uitlezing van de door de 5 codesymbolen vertegenwoordeigde adressen (AD,...,AD+5) wordt afgetast is de invloed van de in radiele richting aangrenzende codesymbolen bijzonder klein, daar de structuren van naast elkaar liggende codesymbolen slechts een minimaal verschil vertonen.
870216 1 PHQ 87029 17
Korte aanduiding van in de figuren aangegeven programmastappen: S81: OPEN SW50
S82: DETECT ADR
S83: SEPERATE SECTADR
S84: STORE TRADRiSECTADR} 5 S85: ALL SECTADR READ?
S86: SECTADR := BEGINAD
S87: TRADR{SECTADR} CORRECT?
S88: INTERPOLATE
S89: STORE RP{SECTADR} 10 S810: INCREMENT SECTADR S811: LAST SECTADR?
S812: DETERMINE MEAN VALUE OF TRADR
S813: SUBSTRACT MEAN VALUE FROM ALL RP{SECTADR} FOR ALL SECTADR S814: TAB{SECTADR}:= K.RP{SECTADR} FOR ALL SECTADR 15 S815: CLOSE SW50
S91: AMPL:=MAX
dK:=DMAX S92: READ ADR
S93: Vc:= K.RP{SECTADR} 20 S94: STORE TRADR{SECTADR} S95: ALL SECTADR READ?
S96: AMPLO:=AMPL
DETERMINE NEW AMPL. FROM TRADR S97: AMPL. GREATER THAN AMPLO?
25 S98: K:=K+dK
S99: dK=-dK/N
S910: K:=K+dK
S911: /dK/GREATER THAN DKMIN? 8702261

Claims (7)

1. Informatie opteken en/of uitleessysteem omvattende een registratiedrager voorzien van in hoofdzaak concentrisch ten opzichte van een gemeenschappelijk middelpunt gelegen informatiesporen, waarbij de registratiedrager is verdeeld in sektoren en waarbij in de sporen van 5 elke sektor adresinformatie is opgetekend door middel van optisch detecteerbare adresinformatiepatronen, die in radiele richting naast elkaar zijn gelegen, waarbij de adresinformatie indicatief is voor de radiele positie van het spoor ten opzichte van het middelpunt, en een opteken en/of uitleesinrichting voor het optekenen en/of uitlezen van 10 informatie in/uit de informatiesporen, welke inrichting is voorzien van een aandrijfinrichting voor het doen roteren van de registratiedrager om een rotatiepunt, van middelen voor het met behulp van een stralingsbundel aftasten van de informatiesporen ten behoeve van de optekening en/of uitlezing van informatie in/uit de informatiesporen, 15 van een gesloten lus spoorvolgsysteem voor het gericht houden van de stralingsbundel op het af te tasten informatiespoor en van een hoekpositie bepalingssysteem voor het bepalen van de hoekpositie van de registratiedrager met het kenmerk dat de opteken en/of uitleesinrichting is voorzien van middelen voor het bij uitgeschakeld spoorvolgsysteem uit 20 de uitgelezen adresinformatie afleiden van een correctiesignaal dat gerelateerd is aan de bij uitgeschakeld spoorvolgsysteem optredende radiele verplaatsing van de trefplaats van de stralingsbundel op de registratiedrager ten opzichte van het middelpunt, van middelen voor het als funktie van de hoekpositie in een geheugen opslaan van het afgeleide 25 correctiesignaal, waarbij het spoorvolgsysteem is voorzien van middelen voor het uit het geheugen ophalen van de correctiesignaalwaarde die behoort bij de momentaan bepaalde hoekpositie en van een open lus regelsysteem voor het sturen van de radiele positie van de trefplaats ten opzichte van het rotatiepunt in afhankelijkheid van het opgehaalde 30 correctiesignaal ten einde te compenseren voor de excentrische ligging van het rotatiepunt en de onrondheid van informatiesporen veroorzaakte radiele verplaatsing van de trefplaats. 8702261 a PHQ 87029 19
2. Systeem volgens conclusie 1 met het kenmerk dat het correctiesignaal in hoofdzaak evenredig is met de bij uitgeschakeld spoorvolgsysteem optredende radiele verplaatsing van de trefplaats ten opzichte van het middelpunt, waarbij de aftastinrichting is voorzien van 5 middelen voor het optimaliseren van het correctiesignaal in een optimalisatietijdsinterval waarin de radiele positie van de trefplaats uitsluitend door het open lus spoorvolgsysteem wordt gestuurd, waartoe de optimalisatiemiddelen zijn voorzien van middelen voor het in afhankelijkheid van de in het optimalisatietijdsinterval uitgelezen 10 adresinformatie instellen van de amplitude van het correctiesignaal op een waarde waarbij de door de uitgelezen adressen aangegeven amplitude van de radiele verplaatsing van de trefplaats minimaal is.
3. Systeem volgens conclusie 1,2 of 3 met het kenmerk dat de correctiesignaal afleidingsmiddelen zijn voorzien van 15 adresfoutdetectiemiddelen voor het detecteren van onjuist uitgelezen adresinformatie en van middelen voor het corrigeren van de gedetekteerde onjuist uitgelezen adressen.
4. Systeem volgens conclusie 4 met het kenmerk dat de adresinformatie is samengesteld uit een aantal adresbytes, waarbij twee 20 opeenvolgende adresbytes, waarvan er een het meest significante deel van het adres vertegenwoordigt, eikaars complement zijn en waarbij adresfoutdetectiemiddelen zijn ingericht voor het afleiden van de juistheid van de uitgelezen adresinformatie uit de genoemde complementaire adresbytes.
5. Systeem volgens conclusie 1 of 2 met het kenmerk dat de door de adresinformatiepatronen zijn samengesteld uit optische detecteerbare codesymbolen die tenminste één byte van de adresinformatie vertegenwoordigen, waarbij elk symbool een aantal posities omvat, waarbij een aantal posities door een optisch 30 detekteerbaar teken zijn bezet, en waarbij de relatie tussen de adressen en symbolen zodanig is gekozen dat steeds door twee in radiele richting naast elkaar gelegen codesymbolen ten hoogste voor één positie een verschil vertonen.
6. Opteken en/of uitleesinrichting voor toepassing in een 35 systeem volgens een der conclusies 1 tot en met 4.
7. Registratiedrager voor toepassing in een systeem volgens conclusie 5. 8702261
NL8702261A 1987-09-23 1987-09-23 Informatie opteken en/of uitlees systeem, alsmede een registratiedrager en opteken en/of uitleesinrichting voor toepassing in een dergelijk systeem. NL8702261A (nl)

Priority Applications (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8702261A NL8702261A (nl) 1987-09-23 1987-09-23 Informatie opteken en/of uitlees systeem, alsmede een registratiedrager en opteken en/of uitleesinrichting voor toepassing in een dergelijk systeem.
US07/243,400 US5023857A (en) 1987-09-23 1988-09-12 Optical information storage apparatus including eccentricity compensator
EP88202010A EP0310162B1 (en) 1987-09-23 1988-09-15 Information recording and/or read system and recording and/or read apparatus for use such a system
DE8888202010T DE3873006T2 (de) 1987-09-23 1988-09-15 Informationsaufzeichnungs- und/oder -wiedergabesystem und aufzeichnungs- und/oder wiedergabegeraet zur anwendung eines derartigen systems.
KR1019880012123A KR890005722A (ko) 1987-09-23 1988-09-20 정보기록 및 판독 시스템
JP63236617A JPH01165040A (ja) 1987-09-23 1988-09-22 情報記録および/または読取りシステム

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8702261A NL8702261A (nl) 1987-09-23 1987-09-23 Informatie opteken en/of uitlees systeem, alsmede een registratiedrager en opteken en/of uitleesinrichting voor toepassing in een dergelijk systeem.
NL8702261 1987-09-23

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8702261A true NL8702261A (nl) 1989-04-17

Family

ID=19850645

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8702261A NL8702261A (nl) 1987-09-23 1987-09-23 Informatie opteken en/of uitlees systeem, alsmede een registratiedrager en opteken en/of uitleesinrichting voor toepassing in een dergelijk systeem.

Country Status (6)

Country Link
US (1) US5023857A (nl)
EP (1) EP0310162B1 (nl)
JP (1) JPH01165040A (nl)
KR (1) KR890005722A (nl)
DE (1) DE3873006T2 (nl)
NL (1) NL8702261A (nl)

Families Citing this family (22)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPH02199635A (ja) * 1989-01-27 1990-08-08 Hitachi Ltd 情報記録ディスクとその製造方法および記録装置
JPH0348308A (ja) * 1989-03-28 1991-03-01 Canon Inc デジタルサーボ制御装置
JPH04259921A (ja) * 1991-02-15 1992-09-16 Ricoh Co Ltd 光ディスク装置
JP2930750B2 (ja) * 1991-03-06 1999-08-03 パイオニア株式会社 光学式記録装置
US5379171A (en) * 1991-09-25 1995-01-03 Integral Peripherals Microminiature hard disk drive
US6310747B1 (en) 1991-09-25 2001-10-30 Mobile Storage Technology, Inc. Method for reducing external signal interference with signals in a computer disk storage system
WO1993006595A1 (en) * 1991-09-25 1993-04-01 Integral Peripherals, Inc. Adaptive runout compensation for miniature disk drives
JP3337702B2 (ja) * 1991-11-14 2002-10-21 キヤノン株式会社 光学的情報記録再生装置
US5812506A (en) * 1992-04-10 1998-09-22 Wea Manufacturing, Inc. System and methods for measuring and correcting for overshoot in a high frequency (HF) signal generated by a compact disc player during testing of a compact disc
DE69313538T2 (de) * 1992-07-03 1998-02-26 Philips Electronics Nv In Bereiche unterteilter Aufzeichnungsträger
US5479389A (en) * 1992-07-14 1995-12-26 Samsung Electronics Co., Ltd. Eccentricity compensator for optical disk player and compensating method therefor
US5495466A (en) * 1994-01-10 1996-02-27 Eastman Kodak Company Write verification in an optical recording system by sensing mark formation while writing
JPH08509314A (ja) * 1994-02-14 1996-10-01 フィリップス エレクトロニクス ネムローゼ フェン ノートシャップ 記録キャリヤに信号を記録する方法および記録装置
US6091559A (en) 1994-12-19 2000-07-18 Mobile Storage Technology Inc. Variable zone layout and track pitch parameter considerations for information storage disk drive
US5596458A (en) 1994-12-19 1997-01-21 Integral Peripherals, Inc. Variable zone layout for information storage disk drive
KR100271569B1 (ko) * 1997-08-25 2000-11-15 구자홍 편심억압서보방법및이를이용한서보장치
US6604223B1 (en) * 1998-08-17 2003-08-05 Seagate Technology Llc System and method for correcting interference errors in data encoded on storage media
EP1568033A1 (en) * 2002-11-27 2005-08-31 Koninklijke Philips Electronics N.V. Method for executing a track jump of an explorer head to retrieve data from a data carrier
DE102005020491A1 (de) * 2005-04-29 2006-11-09 Deutsche Thomson-Brandt Gmbh Verfahren und Anordnung zum Kompensieren von Regelabweichungen in einem Regelkreis mit zyklischen Regelwertveränderungen
KR20080033401A (ko) * 2005-07-15 2008-04-16 코닌클리케 필립스 일렉트로닉스 엔.브이. 에러 보정 방법 및 시스템
US7830757B2 (en) * 2007-03-27 2010-11-09 Philips & Lite-On Digital Solutions Corporation Tracking control method for reading/writing optical disk
CN105014145B (zh) * 2015-05-27 2017-03-22 济南华汉电气科技有限公司 一种管件切割径向误差检测装置

Family Cites Families (23)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3881184A (en) * 1974-05-28 1975-04-29 Ibm Adaptive digital servo system
NL7901721A (nl) * 1979-03-05 1980-09-09 Philips Nv Regelsysteem.
FR2456425A1 (fr) * 1979-05-10 1980-12-05 Thomson Brandt Procede de codage de signaux binaires de numerotation d'images emmagasinees sur un support d'enregistrement et dispositif de lecture des signaux ainsi codes
GB2054240B (en) * 1979-07-19 1983-06-22 Burroughs Corp Disc eccentricity measuring means
JPS5616964A (en) * 1979-07-21 1981-02-18 Victor Co Of Japan Ltd Record player correctable for wow and flutter due to eccentricity
JPS5753830A (en) * 1980-09-12 1982-03-31 Sony Corp Tracking servo device for optical information signal reproducer
NL8006165A (nl) * 1980-11-12 1982-06-01 Philips Nv Systeem voor het overdragen van digitale informatie, codeerinrichting voor toepassing in dat systeem, decodeerinrichting voor toepassing in dat systeem en registratiedrager voor toepassing in dat systeem.
US4365324A (en) * 1980-11-19 1982-12-21 Rca Corporation Eccentricity control device
NL8102621A (nl) * 1981-05-29 1982-12-16 Philips Nv Inrichting voor het beschrijven en/of uitlezen van een registratiedrager.
JPS589226A (ja) * 1981-07-07 1983-01-19 Toshiba Corp 光ディスク装置
US4445144A (en) * 1981-12-21 1984-04-24 Discovision Associates Method for detecting eccentricity in a video disc and in a video disc player
USRE32937E (en) * 1982-03-19 1989-05-30 Magnetic Peripherals, Inc. Modulation system for optical recording
US4674076A (en) * 1982-05-19 1987-06-16 Burroughs Corporation Optical memory system having improved positioning and focusing control circuitry
EP0096969B1 (en) * 1982-05-19 1986-12-30 BURROUGHS CORPORATION (a Delaware corporation) Optical memory system having improved positioning and focusing control circuitry
US4639792A (en) * 1982-10-21 1987-01-27 The Stypher Corporation Apparatus for decoding video address code signals
JPS6066341A (ja) * 1983-09-20 1985-04-16 Olympus Optical Co Ltd 情報記録再生装置
GB2158611A (en) * 1984-05-07 1985-11-13 Rca Corp Servo error reduction apparatus for disc record playback system
US4755977A (en) * 1984-07-05 1988-07-05 Storage Technology Partners Ii Runout compensation for a coarse tracking servo system in an optical disk storage unit
US4745588A (en) * 1985-04-16 1988-05-17 Olympus Optical Co., Ltd. Tracking control apparatus
JPS6226644A (ja) * 1985-07-29 1987-02-04 Hitachi Ltd 光学式情報記録再生装置
FR2597248B1 (fr) * 1985-11-27 1988-05-13 Thomson Alcatel Gigadisc Support d'information a pregravure et son dispositif d'exploration optiques a acces echantillonne
US4823212A (en) * 1986-11-26 1989-04-18 Hewlett-Packard Company Sampled servo code format and system for a disc drive
US4764914A (en) * 1987-09-11 1988-08-16 Eastman Kodak Company Least squares method and apparatus for determining track eccentricity of a disk

Also Published As

Publication number Publication date
US5023857A (en) 1991-06-11
EP0310162B1 (en) 1992-07-22
EP0310162A1 (en) 1989-04-05
JPH01165040A (ja) 1989-06-29
KR890005722A (ko) 1989-05-16
DE3873006D1 (de) 1992-08-27
DE3873006T2 (de) 1993-02-25

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8702261A (nl) Informatie opteken en/of uitlees systeem, alsmede een registratiedrager en opteken en/of uitleesinrichting voor toepassing in een dergelijk systeem.
JP3063596B2 (ja) 光ディスク装置および光ディスク
US6236637B1 (en) Optical disk and optical disk drive device
US5268887A (en) Optical recording medium having offset-compensating areas
US4751695A (en) Method and apparatus for tracking servo system
EP0221782B1 (en) Optical information recording and reproducing apparatus
US4623994A (en) Scanning servo system for optical-disc information reproducing apparatus
JP3744944B2 (ja) 光ディスク、トラッキングエラー信号生成装置およびトラッキング制御装置
CA2073323C (en) Optical recording medium driving apparatus capable of accurately detecting position of optical head
US5197058A (en) Electronic offset compensation of the continuous composite track error signal in optical recording
EP0607445A1 (en) Optical disk unit
EP0580876A1 (en) Optical recording medium, its recording method, its reproducing method, and method for generating tracking error signal
JP3560410B2 (ja) 光ディスク装置および光ディスク
JPH06282861A (ja) フォーカス最適化方法及び装置
JP2807362B2 (ja) 情報再生装置
EP0709842B1 (en) Recording and reproduction of data
JPH04219631A (ja) 光ディスク媒体駆動装置
US6690629B1 (en) Recording information reproducing apparatus
EP0913816B1 (en) Device for reading from or writing to optical recording media
EP0319245A2 (en) Optical information recording apparatus
US6842408B1 (en) Optical disk apparatus, focus-value correcting method, and optical disk
EP0457536B1 (en) Optical recording medium and optical recording apparatus
JP2000215484A (ja) ディスクプレ―ヤ
EP1187113B1 (en) Optical recording medium and apparatus for optically reproducing recorded information
JP3401460B2 (ja) チルト検出装置および光ディスク装置、チルト制御方法

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed