NL8702189A - Inrichting voor het automatisch een voor een afnemen van zakken van een stapel. - Google Patents

Description

VO 9344

Inrichting voor het automatisch één voor êén afnemen van zakken van een stapel.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het automatisch één voor één afnemen van zakken of vergelijkbare voorwerpen van een stapel, in het bijzonder geschikt voor het invoeren van zakken in een bedrukkingsmachine.

5 Zakken worden veelal in stapels door de fabrikant aan de gebruiker geleverd. Om de zakken te kunnen vullen of anderszins te kunnen verwerken is het derhalve nodig de zakken êén voor één van de stapel te nemen. Zo dienen bijvoorbeeld zakken één voor één aan een bedrukkingsmachine te worden toegevoerd indien de zakken van een opdruk, zoals een naam, een 10 logo, of produktinformatie, voorzien moeten worden.

Tot nu toe geschiedt het toevoeren van zakken aan een bedrukkingsmachine met de hand, hetgeen arbeidsintensief is en bovendien dikwijls tot een in plaats variërende bedrukking leidt. Soortgelijke overwegingen gelden in andere situaties, waarin zakken of vergelijkbare voorwerpen 15 één voor één van een stapel dienen te worden genomen voor verdere verwerking of bewerking.

Behoefte bestaat derhalve aan een inrichting voor het automatisch één voor één afnemen van zakken van een stapel. De uitvinding beoogt in deze behoefte te voorzien en in het algemeen een automatisch werkende 20 inrichting voor het van een stapel afnemen van zakken en vergelijkbare voorwerpen ter beschikking te stellen, die tevens geschikt is om als in-voerihrichting voor een verwerkings- of bewerkingsmachine, zoals een bedrukkingsmachine, te fungeren.

Hiertoe wordt een inrichting van de beschreven soort gekenmerkt 25 door middelen voor het positioneren van een stapel zakken; scheidings-middelen omvattende plooimiddelen voor het nabij tenminste één achterste hoekpunt plooien van de bovenste zak teneinde deze vrij te maken van de stapel en vasthoudmiddelen om na het plooien van de bovenste zak de rest van de stapel te fixeren; en transportmiddelen voor het van de stapel 30 schuiven van de door de scheidingsmiddelen van de stapel vrijgemaakte bovenste zak.

In het volgende zal de uitvinding nader worden beschreven met verwijzing naar de bijgevoegde tekening van een uitvoeringsvoorbeeld.

870218A

ï * -2-

Fig. 1 toont in perspectief schematisch een uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding, die geschikt is om als zak-invoerinrichting voor een bedrukkingsmachine te fungeren; fig. 2 toont een zijaanzicht volgens de pijl II in fig. 1; 5 fig. 3 toont een bovenaanzicht van de inrichting van fig. 1 en fig. 2; en fig. 4 toont schematisch een detail van een inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 1 toont in perspectief schematisch een aanzicht van een voor-10 beeld van een inrichting volgens de uitvinding. De getoonde machine is in het bijzonder geschikt voor het behandelen van geweven zakken, zowel van kunststof, jute, als linnen,maar kan in veel gevallen ook voor niet geweven zakken, zoals papieren zakken of gladde kunststof zakken worden gebruikt, eventueel met een nog nader te beschrijven aanpassing.

15 De getoonde inrichting 1 omvat een op de grond staand frame met langsliggers 2, 3, die door dwarsliggers 3, 4 zijn verbonden. De langs-liggers dragen een verschuifbaar gemonteerde heftafelinrichting, die twee afzonderlijk op en neer beweegbare heftafels 5, 6 omvat. De hef-tafels zijn gescheiden door een vertikale wand 7, die aan één der eind-20 randen aansluit op een dwarse vertikale wand 8. Op deze wijze heeft elke heftafel twee op elkaar aansluitende aanlegwanden voor een stapel zakken. De dwarswand 8 bevindt zich aan de zijde van de inrichting, waar de zakken de inrichting verlaten, zodat de zakken steeds in dezelfde stand in een volgende machine, zoals een bedrukkingsmachine worden ingevoerd.

25 In de in fig. 1 getoonde situatie bevindt heftafel 5 zich in een zodanige stand, dat zakken van een zich op de heftafel 5 bevindende, in fig. 1 niet getoonde, stapel afgenomen kunnen worden middels een zich boven de heftafel 5 bevindende, nog nader te beschrijven inrichting.

De heftafel 6 bevindt zich in fig. 1 in een positie om een nieuwe 30 stapel zakken te ontvangen.

Middels een hydraulische cilinder 9 kunnen de heftafels verschoven worden. Op deze wijze kan de heftafel 5 in een positie worden gebracht om een nieuwe stapel zakken op te nemen, terwijl heftafel 6 de plaats van heftafel 5 kan innemen. De beide heftafels vormen derhalve gezamen-35 lijk met de vertikale wanden en de hydraulische cilinder een automatisch magazijn.

8702189 I- •' -3-

In fig. 1 en fig. 2 zijn de met de heftafel 5 samenwerkende hef-organen zichtbaar, die in dit voorbeeld als hefschaar 15 zijn uitgevoerd.

De inrichting omvat voorts een portaalconstructie met staanders 10, 11, langsliggers 12, 13 en dwarsliggers 14.

5 De portaalconstructie draagt scheidingsorganen, die dienen om tel kens de bovenste zak van de stapel te lossen, en transportorganen, die na het lossen een zak kunnen verplaatsen, bijvoorbeeld om deze in een bedrukkingsmachine in te voeren zoals aangegeven in fig. 2 en fig. 3.

Voorts draagt de portaalconstructie een in fig. 1 niet, maar in 10 fig. 2 en fig. 3 wel getoond aandrukorgaan, dat dient om een lichte druk op de stapeluit te oefenen en dat tevens dient om de hefinrichting, te besturen. Zodra een voorafbepaalde, bij voorkeur instelbare waarde van de aandrukkracht bereikt wordt, wordt de hefinrichting uitgeschakeld. Het aandrukorgaan bestaat in dit voorbeeld uit een zich dwars over een stapel 15 zakken 17 (fig. 2) uitstrekkende beugel 16, die op één der daartoe bekende wijzen zodanig is opgehangen, dat de bovenbeshreven schakelfunctie uitgevoerd kan wórden.

De scheidingsorganen omvatten een vanaf één der dwarsliggers 14 of een daarmee verbonden orgaan schuin naar beneden afhangende arm 20, die 20 om het vaste uiteinde in een vertikaal vlak kan scharnieren en die aan het vrije uiteinde is voorzien van een aangrijporgaan 21 dat in bedrijf op de bovenste zak van de stapel rust. Het aangrijporgaan rust nabij één . der achterste hoekpunten, gezien in de richting waarin de zakken de inrichting verlaten, en nabij een langsrand van de zak op de zak. Het aan-25 grijporgaan is zodanig uitgevoerd, dat tussen het aangrijporgaan en de zak een wrijvingskracht kan optreden, die groter is dan de wrijvings-kracht met de onderliggende zak. Het aangrijporgaan kan hiertoe met voordeel zijn voorzien van kleine tandjes, die in het materiaal van de zak kunnen haken.

30 De arm kan behalve scharnieren in een vertikaal vlak ook ter plaat se van het met de ligger gekoppelde uiteinde roteren om een vertikale as 22 onder besturing van een draaicilinder 23 of een elektromotor.

In bedrijf wordt het aangrijporgaan 21 door een cilinder 24 of een ander geschikt orgaan neergelaten tot het aangrijporgaan op de bovenste 35 zak rust. Vervolgens wordt de draaicilinder 23 bekrachtigd, waardoor het aangrijpórgaan zich volgens een met een gebogen pijl 25 aangegeven 8702189 -4- * baan binnenwaarts beweegt over een voorafbepaalde afstand. Daarbij plooit zich de desbetreffende hoek van de zak zodanig, dat de onderliggende zak deels zichtbaar wordt. Op het op deze wijze zichtbaar geworden deel van de onderliggende zak wordt vervolgens het bewegende deel van een 5 vertikaal aangebrachte vasthoudcilinder 26 neergelaten. Vervolgens wordt het aangrijporgaan door de cilinder 24 opgeheven en door de draaicilinder in de uitgangspositie gebracht.

De geplooide hoek van de zak komt daarbij tegen het bewegende deel van de vasthoudcilinder 26 te liggen en blijft daardoor enigszins ge-10 plooid of gerimpeld of opgekruld. Derhalve houdt op dat moment de vasthoudcilinder de stapel zakken vast, terwijl de bovenste zak van de stapel is losgemaakt. De bovenste zak kan nu van de stapel worden geschoven.

Opgemerkt wordt, dat de portaalconstructie in het getoonde voorbeeld twee stellen scheidingsorganen draagt, zoals in fig. 3 is te zien.

15 In beginsel is het ene stel werkzaam indien de zakken op de ene heftafel liggen en het andere stel indien de zakken op de andere heftafel liggen.

In sommige gevallen kunnen beide stellen scheidingsorganen gelijktijdig werkzaam zijn.

Voorts wordt opgemerkt, dat voor elk type zak een optimale afstand 20 bestaat voor de ligging van de draaiïngsas 22 ten opzichte van het hoekpunt. De plaats van de draaicilinder is daarom bij voorkeur instelbaar. Dit kan bijvoorbeeld worden bewerkstelligd door de draaicilinder en eventueel ook de vasthoudcilinder op een verplaatsbaar subframe, zoals in fig. 3 bij 30 aangegeven te monteren.

25 Fig. 4 toont volledigheidshalve nog eens meer in detail een uit- voeringsvoorbeeld van de roteerbare en op- en neer beweegbare arm, die het aangrijporgaan draagt. De draaicilinder 23 heeft een draaibare as 22, die van twee evenwijde flenzen 40, 41 is voorzien. Tussen de flenzen 40, 41 is scharnierbaar om een horizontale as het ene uiteinde van de arm 20 30 bevestigd. De arm 20 draagt aan het andere uiteinde het aangrijporgaan 21. In het getoonde voorbeeld is een dubbele arm 20a, 20b toegepast, zodat een parallellogramconstructie is verkregen. Het voordeel hiervan is dat de stand van het aangrijporgaan onafhankelijk is van de helling van de arm.

35 De flenzen 40, 41 dragen voorts de vertikale cilinder 24, waarvan 8702189 * * * -5- de zuigerstang 42 met een om de arm 20 grijpend raam 43 is verbonden, zodat de arm middels de cilinder 24 op en neer kan worden bewogen.

Het aangrijporgaan omvat in het getoonde voorbeeld een tussen twee schijfjes 44, 45 (niet roteerbaar) gemonteerd cirkelzaagblad of een 5 schijffreesje, dat zich dwars ten opzichte van de arm uitstrekt. Dergelijke elementen zijn standaard in de handel verkrijgbaar. Het is vanzelfsprekend ook mogelijk een speciaal voor de inrichting volgens de uitvinding, ontworpen aangrijporgaan toe te passen, dat bijvoorbeeld de vorm van een van tandjes of dergelijke voorzien blokje zou kunnen hebben.

10 Nadat een zak op de beschreven wijze door de scheidingsorganen is losgemaakt van de stapel kan de zak uit de inrichting worden geschoven om bijvoorbeeld aan een bedrukkingsmachine te worden toegevoerd. Hiertoe zijn transportorganen aanwezig, die een zak kunnen vastgrijpen en in de richting van een pijl 50 (fig. 1) dit wil zeggen over de bovenrand 15 van de wand 8 heen, kunnen verplaatsen.

In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld omvatten de transportorganen een zich in de transportrichting uitstrekkende hydraulische transport-cilinder 51, die ongeveer midden tussen de twee stellen scheidingsorganen aan de portaalconstructie is bevestigd. Het bewegende deel van de hydrau-20 lische cilinder is gekoppeld met een schuifstuk 52 dat in het getoonde voorbeeld twee armen 53 heeft, die elk een schuin naar achter en naar beneden wijzende meenemerarm 54 dragen, welke meenemerarmenaan hun vrije uiteinden meenemers 55 dragen. De meenemerarmen 54 zijn scharnierend aan de bijbehorende armen 53 bevestigd.

25 Aan het begin van een transportcyclus rusten de meenemers op de bovenste zak, die aan de achterzijde reeds op de bovenbeschreven wijze van de stapel is losgemaakt. De stapel wordt vastgehouden door de vast-houdcilinder 26 en de beugel 16 drukt licht op de bovenste zak. Vervolgens wordt de transportcilinder 51 bekrachtigd, die de meenemers in de 30 transportrichting 50 verplaatst. De meenemers nemen daarbij de bovenste zak mee tot onder de invoerrollen 56 van bijvoorbeeld een bedrukkingsmachine. De invoerrollen 56 bewegen vervolgens naar beneden om de zak op een invoerband of een onderliggende invoerrol of dergelijke te positioneren en vast te houden en de transportcilinder 51 trekt de meenemers 35 55 weer terug. De meenemers worden daarbij bij voorkeur enigszins opge- 870 2189 * -6- tild, zodat gewaarborgd is dat de meenemers inderdaad tot boven de stapel zakken teruggetrokken kunnen worden. In het getoonde voorbeeld is hiertoe voor elke meenemer een cilinder 57 aanwezig, die middels een zich voorbij het scharnierpunt van de meenemerarm 54 uitstrekkende 5 vinger 58 de meenemerarm omhoog kan doen scharnieren.

Zodra de terugtrekbeweging van de transportcilinder 51 voltooid is eindigt ook de bekrachtiging van de cilinder 57 en scharniert de meenemerarm 54 benedenwaarts tot de meenemer 55 op de bovenste zak rust.

De meenemerarmen en de meenemers kunnen met voordeel op soortgelij-10 ke wijze zijn uitgevoerd als de eerder beschreven aangrijporganen en de bijbehorende armen. Dat wil zeggen dat de meenemerarmen weer elk uit twee evenwijdige armen kunnen bestaan zoals getoond in fig. 2 om een parallellogramconstructie te vormen. Het vrije uiteinde van de armen draagt weer een meenemer, die als cirkelzaagblad of schijffreesje kan 15 zijn uitgevoerd, dat nu echter evenwijdig aan het vlak van de armen ligt. Ook in dit geval kan de meenemer echter ook als blokje of dergelijke met tandjes of soortgelijke uitsteeksels zijn uitgevoerd. De tandjes van de meenemer haken in het materiaal van de bovenste zak. Zodra de transportcilinder bekrachtigd wordt begint de meenemer in de transport-20 richting te bewegen. Daarbij wordt echter enige weerstand ondervonden doordat de bovenste zak licht wordt aangedrukt door de beugel 16. Als gevolg hiervan scharniert de meenemerarm iets omhoog, en daarbij wordt het voorste einde van de zak enigszins opgetild door de tandjes van de meenemer. Hierdoor wordt derhalve automatisch ook aan de voorzijde de 25 bovenste zak vrijgemaakt van de stapel.

De parallellogramconstructie bevordert dat de tandjes bij het omhoog scharnieren van de arm goed in het materiaal van de zak blijven grijpen. Dit effect kan nog worden versterkt door de bovenste arm van 30 het parallellogram iets langer te maken.

Opgemerkt wordt, dat in het geval van papieren zakken of van zeer gladde kunststofzakken de meenemer als zuignap kan zijn uitgevoerd. Eventueel zou in dat geval ook het aangrijporgaan van de scheidingsorga-nen als zuignap kunnen zijn uitgevoerd.

35 Na het voorgaande liggen diverse modificaties voor de deskundige voor de hand. Zo kunnen bijvoorbeeld in plaats van hydraulische cilin- 8702189 «· * -7- ders andere aandrijfmiddelen zoals elektromotoren of dergelijke worden toegepast. Dergelijke modificaties worden geacht binnen het kader van de uitvinding te vallen.

8702189

Claims (25)

1. Inrichting voor het automatisch één voor één afnemen van zakken of soortgelijke voorwerpen van een stapel, in het bijzonder geschikt voor het toevoeren van zakken aan een bedrukkingsmachine, gekenmerkt door middelen voor het positioneren van een stapel zakken; scheidings- 5 middelen omvattende plooimiddelen voor het nabij ten minste één achterste hoekpunt plooien van de bovenste zak teneinde deze vrij te maken van de stapel en vasthoudmiddelen om na het plooien van de bovenste zak de rest van de stapel te fixeren; en transportmiddelen voor het van de stapel schuiven van de door de scheidingsmiddelen van de stapel vrijge-10 maakte bovenste zak.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de middelen voor het positioneren van een stapel zakken ten minste één heftafel omvatten en langs een zijrand en een daarop aansluitende koprand van de heftafel geplaatste vertikale wanden.

3. Inrichting volgens conclusie 2, gekenmerkt door twee naast elkaar gelegen afzonderlijk bedienbare heftafels, die gezamenlijk heen en weer geschoven kunnen worden om de ene of de andere heftafel in de operationele Stand te brengen, waarbij de heftafels zijn gescheiden door een vertikale tussenwand, die aansluit op een zich dwars daarop uitstrekken-20 de eindwand.

4. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de scheidingsmiddelen ten minste één met een aangrijporgaan op een bovenste zak van een stapel nabij een langsrand en één der achterste hoekpunten van de bovenste zak neerlaatbare arm omvatten, die naar binnen 25 gezwenkt kan worden voor het plooien van de desbetreffende hoek van de bovenste zak.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de arm met één uiteinde aan een vertikale draaiingsas van een aandrijfbaar draai-orgaan is bevestigd, waarbij de arm voorts in een vertikaal vlak schar- 30 nierbaar is.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de arm met een vertikaal werkzame .cilinder is gekoppeld, die de arm kan optillen of neerlaten. 870 21 8 S -9-

7. Inrichting volgens één der conclusies 4 t/m 6, met het kenmerk, dat het aangrijporgaan van tandjes is voorzien.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het aangrijporgaan een zich dwars op de arm uitstrekkend schijfje met omtreks- 5 tanden omvat.

9. Inrichting volgens één der conclusies 4 t/m 6, met het kenmerk, dat het aangrijporgaan een zuignap is.

10. Inrichting volgens één der conclusies 4 t/m 9, met het kenmerk, dat de arm bestaat uit twee evenwijdige armen, die een parallellogram- 10 constructie vormen.

11. Inrichting volgens één der conclusies 4 t/m 10, met het kenmerk, dat ten minste de plaats van de zwenkas van de arm in de richting van de genoemde langsrand van de zakken instelbaar is.

12. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, 15 dat de vasthoudmiddelen een vertikale hydraulische cilinder omvatten, waarvan het beweegbare deel neerwaarts op het vrijgemaakte deel van de stapel zakken gedrukt kan worden.

13. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de transportmiddelen ten minste één in bedrijf op de bovenste zak 20 van een stapel nabij de voorrand daarvan rustende meenemer omvat, die is verbonden met een dwars op de voorrand beweegbaar schuifstuk.

14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het schuif-stuk is verbonden met een zich in de lengterichting van de zakken boven de stapel uitstrekkende transportcilinder.

15. Inrichting volgens één der conclusies 13 of 14, met het kenmerk, dat elke meenemer is bevestigd aan een gezien in de transportrichting, schuin naar achter en naar beneden afhangende meenemerarm.

16. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de meenemerarm uit twee boven elkaar gelegen evenwijdige armen bestaat, die een 30 parallellogramconstructie vormen.

17. Inrichting volgens één der conclusies 13 t/m 16 met het kenmerk, dat de meenemervan enigszins naar voren gerichte tandjes is voorzien.

18. Inrichting volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de meenemer een van omtrekstanden voorziene schijf omvat.

19. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de meenemer een zuignap omvat. 8702188 -10- i

20. Inrichting volgens één der conclusies 13 t/m 19 met het kenmerk, dat het schuifstuk twee evenwijdige armen heeft, die elk een meenemer-arm met een meenemer dragen.

21. Inrichting volgens één der conclusies 13 t/m 20, gekenmerkt door 5 tenminste één op het schuifstuk gemonteerde cilinder, die een meenemer- arm via een daaraan bevestigde vinger tijdens een teruggaande beweging van het schuifstuk kan optillen.

22. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies gekenmerk door een in bedrijf op een stapel zakken rustend aandrukorgaan.

23. Inrichting volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat het aan drukorgaan is gekoppeld met .besturingsmiddelen voor de heftafel(s).

24. Inrichting volgens conclusie 22 of 23 met het kenmerk, dat het aandrukorgaan een over de stapel zakken liggende beugel is.

25. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de boven-15 ste arm iets langer is dan de onderste arm. 8702189