NL8701277A - Inrichting voor het weergeven van een luminantiesignaal uit een magnetische registratiedrager. - Google Patents

Description

. % PHN 12.133 1 N.V. Philips Gloeilampenfabrieken.

Inrichting voor het weergeven van een luminantiesignaal uit een magnetische registratiedrager.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het weergeven van een luminantiesignaal uit schuin ten opzichte van de lengterichting van een magnetische registratiedrager over deze registratiedrager verlopende sporen, waarbij de transportsnelheid van de 5 registratiedrager tijdens het weergeven ongelijk is aan die tijdens opnemen, en bij elke overgang van een door een weergavekop uitgelezen spoor naar een opvolgend door dezelfde kop uit te lezen spoor een tijdfout van ongeveer een halve lijntijd in het uitgelezen signaal optreedt, welke inrichting is voorzien van 10 - een eerste korrektieschakeling voor het korrigeren van voornoemde tijdfout in afhankelijkheid van een eerste stuursignaal, en van - een tweede korrektieschakeling voor het kompenseren voor drop-outs in het uit de sporen uitgelezen signaal in afhankelijkheid van een tweede stuursignaal, 15 - de eerste korrektieschakeling bevattende een eerste schakeleenheid met een stuursignaalingang voor het ontvangen van het eerste stuursignaal, een eerste en een tweede ingang en een uitgang, en een eerste vertragingslijn, waarbij een ingang van de eerste korrektieschakeling is gekoppeld met de eerste ingang en via de eerste vertragingslijn met de 20 tweede ingang van de eerste schakeleenheid en de uitgang van de eerste schakeleenheid de uitgang van de eerste korrektieschakeling vormt, - de tweede korrektieschakeling bevattende een tweede schakeleenheid met een stuursignaalingang voor het ontvangen van het tweede stuursignaal, een eerste en een tweede ingang en een uitgang, en een tweede 25 vertragingslijn, waarbij een ingang van de tweede korrektieschakeling is gekoppeld met de eerste ingang van de tweede schakeleenheid, de tweede vertragingslijn is gekoppeld met de tweede ingang van de tweede schakeleenheid, waarvan de uitgang is gekoppeld met de uitgang van de tweede korrektieschakeling, met het kenmerk, dat ten minste een deel van 30 de tweede vertragingslijn de eerste vertragingslijn van de eerste korrektieschakeling vormt.

Uit het Duitse Offenlegungsschrift nr. 2.232.361 is het 8701277 9 PHN 12.133 2 bekend een inrichting voor het weergeven van een videosignaal uit schuin ten opzichte van de lengterichting van de registratiedrager over deze registratiedrager verlopende sporen, te voorzien van een (tweede) korrektieschakeling voor het kompenseren voor drop-outs in het uit de 5 sporen uitgelezen signaal. De inrichting bevat daartoe een drop-out detektor die een (tweede) stuursignaal afgeeft op het moment van detekteren van een drop-out. Onder invloed van dit stuursignaal schakelt de in de korrektieschakeling aanwezige (tweede) schakeleenheid om zodat een door de (tweede) vertragingslijn vertraagd signaal aan de uitgang 10 van de (tweede) korrektieschakeling wordt aangeboden. De (tweede) vertragingslijn die een vertraging gelijk aan de lijntijd in het videosignaal realiseert, kan zich bevinden tussen de ingang van de (tweede) korrektieschakeling en de tweede ingang van de (tweede) schakeleenheid, of tussen de uitgang en de tweede ingang van de tweede 15 schakeleenheid. In het laatste geval vormt de vertragingslijn een teruggekoppeld systeem waardoor de (tweede) korrektieschakeling in staat is ook voor langere drop-outs te kompenseren.

Bij het bij normale snelheid van de registratiedrager optekenen van een videosignaal (short play) in schuin ten opzichte van 20 de lengterichting van de registratiedrager over deze registratiedrager verlopende sporen, zijn de opvolgende sporen telkens over 1.5 lijn verschoven ten opzichte van elkaar op de registratiedrager opgetekend, zie daarvoor bij voorbeeld het Duitse Offenlegungsschrift nr 2.939.276, figuur 2. Daar elk spoor 312.5 lijnen van een beeld bevat, betekent dit 25 dat de horizontale synchronisatiesignalen in naast elkaar liggende sporen eveneens naast elkaar liggen.

Bij weergave, waarbij de snelheid van de registratiedrager anders is dan die bij opname (features) loopt de weergavekop langs een lijn die de sporen kruist over de 30 registratiedrager heen. Bij een overgang van het uitlezen van een zeker spoor naar het uitlezen van een ander spoor treden dus geen tijdfouten op tussen de uit de twee sporen uitgelezen signalen.

Anders wordt het indien een videosignaal wordt opgetekend bij een snelheid van de registratiedrager die lager is dan de eerder 35 genoemde normale snelheid (long play). Is die snelheid de helft van de normale snelheid, wat een twee keer zo lange speelduur betekent, dan zullen opvolgende sporen telkens over 0.75 lijn verschoven ten opzichte 8701277 PHN 12.133 3 van elkaar op de registratiedrager worden opgetekend. Het gevolg hiervan is dat bij weergave, bij een snelheid van de registratiedrager anders dan de snelheid bij optekenen (features), er een tijdfout ontstaat tussen de signalen die door een weergavekop uit twee opvolgend door deze 5 weergavekop uitgelezen sporen worden uitgelezen.

De huidige op de narkt verkrijgbare videorekorders zijn in het algemeen voorzien van twee op 180^ ten opzicht van elkaar op een roterende koptrommel aangebrachte weergavekoppen met onderling verschillende azimuthhoeken. De ene weergavekop leest daardoor telkens 10 elk tweede spoor terwijl de andere weergavekop de tussenliggende sporen leest. De tijdfout tussen de signalen die een weergavekop uit twee opvolgend door deze weergavekop uitgelezen sporen uitleest is dus gelijk aan de halve lijntijd, ofwel 32 ps. Voor deze tijdfout wordt gekorrigeerd in de eerste korrektieschakeling.

15 Het is bekend om de in de eerste korrektieschakeling aanwezige eerste vertragingslijn te realiseren door middel van een glasvertragingslijn van 32 ps.

Een andere manier om de eerste vertragingslijn te realiseren is door middel van een ladingsgekoppelde inrichting (CCD of 20 charge coupled device). Deze moet het gekombineerde chroma en luminantiesignaal vertragen en daartoe werken met een klokfrekwentie van bij voorbeeld 3.fs, waarbij fg de hulpdraaggolffrekwentie is die voor PAL gelijk is aan 4.43 MHz. Beide oplossingen zijn duur.

De uitvinding beoogt nu tijdfoutkorrektie te realiseren 25 die goedkoper te realiseren is en die, gekombineerd met andere funkties, minder geheugenruimte benodigt.

De inrichting volgens de uitvinding heeft daartoe het kenmerk, dat ten minste een deel van de tweede vertragingslijn de eerste vertragingslijn van de eerste korrektieschakeling vormt. Door de 30 vertragingslijnen voor de tijdfout korrektie en de drop-out korrektie te kombineren kan een substantiële reduktie in geheugenruimte worden gerealiseerd. Indien men bovendien het gedemoduleerde luminantiesignaal (dat zich na demodulatie bevindt in een frekwentiegebied van 0 tot ongeveer 3 MHz) aan de vertragingslijn(en) in de vorm van CCD 35 vertragingslijn(en) toevoert, kan men volstaan met een lagere klokfrekwentie voor de aansturing van de vertragingslijn(en).

Het zij vermeld dat het uit Neues aus der Technik nr.1 87 Of 277 PHN 12.133 4 « van 16 februari 1981 bekend is de 1H-vertragingslijn voor de drop-out kompensatie bovendien te gebruiken voor het realiseren van een 1H-vertraging bij het tijdens speciale effekten uitlezen van videoinformatie die bij normale snelheid (short play) is ingeschreven, 5 zie de publikatie met nr 615 op pag. 2. Het is daaruit echter niet bekend om de 1H-vertragingslijn voor de drop-out kompensatie te gebruiken voor het realiseren van een halve lijntijd vertraging bij het tijdens speciale effekten uitlezen van informatie die tijdens long-play is ingeschreven.

10 Een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding heeft het kenmerk, dat de tweede vertragingslijn is opgebouwd uit twee in serie geschakelde deelvertragingslijnen die zijn gekoppeld tussen de uitgang en de tweede ingang van de tweede schakeleenheid en dat één van de twee deelvertragingslijnen de 15 eerste vertragingslijn vormt. De beide deelvertragingslijnen realiseren elk een vertaging van een halve lijntijd.

Een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting heeft het kenmerk, dat de tweede vertragingslijn een variabele vertragingstijd bezit en is gekoppeld tussen de uitgang en de tweede ingang van de 20 tweede schakeleenheid, dat de tweede vertragingslijn bovendien de eerste vertragingslijn vormt en daartoe is voorzien van een stuursignaalingang voor het ontvangen van een stuursignaal, en dat de tweede vertragingslijn is ingericht voor het realiseren van een vertragingstijd overeenkomstig die van de eerste vertragingslijn onder invloed van het 25 eerste stuursignaal.

De tijdfoutkorrektie voor het chromasignaal wordt apart gerealiseerd door middel van een additionele vertraging van een halve lijntijd. Het chromasignaal is zo laagfrekwent op de registratiedrager opgetekend dat drop-out storingen meestal geen invloed op het 30 chromasignaal hebben. Een drop-out kompensatie vindt in het algemeen voor het chromasignaal dan ook niet plaats. Toch is de totaal benodigde geheugenruimte kleiner dan in het geval dat het CVBS signaal (chroma-video-blanking-sync, ofwel het gekombineerde chominantie en luminantiesignaal) door middel van een CCD-vertragingslijn werkend met 35 een klokfrekwentie van 3.f_ voor tijdfouten en drop-outs zou zijn gekorrigeerd.

De uitvinding zal in de hierna volgende S701277 PHN 12.133 5 figuurbeschrijving aan de hand van een aantal uitvoeringsvoorbeelden nader worden uiteengezet. Hierin toont figuur 1 een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting, figuur 2 een eerste verdere uitwerking van de inrichting 5 van figuur 1, figuur 3 een tweede verdere uitwerking van de inrichting van figuur 1, figuur 4 in figuur 4a de sporen op een magnetische registratiedrager zoals zij bij normale transportsnelheid van de 10 registratiedrager op de registratiedrager zijn opgetekend, en in figuur 4b dezelfde sporen doch nu opgetekend bij een transportsnelheid van de registratiedrager gelijk aan de helft van de normale transportsnelheid, en figuur 5 in figuur 5a schematisch een 15 frekwentiekarakteristiek van een PAL-videosignaal zoals het op een VHS-videorekorder is opgetekend, en in figuur 5b schematisch de frekwentiekarakteristiek van het PAL-televisiesignaal.

Figuur 1 toont schematisch de inrichting volgens de uitvinding die is voorzien van weergeefmiddelen 1. De weergeefmiddelen 20 bevatten bij voorbeeld twee leeskoppen 2 en 3 die op een roteerbare koptrommel (niet getekend) zijn aangebracht, en schakelmiddelen 4. De leeskoppen 2 en 3 lezen na elkaar opvolgende sporen die schuin ten opzichte van de lengterichting van de magnetische registratiedrager over deze registratiedrager verlopen. Dit is in figuur 4 zichtbaar. De twee 25 koppen 2 en 3 hebben onderling verschillende azimuthhoeken en lezen alleen die sporen die tijdens het optekenen door koppen met overeenkomstige azimuthhoeken zijn opgetekend. Dit betekent dat de leeskop 2 bij voorbeeld het spoor 60 leest, waarna de leeskop 3 het spoor 61 uitleest. Vervolgens leest de leeskop 2 het spoor 62 uit en 30 daarna de leeskop 3 het spoor 63. De bewegingsrichtingen van de registratiedrager 64 is door middel van de pijl 65 aangegeven. De pijl 66 geeft de bewegingsrichting van een leeskop ten opzichte van de registratiedrager aan. Worden de sporen 60 of 62 door de leeskop 2 uitgelezen dan staan de schakelmiddelen 4 in de bovenste stand, zoals in 35 figuur 1 aangegeven. Worden de sporen 61 en 63 door de leeskop 3 uitgelezen dan staan de schakelmiddelen 4 in de andere dan de getekende (ofwel de onderste) stand. De frekwentiekarakteristiek van het uit de 8701277 PHN 12.133 6 registratiedrager 64 uitgelezen signaal, aanwezig aan de uitgang 5 van de weergeefmiddelen 1, is schematisch in figuur 5a weergegeven. Er zij aangenomen dat het een PAL-videosignaal betreft dat op een VHS-videorekorder is opgenomen. De kurve C' geeft het kwadratuur 5 gemoduleerde chrominantiesignaal aan dat is gemoduleerd op een draaggolf van ongeveer 627 kHz en zich bevindt in een frekwentiegebied van ± 500 kHz rond deze draaggolffrekwentie. De kurve Y' geeft het frekwentiegebied aan waarbinnen zich het frekwentie gemoduleerde luminantiesignaal bevindt. Met z is de grootte van de frekwentiezwaai 10 van de draaggolf aangegeven, uit figuur 5a is duidelijk dat de draaggolf voor een op een VHS-videorekorder opgetekend luminantiesignaal varieert tussen 3,8 MHz en 4,8 MHz. De frekwentiezwaai is dus ongeveer 1 MHz breed. De kurve 45 geeft de amplitude van een testluminantiesignaal met een aantal grijsniveaus, horizontaal uitgezet, aan als funktie van de 15 tijd, vertikaal uitgezet.

De uitgang 5 van de weergeefmiddelen 1 is via een versterkertrap 6 gekoppeld met een ingang 7 van een scheidingseenheid 8. Deze scheidingseenheid 8 bevat een hoogdoorlaatfilter 9 met een afsnijfrekwentie van ongeveer 1.4 MHz en een laagdoorlaatfilter 10 met 20 een afsnijfrekwentie van eveneens ongeveer 1.4 MHz. Het hoogdoorlaatfilter 9 scheidt het FM gemoduleerde luminantiesignaal Y' van het composiet videosignaal en levert het aan de uitgang 11. Het laagdoorlaatfilter 10 scheidt het chrominantiesignaal van het composiet videosignaal en levert het aan de uitgang 12. In de FM-demodulator 13 25 wordt het luminantiesignaal in frekwentie gedemoduleerd naar een frekwentiegebied van 0 tot ongeveer 3 MHz, zie de kurve Y in de frekwentiekarakteristiek van figuur 5b. Vervolgens wordt het signaal Y via een gekombineerde tijdfout en drop-out kompensatieschakeling 14, waarvan de figuren 2 en 3 elk een uitvoeringsvoorbeeld tonen en die 30 hierna zullen worden besproken, toegevoerd aan een ingang 15 van een signaalkombineereenheid 16. Het signaal C' wordt via een tijdfoutkorrektieschakeling 17, die eveneens hierna zal worden besproken, toegevoerd aan een frekwentieomzetter 18. In deze omzetter 18 wordt het signaal C' in frekwentie omgezet naar een frekwentieband van 35 +500 kHz rond een draaggolffrekwentie van 4.43 MHz, zie de kurve C in figuur 5b. Vervolgens wordt het kwadratuur gemoduleerde signaal C toegevoerd aan de ingang 19 van de signaalkombineereenheid 16. Aan de 8701277 PHN 12.133 7 uitgang 20 is dan het PAL televisiesignaal beschikbaar.

Figuur 2 toont een mogelijk uitvoeringsvoorbeeld van de schakeling 14 uit figuur 1. De schakeling 14 is enerzijds bedoeld voor het korrigeren van tijdfouten aanwezig in het uit de registratiedrager 5 64 uitgelezen luminantiesignaal en bevat daartoe een schakeling 37 met een eerste schakeleenheid 22 die onder invloed van een eerste stuursignaal S1 kan omschakelen, en een eerste vertragingslijn 23. De schakeling 14 is anderzijds bedoeld voor het kompenseren van drop-outs in het uit de registratiedrager uitgelezen luminantiesignaal en bevat 10 daartoe een schakeling 38 met een tweede schakeleenheid 24 die onder invloed van een tweede stuursignaal S2 kan omschakelen, en een tweede vertragingslijn 25. Ten minste een deel 23 van de tweede vertragingslijn 25 vormt de eerste vertragingslijn 23. De eerste vertragingslijn 23 realiseert een vertraging van een halve lijntijd (H/2) in het 15 videosignaal, ofwel een vertraging van 32 ps. De tweede vertragingslijn 25 realiseert een vertraging van een hele lijntijd (H), ofwel een vertraging van 64 ps. De ingang 21 van de schakeling 14 is gekoppeld met een eerste klem 26 van de schakeleenheid 24. De uitgangsklem 27 is gekoppeld met de ingang 28 van de vertragingslijn 25 en met de eerste 20 klem 29 van de schakeleenheid 22. De uitgang 30 van de vertragingslijn 23 is gekoppeld met de tweede klem 31 van de schakeleenheid 22. De uitgang 32 van de vertragingslijn 25 is gekoppeld met de tweede klem 33 van de schakeleenheid 24. De uitgangsklem 34 van de schakeleenheid 22 is gekoppeld met de uitgang 35 van de schakeling 14. De werking van de drop-25 out kompensatie door middel van de teruggekoppelde vertragingslijn 25 is zodanig dat, indien de in de inrichting bovendien aanwezige drop-out detektor (niet getekend) een drop-out detekteert, een stuursignaal S2 door de drop-out detektor wordt toegevoerd aan de schakeleenheid 24, die daarop in de andere dan de getekende stand komt te staan. De 30 schakeleenheid 22 staat daarbij in een stand waarbij of de klem 29, of de klem 31 met de klem 34 is gekoppeld. In plaats van de op dat moment uitgelezen lijn wordt dan het luminantiesignaal dat een lijn eerder werd uitgelezen aan de uitgang 35 toegevoerd. Zodra de drop-out is beëindigd verdwijnt het stuursignaal S2 zodat de schakeleenheid 24 weer in de 35 getekende stand van figuur 2 komt te staan.

De werking van de tijdfout korrektie zal met behulp van figuur 4 worden uitgelegd. Figuur 4a toont de registratiedrager 64 met 8701277 » PHN 12.133 8 naast elkaar liggende sporen 60,61,62,...enz. Deze sporen zijn opgetekend op deze registratiedrager terwijl deze een transportsnelheid gelijk aan de 'normale' transportsnelheid had, dat is de transportsnelheid in de zogenaamde 'short-play' mode. De sporen liggen 5 dan zodanig naast elkaar op de registratiedrager dat telkens twee naast elkaar liggende sporen over lengt van 1,5 lijn ten opzichte van elkaar zijn verschoven. Daar elk spoor 312,5 lijnen bevat betekent dit dat de horizontale synchronisatiepulsen in naast elkaar liggende sporen eveneens naast elkaar liggen. Vindt het uitlezen van de videoin£ormatie 10 uit de sporen plaats bij een snelheid van de registratiedrager die ongelijk is aan de snelheid tijdens het opnemen, dan volgt een weergavekop niet meer precies een spoor doch loopt bij voorbeeld volgens de onderbroken lijn 67 over de registratiedrager. Bij de overgang van het uitlezen van een door de weergavekop 2 uitgelezen spoor (bij 15 voorbeeld spoor 60) naar het uitlezen van een volgend door deze kop 2 uit te lezen spoor (dat is dan spoor 62) ontstaat nu geen tijdfout in het uitgelezen luminantiesignaal.

Anders is dat voor het geval dat de snelheid van de registratiedrager tijdens het optekenen anders (lager) was dan de eerder 20 genoemde 'normale' snelheid. Figuur 4b geeft de sporen aan die zijn opgetekend bij een snelheid van de registratiedrager die een faktor 2 kleiner was, de zogenaamde long-play mode. De sporen liggen meer dwars op de lengterichting van de registratiedrager staan en nu over 0.75 van een lijn ten opzichte van elkaar verschoven zijn. De onderbroken lijn 67 25 in figuur 4b geeft weer aan de lijn waarlangs een weergeefkop zich ten opzichte van de registratiedrager beweegt indien de snelheid van de registratiedrager tijdens weergeven anders is dan die tijdens optekenen. Dit heeft tot gevolg dat bij een overgang van het uitlezen uit een spoor, bij voorbeeld het spoor 60, naar het uitlezen van een 30 opvolgend spoor, dat is het spoor 62, er een tijdfout van een halve lijntijd, van ongeveer 32 ps, tussen de uit de beide sporen uitgelezen signalen optreedt. Hetzelfde geldt natuurlijk voor de uit de sporen 61,63,.. enz uitgelezen signalen. Voor de duidelijkheid zijn in de sporen 61, 63,... enz in figuur 4b de afzonderlijke lijnen niet 35 aangegeven.

Om voor deze tijdfout te kompenseren worden de overgangen gedetekteerd en op elke overgang wordt een stuursignaal S1 gegenereerd 8701 277 PHN 12.133 9 dat de schakeleenheid 22 in figuur 2 doet omschakelen naar de andere stand. Stond de schakeleenheid 22 in de bovenste stand dat wordt omgeschakeld naar de onderste stand, en omgekeerd. Op elke overgang wordt dan gekompenseerd voor de tijdfout van de halve lijntijd. Moet er 5 door middel van de deeltragingslijn 23 niet ook nog voor tijdverschillen tussen het chrominantiesignaal en het luminantiesignaal in de beide ketens naar de signaalkombineereenheid 16, gekorrigeerd worden, dan staat de schakeleenheid 22 in de rusttoestand (bij normale weergave-de tijd foutkorrektie is dan uitgeschakeld) in de bovenste stand.

10 De tijdfoutkorrektie zou ook door de andere H/2 vertragingslijn 36 in de vertragingslijn 25 tesamen met de schakeleenheid 22 kunnen zijn uitgevoerd. De uitgang 32 zou in dat geval met de klem 29 moeten zijn gekoppeld. Bovendien zou in de chroma signaalweg van de uitgang 12 naar de ingang 19 in figuur 1 dan nog voor 15 de additionele vertraging 23 moeten worden gekorrigeerd. Nu is het toch al zo dat het chromasignaal door middel van een in de inrichting aanwezig kamfilter (niet getekend), dat is bedoeld voor het reduceren van overspraak van de chromasignalen uit nabuursporen, over een hele lijntijd wordt vertraagd. Gebruikt men na de H/2 vertragingslijn 36 voor 20 de tijdfoutkorrektie en zorgt men ervoor dat de ruststand van de schakeleenheid 22 bij normale weergave (de tijdfoutkorrektie schakeling 37 is dan uitgeschakeld) in de onderste stand staat (de klemmen 31 en 34 zijn dan met elkaar verbonden) dan wordt door middel van de deelvertragingslijnen 23 en 36 automatisch voor het 1H-tijdverschil 25 tussen het chroma-en het luminantiesignaal, ontstaan door de kamfiltering, gekompenseerd.

De tijdkorrektieschakeling 17 in figuur 1 kan identiek aan de schakeling 37 van figuur 2 worden opgebouwd en werkt op dezelfde wijze als de schakeling 37. Wel moet men er natuurlijk voor zorgen dat 30 de schakeleenheden 22 in de beide tijdfoutkorrektieschakelingen in een zodanige stand staan dat onderlinge tijdfouten in het chroma en met luminantiesignaal worden voorkomen. Aangezien het chrominantiesignaal tamelijk laagfrekwent op de registratiedrager is opgeschreven kan een drop-out kompensatie voor het chrominantiesignaal achterwege blijven.

35 De vertragingslijnen kunnen als ladingsgekoppelde inrichtingen (CCD-lijnen), als ladingsverschuifinrichtingen (bucket brigades) of als digitale vertragingslijnen zijn uitgevoerd.

8701277 0 4 PHN 12.133 10

Vergeleken met een situatie waarbij het composiet signaal, aanwezig aan de uitgang 20, door middel van een 1H CCD-lijn zou zijn vertraagd, kan met de inrichting volgens de uitvinding zowel een verlaging van de voor de CCD-lijnen benodigde klokfrekwentie 5 als een verlaging van de benodigde geheugenruimte worden gerealiseerd.

Een rekenvoorbeeld: de klokfrekwentie benodigd voor het aansturen van de 1H CCD-lijn die het gehele CVBS signaal vertraagt is in het algemeen gekoppeld met (een veelvoud van) de hulpdraaggolffrekwentie fg, die gelijk is aan 4.43 MHz. Men neemt dan 10 de klokfrekwentie gelijk aan 3.fg. Voor het vertragen van het luminantiesignaal in de vertragingslijnen 23, 36 is slechts een klokfrekwentie van ongeveer 6.6 MHz benodigd, terwijl voor de vertraging van het chroma signaal over een halve lijn tijd inde schakeling 17 slechts een klokfrekwentie van ongeveer 2.4 MHZ nodig is. Daardoor is de 15 geheugenruimte gereduceerd met een faktor gelijk aan 1,7 (=13,3 /(6.6+1.2).

Figuur 3 toont een tweede uitvoeringsvoorbeeld van de schakeling 14 uit figuur 1. De schakeling 14' van figuur 3 toont veel overeenkomsten met de schakeling van figuur 2, met dat verschil dat de 20 eerste en de tweede vertragingslijn 23 resp. 25 uit figuur 2 nu worden gevormd door een vertragingslijn 40 met een variabele vertagingstijd T. Dient de schakeling 14' voor het kompenseren voor drop-outs dan realiseert de vertragingslijn 40 een vertraging van 1H. Dient de schakeling 14' voor het korrigeren voor tijdfouten, dan realiseert de 25 vertragingslijn 40 een vertraging van H/2. Is de vertragingslijn 40 in de vorm van een CCD-lijn, dan kunnen deze twee vertragingstijden gerealiseerd worden door aan een stuuringang 41 een klokfrekwentie toe te voeren die in het eerstgenoemde geval de helft is van die in het laatstgenoemde geval.

30 Tijdens het weergeven bij een snelheid van de registratiedrager die ongelijk is aan die bij opname, is de drop-out kompensatie uitgeschakeld.

8701277

Claims (6)

1. Inrichting voor het weergeven van een luminantiesignaal uit schuin ten opzichte van de lengterichting van een magnetische registratiedrager over deze registratiedrager verlopende sporen, waarbij de transportsnelheid van de registratiedrager tijdens 5 het weergeven ongelijk is aan die tijdens opnemen, en bij elke overgang van een door een weergavekop uitgelezen spoor naar een opvolgend door dezelfde kop uit te lezen spoor een tijdfout van ongeveer een halve lijntijd in het uitgelezen signaal optreedt, welke inrichting is voorzien van 10. een eerste korrektieschakeling voor het korrigeren van voornoemde tijdfout in afhankelijkheid van een eerste stuursignaal, en van - een tweede korrektieschakeling voor het kompenseren voor drop-outs in het uit de sporen uitgelezen signaal in afhankelijkheid van een tweede stuursignaal, 15. de eerste korrektieschakeling bevattende een eerste schakeleenheid met een stuursignaalingang voor het ontvangen van het eerste stuursignaal, een eerste en een tweede ingang en een uitgang, en een eerste vertragingslijn, waarbij een ingang van de eerste korrektieschakeling is gekoppeld met de eerste ingang en via de eerste vertragingslijn met de 20 tweede ingang van de eerste schakeleenheid en de uitgang van de eerste schakeleenheid de uitgang van de eerste korrektieschakeling vormt, - de tweede korrektieschakeling bevattende een tweede schakeleenheid met een stuursignaalingang voor het ontvangen van het tweede stuursignaal, een eerste en een tweede ingang en een uitgang, en een tweede 25 vertragingslijn, waarbij een ingang van de tweede korrektieschakeling is gekoppeld met de eerste ingang van de tweede schakeleenheid, de tweede vertragingslijn is gekoppeld met de tweede ingang van de tweede schakeleenheid, waarvan de uitgang is gekoppeld met de uitgang van de tweede korrektieschakeling, met het kenmerk, dat ten minste een deel van 30 de tweede vertragingslijn de eerste vertragingslijn van de eerste korrektieschakeling vormt.

2. Inrichting volgens konklusie 1, met het kenmerk, dat de tweede vertragingslijn is opgebouwd uit twee in serie geschakelde deelvertragingslijnen die zijn gekoppeld tussen de uitgang en de tweede 35 ingang van de tweede schakeleenheid en dat één van de twee deelvertragingslijnen de eerste vertragingslijn vormt.

3. Inrichting volgens konklusie 1, met het kenmerk, dat 8701277 A PHN 12.133 12 de tweede vertragingslijn een variabele vertragingstijd bezit en is gekoppeld tussen de uitgang en de tweede ingang van de tweede schakeleenheid, dat de tweede vertragingslijn bovendien de eerste vertragingslijn vormt en daartoe is voorzien van een stuursignaalingang 5 voor het ontvangen van een stuursignaal, en dat de tweede vertragingslijn is ingericht voor het realiseren van een vertragingstijd overeenkomstig die van de eerste vertragingslijn onder invloed van het eerste stuursignaal.

4. Inrichting volgens konklusie 1,2 of 3, met het 10 kenmerk, dat de vertragingslijn(en) als een ladingsgekoppelde inrichting (charge coupled device) is (zijn) uitgevoerd.

5. Inrichting volgens konklusie 1,2 of 3, met het kenmerk dat de vertragingslijn(en) als ladingsverschuifinrichting, bij voorbeeld een emmertjesgeheugen (bucket brigade), is (zijn) uitgevoerd. 15

6. Inrichting volgens konklusie 1,2 of 3, met het kenmerk, dat de vertragingslijn(en) als digitale vertragingslijn(en) is (zijn) uitgevoerd. 870 1 277