NL8701256A - Roterende maaimachine. - Google Patents

Description

X % . * *

Roterende maaimachine.

De uitvinding heeft betrekking cp een roterende maaimachine met tenminste één maaiwiel, dat om een in hoofdzaak loodrechte hartlijn met behulp van een aandrijfas aandrijfbaar is en dat aan zijn onderzijde een in hoogte instelbare coaxiaal tot het maaiwiel 5 aangebrachte glijschotel bezit.

Bij dergelijke roterende maaimachines is het vaak noodzakelijk om de afstand van de op het maaiwiel aangebrachte snijmessen tot de bodem te veranderen om op deze wijze een aan het te oogsten gewas aangepaste snijhoogte te kunnen instellen.

10 Uit het Duitse Offenlegungsschrift 2.820.509 is een maaimachine met twee of meer snijtrommels bekend, die door een draagconstructie worden gedragen, die in een niet-roterend hol element een verticale holle as voor het draaien van een daarmee verbonden, met tenminste één snijblad uitgeruste, buiten de snijtrommels uitstekende 15 flens en een op de aardbodem glijdend beschermorgaan bezit, waarbij het beschermorgaan aan het ondereinde een in de holle as glijdbare verticale draagstang is bevestigd, die ten opzichte van de draagconstructie in verschillende hoogtestanden kan worden vastgezet.

Uit het Duitse Offenlegungsschrift 2.531.420 is 20 verder een maaimachine bekend met tenminste één maaiwiel dat om een verticale hartlijn wordt aangedreven en aan zijn onderzijde via een coaxiaal tot het maaiwiel aangebrachte glijschotel ten opzichte van de bodem is afgesteund, waarbij een nagenoeg ringschijfvormige buitenste glijschotel alsmede een in de centrale vrije ruimte van de buitenste 25 glijschotel coaxiaal daartoe opgestelde binnenste glijschotel is aangebracht, die ten opzichte van de buitenste glijschotel in axiale richting instelbaar is. Voor het in axiale richting instellen is de buitenste glijschotel op een vast met het machinegestel verbonden holle as draaibaar gelagerd, waarin een steun is opgesteld, aan welks 30 ondereinde de binnenste glijschotel vrij draaibaar is gelagerd . De

870125S

* -2- steun is daarbij binnen de holle as in verschillende axiale standen vastzetbaar.

Bij de bekende roterende maaimachines met in hoogte instelbare opstelling van de glijschotels vindt de verstel-5 baarheid dus altijd plaats door een in een holle as aangebrachte leistang. Een dergelijke constructie verzwakt deconstructie van de aandrijving voor de roterende maaimachine en is duur te vervaardigen. Verder is de hoogte-instelinrichting voor de glijschotel moeilijk te bedienen.

10 Het is de opgave van de onderhavige uitvinding om een roterende maaimachine van het hierboven genoemde soort zodanig uit te voeren, dat hij eenvoudig instelbaar is, een langs levensduur heeft en waarbij de hoogte-instelling van de glij schotel lij zonder eenvoudig en snel kan plaatsvinden.

15 Ter oplossing van dit probleem wordt voorgesteld, dat de glijschotel via één of meerdere lagers aan de aandrijfas is gelagerd, en dat de aandrijfas in axiale richting instelbaar in het maaiwiel is gelagerd.

De aandrijfas kan daarbij tot buiten de dwars-20 drager voor de maaiwielen naar boven verlengd zijn en aan het boveneinde een schroefdraad bezitten, die met een moer of een handwiel met schroefdraad samenwerkt.

Bij een doelmatige uitvoeringsvorm kunnen de moer of het handwiel op een met de aandrijfas ronddraaiende en 25 zich op een kegelwiel afsteunende huls rusten, waarbij tussen huls en moer of handwiel een. rotatiebeveiliging kan zijn aangebracht.

De glijschotel is op doelmatige wijze aan het ondereinde van de aandrijfas via een schuin- of axiaallager daarmee verbonden, waarbij tussen glijschotel en het schuine of axiale lager 30 een spiraalveer kan zijn aangebracht.

Bijzonder gunstig is het indien de aandrijfas in het gebied van de kegelwielaandrijving in de buurt van de dwars-drager en in het gebied van de lagers voor de glijschotel met over zijn omtrek verdeelde spieprofielen is uitgerust.

35 Bij een de voorkeur hebbenduitvoeringsvoorbeeld is de horizontale aandrijfas voor de krachtsoverbrenging naar de aandrijfas in het gebied van de aandrijfas voor de maaiwielen onderbroken en grijpt op deze plaats in een kegelwielaandrijving.

8701253 -3- 3ij een ander de voorkeur hebbend ultvoerings-voorbeeld loopt de aandrijfas aan zijn boveneinde tot aan de doorlopende horizontale aandrijfas en is via een steunbrug met de op de dwarsbalk aangebrachte verstelinrichting verbonden. Tussen de steunbrug en 5 de hoekaandrijving voor de aandrijfas is daarbij bij voorkeur een steun-lager aangebracht.

Bij een roterende maaimachine volgens de uitvinding vindt de hoogteverstelling van de glijschotel dus niet meer via een holle buis plaats, doch via de aandrijfas voor de maaiwielen. De tussen 10 de glijschotel en het schuine of axiale lager aangebrachte spiraal- veer is op gebruikelijke wijze voorgespannen en belast daarbij de maaiwielen naar boven en de glijschotels naar beneden.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin bij wijze van voorbeeld 15 een uitvoeringsvorm van een roterende maaimachine volgens de uitvinding is weergegeven. In de tekening toont: figuur 1 een doorsnede door een eerste uitvoeringsvorm van een roterende maaimachine; figuur 2 een doorsnede volgens een tweede uit-20 vcreringsvoorbeeld van een roterende maaimachine, en

figuur 3 een doorsnede volgens de lijn III - III

van figuur 2.

In de figuren 1 en 2 is telkens in de linkerhelft de glijschotel in de geheven stand weergegeven en in de rechterhelft 25 in lage stand. Verder zijn in de figuren dezelfde onderdelen van gelijke verwijzingscijfers voorzien.

In figuur 1 is met 1 de dwarsbalk van een roterende maaiamachine aangeduid, waaraan één of meerdere maaiwielen zijn aangebracht. De maaiwielen bestaan op gebruikelijke wijze uit een 30 maaitrommel 3, aan welks ondereinde een zich daarmee draaiend maaiwiel 4 is aangebracht, aan welks buitenomtreks meerdere niet weergegeven snijmessen zijn aangebracht en die door een aandrijfas 24 in rotatie wordt gebracht. Met 2 is een horizontale aandrijfas aangeduid, die met een kegelwielaandrijving 8 is verbonden, die via een verder kegelwiel 35 7 de aandrijfas 24 aandrijft. Het kegelwiel 7 staat met een ander kegelwiel 6 in ingrijping waardoor een andere horizontale aandrijfas 2’ wordt aangedreven voor een aangrenzend maaiwiel. De kegelwielen 6, 8 zijn in geschikte lagers 9, 10 in de dwarsdrager 1 gelagerd. Bij 8701253 -4- het hier weergegeven uitvoeringsvoorbeeld loopt dê aandrijfas 24 naar boven tot buiten de dwarsdrager 1, waarbij zijn boveneinde 19 van een buitenschroefdraad is voorzien waarop een moer 18 of een handwiel met binnenschroefdraad zit. Tussen de moer 18 respectievelijk 5 het handwiel is een rotatiebeveiliging, zoals een kunststof schijf 17 aangebracht, die tegen een. huls 16 rust, die met de aandrijfas 24 draait en op het kegelwiel 7 rust.

Zoals uit figuur 1 blijkt, is de aandrijf-as 2 in het gebied van de doorboring van: de dwarsdrager 1 door de 10 aandrijfas 24 onderbroken.De krachtoverbrenging naar de in axiale richting naastliggende aandrijfas 2’ vindt hierbij via het kegelwiel 7 plaats.

Aan het ondereinde van de aandrijfas 24 is het maaiwiel 4 via naaldlagers 13 respectievelijk kogellagers 12 aan de draagconstructie 11 afgesteund. De glijschotel 5 is via een geschikte 15 flens en een schuin respectievelijk axiaallager 14 met het ondereinde van de aandrijfas 24 verbonden zonder daarmee te draaien. Tussen de glijschotel 5 en het schuine respectievelijk axiale lager is_een spiraalveer 15 aangebracht, die in voorgespannen toestand de glijschotel 5 naar beneden respectievelijk het maaiwiel 4 naar boven drukt.

20 De aandrijfas 24 heeft in het gebied van de bovenste kegelaandrijving 7 alsmede inhet gebied van de lagering voor de glij schotel 5 spieprofielen 20, die een gemakkelijk verschuiven van de aandrijfas mogelijk maken. De hoogteverstelling vindt nu plaats via de aandrijfas 24 door verstellen van de moer respectie-25 velijk het handwiel 18, waarbij de aandrijfas en de daarop aangebrachte glijschotel naar boven respectievelijk naar beneden al naar gelang de rotatierichting van. de moer 18 zijn stand verandert.

Bij het in figuur 2 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld wordt de glijschotel 5 via de aandrijfas 24 naar onderen 30 gedrukt. Bij dit uitvoeringsvoorbeeld is de horizontale aandrijfas 21 niet onderbroken, dat wil zeggen doorgaand voor alle maaiwielen.

De verstelling van de aandrijfas 24 vindt hierbij plaats door middel van de moer respectievelijk het handwiel 18 via een steunbrug 22 op een onder de kegelwielaandrijving 7 aangebracht sternlager 23 35 (zie ook figuur 3). Ook hierbij is weer in het linker deel van de figuren het maaiwiel met geringe afstand tot de bodem en in het rechter deel met grotere afstand tot de bodem weergegeven. In het onderste gebied van de aandrijfas 24 is een deze coaxiaal omgevende spiraalveer -37 0 1 2 5 8 -5- 25 aangebracht, die tot opgave heeft de glijschotel 5 bij het opheffen van de roterende maaimachine naar de transportstand mee naar boven te nemen.

Om het bovenste steunlager 23 is op de aandrijfas 5 24 te kunnen monteren, wordt de lagertrompet van de hoekoverbrenging gescheiden, waarna beide delen weer met dezelfde schroeven aan de dwarscfcager 1 worden bevestigd. Bij deze uitvoeringsvorm is ook de doelmatige droogsmering van het naaldlager 13 voor de maaiwielen op bekende wijze gewaarborgd.

10 In figuur 1 is een eendelig maaiwiel weergegeven terwijl in figuur 2 een tweedelig maaiwiel is weergegeven. De hoogte-verstelling volgens de uitvinding via de aandrijfas 24 is echter voor beide uitvoeringsvormen mogelijk.

De roterende maaimachine volgens de uitvinding 15 biedt een bijzonder eenvoudige en gemakkelijk te bedienen instelinrich-ting zonder dat een holle as rcdig is.

8701256

Claims (10)

1. Roterende maaimachine met tenminste één maaiwiel dat om een in hoofdzaak loodrechte hartlijn door middel van een aandrijfas aandrijfbaar is en die aan zijn onderzijde een in hoogte instelbare, coaxiaal tot het maaiwiel aangebrachte glijschotel bezit, 5 met het kenmerk, dat de glijschotel (5) via één of meerdere lagers aan de aandrijfas (24) is gelagerd, en dat de aandrijfas in axiale richting verstelbaar in het maaiwiel (4) is aangebracht.

2. Roterende maaimachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de aandrijfas tot buiten de dwarsdrager(1) voor de 10 maaiwielen (4) naar boven is verlengd en aan het boveneinde .. een schroefdraad (19) bezit, die met een moer (18) of een handwiel met schroefdraad.samenwerkt.

3. Roterende maaimachine volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de moer of het handwiel op een met de aandrijfas 15 (24) meedraaiende en op een kegelwiel (7) afsteunende, huls(16) zit.

4. Roterende maaimachine volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat tussen huls (16) en moer (18) of handwiel een rotatiebeveiliging (17) is aangebracht.

5. Roterende maaimachine volgens één der voor- 20 gaande conclusies, met het kennerk, dat de glijschotel (5) aan het ondereinde van de aandrijfas (24) via een schuin of axiaallager (14) daarmee is verbonden.

6. Roterende machine volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat tussen glijschotel (5) en het schuine of axiale 25 lager (14) een spriraalveer (15) is aangebracht.

7. Roterende machine volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aandrijfas in het gebied van zijn kegelwielaandrijving in de buurt van de dwarsdrager (1) en in het gebied van de lagers voor de glijschotels (5)met over zijn omtrek 30 verdeelde spieprofielen (20) is uitgerust. 87-0 1-25 « -7-

8. Roterende maaimachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de horizontale aandrijfas (2) voor de krachtscver-brenging naar de aandrijfas (24) in het gebied van de aandrijfas voor het maaiwiel onderbroken is en op deze plaats in een kegelwielaandrijving 5 (8, 7, 6) grijpt.

9. Roterende maaimachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de aandrijfas (24) zich aan zijn boveneinde tot aan de doorlopende horizontale aandrijfas (21) uitstrekt en via een steunbrug (22) met de aan de dwarsbalk (1) aangebrachte instel- 10 inrichting (18, 19) is verbonden.

10. Roterende maaimachine volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de steunbrug (22) aan zijn ondereinde met een steunlager (23) is verbonden, dat onder de kegelwielaandrijving (7) glijdend op de aandrijfas (24) aangrijpt. -o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o- 8701255