NL8701171A

NL8701171A - Vormen van vlokken van anorganische (minerale) vezels en weer vormen van isolerende vellen of lagen met deze vlokken.

Info

Publication number: NL8701171A
Application number: NL8701171A
Authority: NL
Original assignee: Saint Gobain Isover
Priority date: 1985-12-17
Filing date: 1987-05-15
Publication date: 1988-12-01
Also published as: DE3719201A1; SE8701943D0; BE1000156A4; LU86883A1; FR2591621B1; SE461339B; GB2204885A; SE8701943L; FR2591621A1; US4852219A; GB8711916D0

Description

;-i- I

Vormen van vlokken van anorganische (minerale) vezels en weer vormen van isolerende vellen of lagen met deze vlokken.__ _______ __

De uitvinding heeft betrekking op het vormen van vezelvlokken en op het vormen, uitgaande van deze vlokken van geringe afmetingen, van thermische en akoestische isolatiematerialen, in de vorm van dikke of dunne matten of 5 viltlagen met een betrekkelijk geringe massa per volume-eenheid (dichtheid).

Het is bekend dat bij produkten van het hier bedoelde type de isolerende eigenschappen en met name de thermische isolatie-eigenschappen, een functie zijn van de massa per volume-10 eenheid en dat, algemeen, voor een zelfde massa van vezels, de isolatie des te beter is naar mate de massa per volume-eenheid kleiner is. Het is dus wenselijk om zogenaamde "lichte” produkten, dat wil zeggen produkten die een geringe massa per volume-eenheid hebben toe te passen.

15 Deze neiging stuit echter op moeilijkheden met de omvang van die materialen. Hun volume is een belangrijke factor bij het bepalen van hun kostprijs. Dit volume verhoogt in aanzienlijke mate de kosten van opslag en van transport.

In de praktijk worden de vervaardigde produkten, 20 dikke of dunne vellen of lagen, tijdens het conditioneren ge comprimeerd om deze kosten te verminderen. De mogelijkheid van comprimeren wordt echter beperkt door de geschiktheid van de produkten om hun (oorspronkelijke) eigenschappen weer terug te verkrijgen op het moment dat zij worden gebruikt. De vezelvellen kunnen 25 zo maximaal een compressie van de orde van 7x ondergaan onder de gunstigste omstandigheden, zonder dat hun eigenschappen veranderen.

Zelfs onder deze grensomstandigheden blijft de massa per volume-eenheid van het gecomprimeerde produkt betrekke-30 lijk gering. Ze wordt gewoonlijk niet groter dan 80 kg/m3.

Men gebruikt anderzij ds isolerende produkten in de vorm van vlokken of van deeltjes met geringe afmetingen (van de orde van 5 tot 30 mm). Deze vlokken worden, bijvoorbeeld, uitgespreid in een meer of minder dikke laag op de vloer van niet inge- 8701171 <* - 2 - « richte zolderruimten, of dienen voor het opvullen van holle wanden of muren (bijvoorbeeld spouwmuren) of worden op de te isoleren wanden gespoten en daar vastgekleefd.

Deze vlokken worden gewoonlijk in losse vorm 5 ("en vrac") in de gecomprimeerde toestand geconditioneerd. De in dit geval toegepaste compressie maakt het gewoonlijk mogelijk om massa's per volume-eenheid te bereiken van de orde van 150 kg/m3 of meer.

De vlokken komen uit verschillende bronnen, met 10 name van in stukken gescheurde vezelvellen (vilt) wat een mogelijk heid biedt om produkten te gebruiken die niet voldoen aan de in dit gebied van de techniek gangbare strenge specificaties. Maar, voor bepaalde produkten, worden vlokken op systematische wijze gevormd uitgaande van vellen (vilt) of van vezels die vanaf het 15 begin bestemd zijn voor het vormen van deze vlokken.

In alle gevallen wijzigen het in stukken scheuren en de compressie die wordt uitgeoefend voor het conditioneren, in aanzienlijke mate de viltstructuur. Het produkt moet, na opheffen van de compressie een krachtige behandeling ondergaan die er 20 weer een massa met een groot volume van kan maken met een bevre digende homogeniteit zodat de isolerende eigenschappen weer worden verkregen. Deze behandeling omvat traditioneel een pneumatische öntspanbehandeling welke naast het effect van het doen uitzetten van de vlokken, ook dient voor het transport en de verde-25 ling van de vlokken op de plaats waar deze worden gebruikt. Met deze pneumatische behandeling worden dikwijls ook gecombineerd kaardbehandelingen, behandelingen waarbij klonten uit elkaar worden getrokken of soortgelijke behandelingen.

In de praktijk stelt men vast dat zelfs bij krach-30 tige behandelingen bij het deconditioneren, de isolerende lagen die worden gevormd met deze vlokken niet de eigenschappen van de oorspronkelijke (vilt) vellen te zien geven. Het is noodzakelijk ter verkrijging van dezelfde isolatie-eigenschappen, de massa (hoeveelheid) vezels die per oppervlakte-eenheid wordt gebruikt 35 te vergroten (en wel zelfs als de schijnbare massa per volume- eenheid identiek is). Niet zelden moet deze hoeveelheid vezels worden verdubbeld om vergelijkbare eigenschappen te verkrijgen.

De achteruitgang van de isolerende eigenschappen kan in de eerste plaats worden verklaard door de invloed van de 8701 17 1 $ * -3-.

behandeling voor bet vormen van de vlokken. Het breken, hakken of in stukken scheuren van de oorspronkelijke (vilt) vellen leidt niet alleen tot kortere vezels, maar loopt vooral uit op een onvoldoende homogene verdeling van de vezels in deze vlokken. Men 5 neemt als typisch verschijnsel waar het optreden van dichtere "nodules" binnenin deze vlokken. Deze verdeling is ongunstig voor de isolerende eigenschappen en het na decomprimeren plaats vindende pneumatisch en mechanisch uitzetten van de vlokken maakt het gewoonlijk niet mogelijk om een verdeling van de vezels in het isola-10 tiemateriaal te herstellen die vergelijkbaar is met de verdeling in het oorspronkelijke (vilt) materiaal.

Om te trachten de tekortkomingen die verbonden zijn met breekbewerkingen te vermijden, heeft men voorgesteld om het oorspronkelijke (vilt) vel in stukken te '’snijden" om er vlok-15 ken uit te vormen. Op deze wijze wordt de structuur van de vlok ken minder gewijzigd. Met name verwachtte men dat met deze wijze van werken het eerder genoemde gebrek aan homogeniteit kon worden vermeden. Zelfs in dit geval slaagt men er niet in om de eigenschappen van het oorspronkelijke (vilt) materiaal bij het toepassen 20 (van de vlokken) weer geheel bevredigend te herstellen. De reden van deze moeilijkheid houdt waarschijnlijk verband met het feit dat het comprimeren van de vlokken tijdens het conditioneren gebeurt zonder dat de oriëntatie van de vezels in deze losse vlokken in aanmerking kan worden genomen. Met andere woorden, de globale 25 oriëntatie van de vezels is onzeker (wisselvallig). De zeer be langrijke compressie wordt niet uitgeoefend zoals gebeurt in de oorspronkelijke (vilt) vellen, in een richting die tracht rekening te houden met de voorkeursoriëntatie van de vezels. Het gevolg is een wijziging in de structuur van deze vlokken die niet volledig 30 kan worden gecompenseerd tijdens het latere 'üitzetten". Dit ef fect is des te sterker naarmate de vezels waaruit het vilt bestaat onregelmatiger en dus brosser zijn, wat mef name kenmerkend is voor vezels van steenwol.

Ondanks deze bezwaren blijft voor bepaalde specia-35 le toepassingen de voorkeur uitgaan naar het gebruik van vlokken boven het gebruik van meer of minder dikke vezelvellen, voor het vormen van isolerende lagen. Dit geldt met name voor toepassingen waarbij de geometrische vorm van de te vormen laag of de plaats ervan het gebruik van meer of meer dikke vellen of platen die 6701171 f - 4 - % vooraf zijn gevormd moeilijk maakt.

Zoals we anderzijds hebben gezien, veroorzaakt het gebruik van dikke of dunne vellen gewoonlijk spanningen bij opslag en transport welke men met (het gebruik van) vlokken kan 5 vermijden.

De uitvinding heeft ten doel te voorzien in isolatiematerialen, gevormd met vezelvlokken en vlokken van isolatiemateriaal die verbeterde eigenschappen hebben ten opzichte van de materialen die worden gevormd volgens de traditionele methoden en 10 waarvan de eigenschappen zeer dicht de eigenschappen benaderen van de oorspronkelijke dikke of dunne (vilt) vellen, dat wil zeggen dé vezelmaterialen waaruit de vlokken worden vervaardigd.

Volgens de uitvinding wordt voorgesteld te voorzien in deze isolatiematerialen in de vorm van vlokken, waarbij de 15 compressiegraad van de produkten bij hun opslag en hun transport volledig wordt gehandhaafd of zelfs nog wordt versterkt in vergelijking met de tegenwoordig toegepaste condities voor vezelvlokken in losse vorm.

Volgens de uitvinding vindt het opslaan en het 20 transport van de produkten plaats in de vorm van meer of minder dikke gecomprimeerde vellen, voordat over wordt gegaan tot het maken van de vlokken. Deze vorming van vlokken wordt uitgesteld tot een tijdstip waarop deze produkten worden gedecomprimeerd, een tijdstip dat gewoonlijk het tijdstip van toepassing is. De 25 werkwijze voor de vervaardiging van de samenstellende vezels is traditioneel van aard. Bij die werkwijze worden de gevormde vezels die worden getransporteerd door intensieve gasstromen, afgezet op een transporteur in de vorm van een continue laag of vel.

In deze laag of dit vel en behoudens bij speciale 30 inrichtingen, zijn de vezels niet isotroop afgezet. De wijze van opvangen en met name de aanzuiging van de dfagergassen door de transporteur heen begunstigt de afzetting van de vezels in vlakken evenwijdig aan het rooster of gaas van de transporteur.

Van deze structuur van het vel of de laag wordt 35 volgens de uitvinding bij voorkeur voordeel getrokken. De com pressie die wordt toegepast tijdens het conditioneren wordt uitgeoefend in een richting die nagenoeg loodrecht staat op het vlak van het vel of de laag van vezels, welk vlak ook het vlak is waarin de vezels een voorkeursorientatie krijgen. Onder deze omstan-40 digheden veroorzaakt de compressie, ook al is die groot, slechts 8701171 * . s - 5 - ν' een zeer beperkte wijziging van de eigenschappen van de eigenlijke vezels. Met name kan men verwachten dat het aantal vezels dat bij het comprimeren breekt zeer gering blijft.

Anderzijds wordt deze compressiebewerking niet 5 beperkt door overwegingen die verband houden met het weer aannemen van de oorspronkelijke dikte van het vlies of de laag bij het deconditioneren. Als het vlies of de laag in deze vorm wordt gebruikt na eenvoudig afsnijden om het isolatiemateriaal aan te passen bij de vereiste afmetingen, herkrijgt het onvermijdelijk 10 een bevredigende dikte, zonder andere behandeling dan eventueel een eenvoudig "opschudden". Experimenteel beperkt, zoals we eerder hebben aangegeven, het vermogen tot het weer verkrijgen van de (oorspronkelijke) dikte in zeer belangrijke mate de toepasbare compressiegraad. In het geval van de uitvinding maakt het vormen 15 van vlokken wat volgt op het decömprimeren, het mogelijk om aan het uiteindelijke materiaal weer een bevredigende massa per volume-eenheid te geven, terwijl de toegepaste compressiegraad op zichzelf niet mogelijk maakt dat spontaan een voldoende dikte van het vlies of de laag (de vliesvormige laag) wordt terug verkregen.

20 Bij de uitvinding is het mogelijk om vellen of vliezen of lagen van vezels te comprimeren tot massa' s per volume-eenheid die wel 250 kg/m3 of meer kunnen bedragen. In de praktijk wordt de toegepaste compressiegraad veeleer beperkt door. de capa— citeit van de inrichtingen die worden gebruikt voor het conditio-25 neren, dan door overwegingen met betrekking tot de eigenschappen van de produkten die worden vervaardigd uitgaande van deze gecomprimeerde vellen of vliezen of lagen. Om niet zeer dure inrichtingen te behoeven te gebruiken, wordt de compressie meestal op een zodanige waarde gehouden dat de massa per volume-eenheid van 30 het gecomprimeerde produkt niet groter is dan 300 kg/m3. Deze massa per volume-eenheid is volgens de uitvinding bij voorkeur groter dan 150 kg/m3 om zoveel mogelijk de voordelen uit te buiten die zijn verbonden met een hoge compressiegraad. Ter vergelijking wordt er op gewezen dat, zoals we hiervoor hebben aangegeven, de 35 vellen of lagen die bij het latere gebruik alleen maar een behan- . deling ondergaan om hun (oorspronkelij ke) dikte te herstellen, slechts worden gecomprimeerd tot massa's per volume-eenheid die normaliter niet groter zijn dan 80 kg/m3.

Onafhankelijk van de compressiegraad die er op 8701171 - 6 - ψ & wordt uitgeoefend, kunnen de vezelvellen of lagen die volgens de uitvinding worden gebruikt, zich nog onderscheiden door de aard of het gehalte aan additieven die er aan kunnen worden toegevoegd, met name middelen voor het invetten of hechtmiddelen. De rol van 5 deze laatste kan in de praktijk sterk verschillend blijken te zijn van die welke ze vervullen in produkten die worden gebruikt in de vorm van vellen of matten (dunne of dikke lagen). In deze produkten draagt het hechtmiddel dat er in wordt gebracht zelfs voordat de vezels op de transporteur komen, voor een zeer groot 10 deel bij tot de mechanische eigenschappen van het uiteindelijke isolatiemateriaal. Het garandeert de samenhang ervan en in algemene zin garandeert het de dimensionele eigenschappen ervan. Het hechtmiddelgehalte vormt ook een belangrijke factor voor het weer herkrijgen van de (oorspronkelijke) dikte.

15 Omdat deze vellen of matten (dikke Of dunne lagen), bestemd zijn om in vlokken van kleine afmetingen te worden verdeeld, is het duidelijk dat hun samenhang en hun mechanische sterkte geen wezenlijke factoren zijn voor de uitvinding.

Evenzo is het vermogen om de (oorspronkelijke) 20 dikte te verkrijgen, zoals we hebben aangegeven, niet in het spel.

Om deze redenen kan het gehalte aan hechtmiddel in de vellen of lagen die volgens de uitvinding worden gebruikt, binnen veel ruimere grenzen variëren. Als het de voorkeur verdient om een bepaald gehalte aan hechtmiddel te behouden, om later te noemen redenen, 25 kan men ook niet een hechtmiddel toepassen. In dit geval past men eventueel invetten toe, bijvoorbeeld om het ontwijken van stof te vermijden.

De vorming van vlokken uitgaande van de mat of laag vindt volgens de uitvinding plaats met een maximale beperking 30 van de snij- en/of breekbewerkingen die aan de oorsprong staan van een gebrek aan homogeniteit dat hiervoor werd gesignaleerd. Voor zover mogelijk worden deze bewerkingen bij de behandeling volgens de uitvinding geheel uitgesloten.

Bij die behandeling, wordt het vel of de laag of 35 worden gedeelten ervan onderworpen aan (de werking van) middelen of organen die de vlokken losscheuren terwijl de in de verschillende lagen die de structuur van het vlies, vel of laag vormen op elkaar liggende lonten van elkaar worden gescheiden. De scheiding van lonten onderling is het die het mogelijk maakt om de structuur 40 van de vezels zoveel mogelijk te ontzien. Men vermijdt bovendien 8701171 - 7--

sT

ί de vorming van nodules (knopen) van vezels die systematisch de langdurige breekbewerkingen begeleiden waarbij de gevormde vlokken gedurende een meer of minder lange tijd voorafgaand aan het afvoeren over elkaar rollen.

5 Be scheiding van de vezelvbkken volgens de uit vinding kan op verschillende wijzen gebeuren. Een bewerking waaraan de voorkeur wordt gegeven bestaat uit kaarden van het vlies, vel of laag om de lonten van elkaar te scheiden. Er moet met nadruk op worden gewezen dat het kaarden volgens de uitvinding 10 verschilt van het kaarden dat men tegenkomt bij de vroegere technieken met betrekking tot de isolatiematerialen op basis van anorganische (minerale) vezels. Bij deze technieken wordt het kaarden, dat algemeen gepaard gaat met een pneumatische behandeling, uitgevoerd op meer of minder compacte massa's van vlokken 15 die afkomstig zijn van een eerdere bewerking voor het maken van vlokken en die in de tussentijd in deze vorm een sterke compressie hebben ondergaan. Volgens de uitvinding wordt het kaarden daarentegen uitgevoerd op het vlies, vel of de laag zelf.

Het verdient ook de voorkeur dat het kaarden de enige mechanische 20 bewerking vormt die het vlies, vel of de laag ondergaat om de vlokken van het gecomprimeerde vel, vlies of laag los te maken en dat deze bewerking zeer kort duurt om de vorming van nodules (knopen) te vermijden.

Van de middelen voor het kaarden waaraan de voor-25 keur wordt gegeven, maken roteerbare borstels die zijn voorzien van halfstijve haren het mogelijk om bijzonder bevredigende resultaten te verkrijgen. Men past in het bijzonder met voordeel stéllen van tegengesteld roteerbare borstels toe waar het vel, vlies of de laag van vezels tussendoor wordt geleid. Uitvoeringsvormen 30 worden hierna beschreven.

Onder bepaalde omstandigheden zijn inrichtingen die het materiaal van de vellen vliezen of lagen slaan voldoende om de vlokken los te maken als het vel, het vlies of de laag een betrekkelijk geringe samenhang heeft, en in het bijzonder als het 35 vel, het vlies of de laag zeer weinig of geen hechtmiddel bevat.

In dat geval kan het echter, teneinde de scheiding van de vlokken te vergemakkelijken en ook om hun afmetingen te beperken, de voorkeur verdienen om deze scheiding te combineren met het voorafgaand doorsnijden van het vlies, vel of laag 8701171 f - 8- '4 tot veel kleinere elementen met name tot bandjes van enkele centimeters breedte.

Deze wijzen van vorming van vlokken uitgaande van een vel, vlies of laag van vezels maken het mogelijk om produkten 5 te maken die homogener zijn en beter voldoen wanneer men de vlok ken of de produkten beschouwt die met deze vlokken zijn gemaakt en in het bijzonder de isolerende lagen beschouwt die op de plaats van gebruik zijn gemaakt.

Een ander belangrijk voordeel dat is verbonden met 10 het in situ vormen van vlokken uitgaande van een continu vel of vlies of continue laag is de mogelijkheid om het debiet aan vlokken te regelen bij de toepassingen van die vlokken.

Bij de traditionele uitvoeringsvormen waarbij vooraf gevormde vlokken worden gebruikt, vormt de regelmatige toevoer 15 een moeilijkheid die nog niet bevredigend is opgelost. Onder de middelen die zijn voorgesteld voor deze toevoer komen met name voor transportschroeven, sluizen met (celvormige) holle ruimten... allemaal middelen die niet een perfecte regelmaat kunnen garanderen, omdat ze worden toegepast op een onvoldoende fluïde mate-20 riaal. De techniek volgens de uitvinding die is gebaseerd op het gebruik van een vel, vlies of laag van vezels maakt daarentegen een goede regelmatigheid mogelijk. De middelen dié worden toegepast voor het vormen van de vellen, vliezen of lagen van vezels heeft men tegenwoordig heel goed in de hand, zodat men vellen, 25 vliezen of lagen kan vervaardigen met een zeer grote regelmatig heid, in het bijzonder wat betreft de massa aan vezels per eenheid van oppervlak, of, wat hiermee equivalent is, per eenheid van lengte van het vel, het vlies of de laag. Uitgaande van een regelmatig vel, vlies of laag, maakt het voortbewegen met een 30 constante snelheid in de inrichtingen of organen voor het vormen van de vlokken het mogelijk om een zeer regelmatig debiet (grote regelmaat van het debiet) aan vlokken te garanderen.

Deze regelmaat van de techniek volgens de uitvinding in de toevoer van vlokken is zeer duidelijk waarneembaar als 35 men een isolerend element vormt dat bepaalde hoeveelheden vezels vereist. Voor bepaalde toepassingen is deze regelmaat zelfs onmisbaar.

Wat deze toepassingen betreft, heeft de uitvinding in het bijzonder de vervaardiging op het oog van geprefabri- 8701171 - 9 - V- ceerde constructie-elementen, waarin een stijve drager, bijvoorbeeld een paneel of cassette, is gecombineerd met een regelmatige bekleding van een isolerend materiaal.

Een speciaal ontwikkeld type van deze elementen 5 bestaat uit bakvormige cassette’s met één of meer compartimen ten, die worden gebruikt als geprefabriceerde elementen voor het vormen van daksparren. Deze cassette’s bestaan gewoonlijk uit een paneel van spaanplaat dat de bodem van de cassette vormt en ten minste twee op het bodempatteel bevestigde daksparren. Het isole-10 rende materiaal wordt aangebracht tussen de daksparren. De af metingen en het produktierithme op industriële schaal van deze elementen zijn zodanig dat het op zijn plaats aanbrengen van een voorafvervaardigde strook van isolerend viltmateriaal problematisch is. Om deze reden gaat tegenwoordig de keuze van het ge-15 bruikte isolerende materiaal in de richting van produkten van het type synthetisch schuim, in het bijzonder in de richting van poly-urethaanschuim, dat wordt gevormd door in de cassette een mengsel te spuiten dat expandeert en zich stabiliseert in de vorm van een stevig aan de drager vasthechtende regelmatige laag. Tegenover 20 het betrekkelijke gemak waarmee deze materialen kunnen worden toe gepast staat in het bijzonder een hoge prijs in vergelijking met de prijs van isolerende materialen op basis van anorganische (minerale) vezels.

De nieuwe technieken volgens de uitvinding maken 25 het mogelijk isolerende lagen te vormen onder omstandigheden die zich in het bijzonder lenen voor de vervaardiging van dergelijke elementen, waarbij het nog gunstig zou zijn wanneer de techniek van het vormen van deze isolerende lagen uitgaande van vlokken (geheel) wordt beheerst.

30 Zoals hiervoor werd aangegeven bestonden de traditionele wijzen van toepassing van vezelige isolerende deeltjes er uit dat deze deeltjes werden uitgespreid op het te isoleren oppervlak of dat holle wanden (spouwmuren) er mee werden gevuld, waarbij de toevoer van de deeltjes op de plaats van gebruik 35 tot stand werd gebracht door middel van een krachtige gasstroom, gewoonlijk dezelfde stroom die had gediend om de gecomprimeerde deeltjes te (doen) expanderen. Onder deze omstandigheden kan men deze deeltjes moeilijk in de cassette’s houden die men van een isolerende laag wenst te voorzien.

8701171 * -..-ίο·-

Door de vlokken volgens de uitvinding te vormen, zonder zijn toevlucht te nemen tot een gasstroom, kan het vullen van de cassette’s eenvoudig onder invloed van de zwaartekracht plaats vinden. De (vezel) vlokken worden gevormd in de inrichting 5 die de vlokken losmaakt uit het vezelvlies of vezelvel, onmid dellijk boven de eenheid voor het vullen van de cassette's.

Met voordeel zorgt men er voor dat de te vullen cassette's continu onder de toevoer van vlokken door bewegen en brengt men de snelheid waarmee de cassette's onder de vuleenheid 10 door bewegen en de snelheid waarmee het vezelvel of vezelvlies voortbeweegt waarvan de vlokken worden losgetrokken, met elkaar in overeenstemming. Op deze wijze wordt het debiet aan vlokken nauwkeurig afgestemd op het vervaardigingsrithme van de cassette's. Men garandeert zo een grote regelmatigheid in de vulling en goed 15 vastliggende isolerende eigenschappen.

Bij toepassingen van dit type impliceert het weer vormen van de isolerende laag het gebruik van een hecht- of bindmiddel dat de vlokken aan elkaar kan hechten. Als dit hecht-of bindmiddel in de vorm van een vloeistof op de vezels wordt ge-20 bracht, verdient het de voorkeur om dit te doen op een punt zover mogelijk op de baan die de vlokken volgen, om elk gevaar van vervuiling door voortijdig vastkleven van de vlokken op de wanden die de strcom van vloHcaikanaliseiEn te vermijden. Het opbrengen van het bindmiddel of de lijm vindt dus plaats zo dicht mogelijk bij het punt 25 waar de vlokken worden verzameld.

Voor het bedoelde toepassingsvoorbeeld komt dit overeen met een plaats gelegen direct boven de te vullen cassette's. Om een betrekkelijk regelmatige bekleding te verkrijgen waarbij een verstoring van de stroom van vlokken geheel wordt vermeden, 30 gebruikt men met voordeel niet-pneumatische verstuivers.

De uitvinding wordt hierna meer in detail beschreven aan de hand van de bijgaande figuren.

Figuur 1 geeft een schematisch beeld in doorsnede van een installatie voor het regelmatig vormen van vlokken uit-35 gaande van een gecomprimeerd vezelvlies of vezelvel en het op nieuw vormen van een isolatiemateriaal uitgaande van deze vlokken.

Figuur 2 geeft schematisch, in perspectief middelen weer voor het in stukken verdelen van het gecomprimeerde vezelvlies of vezelvel.

8701171 Λ - η - ig

Figuur 3 geeft schematisch in perspectief een inrichting weer voor het vormen van vlokken volgens de uitvinding.

Figuur 4 geeft schematisch een andere uitvoeringsvorm weer van een inrichting voor het vormen van vlokken volgens de 5 uitvinding.

Figuur 5 geeft een schematisch beeld in perspectief van. het onderste gédeelte van de installatie volgens figuur 1.

In de uitvoeringsvormen die is weergegeven in figuur 1, heeft het gebruikte vezelmateriaal de vorm van een 10 rol 1 die sterk gecomprimeerd kan zijn. De rol 1 is op een niet weergegeven haspel geplaatst.

Het vezelvlies of vezelvel 2 dat van de rol 1 wordt afgetrokken wordt naar de inrichting voor het vormen van vlokken gevoerd door middel van een transportinrichting 3.

15 Doordat de verschillende lagen van het vlies of vel waaruit de rol bestaat zeer sterk op elkaar zijn geperst, hebben de vezels van de aan elkaar grenzende lagen de neiging om in elkaar verward te raken.

Er is een zekere trekkracht nodig om het vlies of 20 vel van de rol af te trekken. Om deze reden heeft het de voorkeur dat de rollen zijn gevormd uit viltbanen waarop een bind- of hechtmiddel is aangebracht dat een zekere samenhang aan het vlies of het vel geeft. De samenhang die in dit stadium nodig is is echter betrekkelijk klein en bijgevolg kan het gehalte aan bind- of: 25 hechtmiddel voor het uitgangsviltmateriaal aanzienlijk kleiner zijn dan het gehalte van de isolatiematerialen die rechtstreeks in de vorm van vellen of matten (dikke vellen) worden toegepast (zonder dat er eerst vlokken uit zijn gevormd).

Om het vel of vlies 2 los te trekken van de rol 30 1 onderwerpt men dit vel of vlies bijvoorbeeld aan een intensieve plaatselijke zuigkracht. Dit kan worden bereikt door een zuigkast direct onder de transportband3te plaatsen.

De eenheid voor het vormen van vlo tóten die algemeen is aangegeven met 4, bestaat in hoofdzaak uit een inrichting van het 35 in figuur 3 weergegeven type. Deze inrichting omvat een stel ro teerbare en beweeglijk op een as 32 bevestigde vleugels of armen 31. Deze inrichting omvat ook een rooster 33; de vleugels of armen 31 kunnen vrij tussen de staven van dit rooster ronddraaien. De inrichting bezit een of meerdere stellen van vleugels of armen.

8701171 r - 12 - •

In deze inrichting worden de vlokken die uit het vlies of vel zijn losgescheurd direct afgevoerd.

Om de eerder aangegeven redenen is het voor de kwaliteit van de vlokken belangrijk dat de verblijftijd van het 5 vezelmateriaal in deze inrichting die een zeer krachtige behande ling geeft beperkt blijft.

De karakteristieke afmetingen van het rooster en van de vleugels of armen maken het mogelijk om de afmetingen van de vlokken bij de uitgang van deze inrichting vast te leggen.

10 De vleugels of armen 31 maken door tegen het ve zelmateriaal aan te slaan er de vlokken uit los waaruit het bestaat. Als de samenhang in het vezelvlies of vel betrekkelijk groot is, bijvoorbeeld als een hoog gehalte aan bindmiddel de ve-zelstrengen tot een samenhangend geheel verbindt, of als een 15 sterke verstrengeling van de vezels de scheiding in vlokken deli cater maakt, kan men met deze behandeling een inrichting 5 zoals is weergegeven in figuur 2 combineren.

De inrichting die is weergegeven in figuur 2 heeft de functie het vezelvlies of vezelvel 2 te verdelen in elementen 20 van kleine afmetingen, die de latere bewerking bestaande uit het scheiden in vlokken, waarvan hiervoor sprake is, vergemakkelijkt. Het gebruik van een dergelijke inrichting maakt het mogelijk een uitermate korte behandelingstijd te handhaven.

Bij de weergegeven uitvoeringsvorm wordt het 25 vlies of vel 2 tot in de dwarsrichting (ten opzichte van de voort- „ bewegingsrichting van de rol) lopende banden gesneden. Dit in ban den snijden wordt bereikt door het vezelvlies of vel 2 tussen een van messen 22 voorziene cilinder 21 en èen tegencilinder 23 waar - het vezelvlies of vel door de messen tegenaan wordt gedrukt, 30 door te leiden.

De breedte van de banden 6 wordt bepaald door de afstand tussen twee opeenvolgende messen op de cilinder 21. Deze breedte wordt gekozen als functie van de afmetingen van de te vervaardigen vlokken. Ze is niet kleiner dan de afmetingen van de 35 vlokken en ligt bij voorkeur tussen twee en vijfmaal die afmetingen.

De op deze wijze uitgevoerde snijbewerking wijzigt niet de eigenschappen van de vlokken die vervolgens worden losgemaakt, zoals het geval is bij langdurig blootstellen aan een breek-bewerking. Als een beperkt gedeelte van de vezels op deze wijze 40 wordt fijngebroken, wordt de homogeniteit van de textuur door dit 8701171 - 13 - ' snijden niet gewijzigd.

Om een indruk te geven: men gebruikt volgens de uitvinding bijvoorbeeld een gecomprimeerd vezelvlies of vel van 200 kg/m3 en met een breedte van 1,20 meter. Het afgewikkelde vel 5 heeft een dikte van ca 30 mm. Het wordt tussen de messencilinder 21 en de tegencilinder 23 dóórgeleid.

He lemmets van de messen hebben een hoogte van 15 mm en staan op 40 mm van elkaar.

De lemmets lopen volgens de beschrijvende lijnen 10 van de cilinder of zijn iets schuin geplaatst ten opzichte van die beschrijvende lijnen.

Opgemerkt wordt dat de messen niet een voldoende hoogte hebben om het vel over de gehele dikte door te snijden.

Anders gezegd, de messen komen niet in contact met de tegencilin-15 der 23. De door de messen op het vel uitgeoefende druk en de plaat selijke vervorming brengen niettemin tot stand dat elke band volledig wordt afgebroken.

De in banden gesneden elementen van viltmateriaal worden door de vleugels of armen 31 die in groepen van 4 op de as 20 32 zijn geplaatst overgenomen. Elke groep van vleugels of messen staat op een afstand van 80 mm van de volgende groep. De vleugels . of armen hebben een lengte van ongeveer 150 mm. De staven van het rooster 33 staan op een afstand van 50 mm van elkaar.

De rotatiesnelheid van de vleugels of armsn. wordt 25 in het beschouwde voorbeeld op 1500 omwentelingen/minuut gehouden.

Het vezelvlies of -vel 2 wordt in de zo juist beschreven inrichting ingevoerd in een hoeveelheid van ongeveer 500 kg/h.

Op deze wijze verkrijgt men homogene vezelvlokken 30 met een massa per volume-eenheid van de orde van 30 kg/m3 en met afmetingen van ongeveer 15 tot 20 mm.

Eventueel worden de volgens de uitvinding gevormde vlokken onderworpen aan een behandeling die het mogelijk maakt hun massa per volume-eenheid af te stemmen op de eisen die ver-35 band houden met de beoogde toepassing. Ook al maakt de hiervoor beschreven behandeling het mogelijk de vlokken te individualiseren, ze is niet altijd voldoende om er de gewenste "lichtheid" aan te verlenen. Met andere woorden, de goed homogene vlokken hebben niet altij d een massa per volume-eenheid verkregen die ligt in de buurt 40 van die van het vezelvlies of vel voordat dit werd geconditioneerd.

8701171 ψ - 14 - % ...

Om het herstel van het volume van deze vlókken te versterken, is het uiteraard mogelijk om pneumatische middelen toe te passen zoals middelen die het onderwerp vormen van de traditionele technieken voor het toepassen van vezelige deeltjes.

5 Als transport van de vlokken niet nodig is, geeft men er volgens de uitvinding echter de voorkeur aan mechanische middelen te gebruiken waardoor het mogelijk is om de latere scheiding van gas en vlokken uit te sparen.

Om elke discontinuïteit in de stroom van vlokken 10 te vermijden die moeilijkheden zou veroorzaken in het handhaven van een homogene, regelmatige stroming, wordt deze behandeling rechtstreeks toegepast op de vlokken tijdens hun val naar de uitgang van de inrichting voor het vormen van de vlokken.

Een gunstige uitvoeringsvorm volgens de uitvin-15 ding bestaat hierin dat een eenheid 8 met roteerbare zwepen be staande uit soepele staaldraden die de gehele doorsnede van het kanaal 9 bestrijken dat de vlokken geleidt, in dat kanaal wordt geplaatst.

Deze zwepen die met een grote snelheid rond-20 draaien en daarbij tegen de vlokken botsen, begunstigen het op heffen van spanningen die bij het comprimeren tijdens de conditionering zijn ontstaan.

Om de ophoping van deeltjes op de arm 10 die de beweging overbrengt op de zwepen 11 te vermijden, worden deze 25 laatste bij voorkeur direct boven de arm 10 geplaatst. Eventueel kunnen meerdere groepen van zwepen in het traject van de vlokken worden geplaatst. In het bijzonder is het mogelijk, met dezelfde motoreenheid 12 en een zelfde arm 10 een groep van zwepen boven de arm 10 en een tweede groep die is gelegen juist onder die 30 zelfde arm aan te drijven.

In dit laatste geval verdient het de voorkeur, teneinde het volledige effect van de botsingen tegen de vlokken te behouden, de zwepen ten opzichte van elkaar in tegengestelde zin te laten draaien.

35 Wanneer bijvoorbeeld deze behandeling wordt uitge voerd met behulp van twee draden met een diameter van 3 mm die roteren met 5000 omwentelingen/minuut op de vlokken die onder de hiervoor beschreven omstandigheden zijn gevormd verkrijgt men een produkt waarvan de massa per volume-eenheid bij ongeveer 40 5 kg/m3 ligt. Anders gezegd, de ontspaming met deze mechanische 8701171 ·% - 15 - 5 middelen maakt een aanzienlijke vermindering van de massa per volume-eenheid mogelijk*

Een andere wijze van vormen van de vlokken volgens de uitvinding is weergegeven in figuur 4.

5 De inrichting die wordt gebruikt voor het vormen van vlokken bestaat hierbij uit een reeks van paarsgewijze samenwerkende borstels, zoals de paren 42-43 en 48-49.

Deze borstels zijn voorzien van halfstijve haren, bijvoorbeeld uit een betrekkelijk hard synthetisch materiaal om, 10 gedurende een aanvaardbare tijd, de slijtage bij contact met de vezels te kunnen verdragen. Men kan bijvoorbeeld haren uit polyamide gebruiken waarvan de doorsnede van de orde van 1 a 2 mm2 is.

De haren zijn bij voorkeur op de as waarop zij zijn bevestigd in een spiraalvormige rij of in schijfvormige rijen 15 geplaatst, waarbij de afstand tussen twee opeenvolgende schijven of de spoed van de spiraal bij voorkeur kleiner is dan 4x de afmetingen van de vlokken die moeten worden losgemaakt.

De borstels van een zelfde paar zijn bij voorkeur zodanig geplaatst dat de haren - volgens raaklijnen lopen of 20 elkaar over een korte lengte kruisen. Aan deze laatstgenoemde plaatsing wordt de voorkeur gegeven als de haren in "schijven" zijn geplaatst en de schijven Van ëën borstel zijn verschoven ten opzichte van die van de corresponderende borstel die er naar toe is gekeerd.

25 Het vezelvlies of vel gaat tussen de borstels 42 en 43 door die worden aangedreven in een richting welke in de figuur wordt aangegeven door de pijlen. De rotatierichting is zodanig dat het vel of vlies tussen de twee borstels door wordt getrokken.

30 De inrichting omvat ten minste twee paren borstels die achtereenvolgens in het vlies of vel grijpen en er vlokken uit lostrekken.

In het algemeen omvat de eenheid niet meer dan Vier paren borstels. Hun aantal is uiteraard een functie van de 35 kracht van de behandeling waarmee de vlokken worden losgêtrokken en van de dikte van het behandelde vlies of vel.

Er wordt de voorkeur aangegeven de paren van achtereenvolgende borstels zodanig te plaatsen dat haren elkaar kruisen over een belangrijk deel van hun lengte.

8701171 r - 16 - S'

Dit kan evengoed worden bereikt met borstels in de vorm van een spiraal als met borstels in de vorm van schijven. Deze plaatsing begunstigt een zelfreiniging van de borstels onderling waarbij de vezels die neiging hebben om aan een borstel te 5 blijven vastzitten automatisch worden "verwijderd" door de voor afgaande of volgende borstel waarmee ze de haren kruist. Daartoe moeten, zoals vanzelfspreekt de boven elkaar gelegen borstels in dezelfde richting draaien.

Tussen elk paar borstels kan men ook met voordeel 10 een element plaatsen dat als kam fungeert en het mogelijk maakt de vezels los te trekken die aan de borstels zouden kunnen blijven zitten.

In figuur 4 is schematisch een kam 44 weergegeven die buiten de inrichting uitsteekt. Hij bestaat uit een vaste 15 staaf 45 die een groot aantal tanden 46 draagt. In de werkstand bevindt deze kam zich bijvoorbeeld in de ruimte die wordt begrensd door de vier borstels 42-43, 48-49.

De eenheid die is weergegeven in figuur 4 maakte het mogelijk bij toepassen onder de omstandigheden van het voor-20 gaande voorbeeld, zeer homogene vezelvlokken te maken en een iso lerende mat te vormen uit deze vlokken waarvan de massa per volume-eenheid ca 15 kg/m3 was.

De snelheid waarmee het vlies of het vel 2 in de inrichting wordt ingevoerd bepaalt in alle gevallen het debiet aan 25 gevormde vlokken. W-ij-gigen van deze snelheid maakt het dus moge lijk dit debiet te variëren, maar vooral een constante invoer-snelheid maakt het mogelijk een zeer stabiel debiet aan vezels te bereiken. Van deze eigenschap wordt gebruik gemaakt voor het weer vormen van isolerende matten.

30 Een toepassing van deze techniek is weergegeven in figuur 1. De vlokken die zijn gevormd op de hiervoor aangegeven wijze vallen door de leiding 9 in een overkapte ruimte 13 gelegen boven een transportinrichting 14 waarop constructie-ele-menten of bouwelementen in de vorm van bakken voortbewegen.

35 De vorm van de kap (overkapte ruimte) 13 is een functie van de verdeling van de vlokken die men wil realiseren.

In het weergegeven geval is de breedte van de kap gelijk aan die van het element 15 dat met vezels moet worden gevuld. Zoals is weergegeven in figuur 5 zijn de zijden 16 van de kap zo aange- 8701171 5 - 17 - •ff bracht dat ze langs het naar binnen gekeerde vlak van de opstaande randen 17 van het element 15 lopen en wel zodanig dat de vlokken volledig in het element 15 worden geleid. Aan de stroom-opwaartse zijde beschouwd in de voortbewegingsrichting van de 5 elementen 15, heeft de kap een voldoende grote opening boven de transportinrichting 14 om de elementen 15 te laten passeren. Aan de stroomafwaartse zijde is de kap gesloten door een wand 19 en een beweeglijke rol 18 waarvan de omtrekssnelheid correspondeert met die van de doorvoer van de elementen 15.

10 De rol 18 is zo geplaatst dat hij het gedeelte (van de vlokken) dat boven de opstaande randen 17 uitsteekt, afvlakt.

In de kap bevinden zich verstuivingsorganen zoals zijn aangegeven met 7 (figuur 1) om in het bijzonder een bind-15 of hechtmiddel aan te brengen.

De werking in dit gedeelte van de installatie (zie figuur 1 en figuur 5) is als volgt:

Onder hun eigen gewicht vallen de vlokken in het element 15. Ze worden in hun val geleid door de zijden 16. Het 20 is in de praktijk noodzakelijk om ze goed te kanaliseren, gezien hun lichtheid en ook eventueel gezien het centrifugale effect dat kan voortvloeien uit de beweging van de zwepen 11.

Het is ook noodzakelijk om de vlokken in· een toestand te houden waarin ze, onder invloed van hün gewicht, zich 25 afzetten als een zeer lichte massa en men kan ze geschikt ophopen.

Deze massa heeft voor de ophoping die tot stand wordt gebracht door middel van de rol 18, een dikte die groter is dan de hoogte van de opstaande randen 17. Ze kunnen er dus· binnen worden gehouden.

Het ontbreken van pneumatisch transport van de 30 vlokken begunstigt een niet-turbulente afzetting. Om deze afzet ting niet te verstoren kan men geschikt (de vlokken) lijmen met niet-pneumatische verstuivers.

Om elk gevaar van vervuilen van het kanaal dat dë vlokken geleidt te vermijden, vindt de verstuiving van het bind-35 of hechtmiddel plaats in de onmiddellijke nabijheid van het ele ment 15 en bij voorkeur ten dele op dat element.

Men bespuit bijvoorbeeld met behulp van een eerste mondstuk 7 de bodem van het element 15 om er de vlokken die er mee in contact zijn vast te hechten. Dit bespuiten vindt plaats 8701171 a 5 . , ‘ - 18 - direct bij het binnenkomen van het element in de overkapte ruimte-Eén of meer andere spuitmondstukken die op diverse plaatsen onder de kap zijn aangebracht en die bij voorkeur ook naar het element 15 zijn gericht, bespuiten de vlokken zodra deze worden afgezet.

5 De laag van beklede vezels die (zo) op het ele ment wordt gevormd, wordt opgehoopt of opgestuwd door het doorlopen onder de rol 18 door, zodanig dat de isolerende laag afvlakt op het niveau van de opstaande randen 17.

Voor het lijmen van de vezels gebruikt men met 10 voordeel een zelfverknopende samenstelling, zodat de beklede pa nelen geen nabehandeling nodig hebben.

Het ingebrachte bind- of hechtmiddel kan ook in de vorm van een vaste stof worden opgebracht. In dat geval verdeelt men een fijn poeder over de vlokken. Om een uitstekende ver-15 deling te verkrijgen is het gunstig om het poeder stroomopwaarts in te voeren ter hoogte van inrichting 4 voor het vormen van de vlokken, wat een goed binnendringen in de vezelmassa garandeert zonder gevaar voor vervuilen van de inrichting.

Eventueel kan ook een film worden aangebracht over 20 het element 15 om de laag van vezels af te dekken.

De hiervoor beschreven eenheid werkt continu. De elementen 15 worden aaneengeschakeld en alle vlokken worden normaliter opgevangen. Voor eventuele onderbrekingen en voor het in werking stellen en stoppen is een opvangbak 20 onder de kap ge-25 plaatst. De niet-gebruikte vezels worden verzameld en kunnen even tueel worden gerecirculeerd.

De voorgaande beschrijving is gegeven voor een element 15 dat slechts éen enkel longitudinaal compartiment heeft. In de praktijk bezitten dergelijke elementen twee of drie compar-30 timentên. Het spreekt vanzelf dat meerdere eenheden naast elkaar kunnen worden geplaatst om gelijktijdig elk van deze compartimenten te vullen.

Daartoe kan een rol van een gecomprimeerd vezel-vlies of vel in de lengterichting worden verdeeld in evenveel 35 deelbanden als er te vullen compartimenten zijn. Het in longitu dinale richting doorsnijden, bijvoorbeeld met behulp van traditionele cirkelzagen, maakt het bovendien mogelijk de hoeveelheid vezels die naar elk compartiment wordt gevoerd te verdelen afhankelijk van de respectieve transversale afmetingen van deze 8701171.

- 19 - $ s.

compartimenten. Daartoe is het voldoende banden te vormen waarvan de breedte evenredig is met die van het te vullen compartiment.

Het is ook mogelijk om elk van de afzonderlijke eenheden te voeden uitgaande van afzonderlijke rollen.

5 Als voorbeeld kan worden vermeld dat elementen 15 met twee compartimenten van (elk) 500 mm breed volgens de uitvinding werden bekleed met een opnieuw gevormd vilt.

De toevoer werd verzekerd door middel van rollen van een glasvezelmat van 50 kg welke mat was gecomprimeerd tot 10 300 kg/m3, en welke rollen een vel vormde met een breedte van 1,20 meter.

Dit vel werd in twee gelijke delen verdeeld en naar twee inrichtingen van het in figuur 1 weergegeven type gevoerd die naast elkaar waren geplaatst, 15 De toevoer vond plaats naar rato van 500 kg/h.

Men vormde zo een isolerende bekleding met een dikte van 90 mm en een massa per volume-eenheid van ongeveer 15 kg/m3 na kalanderen met de wals 18.

üitgevoerde metingen toonden aan dat de zo ge-20 vormde isolerende laag een uitstekende regelmatigheid had.

Metingen van de warmteweerstand van isolerende lagen die waren verkregen op de hiervoor beschreven wijze en van isolerende lagen die waren verkregen onder toepassing van (glas) wol die op de traditionele wijze met pneumatische middelen op 25 de ondergrond was geblazen, laten duidelijk de voordelen van de uitvinding zien. In beide gevallen was het vezelmateriaal waarvan werd uitgegaan het zelfde maar de latere behandeling, in het bijzonder de vorming van vlokken verschilde.

De warmtegeleidbaarheid van een opnieuw gevormde 30 isolerende laag met een dikte van 90 mm en een massa per volume- eenheid van 15 kg/m3, volgens de uitvinding, had zo een waarde van 40 mW/mK . Een analoge laag gevormd met het (zelfde) vezelmateriaal dat pneumatisch op zijn plaats was geblazen, had een warmtegeleidbaarheid van 48 mW/mK. .

35 De isolerende laag volgens de uitvinding geeft dus duidelijk betere resultaten voor de zelfde vezelmassa die in de zelfde laagdikte is aangebracht. Dit is een resultaat van de verbetering van de homogeniteit van dë zo gevormde isolerende lagen.

8701171 ' , - 20 - 'i - *

Deze zelfde verbetering kan ook op een andere wijze worden uitgedrukt. Om dezelfde warmtegeleidbaarheid te verkrijgen (bij dezelfde laagdikte van 90 mm) van 40 mW/mK0, moet men door opblazen van vezelmateriaal op de traditionele wijze een 5 isolerende laag vormen waarvan de massa per volume-eenheid onge veer 25 kg/m3 bedraagt (in plaats van 15 kg/m3 volgens de uitvinding) .

10 8701171

Claims

1. Werkwijze voor het vormen van isolerende lagen uitgaande van vezelvlokken, waarbij de vlokken worden vervaar- 5 digd uitgaande van een gecomprimeerd vlies of vel of gecompri meerde baan (2), door een kaardaehtige bewerking waarmee de vlokken worden losgemaakt en deze vlokken onmiddellijk uit de kaard-inricbting (4) worden verwijderd en worden toegepast.

2. Werkwijze volgens conclusie I, waarbij het 10 kaarden van het gecomprimeerde vlies of vel of de gecomprimeerde baan (2) geschiedt met paren (42-43, 48-49) tegen in elkaar in roteerbare borstels, waar het vlies, of vel of de baan tussen wordt gebracht.

3. Werkwijze volgens conclusie 2 waarbij de wer- 15 king van de in tegengestelde richting roteerbare borstels (42-43, 48-49) wordt gecompleteerd door de werking van kammen (44) die tussen de achtereenvolgende paren borstels zijn geplaatst.

4. Werkwijze volgens conclusie 1 waarbij het kaarden van het vlies of het vel of de baan gebeurt met een inrichting 20 (4) bestaande uit een eenheid van roteerbare vleugels of armen (31) die tegen het vlies of vel of de baan slaan om er de vlokken uit los te maken.

4 -H- v * C o η.e 1 u s i e s

5. Werkwijze volgens conclusie 4 waarbij het vlies of vel of de baan (2) voorafgaand in banden (6) wordt ge- 25 sneden waarvan de afmetingen in de dwarsrichting ten hoogste vijf- maal die van de te vervaardigen vlokken is.

6. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de massa per volume-eenheid van het gecomprimeerde vlies of vel of de gecomprimeerde baan (2) die wordt gebruikt 30 voor het vervaardigen van de vlokken groter is dan 150 kg/m3.

7. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies waarbij de gevormde vlokken terwijl ze voortbewegen onder invloed van de zwaartekracht, worden onderworpen aan de werking van een zweep (11) die de eventueel nog in de vlokken aanwezige resteren- 35 de compressiespanningen vrijmaakt.

8. Toepassing van vlokken, vervaardigd met de werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de vlokken die zich alleen onder invloed van de zwaartekracht voortbe-wegen, zich afzetten op een dragerelement (15) waarop ze weer een 8701171 - 21- isolerende laag vormen.

9. Toepassing van vlokken volgens conclusie 8 waarbij de vlokken zich afzetten in een cassette (15) in de vorm van een bak die met een constante snelheid door een overkapte 5 ruimte (13) heen beweegt en daar de vlokken opvangt die zojuist zijn gevormd, waarbij de laag van afgezette vlokken wordt geëgaliseerd en opgehoopt door een rol (18) die bij de uitgang van de overkapte ruimte is aangebraeht.

10. Toepassing volgens conclusie 9 waarbij de 10 op het element in de vorm van een bak afgezette vlokken door mid del van niet-pneumatische verstuivers (7) worden bekleed of besmeerd met een bind- of hechtmiddel.

11. Toepassing volgens conclusie 10 waarbij het bekleden of besmeren van de vezels gebeurt met een zelfverknopend 15 bind- of hechtmiddel. -o-o-o-o- 8701171