NL8701129A

NL8701129A - Plant handling method - involves separating set of equal small bundles from main one and placing in presentation containers

Info

Publication number: NL8701129A
Application number: NL8701129A
Authority: NL
Original assignee: Johannes Hendrikus Flaton En A
Priority date: 1987-05-12
Filing date: 1987-05-12
Publication date: 1988-12-01
Also published as: NL192316C; NL192316B

Abstract

The plant handling method separates individual plants (9) from a bundle (8) for treatment. A set of small bundles (10), each containing roughly the same number of plants, are separated from the main one (8) and placed in a row of presentation vessels. A set of grabs (22) are coupled together simultaneously extract one plant from each small bundle.

Description

‘ M Kon/hl/1 Flaton"M Kon / hl / 1 Flaton

WERKWIJZE EN INRICHTING VOOR HET BEHANDELEN VAN PLANTENMETHOD AND APPARATUS FOR TREATING PLANTS

De uitvinding betreft op de eerste plaats een werkwijze voor het behandelen van planten, waarbij individuele planten vanaf een plantenbundel worden afgescheiden en afzonderlijk verwerkt worden. Het in teeltmassa's planten van 5 planten, hetzij van wortels voorziene planten, hetzij wortel-loze planten, zoals stekken, geschiedt met de hand, daar planten vanwege hun grillige vorm moeilijk hanteerbaar zijn. Daarbij is het al een eerste probleem om een enkele plant van een bundel af te scheiden. De uitvinding maakt deze afschei-10 dingshandeling gemakkelijker. Daartoe wordt de werkwijze volgens de uitvinding zodanig uitgevoerd, dat vanaf de plantenbundel een reeks plantenbundeltjes die ongeveer hetzelfde aantal planten bevat, wordt afgescheiden, dat de plantenbun-deltjes in een geordende reeks van presenteerhouders worden 15 gelegd en dat door middel van een reeks onderling gekoppelde plantengrijpers gelijktijdig een greep voor een plant uit elk bundeltje van de reeks wordt gedaan. Gebleken is, dat kleine bundeltjes van bijvoorbeeld acht planten na enige ervaring gemakkelijk te maken zijn en dat het verder aanzienlijk ge-20 makkelijker is om van een kleine bundel een plant af te scheiden. De uitvinding verschaft verder een werkwijze voor het in grondkluiten inplanten van planten, waarbij telkens een gat in een teeltmassa wordt gemaakt en een plant in dit gat wordt gestoken. Deze voorheen met de hand uitgevoerde 25 werkwijze is te automatiseren, wanneer deze zodanig wordt uitgevoerd, dat planten individueel in een aaneenschakeling van houders worden gelegd en dat tegelijkertijd een reeks planten vanuit de houder tot in een reeks kanalen wordt gebracht, dat de planten voorbij een afvoereinde van het ka-30 naai door middel van een aanslag worden opgevangen en tussen het afvoereinde van het kanaal en de aanslag telkens worden aangegrepen door middel van een klem en dat de planten door middel van de klem in een gat van een grondkluit worden gestoken .The invention primarily relates to a method of treating plants, in which individual plants are separated from a plant bundle and processed separately. Planting of plants, either rooted plants or rootless plants, such as cuttings, in cultivation masses is done by hand, since plants are difficult to handle because of their irregular shape. It is already a first problem to separate a single plant from a bundle. The invention makes this separation operation easier. To this end, the method according to the invention is carried out in such a manner that a series of plant bundles containing approximately the same number of plants is separated from the plant bundle, that the plant bundles are placed in an ordered series of presentation containers and that by means of a series of mutually coupled plant grippers simultaneously a grab for a plant from each bundle of the series is done. It has been found that, after some experience, small bundles of, for example, eight plants are easy to make and that it is further considerably easier to separate a plant from a small bundle. The invention further provides a method for planting plants in soil clods, in which a hole is made in a cultivation mass each time and a plant is inserted in this hole. This previously manually performed method can be automated if it is carried out in such a way that plants are placed individually in a series of containers and at the same time a series of plants is brought from the container into a series of channels, so that the plants pass a the outlet end of the sewer can be collected by means of a stop and are each engaged between the outlet end of the channel and the stop by means of a clamp and that the plants are inserted into a hole of a soil ball by means of the clamp.

35 De uitvinding verschaft tevens een inrichting voor het gemakkelijk en met hoge capaciteit uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding. Deze inrichting is aangeduid in het bijzonder in conclusie 4 en 8701129 - 2 - conclusie 7. Voorkeursuitvoeringsvormen van de inrichting zullen worden aangeduid in de overige conclusies.The invention also provides an apparatus for carrying out the method according to the invention easily and with high capacity. This device is indicated in particular in claims 4 and 8701129 - 2 - claim 7. Preferred embodiments of the device will be indicated in the other claims.

De uitvinding zal nu verduidelijkt worden in de hierna volgende beschrijving aan de hand van een tekening. In 5 de tekening stellen schematisch voor:The invention will now be elucidated in the following description with reference to a drawing. In 5 the drawing schematically represent:

Pig. 1 een perspectivisch aanzicht van een voorkeursinrichting volgens de uitvinding voor het uitvoeren van de voorkeurswerkwijze volgens de uitvinding, waarbij fracties zijn weggebroken; 10 Pig. 2, 3 en 4 op grotere schaal een perspectivisch aanzicht van detail II, III respectievelijk IV van fig. 2;Pig. 1 is a perspective view of a preferred device according to the invention for carrying out the preferred method according to the invention, with fractions broken away; 10 Pig. 2, 3 and 4 are an enlarged perspective view of detail II, III and IV of fig. 2;

Pig. 5 op grotere schaal een perspectivisch aanzicht van telkens een andere variant van de fractie VI van fig. 3; 15 Pig. 6, 7 en 8 elk op grotere schaal een perspecti visch aanzicht van telkens een andere variant van de fractie VI van fig. 3.Pig. 5 is an enlarged perspective view of a different variant of the fraction VI of FIG. 3; Pig. 6, 7 and 8 each show a larger-scale perspective view of a different variant of the fraction VI of fig. 3.

De inrichting 1 van fig. 1 omvat een continu lopende eindloze transporteur 2, bestaande uit een aaneenschake-20 ling van presenteerhouders 3 die volgens pijl 4 langs een bundeltjesmaakstation 5 loopt, waar een plaats 6 voor een persoon 7 aanwezig is, die met zijn ene hand een flinke bundel 8 van planten 9 uit een voorraadhouder 13 neemt en daarvan met de andere hand telkens een bundeltje 10 van acht 25 planten 9 afneemt en dit bundeltje 10 in een presenteerhouder 3 deponeert, waarbij de ondereinden 11, wortels van gehele planten of afsnijeinden van stekken, allemaal in dezelfde richting 12 worden gericht. Het andere part van de eindloze transporteur 2 loopt langs een plantenscheidstation 13 dat 30 voorzien is van een plantenscheider 14 die langs geleidingen 16 geleid door middel van een hydrocilinder 17 heen en weer beweegbaar is tussen een aanpakstand en een losstand,waarbij de drager zich respectievelijk boven de transporteur 2 respectievelijk een eindloze transporteur 18 bevindt. Aan de 35 drager 15 is een aanpakker 19 door middel van een hydrocilinder 20 en verticale geleidingen 21 verticaal op en neer beweegbaar aangebracht. De aanpakker 19 omvat een reeks van bijvoorbeeld acht als zuigpijpen uitgevoerde plantengrijpers 22 die aangesloten zijn op een vacuumbron 23. Het vacuum 40 wordt periodiek kortgesloten door het openen van een lucht-klep 24 en wel op een tijdstip in de werkcyclus dat de drager 15 zich boven de transporteur 18 bevindt. De plantengrijpers 8701 129 «ί - 3 - 22 zijn elk slap-elastisch in een houder 79 opgenomen, zodat de plantengrijpers 22 bij hun neerwaartse slag de planten 9 niet beschadigen. De plantengrijpers 22 kunnen verder eventueel zachte, aan de planten aangepaste zuignappen hebben. Zij 5 hebben echter bij voorkeur één kleine zuignap of kleine zuig-opening om te verzekeren,dat er slechts één plant 9 bij een steel of blad wordt aangepakt. Er wordt met behulp van de aanpakker 19 die van acht plantengrijpers 22 is voorzien,telkens een reeks van acht planten 9 tegelijk uit een overeen-10 komstige reeks van acht presenteerhouders 3 aangepakt. Deze handeling gaat zo snel,dat de continue beweging van de transporteur 2 daarbij niet hinderlijk is. Wel is de timing van aanpakken van planten 9 uit de presenteerhouders 3 zodanig gesynchroniseerd,dat de plantengrijpers 22 telkens in hoofd-15 zaak in het midden van de presenteerhouders 3 terecht komen, terwijl zij een zuigwerking hebben. Hierbij worden de planten 9 aangezogen, vervolgens met de aanpakker 19 opgeheven, dan tot boven.de transporteur 18 verplaatst, daar eventueel omlaag gebracht en daar door verbreking van het vacuum lasgela-20 ten tot in de corresponderende reeks van acht transporthouders 25. Vervolgens gaat de aanpakker 19 weer terug voor een volgende charge van een reeks van acht planten. De reeks individuele planten 9 die terecht is gekomen in gootvormige transporthouders 25 van een continu in pijlrichting 31 aange-25 dreven eindloze transporteur 26,passeert een controlestation 27, waar de transporthouders 25 hetzij door een persoon hetzij door een lichtstraaldetector 28 worden gecontroleerd om een eventuele correctie gedurende een pauzestilstand van de inrichting 1 uit te voeren. Opgemerkt wordt, dat er op het 30 bundeltjesmaakstation 5 voor wordt gezorgd, dat er in elk geval bundeltjes 10 van tenminste acht planten 9, desnoods iets meer worden gemaakt. Enige overvloed aan planten 9 is voor de aanpakker 19 niet hinderlijk,maar een tekort is voor de verdere procesgang wel storend. De overvloed aan planten 9 35 komt weer bij de bundeltjesmaakplaats 5 terug. Bij voorkeur is op het controlestation een door de detector bestuurde automatische inleginrichting 29 aanwezig,die vooraf geïndividualiseerde planten 9 in passerende,nog lege transporthouders 25 laat vallen, opdat de inrichting 1 continu kan blijven doorgaan.The device 1 of fig. 1 comprises a continuously running endless conveyor 2, consisting of a chain of presentation containers 3 which runs according to arrow 4 past a bundle-making station 5, where there is a place 6 for a person 7, who is present with his one hand takes a large bundle 8 of plants 9 from a storage container 13 and takes a bundle 10 of eight plants 9 each with the other hand and deposits this bundle 10 in a presentation container 3, wherein the lower ends 11, roots of whole plants or cut ends of cuttings, all oriented in the same direction 12. The other part of the endless conveyor 2 runs past a plant separating station 13 which is provided with a plant separator 14 which is guided back and forth between guides 16 and an unloading position by means of a hydraulic cylinder 17, the carrier being located above the conveyor 2 is respectively an endless conveyor 18. A tacker 19 is mounted vertically up and down by means of a hydraulic cylinder 20 and vertical guides 21 on the carrier 15. The tacker 19 comprises a series of, for example, eight plant grippers 22 designed as suction pipes, which are connected to a vacuum source 23. The vacuum 40 is periodically short-circuited by opening an air valve 24, at a point in the working cycle that the carrier 15 above the conveyor 18. The plant grippers 8701 129 3-22 are each received in a holder 79 with a slack-elastic construction, so that the plant grippers 22 do not damage the plants 9 during their downward stroke. The plant grippers 22 may furthermore have soft suction cups adapted to the plants. However, they 5 preferably have one small suction cup or small suction opening to ensure that only one plant 9 is addressed at a stem or leaf. A series of eight plants 9 from a corresponding series of eight presentation holders 3 is each time tackled with the aid of the tacker 19 provided with eight plant grippers 22. This operation is so rapid that the continuous movement of the conveyor 2 is not bothersome. However, the timing of handling of plants 9 from the presentation holders 3 is synchronized such that the plant grippers 22 each time, essentially, end up in the middle of the presentation holders 3, while they have a suction effect. The plants 9 are hereby sucked in, then lifted with the tacker 19, then moved to above the conveyor 18, if necessary lowered there, and there, by breaking the vacuum, weld welds into the corresponding series of eight transport containers 25. Then the attacker 19 back for a subsequent batch of a series of eight plants. The series of individual plants 9, which has ended up in gutter-shaped transport containers 25 of an endless conveyor 26 driven continuously in arrow direction 31, passes a control station 27, where the transport containers 25 are checked either by a person or by a light beam detector 28 in order to perform correction during a pause of the device 1. It is noted that at the bundle-making station 5 it is ensured that, in any case, bundles 10 of at least eight plants 9 are made, if necessary, slightly more. Some abundance of plants 9 is not a nuisance for the approacher 19, but a shortage is disturbing for the further process. The abundance of plants 9 returns to the bundle flavor site 5. The control station preferably has an automatic insertion device 29 controlled by the detector, which drops pre-individualized plants 9 into passing, still empty transport containers 25, so that the device 1 can continue to run continuously.

8701128 « - 4 -8701128 «- 4 -

De transporteur 26 is aangebracht langs een in-plantstation 30 (fig. 3) dat omvat een planteninvoer 32, een tussendrager 33, een overbrenginrichting 34, een insteekin-richting 35 (fig. 4) en een gatenmaker 36.The conveyor 26 is disposed past an implanting station 30 (Figure 3) which includes a plant input 32, an intermediate carrier 33, a transfer device 34, an insertion device 35 (Figure 4), and a hole maker 36.

5 De planteninvoer 32 omvat een gemeenschappelijke vast opgestelde houder 37 met acht convergerende invoerkana-len 38 die elk een halfcilindrische invoermond 39,hebben die de halfcilindrische transporthouders 25 completeren. Op de houder 37 sluit de tussendrager 33 aan,die van twee boven el-10 kaar gelegen reeksen van tussenkanalen 40 en 41 is voorzien. De tussendrager 33 is middels geleidingen 43 verticaal geleid en door middel van een hydrocilinder 42 op en neer verplaatsbaar tussen twee standen,waarin telkens een van de reeksen tussenkanalen 40 en 41 met de reeks invoerkanalen 38 in lijn 15 liggen. Aan de stroomafwaartse zijde van de tussendrager 33 bevindt zich een reeks op een zuigbron aangesloten zuigmonden 44 die met een filterplaat 45 tegen ingang van planten 9 zijn afgesloten. Wanneer de bovenste reeks tussenkanalen 41 zich tegenover de zuigmonden 44 bevinden,worden de planten 9 elk 20 via het invoerkanaal 38 daarin gezogen. Ondertussen bevindt zich dan de reeks tussenkanalen 40 met de voorheen daarin gezogen planten 9 tussen een reeks op een blaasbron aangesloten onderste blaasmonden 66 en een reeks onderste opneemkanalen 46 van de overbrenginrichting 34, zodat de planten 9 uit de 25 onderste tussenkanalen tot in de onderste opneemkanalen 46 worden geblazen. Vervolgens wordt de tussendrager 33 een stap opwaarts verplaatst, waarbij dan de onderste tussenkanalan 40 in de positie tussen invoerkanalen 38 en zuigmonden 44 bevinden ter ontvanging van een reeks van acht planten 9, terwijl 30 de bovenste reeks tussenkanalan 41 zich tussen een reeks blaasmonden 48 en bovenste opneemkanelen 47 bevinden. De onderste en bovenste opneemkanalen 46 en 47 sluiten paarsgewijs aan op een gemeenschappelijke reeks afvoerkanalen 49. De tussendrager 33 komt telkens gesynchroniseerd in een nieuwe 35 stand terecht, wanneer een lege transporhouder 25 het in- plantstation 30 gepasseerd is en er dus een nieuwe reeks, elk met een plant gevulde houders 25 daar aanwezig is. Op de beschreven en getekende wijze komen telkens acht planten 9 vrijwel tegelijk in de reeks afvoerkanalen 49 terecht en 8701129 - 5 - slaan dan tegen een reeks trechtervormige aanslagen 50 waarbij zij al een stuk buiten de bijbehorende afvoerkanalen 49 uitsteken. De aanslagen 50 zijn bevestigd aan een gemeenschappelijke aanslagdrager 51 die zwenkbaar is om een hori-5 zontale as 52 door middel van een hydrocilnder 53. Tussen de aanslagen 50 en de afvoerkanalen 49 bevinden zich telkens twee klembekken 54 en 55 van een reeks van acht klemmen 56.The plant inlet 32 comprises a common fixed arrangement 37 with eight converging inlet channels 38, each having a semi-cylindrical inlet mouth 39, which complete the semi-cylindrical transport containers 25. The intermediate carrier 33, which is provided with two series of intermediate channels 40 and 41 situated above each other, connects to the holder 37. The intermediate carrier 33 is guided vertically by means of guides 43 and can be moved up and down between two positions by means of a hydraulic cylinder 42, in which one of the series of intermediate channels 40 and 41 always lie in line with the series of input channels 38. On the downstream side of the intermediate carrier 33 there is a series of suction nozzles 44 connected to a suction source, which are closed with a filter plate 45 against the entrance of plants 9. When the upper series of intermediate channels 41 are opposite the suction nozzles 44, the plants 9 are each sucked in via the inlet channel 38. In the meantime, the series of intermediate channels 40 with the plants 9 previously sucked therein is situated between a series of lower blowing nozzles 66 connected to a blowing source and a series of lower receiving channels 46 of the transfer device 34, so that the plants 9 from the lower intermediate channels into the lower receiving channels. 46 are blown. Subsequently, the intermediate carrier 33 is moved one step upwards, the lower intermediate channel 40 then being in the position between input channels 38 and suction nozzles 44 to receive a series of eight plants 9, while the upper series of intermediate channel 41 are located between a series of nozzles 48 and upper receiving channels 47. The lower and upper receiving channels 46 and 47 connect in pairs to a common series of discharge channels 49. The intermediate carrier 33 always enters a new position in synchronization when an empty transport container 25 has passed the implantation station 30 and thus a new series, each container filled with a plant is present there. In the described and drawn manner, each time eight plants 9 enter the series of discharge channels 49 almost simultaneously and 8701129-5 then strike a series of funnel-shaped stops 50, already protruding a great deal outside the associated discharge channels 49. The stops 50 are attached to a common stop carrier 51 which is pivotable about a horizontal axis 52 by means of a hydraulic cylinder 53. Between the stops 50 and the discharge channels 49 there are two clamping jaws 54 and 55 of a series of eight clamps. 56.

De klembekken 54 en 55 zijn aan gemeenschappelijke bedie-ningsstangen 58 respectievelijk 59 bevestigd die volgens pij-10 len 60 respectievelijk 61 door middel van hydrocilinder 62 respectievelijk 63 in geleidingen 64 geleid in onderlinge tegengestelde richting verplaatsbaar zijn voor het sluiten en openen van de klemmen 56. De klembekken 54 en 55 hebben aan de plantendelen aangepaste elastische voeringen 65. De syn-15 chronisatie van de klemmen 65 is zodanig, dat zij de op de aanslagen 50 aangekomen planten 9 bij hun uitstekende stelen aangrijpen, dat de aanslagdrager 51 daarna wordt weggezwenkt en dat een gemeenschappelijke klemmendrager 67 met de daaraan bevestigde klemmen 56 door middel van één hydrocilinder 68 20 verticaal neerwaarts worden bewogen, waarbij de ondereinden van de planten 9 dan gestoken worden in gaten 69 die voorheen in aardkluiten 70 zijn aangebracht door middel van de gatenmaker 36. In plaats van aardkluiten 70 kunnen andere teelt-massa's worden toegepast, bijvoorbeeld potten gevuld met los-25 se grond, met grond gevulde vakken van borden, of stukken steenwol of dergelijke. De gatenmaker 36 bestaat uit een verticaal middels een hydrocilinder 72 op en neer beweegbare en middelsgeleidingen 73 geleide balk 71, waaraan een reeks pennen 74 zijn aangebracht. De aardkluiten 70 bevinden zich in 30 reeksen van acht in aardkluitkisten 75 die aansluitend zijn opgenomen op een transportband 76 die in pijlrichting 77 stapsgewijs wordt verplaatst zodanig synchroom daar telkens de middens van de kluiten 70 zich onder een pen 74 en later onder een klem 56 bevinden. De genoemde geleidingen en vaste, 35 stilstaande delen zijn aan een gestel 78 van de inrichting 1 aangebracht. Zoals fig. 5 toont, kunnen de presenteerhouders een V-vormige configuratie hebben teneinde de laatste plant 9 beter te centreren. In plaats van de configuratie van de in-voermonden 39 met de dubbele reeksen tussenkanalen 40, 41 en 8701129 1» « - 6 - opneemkanalen 46 en 47 is ook een enkele reeks overbrengkana-len 80 denkbaar, waarbij de overbrengkanalen door middel van blaaslucht de planten 9 vanuit de transporthouders 25 via een omgebogen overbrengkanaal 80 meteen tot aan de aanslag 50 on-5 der de klembekkens 54 en 55 transporteren (fig. 7). De synchronisatie van een stapsgewijze transporteur 26 zal daar op aangepast moeten zijn.The clamping jaws 54 and 55 are attached to common operating rods 58 and 59, respectively, which are displaceable in opposite directions in direction 64 by means of hydraulic cylinders 62 and 63 in guides 64, respectively, by means of hydraulic cylinders 62 and 63, for closing and opening the clamps 56 The clamping jaws 54 and 55 have elastic linings 65 adapted to the plant parts. The synchronization of the clamps 65 is such that they engage the plants 9 arriving on the stops 50 at their protruding stems, so that the stop carrier 51 is swung away and in that a common clamp carrier 67 with the clamps 56 attached thereto are moved vertically downwards by means of one hydraulic cylinder 68, wherein the lower ends of the plants 9 are then inserted into holes 69 previously provided in earth clods 70 by means of the hole maker 36 Instead of clods of soil 70, other cultivation masses can be used, for example picture pots filled with loose soil, soil filled boxes of plates, or pieces of rock wool or the like. The hole maker 36 consists of a beam 71 vertically movable up and down by means of a hydraulic cylinder 72 and center guides 73, to which a series of pins 74 are arranged. The ground clods 70 are arranged in 30 series of eight in ground clod boxes 75 which are subsequently received on a conveyor belt 76 which is moved stepwise in arrow direction 77 such that the centers of the clods 70 are each time under a pin 74 and later under a clamp 56. . The said guides and fixed, stationary parts are arranged on a frame 78 of the device 1. As shown in Fig. 5, the presenters may have a V-shaped configuration to better center the last plant 9. Instead of the configuration of the input nozzles 39 with the double series of intermediate channels 40, 41 and 8701129, receiving channels 46 and 47, a single series of transfer channels 80 is also conceivable, the transfer channels by means of blowing air being plants 9 from the transport containers 25 via a bent transfer channel 80 immediately up to the stop 50 under the clamping jaws 54 and 55 (fig. 7). The synchronization of a stepwise conveyor 26 will have to be adapted to this.

Het is ook denkbaar de planten 9 met roterende borstels 82 tot in overbrengkanalen 83 te drijven (fig. 8).It is also conceivable to drive the plants 9 with rotating brushes 82 into transfer channels 83 (fig. 8).

10 Het is ook denkbaar dat in plaats van acht tegelij kertijd tien of zestien of een ander aantal planten worden behandeld.10 It is also conceivable that instead of eight, ten or sixteen or some other number of plants would be treated at the same time.

87011298701129

Claims

Method for treating plants (9), wherein individual plants (9) are separated from a plant bundle (8) and processed separately, characterized in that from the plant bundle (8) a series of plant bundles (10 ) containing approximately the same number of plants is separated, that the plant bundles (10) are placed in an ordered series of presentation containers and that, by means of a series of interconnected plant grippers (22), a handle for a plant (9) is simultaneously removed from each bundle. 10 particle (10) of the series is done.

Method according to claim 1, characterized in that the plants (9) gripped by the series of plant grippers (22) are placed in a succession of transport containers (25) and that these transport containers filled with plants (9) are transported (25) are passed by an observer (28) who detects the presence of a plant per passing transport container, correcting the absence of a plant (9).

Method for planting plants (9) in cultivation masses (70), in which a hole (69) is made in a cultivation mass (70) each time and a plant (9) is inserted into this hole (69), with the characterized in that plants (9) are individually placed in a series of containers (25) and at the same time a series of plants (9) is brought from the container (25) into a series of channels (46, 47), which plants (9) are collected past a discharge end (49) of the channel (46, 47) by means of a stop (50) and between the discharge end (49) of the channel (46, 47) and the stop (50) in each case are engaged by means of a clamp (56) and that the plants (9) are inserted into a cultivation mass (70) by means of the clamp (56).

Device (1) for treating plants (9) in which individual plants (9) are separated from a plant bundle 35 (8) and processed separately, characterized by at least one ordered series of presentation holders (3) for receiving at least one set of plant 8701129-8 bundles (10); a series of interconnected plant grippers (22) arranged to simultaneously release a handle for a plant (9) from each display holder (3); 5 and a series of transport containers (25) for individually receiving plants (9) delivered by the plant grippers (22).

Device (1) according to claim 4, characterized by a detection station (27) for detecting the presence of a plant (9) per passing transport container (25).

Device (1) according to claim 5, characterized by correction means (29) for correcting the absence of a plant (9) in a transport container (25).

Apparatus (1) for planting soil (70) in plants (9), comprising a hole maker (36) for making holes (69) in the cultivation masses (70) characterized by a conveyor (26) with a concatenation of transport containers (25); A transfer device (34) arranged along the conveyor (26) and which is provided with at least one series of receiving channels (46, 47), each of which is adapted to receive a plant (9) from a transport container (25) each and which each having a stop 25 (50) beyond their discharge ends for receiving the plants (9) transported through the receiving channel (46, 47); and an implantation device comprising a series of clamps (56) which can each clamp a plant (9) 30 between a discharge end of a receiving channel (46, 47) from an associated stop (50) and which are provided with drive and guiding means (68) to provide relative pitch movement of the clamps (56) relative to presented culture masses (70).

Device (1) according to claim 7, characterized in that the stop (50) is funnel-shaped.

Device (1) according to claim 7 or 8, characterized in that the stop (50) is movable outside the insertion movement path of the clamps (56).

Device (1) according to one of the preceding 8701129 - 9 - claims 7-9> characterized in that a series of one clamping jaws (54) and a series of other clamping jaws (55) of the series of clamps (56) are permanently connected with a common actuator for common closing and opening of the series of clamps (56) and that the clamping jaws (54, 55) are lined with elastic material.

Device (1) according to any one of the preceding claims 7-10, characterized in that a series of recording channels (46 or 47) of at least two series of receiving channels (46, 47) are each connected to a common discharge channel ( 49)? that between the conveyor (26) and the series of receiving channels (46, 47) there is an exchange carrier (33), which is provided with at least two series of intermediate channels (40, 15 41), that the exchange carrier (33) is between is movable in two positions in which the intermediate channels (40, 41) of one or the other series are arranged opposite the transport containers (25) and wherein the switch carrier (33) is adapted for transferring plants (9) into one of the two series of intermediate channels (40, 41) while the other series of intermediate channels (40, 41) interact with one of the two recording channels (46, 47). ** * 8701 12.9