NL8700094A - Inrichting voor het verwijderen van een niet uit een geniete bundel vellen. - Google Patents

Description

i , * % ~

Uitvinder: A.A. Knippels Océ-Nederland B.V., te Venlo

Inrichting voor het verwijderen van een niet uit een geniete bundel vellen

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verwijderen van een niet uit een geniete bundel vellen, welke inrichting een strip bevat voorzien van een vrij uitstekend uiteinde dat ten minste gedeeltelijk wigvormig toeloopt, welk uiteinde tussen de bundel en de 5 daarin aanwezige niet geschoven kan worden.

Naast handapparaatjes voor het verwijderen van een niet uit een geniete bundel bestaan er automatisch werkende apparaten voorzien van grijporganen, in welke apparaten een geniete bundel kan worden gepositioneerd waarna de grijporganen de niet uit de gepositioneerde 10 bundel trekken. Dergelijke apparaten hebben echter het bezwaar dat ze alleen goed werken voor het verwijderen van nieten uit bundels die op een vaste plaats zijn geniet. In de praktijk komen echter ook bundels voor die met handapparaatjes zijn geniet, waarbij de plaats waar de niet in de bundel is aangebracht uiteraard sterk kan variëren. Om 15 deze bekende apparaten geschikt te maken voor het verwijderen van nieten uit met de hand geniete bundels zouden ze voorzien moeten worden van een detectiesysteem voor het detecteren van de plaats van de niet in de bundel en een positioneersysteem voor het in de juiste positie brengen van de grijporganen ten opzichte van de niet. Dit 20 levert gecompliceerde en dus dure inrichtingen op.

Er bestaat behoefte aan eenvoudige inrichtingen voor het verwijderen van nieten uit geniete bundels vellen, bijvoorbeeld voor het verwijderen van nieten uit een geniete bundel originelen ten behoeve van het automatisch kunnen verwerken van deze originelen op een 25 kopieerapparaat dat is voorzien van een automatische originelenwisselaar. Een dergelijke eenvoudige inrichting is bekend uit het Europese octrooischrift 01 06 381. Daarin wordt een kopieerapparaat beschreven dat aan de bovenzijde is voorzien van een holte waarin een strip is opgesteld waarvan de bovenzijde grotendeels in hetzelfde vlak 30 ligt als de bovenzijde van het kopieerapparaat. Voor het verwijderen van een niet uit een geniete bundel moet de bedienaar deze bundel, met 870 0 0 &4 +- 'ï 2 de omgebogen benen van de niet naar boven, zodanig op de strip positioneren dat de niet recht voor het wigvormige uiteinde ligt en vervolgens de bundel naar de strip toetrekken. Bij het uitvoeren van deze trekbeweging kan het gemakkelijk gebeuren dat het wigvormige uiteinde 5 van de strip niet tussen de niet en het onderste vel dringt, maar langs de bundel schiet. Dat laatste kan weliswaar voorkomen worden door tijdens het begin van de trekbeweging de bundel met een hand op het wigvormige uiteinde van de strip te drukken, maar dat heeft het bezwaar dat de bundel scheef op het wigvormige uiteinde gedrukt kan 10 worden waardoor het wigvormige uiteinde in de bundel kan dringen en de bundel kan worden beschadigd. Een ander bezwaar van het met de hand uitoefenen van druk op de bundel is dat alleen de andere hand ter beschikking bestaat om de trekbeweging uit te voeren. Daardoor is het moeilijk om de bundel gecontroleerd, in een rechte beweging, over de 15 strip te trekken. Het met de hand op de niet drukken tijdens de trekbeweging heeft verder het bezwaar dat de omhoog komende uiteinden van de niet in de hand kunnen dringen en verwondingen veroorzaken.

De uitvinding stelt zich tot doel een eenvoudige inrichting voor het verwijderen van een niet uit een geniete bundel vellen te 20 verschaffen die deze bezwaren niet heeft.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat de inrichting volgens de aanhef is voorzien van een steunelement met een kontaktvlak waarop het wigvormig toelopende uiteinde van de strip onder een scherpe hoek van ten hoogste 20° gedrukt wordt, en bevestigingsmid-25 delen die de strip beweegbaar met het steunelement verbinden om de bundel aan de zijde van de scherpe hoek tussen het steunelement en het wigvormig toelopende uiteinde van de strip te kunnen schuiven en weer terug te kunnen trekken.

Hierdoor wordt bereikt dat voor het verwijderen van een niet uit een 30 geniete bundel vellen de bundel steeds met twee handen vastgehouden kan worden en het positioneren van de bundel voor het wigvormige uiteinde van de strip en het trekken aan de gepositioneerde bundel om de niet te verwijderen, gemakkelijk en betrouwbaar uitgevoerd kunnen worden.

35 Bij voorkeur is in een inrichting volgens de uitvinding het steunelement vast opgesteld met het kontaktvlak onder het wigvormig toelopende uiteinde van de strip en drukt de strip door veerkracht en/of door zwaartekracht op het steunelement.

6 7 0 0 0 § 4

ï V

3

Hierdoor wordt bereikt dat de bundel gemakkelijk tussen het steunelement en de strip gestoken kan worden, waarbij de positie van de niet ten opzicht van het wigvormig toelopende uiteinde van de strip van bovenaf steeds goed zichtbaar blijft.

5 In een aantrekkelijke uitvoeringsvorm van de inrichting omvatten genoemde bevestigingsmiddelen een arm en een as, welke arm met een uiteinde onbeweeglijk is verbonden met de strip, over de strip heen gebogen is en zich uitstrekt tot de van de scherpe hoek afgekeerde kant van de strip en tot onder het niveau van het kontaktvlak en daar 10 met het andere uiteinde draaibaar is gemonteerd op de as die de strip onder een rechte hoek kruist en tenopzichte van het steunelement op een vaste plaats bevestigd is.

Deze uitvoeringsvorm heeft het voordeel dat de hoek tussen de strip en het steunelement afneemt met de dikte van de veilenbundel die zich 15 tussen de strip en het steunelement bevindt. Hierdoor wordt bereikt dat juist bij dunne bundels, die het gevoeligste zijn voor beschadiging door een er indringende strip, de kans op beschadiging verminderd wordt omdat in deze gevallen de strip bijna parallel aan het papieroppervlak ligt.

20 Andere kenmerken en voordelen van de uitvinding zullen duidelijk worden uit de hierna volgende beschrijving van een uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding aan de hand van dé bijgaande figuren, waarin:

Fig. 1 een bovenaanzicht is van een inrichting volgens de uitvinding, 25 en

Fig. 2 een doorsnede is volgens lijn II-II in Fig. 1.

De weergegeven inrichting omvat een langwerpig blok 1 met een aan de bovenzijde afgeschuinde korte zijde 2, verder voorkant genoemd, en een korte zijde 3, die verder achterkant wordt genoemd. Nabij de 30 achterkant 3 is het blok 1 voorzien van gaten 4, voor de losneembare bevestiging op een niet weergegeven onderstel, bijvoorbeeld een kopieerapparaat.

Het blok 1 is aan de bovenzijde voorzien van twee langwerpige uithollingen 6 en 7 achter elkaar.

35 Een eerste, langwerpige uitholling 6 met een vlakke bodem 8, strekt zich van nabij de voorkant 2 van het blok 1 tot voorbij het midden van het blok 1 uit en vormt een opvangbak voor nieten. De voorwand 8a van de uitholling 6 sluit een hoek van ongeveer 120° in met de vlakke

fc v h iVn 0 L

. “V »,» *k«· — 4 ·+·.. /ζ.

bodem 8; de overige wanden van de uitholling 6 vormen rechte hoeken met de bodem 8 en met elkaar. Een plaatvormig steunelement 10 is met een uiteinde 11 op de rug 9 tussen de twee uithollingen 6 en 7 bevestigd.

5 Het steunelement 10 strekt zich vanaf het uiteinde 11 over het midden van de uitholling 6 uit tot vlak voor de wand 8a.

Het vrij uitstekende uiteinde 12 van het steunelement 10 is licht naar beneden gebogen. De bovenkant van het steunelement 10 heeft een glad oppervlak dat grotendeels in hetzelfde vlak ligt als de bovenkant van 10 het blok 1. In het uiteinde 11 van het steunelement 10 is een uitsparing 13 aangebracht, waardoor het bovenvlak van dit uiteinde ongeveer 0,5 mm lager ligt dan het bovenvlak 14 van de rest van het steunelement 10. Het hoogteverschil correspondeert daarmee met de dikte van de draad die gewoonlijk voor nieten wordt gebruikt. De 15 overgang tussen het lager gelegen bovenvlak van de uitsparing 13 en het hoger gelegen bovenvlak 14 wordt gevormd door een vlak 15 dat loodrecht staat op het bovenvlak 14 van het steunelement 10. In het blok 1 is een as 17 bevestigd die zich door de tweede uitholling 7 uitstrekt in een richting dwars op de lengterichting van het steunele-20 ment 10. Een arm 18 bestaat uit een L-vormig gedeelte met een kort been 19 en een lang been 20 en een U-vormig gedeelte 21 dat aansluit op het lange been 20. Het uiteinde van het korte been 19 is draaibaar om as 17 bevestigd. Het lange been 20 van de arm 18 strekt zich uit boven de uitholling 6 en is voorzien van een venster 23 dat ligt boven 25 het steunelement 10. In het naar beneden gerichte deel van het U-vormig gedeelte 21 is een gat 22 gevormd dat ligt boven uitholling 6. Een strip 25 is met een uiteinde 26 bevestigd aan het omgebogen plaatdeel 21. De onderkanten van de strip 25 en van het gedeelte 21 hebben een glad, in elkaar overlopend oppervlak. Het vrij uitstekende 30 uiteinde 27 van de strip 25 loopt wigvormig toe. Onder "wigvormig" toelopen wordt hier verstaan dat de boven en onderkant van de strip wigvormig naar elkaar toelopen. Hierbij hoeft niet noodzakelijkerwijs de dikte van het materiaal van de strip af te nemen. De afnemende "dikte" kan ook gerealiseerd worden met omgezette randen waarvan de 35 hoogte afneemt. Het is niet noodzakelijk dat het vrij uitstekende uiteinde tot aan de rand wigvormig toeloopt. Een strip waarvan de "dikte" tot op korte afstand (bijvoorbeeld 10 mm) van de rand afneemt en dan constant blijft, zoals weergegeven infig. 2, is ook bruikbaar.

C -· Γ: f'. r. Λ v v * 5

De zijkanten van de strip 25 gaan vloeiend in elkaar over, zoals getoond wordt in Fig. 1. De breedte van de strip neemt, gerekend vanaf het wigvormig toelopende uiteinde 27, over een relatief lang deel geleidelijk toe en wordt later weer kleiner. De dikte van de strip 25 5 neemt vanaf ongeveer 0,5 mm bij het wigvormige uiteinde 27 geleidelijk toe. Bij afwezigheid van een bundel vellen is het wigvormig toelopende uiteinde in contact met bovenvlak 14 van steunelement 10, op een plaats die vlak bij de door vlak 15 gevormde rand ligt.

In het bovenvlak van de strip 25 is nabij het wigvormige uiteinde 27 10 een uitsparing gevormd waarin een lip 28 is aangebracht die door veerkracht in een stand kan worden gehouden waarbij de lip 28 uitsteekt boven de strip 25 en die, tegen de veerwerking in, in een stand kan worden gedrukt waarbij de lip 28 niet meer uitsteekt boven de strip 25.

15 Om as 17 bevindt zich een voorgespannen spiraalveer 30 die is voorzien van uitstekende einden waarvan het ene drukt op de bodem van uitholling 7 en het andere is bevestigd aan arm 18 om deze omlaag te drukken. Aan het blok 1 zijn twee L-vormige armen 31 en 32 gevormd waarvan de lange benen zich aan weerszijden van been 20 van am 18 en 20 op enige afstand boven het blok 1 uitstrekken. De afstand tussen de lange benen van deze armen 31 en 32 en de bovenkant van het blok 1 bepaalt de maximale dikte van de bundel die in de inrichting verwerkt kan worden.

De inrichting werkt als volgt.

25 Voor het verwijderen van een niet 34 uit een geniete bundel vellen 35 wordt de bundel, met de omgebogen benen van de niet 34 omlaag, aan de voorkant van de inrichting over het blok 1 in de opening geschoven die wordt gevormd tussen het blok I en het omgebogen deel 21 van am 18, zoals in de figuren met pijl A is aangeduid.

30 Bij het doorschuiven van de bundel wordt arm 18, tegen de werking van de veer 30 in, door de bundel omhoog gedrukt en draait daarbij om as 17. De bundel 35 wordt nu met de hand zodanig gepositioneerd dat de niet 34, die via venster 23 zichtbaar is, voor het wigvormig toelopende uiteinde 27 van de strip 25 ligt. Het wigvomige uiteinde 27 is 35 eveneens zichtbaar via venster 23.

In deze in de figuren weergegeven positie van de bundel 35 liggen de omgebogen benen van de niet 34 in de door vlakken 13 en 15 gevormde uitsparing van het steunelement en ligt de rug van de niet 34 voor het t '.· , 0 9 4 6 uiteinde 27 van de strip 25.

De bedienaar trekt nu aan de bundel 35 in een richting, in de figuren aangeduid met pijl B, die tegengesteld is aan de richting waarin de bundel werd ingevoerd. Hierbij blijven de benen van de niet 5 aanvankelijke haken achter de opstaande rand 15, terwijl het wigvormige uiteinde 27 van de strip 25 tussen de rug van de niet en het bovenste vel van de bundel kan dringen. Het kan echter ook gebeuren dat het uiteinde 27 van de strip 25, in plaats van tussen de niet en de bundel te dringen, tegen de rug van de niet stuit. Omdat de benen 10 van de niet op dat moment tegen de opstaande rand 15 liggen, wordt in dat laatste geval voorkomen dat door de trekkracht de niet kantelt, waardoor de rug van de niet vaster tegen de bundel getrokken zou worden en het nog moeilijker zou worden om het uiteinde 27 van de strip 25 tussen de niet en de bundel te brengen. Bij het ontnieten van dunne 1 15 bundels zou, bij het ontbreken van de opstaande rand 15, een derge lijk kantelen gemakkelijk kunnen optreden omdat zulke bundels minder weerstand daartegen bieden. Omdat dunne bundels tevens eerder inscheuren, zouden ze bij het ontbreken van de rand 15, gemakkelijk kapotgetrokken kunnen worden.

20 Als de rug van de niet over de strip getrokken is kan de niet door de geringe hoogte van de opstaande rand 15 bij voortgaande trekbeweging gemakkelijk over de opstaande rand 15 getrokken worden.

Bij verdergaande beweging van de bundel in de trekrichting trekt de strip 25 de niet 34, terwijl de benen rechtgetrokken worden, uit de 25 bundel 35. De niet 34 schuift daarbij over de strip, onder indrukking van de lip 28, totdat de niet vrijkomt van de bundel. De niet 34 is dan lip 28 gepasseerd. De niet 34 blijft op de strip 25 hangen, waarbij de weer omhooggeveerde lip 28 verhindert dat de niet in de richting van het wigvormige uiteinde 27 terugschuift, en de bundel kan 30 ongehinderd verder uit de inrichting genomen worden. Bij verwijdering van volgende nieten drukken de verwijderde nieten tegen de eerstgenoemde niet, waardoor deze tenslotte het einde 26 van de strip bereikt en via opening 22 in het door uitholling 6 gevormde opvangbakje valt.

35 Het opvangbakje kan gemakkelijk geleegd worden door de inrichting los te maken van het onderstel en om te keren. Daarbij klapt de arm 18, tesamen met de strip 25, omlaag, zodat de verzamelde nieten ongehinderd uit het opvangbakje kunnen vallen.

£ 7 f- f. ff. ö f v b $ h

Claims (5)

1. 2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het steunelement (10) vast is opgesteld, met het kontaktvlak (14) onder het wigvormig toelopende uiteinde (27) van de strip (25), en dat de 15 strip (25) door veerkracht en/of door zwaartekracht öp het steunelement (10) drukt.
2. 3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de bevestigingsmiddelen een arm (18) en een as (17) omvatten, welke arm met een uiteinde onbeweeglijk is verbonden met de strip (25), over de 20 strip heen gebogen is en zich uitstrekt tot de van de scherpe hoek afgekeerde kant van de strip en tot onder het niveau van het kontaktvlak en daar met het andere uiteinde draaibaar is gemonteerd op de as (17) die de strip onder een rechte hoek kruist en tenopzichte van het steunelement (10) op een vaste plaats is bevestigd.
3. 4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de arm (18) in het over de strip gebogen deel is voorzien van een venster (23) waardoor het wigvormig toelopende uiteinde (27) van de strip zichtbaar is.
4. 5. Inrichting volgens conclusie 2, 3 of 4, met het kenmerk, dat 30 het bovenvlak van de strip (25) nabij het wigvormig toelopende uiteinde (27) is voorzien van een lip (28) die uitsteekt boven de strip (25).
5. 6. Inrichting volgens een of meer der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het steunelement (10) is voorzien van een ondiepe 35 uitsparing (13) die zich bevindt bij de plaats waar het wigvormig toelopende uiteinde (27) van de strip (25) in contact kan komen met het kontaktvlak (14) van het steunelement (10). £ ~ " 0 q 4 V > «·· V „ V? “