NL8620328A - Inrichting voor het in situ behandelen van gevaarlijk afval en werkwijze voor het gebruiken daarvan. - Google Patents

Inrichting voor het in situ behandelen van gevaarlijk afval en werkwijze voor het gebruiken daarvan. Download PDF

Info

Publication number
NL8620328A
NL8620328A NL8620328A NL8620328A NL8620328A NL 8620328 A NL8620328 A NL 8620328A NL 8620328 A NL8620328 A NL 8620328A NL 8620328 A NL8620328 A NL 8620328A NL 8620328 A NL8620328 A NL 8620328A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
toxic
steam
mass
water
stream
Prior art date
Application number
NL8620328A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Manchak Frank
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from PCT/US1985/001656 external-priority patent/WO1986001439A1/en
Application filed by Manchak Frank filed Critical Manchak Frank
Publication of NL8620328A publication Critical patent/NL8620328A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B09DISPOSAL OF SOLID WASTE; RECLAMATION OF CONTAMINATED SOIL
    • B09BDISPOSAL OF SOLID WASTE
    • B09B1/00Dumping solid waste
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B09DISPOSAL OF SOLID WASTE; RECLAMATION OF CONTAMINATED SOIL
    • B09BDISPOSAL OF SOLID WASTE
    • B09B3/00Destroying solid waste or transforming solid waste into something useful or harmless
    • B09B3/20Agglomeration, binding or encapsulation of solid waste
    • B09B3/25Agglomeration, binding or encapsulation of solid waste using mineral binders or matrix
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B09DISPOSAL OF SOLID WASTE; RECLAMATION OF CONTAMINATED SOIL
    • B09BDISPOSAL OF SOLID WASTE
    • B09B5/00Operations not covered by a single other subclass or by a single other group in this subclass
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B09DISPOSAL OF SOLID WASTE; RECLAMATION OF CONTAMINATED SOIL
    • B09CRECLAMATION OF CONTAMINATED SOIL
    • B09C1/00Reclamation of contaminated soil
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D3/00Improving or preserving soil or rock, e.g. preserving permafrost soil
    • E02D3/12Consolidating by placing solidifying or pore-filling substances in the soil
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D3/00Improving or preserving soil or rock, e.g. preserving permafrost soil
    • E02D3/12Consolidating by placing solidifying or pore-filling substances in the soil
    • E02D3/126Consolidating by placing solidifying or pore-filling substances in the soil and mixing by rotating blades
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D31/00Protective arrangements for foundations or foundation structures; Ground foundation measures for protecting the soil or the subsoil water, e.g. preventing or counteracting oil pollution
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH DRILLING; MINING
    • E21BEARTH DRILLING, e.g. DEEP DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B33/00Sealing or packing boreholes or wells
    • E21B33/10Sealing or packing boreholes or wells in the borehole
    • E21B33/13Methods or devices for cementing, for plugging holes, crevices, or the like
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH DRILLING; MINING
    • E21BEARTH DRILLING, e.g. DEEP DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B41/00Equipment or details not covered by groups E21B15/00 - E21B40/00
    • E21B41/005Waste disposal systems
    • E21B41/0057Disposal of a fluid by injection into a subterranean formation
    • GPHYSICS
    • G21NUCLEAR PHYSICS; NUCLEAR ENGINEERING
    • G21FPROTECTION AGAINST X-RADIATION, GAMMA RADIATION, CORPUSCULAR RADIATION OR PARTICLE BOMBARDMENT; TREATING RADIOACTIVELY CONTAMINATED MATERIAL; DECONTAMINATION ARRANGEMENTS THEREFOR
    • G21F9/00Treating radioactively contaminated material; Decontamination arrangements therefor
    • G21F9/02Treating gases
    • GPHYSICS
    • G21NUCLEAR PHYSICS; NUCLEAR ENGINEERING
    • G21FPROTECTION AGAINST X-RADIATION, GAMMA RADIATION, CORPUSCULAR RADIATION OR PARTICLE BOMBARDMENT; TREATING RADIOACTIVELY CONTAMINATED MATERIAL; DECONTAMINATION ARRANGEMENTS THEREFOR
    • G21F9/00Treating radioactively contaminated material; Decontamination arrangements therefor
    • G21F9/04Treating liquids
    • G21F9/06Processing
    • G21F9/16Processing by fixation in stable solid media
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61MDEVICES FOR INTRODUCING MEDIA INTO, OR ONTO, THE BODY; DEVICES FOR TRANSDUCING BODY MEDIA OR FOR TAKING MEDIA FROM THE BODY; DEVICES FOR PRODUCING OR ENDING SLEEP OR STUPOR
    • A61M5/00Devices for bringing media into the body in a subcutaneous, intra-vascular or intramuscular way; Accessories therefor, e.g. filling or cleaning devices, arm-rests
    • A61M5/50Devices for bringing media into the body in a subcutaneous, intra-vascular or intramuscular way; Accessories therefor, e.g. filling or cleaning devices, arm-rests having means for preventing re-use, or for indicating if defective, used, tampered with or unsterile

Description

i -1- 8620328 VO 9120
Inrichting voor het in situ behandelen van gevaarlijk afval en werkwijze voor het gebruiken ervan._
Beschrijving van de stand van de techniek.
Veel van de bestaande bewaarplaatsen voor gevaarlijk afval zijn betrekkelijk oud, en aantekeningen met betrekking tot de identiteit van de daarin aanwezige toxische componenten en de plaats daarvan in de bewaarplaats zijn vaak onvolledig of ontbreken. Ook kan als gevolg van 5 de leeftijd van de bewaarplaats de locatie van vaste voorwerpen, zoals trommels, vaten en tanks daarin onbekend zijn. In een dergelijke bewaarplaats kunnen toxische organische verbindingen gedurende een tijd gereageerd hebben onder vorming van toxische gasvormige verbindingen met een zeer bezwaarlijke geur die onder druk staan en als gas beginnen te ont-10 wijken uit de bewaarplaats.
Bewaarplaatsen van gevaarlijk afval zoals bovenstaand zijn beschreven, zijn een gevaar voor de gezondheid doordat de bovenste delen daarvan, die aan de zon zijn blootgesteld, droog en stoffig worden en deeltjes daarvan de neiging hebben om als gevolg van de werking van de 15 wind met de lucht te worden meegevoerd. Dergelijke door de lucht meegevoerde deeltjes zijn bijzonder gevaarlijk wanneer de bewaarplaats radioactief materiaal bevat en radongas uitstoot. Bovendien hebben toxische verbindingen de neiging om met de tijd uit de bewaarplaats uit te lekken en het grondwater te verontreinigen. Hetzelfde gevaar voor de gezondheid 20 doet zich voor wanneer het gevaarlijke toxische afval op het grondoppervlak wordt opgestapeld.
Verschillende maatregelen zijn in het verleden voorgesteld en gebruikt als remedie, maar zijn vanuit het oogpunt van de gezondheid onbevredigend vanwege hetzij de onbetrouwbaarheid daarvan, het opgraven en 25 vervoeren van het gevaarlijke afval, hetzij de lange tijd die nodig is om de bewaarplaats te ontgiften door landbouw die onder toepassing van micro-organismen wordt uitgevoerd.
Een algemeen middel was in het verleden de vorming van zich naar beneden uitstrekkende isolatiewanden rond de omt'rek van de bewaarplaats 30 van beton of bentoniet, maar doordat het beton of bentoniet met onbehandelde grond wordt gemengd, bestaat geen zekerheid dat zich geen poreuze ramen of feitelijke openingen zullen vormen in de wand waardoorheen toxische materialen vanuit de bewaarplaats kunnen migreren.
ίνΐ fi 7' rï iü 0 U ·:> v © a -2-
Opgraven en transport is onbevredigend doordat daarbij een mechanische beweging van de bewaarplaats optreedt waarbij stof en toxische gassen daaruit naar de omringende atmosfeer vrijkomen, en het transport van toxisch materiaal van een eerste plaats naar een tweede plaats zon-5 der behandeling en met het steeds aanwezige gevaar dat het tijdens een dergelijk transport onopzettelijk wordt verspild. Opgraven maakt verder uitgassen van toxische dampen vanuit de bewaarplaats mogelijk waardoor de omringende atmosfeer wordt verontreinigd.
Een hoofddoel van de onderhavige uitvinding is om een in situ 10 methode te verschaffen voor het behandelen en ontgiften van gevaarlijk toxisch afval dat willekeurig verdeeld is over een geografisch gebied en zowel wat identiteit van de daarin aanwezige toxische componenten, de concentratie daarvan, als de diepte waarop zij zich beneden het grondoppervlak bevinden, varieert, en waarbij deze behandeling de omringende 15 atmosfeer niet verontreinigt.
Een ander doel van de in situ methode voor ontgifting is om een methode ter beschikking te stellen die betrekkelijk snel kan worden uitgevoerd, en niet de operationele nadelen heeft van de eerder beschreven, als remedie voorgestelde maatregelen volgens de stand van de techniek.
20 Een verder doel van de in situ methode voor ontgifting is om een werkwijze te verschaffen die niet het gevaar heeft dat verbonden is aan transport van toxisch materiaal over een openbare rijweg, en een werkwijze te verschaffen die bijzonder doelmatig is voor het behandelen van bewaarplaatsen die radio-actief materiaal bevatten teneinde ontsnapping 25 van radon uit de bewaarplaats tot een minimum te beperken.
Weer een ander doel van de in situ methode volgens de onderhavige uitvinding is de flexibiliteit in het gebruik daarvan, welke een ontgifting van de gehele bewaarplaats, de vorming van een begrenzingswand daaromheen of een zich naar beneden en onder de bewaarplaats uitstrekkende 30 begrenzing toelaat.
Weer een ander doel van de uitvinding is om een eerste vorm-inrichting te verschaffen die verplaatsbaar is en een bewaarplaats van gevaarlijk afval ontgift door de in situ ontgiftingsmethode bij een reeks van overlappende stations daarop uit te voeren.
35 Een ander doel van de uitvinding is om een eerste gemodificeerde vorm van de ontgiftingsinrichting te verschaffen die op een basis is ('pi .¾ 65¾ *7? £-¾ ,·£ϊ'ι © ü & y ύ £ fs * -3- gemonteerd en een stationaire positie naast een bovengrondse stapel van gevaarlijk afvalmateriaal of nieuw gevormd gevaarlijk afval inneemt voor het ontgiften van dat afval.
Een ander doel van de uitvinding is om een tweede gemodificeerde 5 vorm van de ontgiftingsinrichting te verschaffen die gebruikt wordt voor controle en verificatie van de identiteit en hoeveelheid van willekeurig in een bewaarplaats van gevaarlijk afval verdeelde toxische componenten bij gekozen locaties op de bewaarplaats en voorafgaande aan de feitelijke ontgifting van de bewaarplaats door de in situ methode volgens de 10 onderhavige uitvinding.
Weer een ander doel van de uitvinding is om een eerste vorm van inrichting te verschaffen die terwijl een bewaarplaats van gevaarlijk afval bij een station daarop wordt ontgift, de identiteit en hoeveelheid van de toxische componenten in het volgende te ontgiften station analy-15 seert en ook de identiteit en kwantiteit van eventuele toxische componenten die achter zijn gebleven in het station dat zojuist is ontgift, analyseert.
Deze en andere doeleinden en voordelen van de uitvinding zullen duidelijk worden uit de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van 20 de in situ methode voor ontgifting en de inrichting die in samenhang daarmee wordt toegepast.
Samenvatting van de uitvinding.
De in situ methode voor het ontgiften van een bewaarplaats van gevaarlijk afval wordt uitgevoerd door een eerste vorm van inrichting 25 die een door stroom aangedreven voertuig omvat dat op een verplaatsbare en instelbare wijze een langwerpig,zich in verticale richting uitstrekkend raamwerk op één zijde daarvan ondersteunt. Het raamwerk ondersteunt aan het beneden uiteinde een omgekeerde,komvormige mantel, welke mantel een onderste omtreksrandgedeelte heeft dat neerwaarts in het bovenopper-30 vlak van de bewaarplaats van gevaarlijk afval kan worden gedreven om daarmee een afsluiting te bewerken, en de mantel en bewaarplaats bepalen samen een begrensde ruimte.
Het raamwerk ondersteunt ten minste één door stroom aangedreven, verticaal opgestelde buisvormige boorpijp of kelly, die ten opzichte 35 van het raamwerk in de lengterichting kan worden verplaatst. De kelly strekt zich naar beneden uit door de mantel, en aan het benedenuiteinde ;fc: $'). v C\ f;s '·,· p? ;-V* V L· y /ίιΛ -4- ondersteunt de kelly een snijder die twee tegenover elkaar gelegen snij-bladen omvat, waarbij één van de bladen een aantal in de lengterichting van elkaar gescheiden mondstukken op de achterrand daarvan heeft. De snijder omvat ook ten minste één opening waardoorheen perslucht, die 5 verwarmd kan worden, en verpoederd materiaal kunnen worden afgevoerd.
De mantel heeft een aantal tweede mondstukken daarin.waardóór stralen van onder druk gebracht water kunnen worden afgevoerd.
De in situ methode voor ontgifting van een bewaarplaats van gevaarlijk afval welke grond omvat, wordt op gang gebracht door de snijder 10 te roteren en neerwaarts door de bewaarplaats te bewegen onder vorming van een zone van in deeltjesvorm gebracht materiaal. Stoom wordt; door de eerste mondstukken afgevoerd in de vorm van drukstralen die op de deeltjes botsen en de afmetingen daarvan verkleinen. Drukstralen van water worden door de tweede mondstukken afgevoerd om de snijder bij dé 15 vorming van de zone bij te staan. Voortgezette rotatie van de snijder zorgt voor agitatie van de deeltjes in de zone.
De afgevoerde stoomstralen verwarmen de zone en bevorderen een verdringing van vrije toxische gassen daaruit die opwaarts in de begrensde ruimte stromen. Warmte afkomstig van de stoomstralen verwarmt 20 de zone in een zodanige mate dat toxische organische verbindingen die bij de temperatuur van de gebruikte stoom vluchtig zijn, als toxische dampen opwaarts stromen in de begrensde ruimte.
Voélorganen wijze de identiteit en kwantiteit van in de zone aanwezige toxische verbindingen aan. Een blazer verwijdert constant lucht, 25 stoom, toxische dampen en toxische gassen uit de begrensde ruimte met een voldoend grote snelheid om een negatieve druk daarin in stand te houden en voert de lucht, stoom,toxische gassen en dampen af als een toxische stroom. De toxische gassen en toxische dampen kunnen, al naar gelang de gebruiker dat wenst worden verwijderd door de toxische stroom 30 af te koelen waarbij een condensatie wordt veroorzaakt van ten minste een deel daarvan, en de rest te verwijderen door de toxische stroom door een hoeveelheid geactiveerde kool te leiden, de toxische stroom te verwarmen en af te voeren door een katalysator-bevattende thermische oxyda-tor waarbij de toxische componenten in niet-toxische verbindingen worden 35 omgezet, of de toxische stroom door een plasma-oven te leiden waarin toxische componenten worden omgezet in niet-toxische verbindingen, on- -5- geacht welke van de drie bovengenoemde methoden wordt toegepast, de verkregen luchtstroom die vrij is van toxische componenten wordt gerecircu-leerd naar de zone en een verdringing van vrije toxische gassen daaruit bevordert.
5 Wanneer de voeleenheid aangeeft dat verbindingen die een onaange name geur produceren zoals bepaalde organische stoffen, waterstofsulfide, zwaveldioxyde; in water oplosbare zouten van toxische metalen; of toxische organische verbindingen die bij de temperatuur van de gebruikte stoom niet vluchtig zijn, aanwezig zijn, wordt een vloeibaar 10 oxydatiemiddel zoals waterstofperoxyde of een waterige oplossing van kaliumpermanganaat in de zone afgevoerd via de eerste mondstukken wanneer daaruit geen stoom wordt afgevoerd.
Het oxydatiemiddel zet het waterstofsulfide en zwaveldioxyde om in elementair zwavel, waterstof en zuurstof, en reageert met de groot-15 ste hoeveelheden van de in water oplosbare zouten van toxische metalen onder vorming van nagenoeg in water onoplosbare verbindingen. Om onbegrepen redenen bevordert het oxydatiemiddel een omzetting van koolwaterstoffen met lange ketens die bij de temperatuur van de gebruikte stoom niet vluchtig zijn, in koolwaterstoffen met kortere ketens die 20 bij de temperatuur van de stoom vluchtig zijn en als toxische dampen opwaarts in de begrensde ruimte stromen.
Wanneer het voelorgaan aangeeft dat de zone in een gewenste mate is ontgift, wordt een verpoederd ontwateringsmiddel door de holle kelly naar beneden geblazen om te worden afgevoerd uit de openingen in de 25 snijder, waardoorheen ook desgewenst onder druk gebrachte stromen van hete lucht kunnen worden afgevoerd. Het ontwateringsmiddel is een materiaal dat een ionen-uitwisseling tussen klei in de grond en het middel bewerkt, waarbij het materiaal in de zone wordt omgezet in een harde, dichte, voor water ondoordringbare massa. De snijder wordt uit de zone 30 verwijderd voordat deze omzetting is voltooid. In water oplosbare zouten van toxische metalen die niet zijn omgezet in vrijwel water-onoplosbare verbindingen, koolwaterstoffen met lange ketens die bij de temperatuur van de gebruikte stoom niet vluchtig zijn, en radio-actieve verbindingen die radon uitstoten, blijven omhuld in de voor water ondoordringbare 35 massa en zullen daar gedurende een lange tijdsperiode niet uit uitlekken. De voor water ondoordringbare massa is voldoende dicht opdat weinig of ÖI) 'd 0 5 k: ts » -6- geen radon daaruit zal ontsnappen, aangezien de migratie van radon door de massa zo langzaam is dat het zal worden omgezet in een vast radioactief element voordat het het buitenoppervlak van de massa heeft bereikt.
5 Wanneer de ontgifting van een zone is voltooid bij een eerste station op de bewaarplaats, wordt de inrichting verplaatst naar een tweede naburig station en wordt de werkwijze herhaald totdat het gewenste gedeelte van de bewaarplaats is ontgift. In commercieel gebruik van de inrichting is het gewenst dat ten minste een paar van elkaar geschei-10 den snijders wordt gebruikt, en bij voorkeur twee paar om een zone te verkrijgen met een aanzienlijke dwarsdoorsnede.
Voordat de bovenstaand beschreven methode wordt uitgevoerd, wordt de bewaarplaats van gevaarlijk afval onderworpen aan een radaronderzoek om de locatie van vaten, trommels, tanks en andere vaste resten te vin-15 den. De locatie van deze voorwerpen wordt gemarkeerd op een roostervormige platte grond van de.bewaarplaats van gevaarlijk afval. Ook wordt de bewaarplaats van gevaarlijk afval, voordat de ontgiftingsmethode wordt uitgevoerd, onderworpen aan proefboringen om de identiteit van daarin aanwezige toxische componenten en de diepte daarvan te bepalen, 20 en om mogelijk te maken dat de in situ methode wordt aangepast aan een behandeling van de aldus geïdentificeerde toxische componenten. De bewaarplaats wordt ook onderworpen aan de verificatievorm van de inrichting om verdere informatie te verkrijgen ten aanzien van de toxische verontreiniging daarvan.
25 Een stationaire vorm van de ontgiftingsinrichting kan worden ge bruikt bij bovengronds toxisch afvalmateriaal zoals oliebronafval, boorslik, verfresten, pesticiden en dergelijke, en werkt in essentie op dezelfde wijze als de verplaatsbare vorm, en verschilt primair van de verplaatsbare vorm doordat het toxisch materiaal wordt verplaatst naar 30 een afgesloten communicatie met de mantel in plaats van dat de mantel wordt verplaatst naar communicatie met de bewaarplaats van gevaarlijk afval. ·
Toxische resten die resulteren uit de ontgiftingsmethode wanneer ijskasttemperaturen worden gebruikt om de toxische stroom af te koelen, 35 kunnen voordelig worden opgeruimd in een plasma-oven, welke oven ook kan worden gebruikt voor het regenereren van gebruikte geactiveerde kool.
i? ö c, ύ Z Z B
-7-
Korte beschrijving van de tekening.
Fig. 1 is een zij-aanzicht van een deel van een verplaatsbare constructie die gebruikt wordt in de in situ ontgifting van een bewaarplaats van gevaarlijk toxisch afval; 5 Fig. 2 is een eindaanzicht van de in fig. 1 getoonde constructie;
Fig. 3 is een dwarsdoorsnede-aanzicht van de in fig. 2 getoonde constructie langs de lijn III-III daarvan;
Fig. 4 is een verticaaldoorsnede-aanzicht van de in.fig. 3 getoonde constructie langs de lijn XV-IV daarvan; 10 Fig.5 is een schematisch aanzicht van een deel van de eerste vorm van de constructie,welke niet in de figuren 1 en 2 is weergegeven;
Fig. 6 is een schematisch aanzicht van een deel van de tweede vorm van de constructie, welke niet in de figuren 1 en 2 is weergegeven;
Fig. 7 is een modificatie van het deel van de in fig. 1 getoonde 15 constructie dat gebruikt wordt voor het bepalen en verifiëren van de identiteit en kwantiteit van toxische verontreinigingen in een bewaarplaats van gevaarlijk afval;
Fig. 8 is een uitvergroot, gecombineerd dwarsdoorsnede- en bovenaanzicht van één van de keily-aandrijvingen voor de in de figuren 1 en 2 20 getoonde constructie;
Fig. 9 is een benedenaanzicht van de in fig. 4 getoonde constructie, langs de lijn IX-IX daarvan;
Fig. 10 is een schematisch aanzicht van een deel van het kelly-aandrijvingsmechanisme; 25 Fig. 11 is een zij-aanzicht van het mechanisme voor verplaatsing van het tussen-platform op de in fig. 2 weergegeven constructie;
Fig. 12 is een schematisch aanzicht van een plasma-toorts die kan worden gedragen door een kelly ten behoeve van een omzetting van een behandelde zone in een verglaasde massa; 30 Fig. 13 is een schematisch aanzicht in perspectief van een eerste vorm van constructie die gemonteerd is op een basis en geplaatst kan worden naast een stapel van bovengronds gevaarlijk afval om dit afval te ont-giften;
Fig. 14 is een dwarsdoorsnede-aanzicht langs de lijn XIV-XIV van 35 fig. 4;
Figuren 15 en 16 zijn zij-aanzichten van de in fig. 1 weergegeven inrichting, zodanig gemodificeerd dat deze apparatuur omvat voor analyse- 86 2 0 3 2 δ -8- stations in de bewaarplaats van gevaarlijk afval die getest moeten worden en getest zijn; en
Fig,17 is een uitvergroot zij-aanzicht van één van de analyse-inrichtingen.
5 Beschrijving van de voorkeursuitvoeringsvorm.
De ontgifting van een bewaarplaats Y van gevaarlijk afval door de in situ methode volgens de onderhavige uitvinding wordt uitgevoerd door gebruik te maken van de in de figuren 1 en 2 weergegeven verplaatsbare apparatuur U in combinatie met de eerste of tweede constructies 10 J of K die in de figuren 5 en 6 zijn weergegeven. De eerste en tweede constructies J en K omvatten die elementen welke niet in de figuren 1 en 2 zijn geïllustreerd.
De apparatuur U omvat een zich verticaal uitstrekkend raamwerk W dat verplaatsbaar ondersteund is in en naar buiten verplaatst is .
15 ten Opzichte van een krachtvoertuig V, dat in de figuren 1 en 2 is weergegeven als een rupsbandtype tractor, en waarbij de tractor tevens een instrumentatie en controlecabine 100 draagt.
Het raamwerk W zoals weergegeven is gevormd uit 4 hoekorganen 102, kruisstukken 104, en versterkingsorganen 106. Het raamwerk W omvat een 20 bovenplatform 108, een onderplatform 110 en een verplaatsbaar tussen-platform 112.
Een in fig. 2 getoonde ondersteuningsconstructie 114 maakt mogelijk dat het raamwerk W ten opzichte van het voertuig V wordt verplaatst. De ondersteuningsconstructie 114 Omvat een aantal langwerpige stijve or-25 ganen 116 die via draaibare verbindingen 116a aan het raamwerk W en via draaibare verbindingen 116b aan het voertuig V zijn bevestigd. Een tegen-gewicht 118 is via een schakelconstructie 120 werkzaam verbonden met constructie 114 om het gewicht van het raamwerk W en later te beschrijven werkende componenten in evenwicht te houden. Een eerste hydraulische 30 cilinder 122 is zodanig draaibaar verbonden met de schakelconstructie 120 en het voertuig V dat een zijdelingse beweging van het raamwerk W ten opzichte van het voertuig mogelijk is wanneer de hydraulische cilinder 122 wordt geactiveerd. Een tweede hydraulische cilinder 124 is draaibaar verbonden met de ondersteuningsconstructie 114 en het raamwerk W op een 35 zodanige wijze dat een relatieve verticale verplaatsing van het raamwerk ten opzichte van het voertuig mogelijk is wanneer de hydraulische cilinder 124 wordt geactiveerd. De hydraulische cilinders 122 en 124 zijn in 6 ï ‘i 'V, hf h Ί & j V £ ·. · (· , ./ -9- fig. 2 weergegeven.
Een begrensde ruimte-bepalende mantel X strekt zich vanaf het benedenplatform 110 naar beneden uit en binnen deze mantel is een door stroom aangedreven roteerbare snijder Z verticaal verplaatsbaar. Een 5 zijdelings gescheiden paar motoren 126 is op het benedenplatform 110 gemonteerd en brengt aandrijfkettingwielen 128 in rotatie zoals in fig.
11 is getoond. Elk aandrijfkettingwiel 128 is verbonden met een zich naar boven uitstrekkende schakelband 130 zonder, einde die roteerbaar verbonden is met een paar kettingwielen 132 welke roteerbaar gedragen worden 10 door het bovenplatform 108. Het tussenplatform 112 is met behulp van conventionele bevestigingsmiddelen 112a bevestigd aan een verticaal stuk 130a van de band 130.
Op het benedenplatform 110 zijn twee paar elektrische motors 134 gemonteerd die aandrijfkettingwielen 136 zoals getoond in de figuren 3 15 en 10 roteren, welke een tandwielverbinding vormen met een paar aangedreven tandwielen 138, welke tandwielen eveneens een onderlinge tandwielverbinding hebben.
Het benedenplatform 110 wordt, zoals uit fig. 4 blijkt, bepaald door een bovenste horizontale plaat 110a en een onderste plaat 110b.
20 Elk aangedreven tandwiel 138 is ringvormig en roteerbaar gedragen door een reeks kogellagers 140 van een ringvormige montage-constructie 142 die via bouten 144 zoals getoond in fig. 4 aan de onderste plaat 110b is bevestigd.
Elk aangedreven tandwiel 138 heeft een vlak stijf ringvormig or-25 gaan 146, dat aan het bovenoppervlak daarvan is bevestigd via bouten 148 zoals in fig. 4 is weergegeven. Elk orgaan 146 heeft een cilindrische mantel 150 die daarvan naar boven uitsteekt en door een opening 152 in de bovenste plaat 110a voert. In fig. 4 zal men zien dat elke mantel 150 een flens 154 omvat die daarvan naar buiten uitsteekt welke 30 een afsluiting 156 draagt in schuifcontact met het bovenoppervlak van de bovenste plaat 110a.
In de figuren 4 en 8 zal men zien dat twee gescheiden paren walsen 158 roteerbaar boven de bovenste plaat 110a gedragen worden door oren 160 die aan organen 146 zijn bevestigd.
35 Het tussenplatform 112 wordt zoals men uit fig. 4 kan zien, be paald door bovenste en onderste verticaal gescheiden stijve horizontale fïi <T\ ' 0 y éi y ',J || -10- platen 112a en 112b die door verbindingsstukken 162 zijn verbonden.
Twee buisvormige kelly's 164 die gebruikt worden voor het aandrijven van de snijders Z hebben bovenste gedeelten 164a die binnen het tussen-platform 112 zijn gelegen. Elk gedeelte 164a heeft een daaraan bevestig-5 de, naar buiten uitstekende flens 166, welke flens een aan de buitenzijden van groeven voorzien, ringvormig orgaan 168 daaraan bevestigd heeft dat roteerbaar in verbinding staat met een reeks kogellagers 170. De kogellagers 170 staan in verbinding met een inwendige van groeven voorzien, ringvormig orgaan 172 dat aan de bovenste plaat 112a van het 10 tussenplatform 112 is bevestigd.
Elke kelly 164 heeft twee tegenover elkaar gelegen, in verticale richting lopende ribben 174 die vanaf het uitwendige oppervlak daarvan naar hiiten uitsteken zoals in fig. 8 is weergegeven, welke ribben op. een roteerbare wijze verbonden zijn met de twee paar walsen 158. Elke 15 kelly 164 heeft een horizontaal orgaan 164b, dat aan het benedenuiteinde daarvan is bevestigd en een centraal opgesteld buisvormig orgaan 176 ondersteunt met een aanzienlijk kleinere diameter dan kelly 164. Het buisvormige orgaan 176 dient als onderstel voor een buis 178 die zich opwaarts uitstrekt naar de top van kelly 164, en verbonden is met een 20 buisvormige spoelkop 180. Het benedenuiteinde van het buisvormige orgaan 176 ontwikkelt zich tot een zich naar buiten uitstrekkende flens 182.
Elke snijder Z zoals weergegeven in fig. 4 omvat een buitenste buis 196 die een gepunt benedenuiteinde 196a heeft en waarbij het bovenuiteinde van de buis bevestigd is aan een cirkelvormige plaat 198 die 25 daarin een gecentreerde opening 198a heeft. Een inwendige buis 200 is bevestigd aan plaat 198 en staat in communicatie met de opening 198.
De inwendige buis 200 ontwikkelt zich aan het benedenuiteinde tot een aantal buisvormige afvoerorganen 202 die zich door de buitenste buis 196 uitstrekken.
30 Twee tegenover elkaar gelegen snijbladen 204 strekken zich vanaf het benedenuiteinde van de buitenste buis 196 naar buiten uit en ondersteunen êen aantal van elkaar gescheiden tanden 206 op de voorranden daarvan. De cirkelvormige plaat 198 is bevestigd aan de flens 182 via conventionele middelen zoals bouten 210 en dergelijke. Een aantal in de 35 lengterichting gescheiden mondstukken 205 worden ondersteund op het achterrandgedeelte van één van de bladen 204 en staan in communicatie ® Ö 2 0 3 2 6 -11- met een (niet weergegeven) doorgang in het blad die verbonden is met een leiding 207 die zich opwaarts uitstrekt naar een onderste gedeelte 209a van een spoelkop 209. Het onderste spoelkopgedeelte 209a roteert met de snijder Z. Een bovenste gedeelte 209b van de spoelkop 209 is stationair 5 en wordt aldus ondersteund door beugels 209c die bevestigd zijn aan klampen 209d die zich vanaf het benedenplatform 110 naar beneden uitstrekken. Hogedruk stoom of vloeistof wordt via een leiding 211 naar de spoelkop 209 toegevoerd voor later nog uit te leggen doeleinden. In fig. 8 zal men zien dat elke kelly 164 voorzien is van twee aan het inwendige 10 oppervlak daarvan bevestigde organen 218 die een groef bepalen waarmee aan buis 178 bevestigde ribben 220 op een schuifbare wijze zijn verbonden .
In de figuren 4 en 9 zal men zien dat een buisvormig rechthoekig raamwerk 232 gedragen wordt door de benedenzijde van de onderste plaat 15 110b binnen de mantel X en voorzien is van sproeimondstukken 234 die zich daarvan naar buiten uitstrekken. Cirkelvormige buizen 236 worden gedragen door de onderste plaat 110b en strekken zich rond de kelly's 164 en de dragermondstukken 238 uit. Vloeistof onder druk wordt via een pijp 240 naar het buisvormige raamwerk 232 en via een pijp 242 naar 20 de cirkelvormige buizen 236 toegevoerd door apparatuur die hierna nog zal worden beschreven. De aan het buisvormige raamwerk 232 en de cirkelvormige buizen 236 toegevoerde vloeistof kan onder druk zijn gebracht of kan een vloeibaar middel zijn. Het water of vloeibare middel wordt door de mondstukken 234 en 238 tot drukstralen gevormd voor later uit 25 te leggen doeleinden. Toxische gassen die tijdens de ontgifting van de bewaarplaats Y ontstaan worden belet om in opwaartse richting rond kelly's 164 te ontsnappen door buisvormige balgen 244 die de kelly's omhullen. De benedenuiteinden van de balgen 244 zijn op afdichtende wijze met conventionele middelen bevestigd aan de oren 160 en de boven-30 uiteinden van de balgen aan het benedenoppervlak van het tussenplatform 112. De bovenstaand beschreven apparatuur wordt op het voertuig V gemonteerd en kan even goed met de eerste vorm van constructie J die in fig.5 is getoond, of een tweede vorm van constructie K, die in fig. 6 is weergegeven, worden gebruikt. Zowel de eerste als de tweede vorm van con-35 structies J en K worden gemonteerd op (niet getoonde) voertuigen die samen niet het voertuig V worden voortbewogen.
p p P Γ· 'T 0 y.v -12-
Voordat de apparatuur U wordt gebruikt is het gewenst dat een ondergronds radaronderzoek wordt uitgevoerd van de bewaarplaats van gevaarlijk afval om begraven trommels, tanks, vaten en dergelijke die gevaarlijke materialen kunnen bevatten, te localiseren. Geschikte voor-5 zorgen moeten worden getroffen wanneer de daar naast gelegen gedeelten van de bewaarplaats Y worden ontgift.
Nadat de bovenstaand vermelde informatie is verkregen, en nadat een analyse van een monster van de bewaarplaats Y van gevaarlijk afval is uitgevoerd om de samenstelling daarvan te verkrijgen, met een later 10 te beschrijven verificatie-apparatuur, wordt de apparatuur U verplaatst naar een eerste station naast de bewaarplaats en wordt het raamwerk W bewogen om de benedenrand van de mantel X die een stijve constructie heeft, in een druk-afdichtend contact te brengen met het bovenoppervlak van de bewaarplaats Y.
15 Nu laat men de motors 134 de organen 146 aandrijven waarbij de walsen 158 een rotatiekracht uitoefenen op de ribben 174 waardoor de kelly's 164 en de snijder Z in rotatie worden gebracht. De motors 126 worden nu aangezet om de banden 130 aan te drijven waardoor het tussen-platform 112 naar beneden wordt bewogen zodat het een neerwaartse, kracht 20 uitoefent op de kelly's 164 en de snijders Z.
De werking van de apparatuur U heeft tot gevolg dat de snijders Z een zich naar beneden uitstrekkende zone A vormen van in deeltjes-vorm gebracht gevaarlijk afvalmateriaal van de bewaarplaats, gemengd met grond, beneden de mantel X.
25 Wanneer de eerste vorm van constructie J die in fig. 5 is weer gegeven , samen met apparatuur 0 wordt toegepast, zal duidelijk zijn dat zich een leiding 245 vanaf het aan de bovenzijde gelegen inwendige van de mantel X uitstrekt naar de invoer van een door stroom aangedreven blazer C. De stoom en vloeistoftoevoerleidingen 211 die in fig. 4 zijn 30 weergegeven, zijn verbonden met een leiding 213 die zich uitstrekt naar een boiler B. Een motor 215 zorgt voor het vermogen van de apparatuur U en geeft afvalwarmte af die bij voorkeur door een warmtewisselaar 217 wordt teruggewonnen en samen met boiler B wordt gebruikt om water om te zetten in stoom.
35 Een aantal opslagreservoirs 219 voor vloeibare reagentia zijn voorzien van afvoerleidingen 221 die zich daarvan uitstrekken naar fc ^ *"Γ/ ,·ρ\ .·>·;· ’ -13- de invoer van een menger 223. De afvoerleidingen 221 omvatten regel-kleppen 221a. Een door stroom aangedreven hogedrukpomp G heeft een inlaat die via een leiding 225 welke voorzien is van een regelklep 225a en een controleklep 225b daarin, verbonden is met de afvoer van de men-5 ger 223. Een watervoorraadreservoir 227 heeft een leiding 229 die zich daarvan uitstrekt naar de leiding 225. De waterleiding 229 heeft daarin een regelklep 229a en een controleklep 229b. De pomp G heeft een leiding 231 die zich uitstrekt vanaf de afvoer daarvan die verbonden is met de stoomtoevoerleidingen 211 en met de leidingen 240 en 242 zoals in fig.9 10 is weergegeven. De stroom van vloeistof door de leiding 242 naar de leiding 232 en de mondstukken 234 wordt geregeld door een klep 242a. Een klep 240a die in fig. 9 is getoond, regelt de stroming van vloeistof naar de leidingen 236 en de mondstukken 238. De leiding 231 heeft daarin een controleklep 231a.
15 De in de figuren 4 en 5 getoonde spoelkoppen 180 zijn verbonden met buigzame slangen 233 die zich opwaarts in het raamwerk W uitstrekken zoals in de figuren 16 en 17 wordt getoond. De gedeelten van de slangen 233 die met de spoelkoppen 180 zijn verbonden, hebben een lusvormige configuratie en worden gesteund door kabels 235 die in de figuren 16 en 20 17 zijn weergegeven en zich naar beneden uitstrekken vanaf veer-belaste haspels 237 die op het bovenplatform 108 van het raamwerk W zijn gemonteerd.
Een opslagreservoir 239 voor droge verpoederde reactanten is aanwezig welke door een leiding 241 is verbonden met de inlaat van een toe-25 voerinrichting H, welke toevoerinrichting zoals getoond kan worden geactiveerd tot het afgeven van verpoederde reactanten daaruit door een leiding 243 wanneer perslucht aan de toevoerinrichting wordt toegevoerd via een leiding 247a die zich naar de afvoer van een luchtcompressor 247 uitstrekt. De leiding 243 is met de slangen 233 verbonden.
30 Een leiding 245 strekt zich vanaf het bovenste gedeelte van de mantel X uit naar de ingang van een stroom-aangedreven blazer C, waarbij de afvoer van blazer C door een leiding 247 is verbonden met de inlaat van een eenheid P zoals in fig. 5 is weergegeven, die hetzij een plasma-oven, hetzij een door een katalysator geactiveerde thermische 35 oxydatie-inrichting kan zijn, waarvan het gebruik later zal worden uitgelegd.
fx ,'Λ- £·"\ “7 /x Sf-ï, fo ö & y 3 £ ö ' -14-
De apparatuur U wordt gebruikt door deze naar een eerste station op de bewaarplaats Y voor toxisch afval te bewegen en daarna het raamwerk W naar beneden te bewegen waardoor de benedenrand 249 van de mantel X op een afsluitende wijze wordt verbonden met het bovenoppervlak 5 van de bewaarplaats Y. De snijders Z worden nu in rotatie gebracht en naar beneden bewogen in de bewaarplaats, waarbij de neerwaartse beweging een zone A vormt van in deeltjesvorm gebracht toxisch afvalmateriaal beneden de mantel X die zich tot een gewenste diepte uitstrekt. Het in deeltjesvorm gebrachte materiaal in zone A zal een mengsel van gevaar-10 lijk afval en grond zijn.
Voortgezette rotatie van de snijders Z en verticale beweging daarvan in zone A houdt het in deeltjesvorm gebrachte materiaal in zone A in een geagiteerde toestand. Tijdens de vorming van het deeltjesvormige materiaal in zone A als ook daarna, is de klep 213a in. de stoomtoevoerlei-15 ding 213 geopend en worden drukstralen van stoom uit de mondstukken 205 afgevoerd die op de deeltjes botsen en bevorderen dat hun afmetingen worden verminderd. Behalve dat de stoom deze functie heeft, dient hij ook voor het verwarmen van zone A, waarbij toxische organische verbindingen die bij de temperatuur van de gebruikte stoom vluchtig zijn, wor-20 den omgezet in toxische dampen die opwaarts door de zone A opstijgen en in de begrensde ruimte 251 binnen de mantel X stromen. Stoom die uit de mondstukken 205 wordt afgevoerd en niet condenseert, stroomt opwaarts in zone A en bevordert daarbij een verdringing van vrije toxische gassen uit de zone A, welke gassen opwaarts stromen in de begrensde ruimte 251. 25 Door aanzetten van de pomp G en openen van de klep 229a wanneer de stoom-regelklep 213a is gesloten, kan men stralen van onder druk gebracht water uit de mondstukken 234 en 238 laten komen waarbij de snijders Z worden geassisteerd in de vorming van zone A.
Stoom, toxische gassen, toxische dampen en lucht worden continu 30 uit de begrensde ruimte 251 afgevoerd als een toxische stroom door middel van de blazer C via leiding 245 en afgevoerd naar eenheid P via de leiding 245a. De toxische stroom wordt uit de begrensde ruimte 251 afgevoerd met een voldoend grote snelheid om èen negatieve druk daarin te handhaven waardoor wordtverhinderd dat toxische gassen of dampen uit de 35 begrensde ruimte 251 ontwijken naar de omringende atmosfeer en deze verontreinigen.
II |λ .9 f? ^ ^ P
ï·? L y r. i'i -15-
De voeleenheid F die later zal worden beschreven, wijst de identiteit en hoeveelheid van in zone A aanwezige toxische verbindingen aan.
Wanneer de voeleenheid F aanwijst dat toxische koolwaterstoffen in zone A aanwezig zijn die bij de temperatuur van de gebruikte stoom 5 niet vluchtig zijn, wordt de pomp G aangezet, en wordt klep 225b geopend.
De reservoirs 219 bevatten verschillende vloeibare reagentia die bruikbaar zijn voor de behandeling van verschillende toxische componenten die door de voeleenheid F worden geïdentificeerd. Bijvoorbeeld kan een waterige oplossing van een oxydatiemiddel zoals kaliumpermanganaat door de 10 mondstukken 205 in de zone A worden afgevoerd. Om niet begrepen redenen neigt het kaliumpermanganaat te reageren met koolwaterstoffen met lange ketens die in zone A aanwezig zijn, waarbij deze worden omgezet in koolwaterstoffen· met kortere ketens die bij de temperatuur van de gebruikte stoom vluchtig zijn en die als toxische dampen in de begrensde ruimte 15 251 opwaarts stromen. Het kaliumpermanganaat reageert met een onaange name geur vormende verbindingen in zone A zoals waterstofsulfide, zwavel-dioxyde, mercaptanen, gechloreerde koolwaterstoffen die in zone A aanwezig zijn, waarbij deze worden omgezet in componenten die geurvrij zijn.
Droog verpoederde reactanten uit het opslagreservoir 239 kunnen 20 in de zone A worden afgevoerd via de tweede mondstukken 202 die in fig.4 zijn getoond, door compressor 247 aan te zetten waarbij poeder uit de toevoerinrichting H wordt afgevoerd in de leidingen 243 en 233. Wanneer de voeleenheid F aangeeft dat in water oplosbare zouten van toxische metalen in zone A aanwezig zijn, kan verpoederd calciumoxyde in de zone 25 worden gebracht door gebruik te maken van de toevoerinrichting H waarbij de pH van het toxische afvalmateriaal daarin in een zodanige mate wordt verhoogd dat de grootste hoeveelheid van de toxische zouten wordt omgezet in vrijwel in water onoplosbare verbindingen.
De eenheid P, ongeacht het feit of dit een plasma-oven of een 30 thermische katalytische convertor is, breekt daarin gebrachte toxische organische verbindingen af tot niet-toxische elementen zoals waterstof, zuurstof, koolstof, kooldioxyde en water die via leiding 255 uit de eenheid P worden afgelaten. Wanneer een deel van de toxische organische componenten die eenheid P binnenkomen, bestaat uit gechloreerde kool-35 waterstoffen, zal uit het afbreken daarvan vrijgekomen chloor neigen tot een combinatie met waterstof dat bij het afbreken is vrijgekomen, onder vorming van.waterstofchloride.
© 0 © y $ % - -16-
De leiding 255 is verbonden met een normaal gesloten drukaflaat-klep 257 die een leiding 259 heeft die zich daarvan uitstrekt naar een hol vat 261 dat geactiveerde kool 265 bevat. Een uitlaat 263 strekt zich van het inwendige van het vat 261 uit naar de atmosfeer. Mocht zich een 5 buitensporige druk opbouwen in de leiding 255, zal deze door openen van de klep 257. worden afgelaten.
Een leiding 267 strekt zich uit vanaf een knelpunt 255a naar een waterstofchloride-en ehloor-verwijderingsinrichting 269, die kan bestaan uit een kolom, gevuld met deeltjesvormig ijzer of magnesium (niet weer-10 gegeven) of een kolom waarin de binnenkomende stroom gassen wordt gewassen met gesproeid water (niet getoond) om waterstofchloride en chloor daaruit te verwijderen.
De uit eenheid 269 komende gassen die vrij zijn van waterstof-, chloride, stromen door een leiding 271 naar de slangen 233 en vervol-15 gens naar beneden door de buisvormige kelly's 164 om terug in zone A
te worden gevoerd via tweede mondstukken 202 die in fig. 4 zijn getoond. Het is gewenst dat waterstofchloride en chloor verwijderd zijn uit de gassen die naar de zone A worden teruggevoerd, omdat bij de verhoogde temperatuur in de zone A eventueel chloor of waterstofchloride de neiging 20 zou hebben om gechloreerde koolwaterstoffen te vormen met organische verbindingen die in de zone zijn achtergebleven.
De voeleenheid F maakt mogelijk dat de componenten in de toxische stroom worden geanalyseerd voordat hij in de eenheid P komt en nadat de stroom is behandeld en uit de eenheid 269 wordt afgevoerd. De voeleen-25 heid F omvat een organische analysator 273, een anorganische analysator 275 en een recorder 277. De organische analysator 273 heeft twee inlaten 273a en 273b en de anorgariische analysator 275 heeft twee inlaten 275a en 275b. Een instrumentleiding 279 is aan een knooppunt 271a met de leiding 271 verbonden en strekt zich uit in de inlaat van een gecombineerde 30 pomp en afkoeleenheid 281 waarin de hete gassen worden gekoeld, en voert de afgekoelde gassen af naar een leiding 283 die voorzien is van een controleklep 283c daarin en uitmondt in leiding.213. Door de kleppen 283a en 283b te sluiten stromen monsters van de gekoelde gassen naar de organische analysator 273 en de anorganische analysator 275 teneinde 35 vast te stellen dat de uit eenheid 269 afgevoerde gassen vrij zijn van reactieve componenten.
a £ e, ft -} ö ’S' ^ ' ·.- J ft; .
-17-
Een leiding 285 is verbonden met een knelpunt 247a in leiding 247 stroomopwaarts van eenheid P en ontwikkelt zich tot twee leidingen 287 en 289 die verbonden zijn met de kleppen 287a en 289a die indien gesloten de inlaten 273b en 275b in communicatie brengen met waterleiding 5 285 waardoor mogelijk wordt dat de identiteit van anorganische toxische componenten in de toxische stroom wordt vastgesteld voordat de toxische stroom door de eenheid P wordt behandeld. De voeleenheid F omvat ook instrumentatie 291 welke de pH, de ORP en de temperatuur van het in zone A behandelde materiaal aangeeft, afkomstig van sondes 293 binnen mantel 10 X via leidingen 295.
Wanneer de voeleenheid F aanwijst dat het in zone A behandelde materiaal tot een gewenste mate is ontgift, worden één of meer verpoe-derde reactanten die als ontwateringsmiddelen werken, daaraan toegevoerd vanuit de opslagreservoirs 239. De opslagreservoirs kunnen vliegas, 15 · calciumoxyde, calciumhydroxyde, portland-cement en verpoederde koolwater-stofpolymeren met lange ketens bevatten.
Wanneer vliegas en portland-cement via de slangen 233 en tweede mondstukken 202 in de zone A worden afgevoerd, bewerken ze een ionen-uitwisselende ontwateringsreactie met klei die gemengd is met het in 20 zone A achtergebleven ontgifte materiaal, of wanneer die klei in onvoldoende mate aanwezig is, wordt klei daaraan toegevoegd, waarbij het materiaal in zone A wordt omgezet in een harde voor water ondoorgankelijke massa. In water oplosbare zouten van toxische metalen die niet omgezet zijn in vrijwel in water onoplosbare verbindingen, worden in de harde, 25 voor water ondoorgankelijke massa omhuld en zullen niet daaruit uitlekken, en dit geldt ook voor eventuele toxische organische verbindingen die in zone A zijn achtergebleven.
Lucht die uit de waterstofchloride-verwijderingsinrichting 269 via de leidingen 271 en 233 naar zone A is afgevoerd, wordt belet om in 30 de toevoerinrichting H te stromen door een controleklep 243a in de leiding 243. De stroming van lucht naar de afkoeleenheid 281 wordt geregeld door een klep 279a in de leiding 279. De leiding 240, die in fig. 4 is getoond, en waardoor vloeistof wordt aangevoerd aan de mondstukken 238, is op dezelfde wijze als de leidingen 242 met de leiding 213 verbonden.
35 Kort samengevat worden de apparatuur U en de ondersteuningsappa- ratuur die in fig. 5 is weergegeven, naar eeh eerste station bewogen ü $ 9 Pi 9 fö m f... \\j v·.^ ij -18- dat naast een bewaarplaatsY voor gevaarlijk afval is gelegen, en wordt het raamwerk W verlaagd om de benedenrand van de mantel X op een afsluitende wijze te verbinden met het bovenoppervlak van de bewaarplaats. De snijders Z worden nu geroteerd en naar beneden bewogen waarbij een 5 zich verticaal uitstrekkende zone A van in deeltjesvorm gebracht gevaarlijk afval dat gemengd is met grond wordt gevormd, en. de rotatie en beweging in de lengterichting in de zone van de snijders wordt voortgezet om het deeltjesvormige materiaal daarin in een geagiteerde toestand te houden. Drukstralen van water kunnen in de geagiteerde deeltjes wor-10 den gebracht vanuit de mondstukken 234 en 238 en drukstralen van stoom worden uit de mondstukken 205 toegevoerd zoals in fig. 4 is weergegeven. De stoomstralen botsen op de deeltjes van gevaarlijk afval en neigen de afmetingen daarvan te verkleinen. De stralen van onder hoge druk staand water vormen een turbulente massa in het bovenste gedeelte van de zoné 15 A. De werking van de drukstralen van stoom en water evenals de agitatie van de deeltjes hebben tot gevolg dat eventueel vrij toxisch gas in de zone daarin opwaarts stroomt in de begrensde ruimte 251 binnen de mantel X. De stoomstralen verwarmen zone A en toxische organische verbindingen die bij de temperatuur van de gebruikte stoom vluchtig zijn, worden omge-20 zet in toxische dampen die eveneens opwaarts in zone A stromen tot in de begrensde ruimte 251. Blazer C werkt continu waarbij een toxische stroom wordt afgevoerd die lucht, stoom, toxische gassen en toxische dampen omvat uit de begrensde ruimte 251 met een voldoend grote snelheid om een negatieve druk in de begrensde ruimte 251 te handhaven en daarbij de mo-25 gelijkheid dat toxische dampen of gassen uit de mantel X uitlekken en de omringende atmosfeer verontreinigen te elimineren. Om een dergelijke negatieve druk te realiseren is nodig dat het volume van de toxische stroom die uit de begrensde ruimte 251 wordt afgevoerd, groter is dan het volume van de stroom die terug in de begrensde ruimte wordt gere-30 circuleerd. Daartoe is een afkoelkolom 520 aanwezig welke een inlaat 520a en een uitlaat 520b heeft. Een klep 522 is in de leiding 271 aanwezig. Een leiding 524 strekt zich uit vanaf leiding 271 stroomopwaarts van klep 522 naar de inlaat 520a en een leiding 526 verbindt de uitlaat 520b met de leiding 271 stroomafwaarts van de klep 522. De leiding 524 35 heeft daarin een klep 524a. Door sluiten van de klep 522 en openen van de klep 524a condenseert de afkoelkolom 520 stoom in de stroom die via ft f% r:} A O Pi -19- leiding 271 terug naar zone A stroomt. De gerecirculeerde stroom heeft een kleiner volume dan het volume van de uit de mantel X door de blazer C afgevoerde toxische stroom, en daardoor wordt als resultaat een negatieve druk in de mantel gehandhaafd.
5 De onder druk gebrachte toxische stroom wordt uit de blazer C
afgevoerd en door eenheid P bevrijd van toxische componenten en wordt daarna door eenheid 269 gevoerd om eventueel waterstofchloride of chloor daaruit te verwijderen, waarna de stroom terug in zone A wordt gerecirculeerd zoals bovenstaand is beschreven waarbij toxische gassen 10 en dampen die daarin zijn achtergebleven naar boven in de begrensde ruimte 251 worden verdrongen.
Een analyse van de identiteit en hoeveelheid van toxische componenten in zone A en in de toxische stroom wordt uitgevoerd door een voeleenheid F. Wanneer de voeleenheid F de aanwezigheid aangeeft van 15 toxische koolwaterstoffen in zone A die bij de temperatuur van de gebruikte stoom niet vluchtig zijn, of verbindingen aanwezig zijn die een onaangename geur produceren zoals waterstofsulfide, zwaveldioxyde, mer-captanen, gechloreerde koolwaterstoffen, wordt de pomp G aangezet om een geschikt vloeibaar oxydatiemiddel in zone A te brengen. Een wate-20 rige oplossing van kaliumpermanganaat is voor dit doel bevredigend gebleken, omdat deze niet alleen ongewenste geuren verwijdert maar om niet begrepen redenen reageert met toxische koolwaterstoffen met lange ketens die bij de temperatuur van de gebruikte stoom niet vluchtig zijn, waarbij een aanzienlijk gedeelte daarvan wordt omgezet in koolwaterstoffen 25 met kortere ketens die vluchtig zijn en als toxische dampen opwaarts stijgen in de begrensde ruimte 251.
Wanneer de voeleenheid F de aanwezigheid van in water oplosbare zouten van toxische metalen in zone A aanwijst, wordt de droge reagens-toevoerinrichting H aangezet waarbij een droog materiaal naar beneden 30 wordt gevoerd via de buisvormige kelly's 164, de buizen 176 en 178, en de tweede mondstukken 202 tot in zone A. Tegen de tijd dat dergelijk materiaal wordt toegevoerd, zijn de deeltjes van toxisch afval en grond in de meeste gevallen omgezet in een vloeiende pasteuze massa als gevolg van agitatie daarvan en de werking van stoom en water daarop. Wanneer 35 een verpoederd materiaal zoals calciumoxyde wordt toegevoerd in een voldoende hoeveelheid om de pH van het materiaal in zone A tot vrijwel 11 te verhogen, zullen de oplosbare zouten van de meeste toxische metalen worden neergeslagen als in water nagenoeg onoplosbare verbindingen.
fi'· ί* r0 fï 'Z
y y y y /, 0 -20-
Nadat de voeleenheid F aangeeft dat zone A in een gewenste mate is ontgift, wordt de toevoerinrichting H aangezet om een ontwaterings-middel in zone A te brengen, bijvoorbeeld een mengsel van vliegas en portland cement. Dit mengsel bewerkt een ionen-uitwisseling met in zone 5 A aanwezige klei, en het materiaal in de zone wordt omgezet in een harde ondoorgankelijke massa van aanzienlijke dichtheid. De snijders Z worden uit zone A weggetrokken voordat deze omzetting heeft plaatsgevonden.
Mocht radio-actief materiaal in zone A aanwezig zijn, zal weinig of geen radongas uit de behandelde zone worden uitgestoten. Het materiaal in de 10 behandelde zone is voldoende dicht opdat het radon voordat het zou zijn ontsnapt, zou zijn omgezet in een vast radio-actief materiaal. Het laatstgenoemde materiaal, evenals toxische koolwaterstoffen die niet uit zone A zijn verwijderd, alsmede in water oplosbare zouten van toxische metalen die niet in vrijwel in water onoplosbare verbindingen zijn omgezet, 15 blijven omhuld achter in het getransformeerde, voor water ondoorgankelijke materiaal in zone A en zullen daaruit niet uitlekken.
Nadat de ontgifting is voltooid bij een eerste station wordt de apparatuur U en de ondersteunende apparatuur die in fig. 5 is weergegeven, verplaatst naar een reeks van overlappende tweede stations waarin 20 de bovenstaand beschreven methode wordt herhaald.
De in situ ontgiftingsmethode die met de apparatuur W wordt uitgevoerd, kan worden gevarieerd.Bijvoorbeeld worden nadat uit zone A de toxische organische verbindingen die bij de temperatuur van de gebruikte stoom vluchtig zijn daaruit zijn verwijderd, micro-organismen van een 25 type dat reeds in de bewaarplaats aanwezig is of die genetisch gemanipuleerd zijn voor biologische afbraak van het gevaarlijke afval in de zone geïntroduceerd met een vloeibaar voedingsmedium nadat de zone is afgekoeld. Dit inleiden geschiedt met behulp van pomp G. De snijders Z worden nu weggetrokken en de apparatuur U verplaatst naar een tweede station 30 waar de methode wordt herhaald. De micro-organismen zullen over een tijdsperiode de zone waarin ze zijn ingebracht biologisch afbreken. Nadat de micro-organismen in zone A op de bovenstaand beschreven wijze zijn geïmplanteerd, moeten ze periodiek worden voorzien van een voedingsmedium.
Als gevolg van de willekeurige verdeling van gevaarlijk afval in 35 een bewaarplaats, is het gewenst dat de toxische componenten in de zone bij het volgende tweede station worden bepaald terwijl de in situ ontgif- ^y <0·· u L· y \β o -21- ting bij een eerste station aan de gang is. Ook is het gewenst dat een zone die juist behandeld is, onderworpen wordt aan een verificatie dat de gewenste hoeveelheid toxische componenten daaruit is verwijderd.
Twee dragers 300 en 300' strekken zich van tegenover elkaar ge-5 legen zijden van het raamwerk W naar buiten uit en ondersteunen met veer-belaste kabels 302 en 302' of andere conventionele middelen twee boorconstructies 304 en 304' die geluidstrillingen afgeven aan twee holle boorstaven 306 en 306'. De boorstaven 306 en 306' strekken zich neerwaarts uit door verticale openingen (niet getoond) in twee horizontale geleide 10 organen 308 en 308' die aan raamwerk W zijn bevestigd. Elke boorconstruc-tie 304 en 304' omvat een motor 310 die door middel van een geleider 312 geluidstrillingen afgeeft aan een kop 314 die de trillingen overbrengt op de boorstaaf 306. Door trillingen worden de boorstaven 306 en 306' naar beneden in de bewaarplaats Y bewogen zoals in fig.17 is ge- ' 15 toond,om kernen daarvan te bevestigen (niet weergegeven) die vervolgens op toxische componenten daarin worden gecontroleerd door gebruik te maken van de voeleenheid F of andere geschikte analysemiddelen. Boorappa-ratuur zoals bovenstaand is beschreven, is in de handel verkrijgbaar bij Condor Earth Technologies, Postbus 4249, Modesto, Califomië, 20 De eerste vorm verplaatsbare constructie J, die in fig. 1 is ge toond, kan op de in fig. 7 getoonde wijze worden gemodificeerd tot een constructie J-l, die gebruikt wordt voor het verifiëren van de locatie van verschillende delen van toxisch afval dat willekeurig verdeeld is over een bewaarplaats Y en van de identiteit van het toxische afval op 25 elke locatie. Een dergelijke verificatie is nodig, want veel bewaarplaatsen van toxisch afval zijn betrekkelijk oud, en in vele gevallen zijn aantekeningen met betrekking tot de identiteit van het toxische afval en de locatie daarvan in de bewaarplaats,hetzij niet beschikbaar, hetzij onvolledig..
30 De verifieerconstructie J-l verschilt van de eerste constructie J zoals in fig. 7 kan worden gezien, doordat hij slechts een enkele kelly 164 en een snijder Z-l omvat, welke snijder een kern vormende en terugvindende structuur 320 omvat van een in de handel voor gebruik op olievelden verkrijgbaar type dat niet in detail beschreven hoeft te wor-35 den. De enkele snijder Z-l vormt een zich neerwaarts uitstrekkende zone A-l op dezelfde wijze als eerder is beschreven voor zone A en de voel- 1120328 -22- eenheid F verschaft informatie ten aanzien van de identiteit van toxische componenten in de zone A-l en de hoeveelheid daarvan. Zones A-l worden bij.geselecteerde stations op de bewaarplaats Y gevormd om informatie te leveren die bij de daarop volgende ontgifting van de bewaar-5 plaats van hulp zal zijn.
In de nijverheid kan gevaarlijk toxisch afval zich bovengronds opstapelen in bewaarstapels of nieuw gevormd worden, en vaak bevat het afval hoge concentraties van zowel toxische organische verbindingen als in water oplosbare zouten van toxische metalen. Voorbeelden van derge-10 lijk gevaarlijk toxisch afval zijn ophopingen van olieboorputslik, me-taal-behandelingsmaterialen, resten van pesticide-bereiding, verfresten, afval van chemische bereidingen, verontreinigd waswater en dergelijke. Dergelijke toxische materialen kunnen de vorm van vloeistoffen, suspensies of vaste stoffen hebben. Het vervoer van dergelijk toxisch afval 15 over openbare wegen naar een. stortplaats is gevaarlijk doordat het verontreinigde afval onopzettelijk kan worden gemorst wanneer het in de vorm van vloeistoffen en suspensies verkeert, en doordat stof en van het materiaal afkomstige gassen de omringende atmosfeer kunnen verontreinigen wanneer het afval in vaste vorm verkeert.
20 In fig. 13 is een schematisch aanzicht in perspectief van een constructie M weergegeven waarin de in de figuren 1 en 5 getoonde apparatuur is gemodificeerd voor montage op een basis 322, en de constructie M kan worden getransporteerd naar een bovengrondse plaats van gevaarlijk afval voor de in situ ontgifting van het afval.
25 In de in fig. 13 getoonde constructie M worden elementen die ge meenschappelijk zijn.aan de in de figuren 1 en 5 getoonde apparatuur, met de eerder gebruikte verwijzingscijfersen -letters aangegeven. In fig. 13 zal men zien dat de constructie M een langwerpig verticaal lopend vat 324 omvat met een open bovenkant die zoals is weergegeven, bepaald 30 wordt door een ringvormige flens 326. Een mantel X-l in de vorm van een omgekeerd komvormig orgaan met een ringvormige flens 328 is op een verwijderbare en afdichtende wijze bevestigd aan flens 326 door bouten 330 of andere geschikte bevestigingsmiddelen. De mantel X-l heeft zoals weergegeven een vlakke bovenkant 332. Het benedengedeelte 334 van het 35 vat 324 heeft zoals getoond een zich naar beneden en naar binnen uitstrekkende configuratie 325.
-23-
Een buisvormige kelly 164 strekt zich neerwaarts en op een afdichtende wijze uit door een (niet weergegeven) opening in de top 332 tot in de inwendige begrensde ruimte 334 van het vat, welk inwendige correspondeert met de zone A, doordat het te behandelen toxisch materiaal 5 zich daarin bevindt.
Een buisvormig orgaan 336 strekt zich vanaf het bovenste gedeelte van vat 324 naar buiten uit en heeft een zich opwaarts uitstrekkende hopper 338 op het buiten uiteinde daarvan waarin het gevaarlijk afval wordt toegevoerd. Een schroeftransporteur 340 is op een roteerbare wijze 10 bevestigd in het buisvormige orgaan 336 en wordt door een motor 342 aangedreven. Wanneer de schroeftransporteur 340 roteert, wordt (niet weergegeven) toxisch afval vanaf hopper 338 in de begrensde ruimte 334 gebracht.
De kelly 164 heeft een tandwiel 344 dat aan het bovenste gedeelte 15 daarvan is bevestigd boven de top 332 die aangedreven wordt door een tandwiel 346 dat door een motor 348 wordt geroteerd. Een aantal verticaal gescheiden horizontale bladen 350 strekken zich vanaf kelly 164 in de inwendige begrensde ruimte 334 naar buiten uit en corresponderen met snijders Z doordat ze mondstukken 205 hebben op de achterranden 20 daarvan waardoor drukstralen van stoom worden gevoerd.
Stoom wordt aan de mondstukken 205 toegevoerd via (niet weergegeven) doorgangen in de bladen 350 die in communicatie staan met een leiding 207 die zich opwaarts uitstrekt naar een holle rotatiespoelkop 209 die zoals eerder beschreven op de kelly 164 wordt gedragen, en die 25 in communicatie daarmee een stoomtoevoerleiding 211 heeft. Het bovenste gedeelte 209b van de spoelkop 209 blijft stationair en het onderste gedeelte 209a roteert met de kelly 164.
Het onderste vatgedeelte 325 heeft een leiding 352 die zich daarvan uitstrekt naar de inlaat van een pomp 354 die door een motor 356 30 wordt aangedreven. Een klep 358 regelt de stroom van matèriaal door de leiding 352. Een afvoerleiding 360 strekt zich uit vanaf de pomp 354 naar de inlaat van een stroom-aangedreven menginrichting 362 zoals een muller en dergelijke. Een leiding 364 strekt zich vanaf leiding 243 uit naar het inwendige van de menginrichting 362 om het daarin afvoeren van 35 een droge chemische stof vanuit de toevoerinrichting H mogelijk te maken wanneer de compressor 247 wordt aangezet,de klep 364a wordt gesloten, en
Γ >s r· A X 0 fA
<y tJ !„ ip y -24- de klep 366 in een open stand staat. Behandeld en ontgift afval wordt van de menginrichting 362 afgevoerd via een leiding 368 naar. een korrel-vormingsinrichting 370 waaruit korrels 372 worden afgevoerd. De leiding 368 heeft daarin een klep 368a. Een afvoerleiding 368b strekt zich vanaf 5 leiding 368 stroomopwaarts van de klep 368a naar buiten uit en heeft een klep 368c daarin. Door de klep 368a te sluiten en de klep 368c te openen, kan ontgift materiaal uit de menginrichting 362 worden afgevoerd zonder dat daaruit korrels 372 worden gevormd.
Met de bovenstaand beschreven constructie J kan naar keuze van de 10 gebruiker op een ladingsgewijze-basis of continu worden gewerkt. Wanneer op een ladingsgewijze-basis wordt gewerkt, wordt de motor 342 aangezet om de transporteur 340 in rotatie te brengen waardoor toxisch afval vanuit de hopper 338 in de begrensde ruimte 334 wordt gebracht totdat het vat 324 bij benadering tot aan de flens 326 is gevuld. De motor 348 15 wordt aangezet waardoor de kelly 164 en de bladen 350 in rotatie worden gebracht. De klep 213a wordt geopend om uit de mondstukken 205 stoom af te voeren die het toxische afval in de begrensde ruimte 334 verwarmt waardoor vrije toxische gassen daarvan worden verdrongen en toxische organische verbindingen die bij de temperatuur van de gebruikte stoom 20 vluchtig zijn, worden omgezet in toxische dampen die naar boven in de begrensde ruimte 251 van de mantel X-l stromen. Een motor 370 die de blazer C aandrijft, wordt aangezet om de blazer een toxische stroom van lucht, stoom, toxische gassen en toxische dampen te laten afzuigen uit de begrensde ruimte 251 en ze af te voeren via de leiding 245a, eenheid 25 P, leiding 255, eenheid 269, leiding 271, en leiding 233. De stroom is tegen de tijd dat hij de leiding 233 bereikt, vrij van toxische componenten en wordt daarna uit mondstuk 202 in de begrensde ruimte 334 afgevoerd. Droge chemische stoffen, vloeibare chemische stoffen en water kunnen aan toxisch afval in de begrensde ruimte 334 worden toegevoegd 30 met behulp van pomp G en luchtcompressor 247 op dezelfde wijze en voor dezelfde doeleinden als eerder zijn beschreven met betrekking tot de werking van de constructie J die in fig. 5 is getoond.
Wanneer de voeleenheid F aangeeft dat het materiaal in de begrensde ruimte 334 tot een gewenste mate is ontgift, wordt de klep 358 ge-35 opend en de pomp 354 aangezet om het materiaal af te voerem naar de menginrichting 362 waarin het gemengd wordt met een droge chemische S fe O fa X ft ?ij: tl ί'π iL i# -25- stof zoals een ontwateringsmiddel dat via leiding 364 in de menginrich-ting wordt gebracht. Het met het ontwateringsmiddel gemengde materiaal zal vast worden tot een voor water ondoorgankelijke massa maar voorafgaande daaraan wordt het naar eenheid 370 afgevoerd om tot korrels 372 5 te worden gevormd of tot lichamen met een andere gewenste vorm die naar een gewenste bestemming kunnen worden getransporteerd zonder de omringende atmosfeer of het landschap te verontreinigen wanneer ze per ongeluk worden gemorst. Het ontgifte materiaal kan ook via leiding 360b worden afgevoerd zonder tot korrels te worden gevormd. De bovenstaand beschre-10 ven constructie J-l is bijzonder bruikbaar voor de behandeling van boor-slik dat verontreinigd is met verschillende koolwaterstoffen zoals geproduceerd wordt op oliebronplaatsen buiten de kust en boorplatforms.
Een aflaatklep 374 is aanwezig die normaal gesloten is maar geopend wordt om de negatieve druk af te laten die optreedt wanneer behandeld 15 materiaal uit de begrensde ruimte 334 wordt weggezogen.
Wanneer op een continue wijze met de constructie J wordt gewerkt, wordt dezelfde methode als bovenstaand beschreven gevolgd, maar moet de stroom van toxisch afval in de begrensde ruimte 334 met een zodanige snelheid plaatsvinden dat het afval wordt ontgift voordat het via de 20 leiding 352 wordt afgevoerd. Wanneer continu wordt gewerkt, moet de pomp 354 in staat zijn om een sterkere zuigkracht te ontwikkelen dan de door de blazer C ontwikkelde negatieve druk.
De tweede vorm van constructie K, die in fig. 6 is getoond, levert dezelfde resultaten op als de eerste constructie J, maar ver-25 schilt van laatstgenoemde doordat toxische componenten feitelijk uit de toxische stroom worden verwijderd in plaats van dat ze worden omgezet in niet-toxische componenten en waterstofchloride en chloor.
Elementen in de constructie K, die gemeenschappelijk zijn aan eerder met verwijzingscijfers en-letters aangeduide elementen in de con-30 structie J, worden steeds met dezelfde verwijzingscijfers en -letters aangegeven maar met daaraan toegevoegde accenten.
De tweede constructie K die in fig. 6 is getoond, wordt op dezelfde wijze gebruikt en geeft dezelfde resultaten als de eerste constructie. De tweede constructie K verschilt primair van de eerste con-35 structie J in de wijze waarop toxische componenten worden gescheiden van de toxische stroom vanuit blazer C', en door het extra kenmerk van het gebruik van een plasma-oven om gebruikte geactiveerde kool te α\ λ λ *7 ei fót) £ Ö 5 £ & · -26- regenereren.
In het gebruik van de tweede constructie K worden de snijders Z' geroteerd en neerwaarts bewogen onder vorming van een zone A' van in deeltjesvorm gebracht afval uit de bewaarplaats Y', en de rotatie van 5 de snijders wordt voortgezet om het in deeltjesvorm gebrachte materiaal in een geagiteerde conditie te houden. Door aanzetten van de pomp G1, openen van th klep 229a', kan water door de mondstukken 205' in de zone A' worden afgevoerd en kan door het openen van de klep 242' water ook door de mondstukken 234' wórden afgevoerd. Nadat een gewenste hoeveelheid 10 water aan zone A' is toegevoerd, wordt de bovenstaand beschreven procedure omgekeerd.
Door openen van de klep 213a' doet men stoom vanaf de boiler B' stromen uit de mondstukken 205' om de eerder beschreven redenen in de werking van de constructie J. De blazer C' wordt aangezet om vanuit de 15 begrensde ruimte 251' een toxische stroom af te zuigen met een voldoende hoge snelheid om daarin een negatieve druk te houden. De toxische stroom wordt via leiding 245a' afgevoerd en strocmt achtereenvolgens door een aantal afkoeleenheden 400, 402 en 404 die steeds lagere temperaturen produceren en met de leidingen 406 zijn verbonden. De stroom wordt uit 20 de afkoeleenheid 404 via een leiding 408 afgevoerd in een herverwarmings-eenheid 414 die wordt verwarmd met stoom die daaraan via een leiding 410 met daarin een stroomregelklep 412 wordt toegevoerd.
De afkoeleenheid 400 is op een voldoend lage temperatuur om stoom tot water te condenseren. De afkoeleenheden 402 en 404 zijn op voldoende 25 lage temperaturen om toxische organische dampen tot vloeistoffen te condenseren.Het stoomcondensaat en de gecondenseerde toxische organische vloeistoffen stromen als gevolg van de zwaartekracht door een leidingsysteem 413 naar een tank 416 voor het opnemen van resten. Een aftap-leiding 418 strekt zich uit naar zowel een bioreactor 420 als naar een 30 door een katalysator geactiveerde thermische oxydator 422, waarbij de stroom daar naar toe wordt geregeld door de kleppen 424 en 426. Uit de bioreactor 420 en de thermische oxydator 422 komende dampen stromen via een. leidingconstructie 428 naar de begrensde ruimte 251'. De leidingcon-structie 428 heeft daarin een controleklep 430.
35 De stroom wordt uit de herverwarmingseenheid 414 afgevoerd via een leiding 434 naar een eenheid 436 voor het adsorberen van toxische © ft £ f* 7 £ £ v,1 £ u -j £ y -27- gassen, welke eenheid geactiveerde kool 438 bevat. De uit eenheid 436 afgevoerde stroom vloeit door leiding 440 die in het geval dat een normaal gesloten noodklep 442 geopend is, de stroom in de omringende atmosfeer afvoert. Wanneer de klep 442 in een normaal gesloten stand staat, 5 wordt de stroom via een leiding 444 terug afgevoerd naar de ingang van de luchtcompressor 247'. De uit de compressor 247' afkomstige, onder . druk staande stroom vloeit door leiding 247a' naar de ingang van een verwarmer 446, waarbij de verwarmde, onder druk staande stroom uit de verwarmer 446 via een leiding 448 naar leiding 243' stroomt om vervol-10 gens via de mondstukken 202' in de begrensde ruimte 251' te worden afgevoerd. De leiding 448 heeft daarin een regelklep 450. Warmte wordt aan . de verwarmer 446 toegevoerd door stoom die naar de verwarmer stroomt door een leiding 452 welke met de leiding 213' is verbonden. Dankzij de bovenstaand beschreven recirculatie van de toxische stroom terug naar de 15 begrensde ruimte 251' als een ontgifte luchtstroom kunnen geen toxische verontreinigingen tijdens de ontgifting van zone A' naar de omringende atmosfeer ontwijken.
Vloeibare reagentia en droge verpoederde chemische stoffen kunnen indien gewenst in zone A' worden afgevoerd door bediening van kleppen 20 als eerder beschreven in verband met de werking van de constructie J.
De leiding 247a' is eveneens verbonden met de ingang van de droge toevoerinrichting H', en door openen van een klep 452 kan de toevoerin-richting worden aangezet. Een omloopleiding 454 strekt zich vanaf leiding 434 uit vanaf een plaats die stroomopwaarts is gelegen ten opzichte 25 van een klep 456 in de laatstgenoemde leiding naar een leiding 444, die stroomopwaarts is gelegen ten opzichte van een controleklep 458 in de laatstgenoemde leiding. De leiding 454 heeft daarin een klep 460 dié, wanneer hij is geopend, mogelijk maakt dat de uit de herverwarmings-eenheid 414 afgevoerde stroom terugstroomt in de begrensde ruimte 251' 30 zonder door de eenheid 436 te stromen.
Instrumentatieleidingen 462 en 464 en leidingconstructies 466 met kleppen 468, 470 en 472 maken identificatie en bepaling van de hoeveelheid van toxische componenten in de toxische stroom mogelijk na een initiële koeling door de afkoeleenheid 400 en nadat hij door de herverwar-35 mingseenheid 414 is gestroomd. Elektrische signalen worden door geleiders 474 naar de recorder 277' overgebracht.
f O A '7' A ft ' P %? A is ) £ £ .
-28-
Geactiveerde kool 438 die gebruikt is, wordt door een geschikte geleider 480 overgebracht naar de thermische oxydator 422 waarin hij op een voldoend hoge temperatuur wordt verwarmd om te worden geregenereerd, en geregenereerde geactiveerde kool wordt via leiding 484 naar 5 een geschikte container 482 afgevoerd en residu wordt via een leiding 486 naar een houder 488 afgevoerd. Na voltooiing van. de in situ ont-gifting van een zone A' bij een eerste station, wordt de constructie K naar een tweede station verplaatst om de bewerking te herhalen.
Behalve voor de eerder beschreven ontgifting, kan de apparatuur 10 U worden gebruikt voor het verglazen van zone A wanneer deze van een zanderige of klei-achtige samenstelling is. Een dergelijke verglazing wordt gerealiseerd door gebruik te maken van plasma-toortsen 550 die in de onderuiteinden van buizen 196 worden vastgehouden door steunen 552 zoals in fig. 12 is getoond. Nadat de zone A door gebruik van snij-15 ders Z in deeltjesvorm is gebracht, worden de snijders daarin naar boven bewogen en wordt het daaronder gelegen materiaal aan plasma-bogen onderworpen om te worden gesmolten, en het gesmolten materiaal vervolgens afgekoeld tot een verglaasde, in water onoplosbare stijve massa. In het geval dat het gevaarlijke afval in zone A niet voldoende zand of klei 20 bevat voor verglazing, wordt zand, klei of een ander verglaasbaar materiaal daaraan toegevoegd via kelly's 164 met behulp van een luchtstroom tijdens de vorming van deeltjes uit het gevaarlijke afval.
Het gebruik en de werking van de uitvinding zijn hierboven in detail beschreven en hoeven niet te worden herhaald.
Pi β ii % 9 ft

Claims (35)

1. Apparatuur voor het in een gewenste mate ontgiften van een ge wenst gedeelte van een gevaarlijk toxisch afval, zonder dat de omringende atmosfeer wordt verontreinigd, waarbij het gevaarlijke toxische afval toxische organische verbindingen en in water oplosbare zouten van toxische 5 metalen kan bevatten, welke inrichting omvat: a. middelen die een begrensde ruimte bepalen, in afdichtende communicatie met genoemd gewenst gedeelte en zich daarboven uitstrekkend; b. eerste middelen voor het agiteren van genoemd gewenst gedeelte; 10 c. tweede middelen voor het aanvoeren van stoom onder druk in genoemd geagiteerd gewenst gedeelte om toxische organische verbindingen die bij de temperatuur van deze stoom vluchtig zijn, om te zetten in toxische dampen die met vrije toxische gassen die in genoemd gewenst gedeelte aanwezig kunnen zijn, naar boven stromen in het boven genoemd ge-15 wenst gedeelte gelegen deel van genoemde begrensde ruimte; d. derde middelen voor het wegvoeren van lucht, stoom, toxische dampen en toxische gassen uit het boven genoemd gewenst gedeelte gelegen deel van genoemde begrensde ruimte als een toxische stroom en met een voldoend grote snelheid om een negatieve druk in genoemde begrensde 20 ruimte te houden waardoor verhinderd wordt dat genoemde toxische gassen en dampen uit genoemde begrensde ruimte lekken om de omringende atmosfeer te verontreinigen, en waarbij genoemde derde middelen de genoemde toxische stroom onder druk zetten; e. vierde middelen om genoemde onder druk gebrachte toxische 25 stroom te bevrijden van toxische componenten en stoom; f. vijfde middelen voor het terugvoeren in het gewenste gedeelte van genoemde onder druk gebrachte stroom, die bevrijd is van toxische componenten en stoom; g. zesde middelen voor het bepalen van de identiteit en hoeveel-30 heid van toxische componenten in genoemd geagiteerd gewenst gedeelte; h. zevende middelen voor het in genoemd geagiteerd gewenst gedeelte brengen van een oxydatiemiddel wanneer genoemde zesde middelen aangeven dat een onaangename geur producerende organische verbindingen of in water oplosbare zouten van toxische metalen in genoemd geagiteerd pi ifi' iriT7 F) €': -30- gewenste gedeelte aanwezig zijn, om genoemde onaangename geur producerende organische verbindingen om te zetten in niet-geur producerende verbindingen en de grootste hoeveelheden van genoemde in water oplosbare zouten van toxische metalen om te zetten in nagenoeg in water onoplosbare 5 verbindingen; i. achtste middelen voor het in genoemde geagiteerde gewenste gedeelte brengen van een ontwateringsmiddel wanneer genoemde zesde middelen aangeven dat laatstgenoemd gedeelte in een gewenste mate is ont-gift, waarbij genoemd ontwateringsmiddel genoemd gewenst gedeelte omzet 10 in een harde, voor water ondoorgankelijke massa nadat de agitatie is beëindigd, en uit welke massa daarin achtergebleven toxische componenten niet zullen uitlekken.
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarin genoemd gevaarlijk toxisch afval zich onder de grond bevindt in een bewaarplaats daarvan, waarbij 15 genoemde apparatuur op genoemde bewaarplaats van station naar station kan worden verplaatst, waarbij genoemde begrensde ruimte-bepalende middelen bestaan uit een omgekeerde komvormige stijve mantel welke een benedenrand heeft, en genoemde eerste middelen een snijder omvatten, waarbij de apparatuur omvat: 20 j. negende middelen die op een verplaatsbare wijze genoemde mantel ondersteunen en mogelijk maken dat genoemde benedenrand daarvan in een afsluitend contact wordt geplaatst met genoemde bewaarplaats bij een gewenst station daarop; en k. tiende middelen voor het roteren van genoemde snijder en het 25 in de lengterichting beneden genoemde mantel verplaatsen van deze snijder voor het vormen van genoemd . gewenst gedeelte van genoemde bewaarplaats van gevaarlijk afval tot een zich naar beneden uitstrekkende zone van deeltjes daarvan, waarbij deze deeltjes na hun vorming door voortzetting van de rotatie van genoemde snijder worden geagiteerd.
3. Apparatuur volgens conclusie 2, waarin elk van genoemde snijders ten minste één in hoofdzaak horizontaal blad omvat dat een voorrand en een achterrand bezit, en welke apparatuur bovendien omvat: l. meerdere gescheiden mondstukken op de achterrand van genoemd blad in communicatie met genoemde tweede middelen, waarbij genoemde stoom 35 uit genoemde mondstukken wordt afgevoerd als meerdere stralen die op genoemde deeltjes botsen en de afmetingen daarvan neigen te verminderen ' ' i:'? U./ ó’; Ij Kj -31- en de temperatuur van genoemde deeltjes neigen te verhogen.
4. Apparatuur volgens conclusie 2, waarin genoemde vierde middelen een stroom-aangedreven blazer omvatten waarvan de ingang in communicatie staat met genoemde begrensde ruimte in genoemde mantel en waarbij de af- 5 voeruitlaat in communicatie staat met genoemde vijfde middelen.
5. Apparatuur volgens conclusie 1, waarin genoemde vierde middelen een plasmaboogoven; een reactieve gasverwijderaar; en een koelinrichting omvatten waardoor achtereenvolgens genoemde toxische stroom vloeit voordat hij genoemde vijfde middelen binnentreedt, waarbij genoemde plasma- 10 hoogoven de toxische dampen en gassen in de stroom omzet in niet-toxische materialen, genoemde verwijderaar reactieve gassen uit genoemde stroom verwijdert, en genoemde koelinrichting genoemde stroom in een zodanige mate koelt dat daarin aanwezige stoom in condensaat wordt omgezet.
6. Apparatuur volgens conclusie 1, waarin genoemde vierde middelen 15 een afkoelinrichting en een houder van geactiveerde kool omvatten, waar achtereenvolgens genoemde toxische stroom doorheen vloeit voordat hij in genoemde vijfde middelen binnentreedt, waarbij genoemde afkoelinrichting stoom en toxische organische dampen omzet in vloeistoffen, en genoemde geactiveerde kool toxische gassen adsorbeert die door genoemde afkoel-20 inrichting niet uit de stroom zijn verwijderd.
7. Apparatuur volgens conclusie 6, welke bovendien omvat: 1. een leiding in communicatie met genoemde afkoelinrichting waardoor gecondenseerde vloeistoffen die toxisch materiaal kunnen bevatten, vloeien; en 25 m. tiende middelen in communicatie met genoemde leiding die toxisch materiaal dat door genoemde leiding daarin vloeit, omzetten in niet-toxische componenten.
8. Apparatuur volgens conclusie 7, waarin micro-organismen in genoemde tiende middelen aanwezig zijn om het toxisch materiaal in niet- 30 toxische componenten om te zetten.
9. Apparatuur volgens conclusie 7, waarin genoemde tiende middelen een plasma-oven omvatten die genoemd toxisch matëriaal omzet in niet-toxische componenten, en die gebruikte geactiveerde kool, die daaraan is afgeleverd, tot een bruikbare vorm regenereert.
10. Apparatuur volgens conclusie 1, waarin genoemde ruimte-bepalende middelen een gesloten vat omvatten waarin genoemd gewenst gedeelte zich fè 9 9 i\ % 9 -32- tijdens de ontgifting daarvan bevindt, en welke apparatuur bovendien omvat: j. negende middelen voor plaatsing van genoemd gewenst gedeelte binnen genoemd gesloten vat; en 5 k. tiende middelen voor verwijdering van genoemd gewenst gedeelte uit genoemd vat voordat genoemd gewenst gedeelte is omgezet in genoemde voor water ondoorgankelijke massa.
11. Verplaatsbare constructie voor opvolgende in situ ontgifting in een gewenste mate van een gewenst gedeelte van een geografisch gebied 10 dat gelegen is over grond en willekeurig verdeeld toxisch afvalmateriaal dat toxische organische verbindingen en in water oplosbare zouten van toxische metalen kan bevatten, zonder dat de omringende atmosfeer wordt verontreinigd,· welke constructie omvat: a. een verplaatsbare mantel welke een begrensde ruimte bepaalt, 15 welke mantel een benedenrandgedeelte omvat dat met het bovenoppervlak van genoemd gewenst gedeelte een afdichting vormt; b. eerste middelen voor het omzetten van genoemd gewenst gedeelte beneden genoemde mantel in een zich naar beneden uitstrekkende zone van in deeltjesvorm gebracht materiaal en voor het agiteren van dit in deel- 20 tjesvorm gebrachte materiaal; c. tweede middelen voor het in genoemde geagiteerde, in deeltjesvorm gebrachte materiaal brengen van water om laatstgenoemde materiaal om te zetten in een geagiteerde massa met een gewenste consistentie; d. derde middelen voor het in genoemde geagiteerde massa met een 25 gewenste consistentie brengen van stoom onder druk om vrije toxische gassen daaruit te verdringen en toxische organische verbindingen die bij de temperatuur van genoemde stoom vluchtig zijn, om te zetten in toxische dampen, waarbij de genoemde toxische gassen en toxische dampen opwaarts in de genoemde, een begrensde ruimte bepalende mantel stromen; 30 e. vierde middelen voor het afvoeren van lucht, stoom, toxische dampen en toxische gassen uit genoemde, een begrensde ruimte bepalende mantel met een voldoend grote snelheid om een negatieve druk in genoemde, een begrensde ruimte bepalende mantel te houden teneinde te verhinderen dat genoemds toxische gassen en dampen daaruit ontsnappen en de omringende 35 atmosfeer verontreinigen, en om genoemde lucht, stoom, toxische gassen en toxische dampen onder druk te zetten tot een toxische stroom; © © O fi 7 ^ a y y y ,j y jfji -33- f. vijfde middelen voor het verwijderen van stoom, toxische gassen en toxische dampen uit genoemde toxische stroom om een onder druk gebrachte stroom lucht te verschaffen; g. zesde middelen voor het brengen van deze stroom van onder druk 5 gebrachte lucht in genoemde geagiteerde massa met gewenste consistentie om genoemde stoom te helpen bij het verdringen daaruit van toxische gassen en toxische dampen; h. zevende middelen voor het brengen van een oxydatiemiddel in genoemde geagiteerde massa met gewenste consistentie, dat de neiging heeft 10 om toxische organische verbindingen die bij de temperatuur van genoemde stoom niet vluchtig zijn, om te zetten in organische verbindingen die bij de temperatuur van genoemde stoom vluchtig zijn en zich van genoemde geagiteerde massa afscheiden als toxische dampen, en waarbij genoemd oxydatiemiddel de grootste hoeveelheid van de in water oplosbare zouten 15 van toxische metalen in genoemde geagiteerde massa omzet in in hoofdzaak in water onoplosbare verbindingen; i. achtste middelen voor het bepalen van de identiteit en hoeveelheid van toxische componenten in genoemde geagiteerde massa; en j. negende middelen voor het brengen van een ontwateringsmiddel 20 in genoemde geagiteerde massa nadat genoemde achtste middelen aangeven dat genoemde geagiteerde massa in een gewenste mate is ontgift, waarbij het ontwateringsmiddel binnen een betrekkelijk korte tijdsperiode na te zijn toegevoegd aan genoemde geagiteerde massa laatstgenoemde massa omzet in een harde, voor water ondoorgankelijke massa die eventuele in 25 water oplosbare zouten van toxische metalen die niet zijn omgezet in nagenoeg in water onoplosbare verbindingen alsmede toxische organische verbindingen die in genoemde voor water ondoorgankelijke massa zijn achtergebleven omhult, waarbij genoemde massa in een zodanige mate voor water ondoorgankelijk is dat genoemde in water oplosbare zouten van toxische 30 metalen en toxische organische verbindingen die daarin zijn achtergebleven daaruit niet zullen uitlekken, waarbij genoemde eerste middelen uit genoemde zone worden verwijderd voordat genoemde omzetting in genoemde harde ondoorgankelijke massa is voltooid.
12. Verplaatsbare constructie voor de opvolgende in situ ontgifting 35 in een gewenste mate van gewenste gedeelten van een geografisch gebied welke gelegen zijn over grond en willekeurig verdeeld toxisch afval- ί?ν F* η ψ ^ €% q £ y »} i o -34- materiaal dat toxische organische verbindingen en water-oplosbare zouten van toxische metalen kan bevatten zonder dat de omringende atmosfeer wordt verontreinigd, welke constructie omvat een voertuig, een nagenoeg verticaal opgesteld, langwerpig raamwerk dat vanaf het voertuig naar 5 buiten is gelegen en ten opzichte van het voertuig beweegbaar is; ten minste één verticaal lopende, buisvormige kelly die op een roteerbare wijze door het raamwerk wordt gedragen en in de lengterichting ten opzichte van genoemd raamwerk beweegbaar is, welke kelly boven- en beneden-uiteinden heeft; een motor voor het roteren en verplaatsen van genoemde 10 kelly in de lengterichting; een boiler voor het toevoeren van stoom onder druk; een stroom-aangedreven pomp voor het toevoeren van water onder druk, welke constructie gekenmerkt wordt doordat hij omvat: a. een begrensde ruimte-bepalende mantel die zich neerwaarts uitstrekt vanaf genoemde benedenuiteinde van het raamwerk, welke mantel een 15 benedenrandgedeelte omvat dat op afdichtende wijze samenwerkt met het bovenoppervlak van genoemd gewenst gedeelte van het toxische afvalmateriaal; b. snijmiddelen welke aan genoemde benedenuiteinde van genoemde kelly zijn bevestigd, welke snijmiddelen, wanneer ze geroteerd en in 20 verticale richting in genoemd: gewenst gedeelte van het toxische afval-materiaal verplaatst worden, laatstgenoemde materiaal omzetten in een zich in verticale richting uitstrekkende zone van geagiteerd, in deeltjes-vorm gebracht toxisch afvalmateriaal waarvan de agitatie wordt voortgezet door voortgezette rotatie van genoemde snijmiddelen; 25 c. eerste leidingmiddelen voor het afvoeren van genoemde stoom uit genoemde boiler in genoemde zone teneinde van genoemde toxische organische verbindingen die verbindingen die bij de temperatuur van genoemde stoom vluchtig zijn, om te zetten in toxische dampen die opwaarts in genoemde begrensde ruimte stromen, samen met toxische gassen die in 30 de zone aanwezig kunnen zijn; d. tweede leidingmiddelen voor het afvoeren van water uit genoemde pomp in genoemde zone van geagiteerd, in deeltjesvorm gebracht afvalmateriaal teneinde laatstgenoemd materiaal om te zetten in een massa met een gewenste consistentie; 35 e. eerste middelen voor het afvoeren van lucht, stoom, toxische dampen en toxische gassen uit genoemde begrensde ruimte met een voldoend #H· i) fï X §; '{*„> I! /·' C: !j .· i.K ^ t! ,·) -35- a. het bepalen van een begrensde ruimte in afdichtende communicatie met genoemd gewenst gedeelte dat zich daarboven naar boven uitstrekt; b. het agiteren van genoemd gewenst gedeelte; 5 c. het aanvoeren van stoom onder druk in genoemd geagiteerd ge wenst gedeelte om toxische organische verbindingen die bij de temperatuur van genoemde stoom vluchtig zijn, om te zetten in toxische dampen, die samen met vrije toxische gassen die in genoemd gewenst gedeelte aanwezig kunnen zijn, naar boven stromen in de begrensde ruimte boven genoemd ge-10 wenst gedeelte; d. het afvoeren van lucht, stoom, toxische dampen en toxische gassen uit genoemde begrensde ruimte boven het genoemde gewenste gedeelte met een voldoend grote snelheid om een negatieve druk te handhaven in genoemde begrensde ruimte teneinde te verhinderen dat toxische materialen 15 in genoemde begrensde ruimte daaruit lekken en de omringende atmosfeer verontreinigen; e. het onder druk brengen van genoemde toxische stroom; f. het bevrijden van genoemde onder druk gebrachte toxische stroom van toxische componenten en stoom en het recirculeren van de re- 20 sulterende, onder druk gebrachte stroom terug naar genoemde begrensde ruimte; g. het bepalen van de identiteit en hoeveelheid van toxische componenten in genoemd gewenst gedeelte in genoemde begrensde ruimte; h. het afvoeren van een oxydatiemiddel in genoemd geagiteerd ge-25 wenst gedeelte wanneer genoemde bepaling wijst op de aanwezigheid van een onaangename geur producerende organische verbinding daarin of een in water oplosbaar zout van een toxisch metaal, teneinde genoemde geur producerende organische verbinding om te zetten in een niet-geur producerende verbinding en de grootste hoeveelheden van genoemde in water op-30 losbare zouten van toxische metalen om te zetten in nagenoeg in water onoplosbare verbindingen; i. het afvoeren van een ontwateringsmiddel in genoemd geagiteerd gewenst gedeelte nadat genoemde bepaling aanwijst dat het gewenste gedeelte in een gewenste mate is ontgift, teneinde het gewenste gedeelte 35 om te zetten in een in water onoplosbare massa waaruit toxische organische verbindingen en water-oplosbare zouten van toxische metalen die niet f':·. n (Tn Ac :y ,[ . 1 >} s ^ i} i’ -36- grote snelheid om een negatieve druk in laatstgenoemde ruimte te handhaven en te verhinderen dat genoemde toxische dampen en gassen de omringende atmosfeer verontreinigen, en het daarna onder druk brengen van genoemde lucht, stoom, toxische dampen en toxische gassen, tot een toxische 5 stroom; f. tweede middelen voor het verwijderen van stoom, toxische gassen en toxische dampen uit genoemde onder druk gebrachte toxische stroom om een onder druk staande luchtstroom te verkrijgen; g. tweede leidingmiddelen voor het leiden van genoemde onder druk 10 gebrachte luchtstroom in genoemde zone teneinde genoemde stoom te helpen in een verdringing van vrije toxische gassen uit genoemde massa met vloei- bare consistentie; h. derde middelen voor het bepalen van de identiteit en hoeveelheid van toxische verontreinigingen in genoemde massa van vloeibare con- 15 sistentie; i. vierde middelen voor het afvoeren van een oxydatiemiddel in genoemde massa met vloeibare consistentie teneinde het grootste gedeelte van water-oplosbare zouten van toxische metalen om te zetten in nagenoeg in water onoplosbare verbindingen en dat de neiging heeft om toxische 20 koolwaterstoffen met lange ketens, die bij de temperatuur van genoemde stoom niet vluchtig zijn, af te breken tot koolwaterstoffen met kortere ketens die bij de temperatuur van genoemde stoom vluchtig zijn, en van genoemde massa met vloeibare consistentie af te scheiden als toxische dampen; en 25 j. vijfde middelen voor het afvoeren van een ontwateringsmiddel in genoemde geagiteerde massa in de zone nadat genoemde derde middelen aanwijzen dat genoemde geagiteerde massa in een gewenste mate is ontgift, teneinde genoemde geagiteerde massa binnen een betrekkelijk korte tijdsperiode om te zetten in een massa die hard en voor water ondoorgankelijk 30 is en die in water oplosbare zouten van toxische metalen die niet zijn omgezet in nagenoeg in water onoplosbare verbindingen omhult, waarbij genoemde snijmiddelen uit genoemde zone worden vèrwijderd voordat deze omzetting is voltooid.
13. Werkwijze voor het in een gewenste mate ontgiften van een ge-35 wenst gedeelte van gevaarlijk toxisch afval zonder de omringende atmosfeer te verontreinigen, welke methode de volgende stappen omvat: jr'<' ?X ny 9 9 9 9 9 O -37- zijn omgezet in in water onoplosbare verbindingen, niet zullen uitlekken; en j. het beëindigen van genoemde agitatie voorafgaande aan genoemde omzetting.
14. Werkwijze volgens conclusie 13, omvattende de extra stap van k. het vormen van genoemd gewenst gedeelte waaraan genoemd ont-wateringsmiddel is toegevoegd, tot meerdere korrels voordat genoemde omzetting voltooid is.
15. In situ methode voor het ontgiften van een gewenst gedeelte van 10 toxisch afvalmateriaal dat boven of onder de grond kan zijn gelegen, zonder de omringende atmosfeer te verontreinigen, en welk toxisch afvalmateriaal water-oplosbare zouten van toxische metalen en toxische koolwaterstoffen willekeurig daardoorheen verdeeld kan bevatten, welke me-' thode de stappen omvat: 15 a. het bepalen van een begrensde ruimte in afdichtende communi catie met genoemd gewenst gedeelte, welke begrensde ruimte een boven genoemd gewenst gedeelte gelegen bovenste deel omvat; b. het agiteren van genoemd gewenst gedeelte beneden genoemd bovenste gedeelte van genoemde begrensde ruimte; 20 c. het brengen van een stroom onder druk gebrachte stoom in ge noemd gewenst gedeelte terwijl dit wordt geagiteerd teneinde van genoemde toxische koolwaterstoffen diegene die bij de temperatuur van genoemde stoom vluchtig zijn, in toxische dampen om te zetten; d. het afvoeren van lucht, stoom en toxische dampen uit genoemd 25 bovenste gedeelte van genoemde begrensde ruimte als een toxische stroom; e. het verwijderen van stoom en toxische dampen uit genoemde toxische stroom en het terug recirculeren van de resulterende stroom lucht naar genoemd gewenst gedeelte dat geagiteerd wordt; f. het bepalen van de identiteit en hoeveelheid van toxische com-30 ponenten in genoemd gewenst gedeelte dat geagiteerd wordt; g. het omzetten van de grootste hoeveelheden van in water oplosbare zouten van toxische metalen waarvan genoemde bepaling de aanwezigheid aanwijst in genoemd gewenst gedeelte dat geagiteerd wordt, in nagenoeg in water onoplosbare verbindingen; 35 h. het toevoegen van een vastmakend middel aan genoemd gewenst gedeelte dat geagiteerd wordt nadat genoemde bepaling aanwijst dat ge- § $ % Λ 7 9 1¾ v L· y vï iu· <J -38- noemd gewenst gedeelte in een gewenste mate is ontgift, waarbij genoemd vastmakend middel een materiaal is dat genoemd gewenst gedeelte omzet in een voor water ondoorgankelijke massa binnen een betrekkelijk korte tijdsperiode en.waaruit door genoemde stoom niet verwijderde toxische koolwater-5 stoffen en water-oplosbare zouten van toxische metalen die niet zijn omgezet in nagenoeg in water onoplosbare verbindingen, gedurende een tijdsperiode niet zullen uitlekken; i. het beëindigen van genoemde agitatie nadat genoemd vastma-kingsmiddel met genoemd gewenst gedeelte is gemengd; en 10 j. het scheiden van genoemd gewenst gedeelte en genoemde be grensde ruimte, nadat genoemd vastmakend middel met genoemd gewenst gedeelte is gemengd.
16. In situ methode voor het in een gewenste mate ontgiften van een gewenst gedeelte van een geografisch gebied dat gelegen is over grond en 15 willekeurig verdeeld industrieel toxisch afvalmateriaal zonder de omringende atmosfeer te verontreinigen, welke methode de stappen omvat: a. het bepalen van een verplaatsbare begrensde ruimte bij een eerste station op genoemd geografisch gebied; b. het vormen van een zich in neerwaartse richting uitstrekkende 20 zone van in deeltjesvorm gebracht toxisch afvalmateriaal en grond beneden genoemd eerste station; c. het agiteren van genoemd in deeltjesvorm gebracht toxisch afvalmateriaal en grond in genoemde zone; d. het afvoeren van onder druk gebrachte luchtstromen en stoom 25 in genoemde zone, waarbij genoemde onder druk gebrachte luchtstroom vrije toxische gassen in genoemde zone naar boven verdrijft in de begrensde ruimte, en genoemde onder druk gebrachte stroom van stoom vluchtige toxische organische verbindingen in genoemde zone omzet in toxische dampen die opwaarts in genoemde zone tot in genoemde begrensde ruimte stro-30 men; e. het verwijderen van stoom, toxische gassen en toxische dampen uit genoemde begrensde ruimte als een toxische stroom en met een vol-, doend grote snelheid om een negatieve druk in genoemde begrensde ruimte te handhaven en de mogelijkheid uit te sluiten dat toxische gassen en 35 dampen daaruit ontsnappen en de omringende atmosfeer verontreinigen; $% β c% λ “7 jéY $ ¢5 £ y o £ e -39- f. het continu verwijderen van stoom, toxische gassen en toxische dampen uit genoemde toxische stroom en het terug recirculeren van de resulterende ontgifte stroom tot in genoemde zone; g. het analyseren van de samenstelling van toxische verbindingen 5 in genoemde zone wanneer genoemde in situ methode plaatsvindt teneinde de identiteit en hoeveelheid daarvan te bepalen en te bepalen wanneer genoemde zone in een gewenste mate is ontgift; h. het afvoeren van een grond-fixerend middel in genoemde zone nadat laatstgenoemde in genoemde gewenste mate is ontgift, waarbij ge- 10 noemd grond-fixerend middel materiaal in genoemde zone omzet in een nagenoeg voor water ondoorgankelijke massa die eventuele toxische verbindingen die daarin zijn achtergebleven omhult en waaruit genoemde toxische verbindingen niet zullen uitlekken; en i. het verplaatsen van genoemde verplaatsbare begrensde ruimte 15 naar een tweede station dat het eerste station overlapt en het herhalen van genoemde in situ methode voor ontgifting, en aldus voortgaan totdat genoemd gewenst gedeelte van genoemd geografisch gebied in genoemde gewenste mate is ontgift.
17. In situ methode voor ontgifting zoals gedefinieerd in conclusie 20 16, waarin genoemd grond-fixerend middel basisch is en in genoemde zone wordt gebracht in een hoeveelheid die niet alleen voldoende is om genoemde zone om te zetten in genoemde voor water ondoorgankelijke massa, maar ook voor het verhogen van de pH van water in genoemd in deeltjes-vorm gebracht afvalmateriaal en grond voorafgaande aan genoemde omzet-25 ting in een zodanige mate dat in water oplosbare zouten van toxische metalen worden neergeslagen als in hoofdzaak in water onoplosbare verbindingen en dat van de in water oplosbare zouten van toxische metalen diegene die niet aldus zijn neergeslagen, omhuld blijven in genoemde water-ondoorgankelijke massa waaruit ze niet in toxische hoeveelheden zullen 30 uitlekken.
18. In situ methode voor ontgifting volgens conclusie 16, waarin genoemd industrieel toxisch afval een radon uitzendend radio-actief materiaal bevat en genoemd grond-fixerend middel wordt toegevoegd in een hoeveelheid die voldoende is om genoemde zone om te zetten in een vaste, 35 voor water ondoorgankelijke massa met een zodanige dichtheid dat de migratie van radon daardoorheen voldoende langzaam is opdat het radon p'V Η "V 5 j * -40- tijdens deze migratie wordt omgezet in een vast radio-actief isotoop en niet naar de omringende atmosfeer ontsnapt en genoemd radio-actief isotoop in genoemde water-ondoorgankelijke massa achterblijft waaruit het niet in toxische hoeveelheden zal uitlekken.
19. In situ methode voor ontgifting volgens conclusie 16, waarin ge noemde grond een aanzienlijke hoeveelheid omvat van een natrium-bevat-tende klei, en het grond-fixerende middel calcium bevat dat in een ionenuitwisseling treedt met genoemde natrium in de klei waarbij genoemde vloeibare massa in de zone wordt omgezet van een hydrofiele toestand in 10 een hydrofobe, vaste, voor water ondoorgankelijke massa.
20. In situ methode voor ontgifting volgens conlcusie 16, waarin het genoemde grond-fixerende middel droge natrium-bevattende klei en een calcium-bevattende verbinding omvat die bij bevochtiging met water in genoemd deeltjesvormig afvalmateriaal en grond in genoemde zone een 15 ionenuitwisseling van genoemd natrium en calcium bewerken en daarbij genoemde zone omzetten uit een hydrofiele toestand in een hydrofobe, vaste, voor water ondoorgankelijke toestand.
21. In situ methode voor ontgifting volgens conclusie 16, welke de volgende extra stap omvat: 20 j. het brengen van een oxydatiemiddel in genoemde zone vooraf gaande aan het daaraan toevoeren van genoemd grond-fixerende middel, welk oxydatiemiddel de neiging heeft om koolwaterstoffen met lange koolstofketens die bij de temperatuur van de gebruikte stoom niet vluchtig zijn, om te zetten in koolwaterstoffen met kortere koolstofketens die bij 25 de temperatuur van genoemde stoom vluchtig zijn en in genoemde zone als dampen omhoog stromen tot in genoemde verplaatsbare begrensde ruimte.
22. In situ methode voor ontgifting volgens conclusie 16, waarin genoemde zone van deeltjesvormig toxisch afvalmateriaal wordt gevormd door de verticale beweging van ten minste één nagenoeg horizontaal roterend 30 snijblad dat geroteerd wordt door vermogen van een afvalwarmte uitzendende motor, en genoemde methode de verdere stappen omvat: j. het leveren van een stroom water uit een bron daarvoor; k. het voorzien in een warmtewisselaar die tenminste gedeeltelijk wordt verwarmd door genoemde afvalwarmte van genoemde motor; en 1. het voeren van genoemde stroom water door genoemde warmte wisselaar om te worden omgezet in stoom dat in opwaartse richting door genoemde zone wordt geleid. §i ft Q Ύ. O fe ·! Q -41-
23. In situ methode voor ontgifting volgens conclusie 16, waarin de stap van het verwijderen van genoemde stoom, toxische gassen en toxische dampen uit genoemde toxische stroom omvat: j. het onderwerpen van genoemde toxische stroom aan meerdere, 5 steeds lagere temperaturen om stoom te scheiden van genoemde toxische stroom in de vorm van condensaat, en toxische gassen en dampen in de vorm van toxische vloeistoffen.
24. in situ methode voor ontgifting volgens conclusie 16, waarin de stap van het verwijderen van stoom en toxische gassen en dampen uit ge- 10 noemde toxische stroom omvat: j. het onderwerpen van genoemde toxische stroom aan meerdere, steeds lagere temperaturen om stoom van genoemde toxische stroom af te scheiden als condensaat en toxische gassen en dampen als toxische vloeistoffen; 15 k. het analyseren van genoemde toxische stroom ten aanzien van de identiteit en hoeveelheid van toxische componenten in genoemde toxische stroom wanneer de toxische stroom aan de eerste van genoemde lagere temperaturen en de laatste van genoemde lagere temperaturen is onderworpen om vast te stellen dat toxische componenten in genoemde toxische stroom 20 daaruit in een gewenste mate zijn verwijderd; en 1. het onderwerpen van genoemde toxische stroom na te zijn gekoeld tot de laatste van genoemde lagere temperaturen aan geactiveerde kool om nagenoeg alle toxische componenten die daarin zijn achtergebleven te verwijderen.
25. In situ methode voor ontgifting volgens conclusie 16, waarin ge noemd gewenst gedeelte van het geografische gebied een opvolging van naast elkaar gelegen overlappende stations is die zich rond de omtrek van genoemd gevaarlijk afval uitstrekken en genoemde methode resulteert in een opeenvolging van naast elkaar gelegen, zich naar beneden uitstrek-30 kende, overlappende zones van homogeen ontgift, voor water ondoorgankelijk vast materiaal zonder ramen daarin die een gevaarlijk afval-begren-zende wand leveren.
26. In situ methode voor ontgifting volgens conclusie 16, waarin genoemde zone van deeltjesvormig toxisch afvalmateriaal wordt gevormd door 35 de verticale verplaatsing van ten minste één stroom-aangedreven, in hoofdzaak horizontaal langwerpig blad dat een snijrand en een achterrand heeft, fi 1¾ 9 ij Ti p C| -42- welk blad voorzien is van meerdere in de lengterichting gescheiden ope-ningen naast genoemde achterrand, en genoemde stroom van stoom door genoemde meerdere openingen wordt geleid in de zone als meerdere onder hoge druk staande stralen die botsen op deeltjes van het genoemde gevaarlijke 5 afvalmateriaal welke gevormd zijn door genoemd snijblad teneinde de afmetingen van genoemde deeltjes te verkleinen waardoor ontwijken van vrije toxische gassen daaruit wordt bevorderd en het oppervlak van genoemd gevaarlijk afvalmateriaal dat aan het genoemde vloeibare oxydatie-middel is blootgesteld, wordt vergroot.
27. In situ methode voor ontgifting volgens conclusie 23, omvattende de verdere stappen: 1. het brengen van toxische componenten die resulteren uit genoemde, aan meerdere, steeds lagere temperaturen onderworpen toxische stroom, in een gesloten houder; en 15 m. het onderwerpen van genoemde toxische componenten uit genoemde houder aan een bacteriële inwerking om ze niet-toxisch te maken.
28. In situ methode voor ontgifting volgens conclusie 23, omvattende de verdere stappen: l. het brengen van toxische componenten, resulterend uit ge-20 noemde, aan meerdere, steeds lagere temperaturen onderworpen toxische stroom, in een gesloten houder; en m. hét onderwerpen van genoemde toxische componenten uit genoemde houder aan de warmte van een plasma-oven om ze niet-toxisch te maken.
29. In combinatie met bronnen voor onder druk gebrachte lucht, stoom 25 en water, een inrichting voor de opvolgende in situ ontgifting van gedeelten van gevaarlijk toxisch afvalmateriaal dat boven of beneden het grondoppervlak kan zijn gelegen en zonder de omringende atmosfeer te verontreinigen, welke apparatuur omvat: a. eerste middelen voor het bepalen van een begrensde ruimte in 30 een afdichtend contact met een eerste van genoemd gedeelten; b. tweede middelen voor het omzetten van genoemde eerste gedeelte in meerdere deeltjes; c. derde middelen voor het agiteren van genoemde meerdere deeltjes; 35 d. vierde middelen voor het brengen van onder druk gebracht water uit genoemde bron daarvan in genoemde meerdere geagiteerde deeltjes '882 O 32 8' -43- om laatstgenoemde om te zetten in een massa met een gewenste consistentie; e. vijfde middelen voor het brengen van stoom uit genoemde bron daarvan in genoemde massa om toxische organische verbindingen daarin die 5 bij de temperatuur van de gebruikte stoom vluchtig zijn, om te zetten in toxische dampen; f. zesde middelen voor het brengen van onder druk gebrachte lucht uit genoemde bron daarvan in genoemde pasta-achtige massa om vrije toxische gassen en toxische dampen daaruit te verdringen; 10 g. zevende middelen voor het constant afvoeren van lucht, stoom, toxische gassen en toxische dampen uit genoemde begrensde ruimte in de vorm van een toxische stroom teneinde een negatieve druk in genoemde begrensde ruimte te handhaven; h. achtste middelen voor het verwijderen van genoemde stoom, 15 toxische gassen en toxische dampen uit genoemde toxische stroom teneinde een ontgifte luchtstroom te verschaffen; i. negende middelen voor het terug recirculeren van genoemde ontgifte luchtstroom in genoemde massa teneinde toxische gassen en toxische dampen daaruit te verdringen tot in de genoemde begrensde ruimte; 20 j· tiende middelen voor het brengen van een oxydatiemiddel in genoemde massa met gewenste consistentie teneinde in water oplosbare zouten van toxische metalen om te zetten in nagenoeg in water onoplosbare neerslagen, en dat de neiging heeft om koolwaterstoffen met lange ketens die bij de temperatuur van genoemde stoom niet vluchtig zijn, af 25 te breken tot koolwaterstoffen met kortere ketens die bij de temperatuur van genoemde stoom vluchtig zijn en in toxische dampen worden omgezet; k. elfde middelen voor het analyseren van de identiteit en kwantiteit van toxische componenten in genoemde pasta-achtige massa; en l. twaalfde middelen voor het brengen van een ontwateringsmiddel 30 in genoemde massa nadat genoemde elfde middelen hebben aangewezen dat genoemde massa in een gewenste mate is ontgift, waarbij genoemd ontwateringsmiddel de massa omzet in een voor water ondoorgankelijk lichaam waaruit toxische verbindingen daarin niet zullen uitlekken.
30. Werkwijze voor het in situ ontgiften van gevaarlijk afvalmate-35 riaal dat boven of beneden het grondoppervlak kan zijn gelegen, zonder de omringende atmosfeer te verontreinigen en welke de volgende stappen omvat: H Q -44- a. het bepalen van een begrensde ruimte in afdichtende communicatie met een gedeelte van genoemd gevaarlijk toxisch afvalmateriaal; b. het vormen van genoemd gedeelte van gevaarlijk toxisch afvalmateriaal tot meerdere deeltjes daarvan; 5 c. het agiteren van genoemde deeltjes; d. het toevoegen van water aan genoemde geagiteerde deeltjes totdat ze een massa met een pasta-achtige consistentie vormen; e. het brengen van onder druk gebrachte stromen van stoom en lucht in genoemde massa, waarbij genoemde stoom toxische organische ver- 10 bindingen in de massa die bij de temperatuur van de gebruikte stoom vervluchtigen, omzet in toxische dampen, en genoemde stroom van onder druk gebrachte lucht genoemde toxische dampen en vrije toxische gassen in genoemde massa daaruit verdringt; f. het behouden van een negatieve druk in genoemde begrensde 15 ruimte door constant lucht, stoom, toxische dampen en toxische gassen daaruit af te voeren als een toxische stroom; g. het brengen van een oxydatiemiddel in genoemde massa van geagiteerde deeltjes om in water oplosbare zouten van toxische metalen neer te slaan als in hoofdzaak in water onoplosbare verbindingen en waar- 20 bij genoemd oxydatiemiddel de neiging heeft om koolwaterstoffen met lange ketens die bij de temperatuur van de gebruikte stoom niet vluchtig zijn, af te breken tot koolwaterstoffen met kortere ketens die bij de temperatuur van de stoom vluchtig zijn en in toxische dampen worden omgezet; 25 h. het verwijderen van stoom, toxische gassen, toxische dampen uit genoemde toxische stroom teneinde een stroom van ontgifte lucht te verschaffen; i. het onder druk brengen van genoemde stroom van ontgifte lucht en het terug recirculeren daarvan in genoemde massa van geagiteerde 30 deeltjes; j. het analyseren van genoemde massa van geagiteerde deeltjes om de identiteit van toxische verbindingen daarin vast te stellen; en k. het ontwateren van genoemde massa van geagiteerde deeltjes wanneer genoemde analyse aangeeft dat de massa in een gewenste mate is 35 ontgift, waarbij genoemde ontwatering de pasta-achtige massa omzet in een vaste, voor water ondoorgankelijke massa waaruit zouten van toxische ;&: f·' ft lil) y y o d e -45- metalen die niet werden neergeslagen, niet zullen uitlekken; l. het beëindigen van genoemde agitatie van genoemde massa; en m. het herhalen van genoemde methode bij een ander gedeelte van het genoemde gevaarlijke afvalmateriaal en het aldus voortgaan totdat 5 het genoemde gevaarlijke afval is ontgift.
31. Werkwijze volgens conclusie 30, waarin genoemd gevaarlijk toxisch afvalmateriaal zich bevindt boven genoemd grondoppervlak en elk van genoemde gedeelten tijdens de ontgifting daarvan in genoemde begrensde ruimte is gelegen.
32. Werkwijze volgens conclusie 30, waarin genoemd gedeelte van het gevaarlijke toxische afvalmateriaal is gelegen beneden genoemd grondopper- vlak en gemengd met grond als een zich naar beneden uitstrekkende zone, waarbij zowel het gevaarlijke toxische afvalmateriaal als de grond in ; genoemde zone worden omgezet in genoemde deeltjes en achtereenvolgens 15 door de toevoeging van genoemd water en door agitatie, genoemde deeltjes worden omgezet in een pasta-achtige massa, en waarbij de werkwijze verder de stap omvat: n. het brengen van een grond-fixerend middel in genoemde zone nadat genoemde pasta-achtige massa in een gewenste mate is ontgift, 20 welk grond-fixerend middel genoemde pasta-achtige massa omzet in een harde, nagenoeg voor water ondoorgankelijke massa die zowel in water oplosbare als in water onoplosbare toxische verbindingen daarin omhult en waaruit genoemde toxische verbindingen niet zullen uitlekken.
33. Werkwijze volgens conclusie 13, waarin genoemd gevaarlijk afval 25 klei bevat en de werkwijze de extra stap omvat: k. het onderwerpen van genoemde massa die ontwaterd is, aan de inwerking van een plasma-toorts om laatstgenoemde om te zetten in een verglaasde massa.
34. Apparatuur volgens conclusie 1, waarin genoemde vierde middelen 30 omvatten: j. een door een katalysator geactiveerde thermische oxydator en een stoom-condenserend middel waardoor genoemde toxische stroom achtereenvolgens stroomt voordat hij genoemde vijfde middelen binnentreedt, waarbij genoemde door katalysator geactiveerde thermische oxydator genoemde 35 toxische dampen en toxische gassen omzet in niet-toxische verbindingen. H ö ^ IJ '5 ΐί ö •i -46-
35. Apparatuur volgens conclusie 1, waarin genoemde vierde middelen omvatten: j. een door een katalysator geactiveerde thermische oxydator, reactieve gassen verwijderende middelen en een stoom-condenserend middel 5 waardoor genoemde toxische stroom achtereenvolgens stroomt voordat hij genoemde vijfde middelen binnenkomt, waarbij genoemde katalysator-geactiveerde thermische oxydator genoemde toxische dampen en toxische gassen omzet in niet-toxische verbindingen. ft p: ο η ί o Cf V y ^ 4 ΐ>
NL8620328A 1985-08-26 1986-08-04 Inrichting voor het in situ behandelen van gevaarlijk afval en werkwijze voor het gebruiken daarvan. NL8620328A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
PCT/US1985/001656 WO1986001439A1 (en) 1984-09-04 1985-08-26 In situ waste impoundment treating apparatus and method of using same
US8501656 1985-08-26

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8620328A true NL8620328A (nl) 1987-08-03

Family

ID=22188820

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8620328A NL8620328A (nl) 1985-08-26 1986-08-04 Inrichting voor het in situ behandelen van gevaarlijk afval en werkwijze voor het gebruiken daarvan.

Country Status (13)

Country Link
US (1) US4844807A (nl)
EP (1) EP0235249B1 (nl)
JP (1) JPS63500677A (nl)
AU (1) AU583656B2 (nl)
CA (1) CA1294112C (nl)
DE (1) DE3690446T1 (nl)
GB (1) GB2191186B (nl)
MC (1) MC1814A1 (nl)
MY (1) MY100720A (nl)
NL (1) NL8620328A (nl)
OA (1) OA08757A (nl)
SU (1) SU1722214A3 (nl)
WO (1) WO1987001312A1 (nl)

Families Citing this family (40)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3906234A1 (de) * 1989-02-28 1990-09-06 Linde Ag Verfahren und vorrichtung zur sanierung kontaminierten materials
CA2032131C (en) * 1990-02-05 2000-02-01 Joseph Madison Nelson In situ soil decontamination method and apparatus
US5135058A (en) * 1990-04-26 1992-08-04 Millgard Environmental Corporation Crane-mounted drill and method for in-situ treatment of contaminated soil
US5149444A (en) * 1990-04-30 1992-09-22 Sdtx Technologies, Inc. Process for the decontamination of soils, sediments, and sludges
DE59107535D1 (de) * 1990-08-17 1996-04-18 Weiss Gmbh & Co Leonhard Einrichtung und Verfahren zur Beseitigung gesundheitsgefährdender Gase, Dämpfe, Stäube und Rauche durch Adsorption an oberflächenaktiven Substanzen
DE4130416C1 (nl) * 1991-09-10 1992-12-10 Thermoselect Ag, Vaduz, Li
US5275513A (en) * 1992-06-22 1994-01-04 E. I. Du Pont De Nemours And Company Apparatus and method for in-situ treatment of a medium
US5302287A (en) * 1992-09-11 1994-04-12 Tuboscope Vetco International Method for on site cleaning of soil contaminated with metal compounds, sulfides and cyanogen derivatives
US5385677A (en) * 1993-04-30 1995-01-31 Venable; William B. Fiber optic photochemical oxidation decontamination of aqueous leachate plumes
CA2162029C (en) * 1993-05-03 2003-04-08 Bruce L. Bruso Method and apparatus for in situ soil remediaton
US5407019A (en) * 1993-09-24 1995-04-18 Venture Probe, Inc. Apparatus and method for environmental surveying for contaminants in alluvial materials and bedrock formations
WO1997004213A1 (en) * 1993-11-01 1997-02-06 Terranalysis Corporation Hazardous waste characterizer and remediation method and system
US5435176A (en) * 1993-11-01 1995-07-25 Terranalysis Corporation Hazardous waste characterizer and remediation method and system
GB2291055A (en) * 1994-06-22 1996-01-17 Shell Int Research Process for the treatment of waste or chemically contaminated soil
US5511907A (en) * 1995-05-12 1996-04-30 Tabasco; Joseph J. Mobile injection device and method for delivery of remediation materials to underground contaminated soils and water
WO1999042182A1 (en) * 1998-02-19 1999-08-26 Murray Richard P Method and apparatus for removing chlorinated contaminants from soil
US6102621A (en) * 1998-05-01 2000-08-15 Lockheed Martin Energy Research Corporation Oxidative particle mixtures for groundwater treatment
US6805518B2 (en) * 2000-05-02 2004-10-19 Bruce L. Bruso Method of in situ soil remediation for volatile organic contaminants
US6491828B1 (en) * 2000-11-07 2002-12-10 General Electric Company Method and system to remotely monitor groundwater treatment
US6451210B1 (en) * 2000-11-20 2002-09-17 General Electric Company Method and system to remotely monitor a carbon adsorption process
US6658757B2 (en) * 2001-10-25 2003-12-09 M-I L.L.C. Method and apparatus for separating hydrocarbons from material
GB0217928D0 (en) * 2002-08-02 2002-09-11 Remedios Ltd Decontamination of waste material
GB0314967D0 (en) * 2003-06-26 2003-07-30 Hoffmann La Roche Piperazine derivatives
JP2007501823A (ja) * 2003-08-12 2007-02-01 エフ.ホフマン−ラ ロシュ アーゲー 2−アミノ−5−ベンゾイルチアゾールなるnpyアンタゴニスト
EP1656374B1 (en) * 2003-08-12 2009-03-11 F. Hoffmann-La Roche Ag Thiazole derivatives as npy antagonists
JP4540445B2 (ja) * 2004-10-25 2010-09-08 東洋建設株式会社 土壌浄化装置
CN103259027A (zh) 2005-04-28 2013-08-21 普罗透斯数字保健公司 药物信息系统
US20080004477A1 (en) * 2006-07-03 2008-01-03 Brunsell Dennis A Method and device for evaporate/reverse osmosis concentrate and other liquid solidification
GB2449110B (en) * 2007-05-11 2012-07-25 Prestige Air Technology Ltd An improved decontamination system and method
JP5533036B2 (ja) * 2010-03-02 2014-06-25 株式会社大林組 土壌加温システム
FR2963846B1 (fr) * 2010-08-13 2012-08-17 Dominique Deguitre Procede et dispositif pour traiter des huiles, graisses, solvants, eaux ou boues huileuses contamines par des radionucleides
FI123541B (fi) * 2011-06-28 2013-06-28 Allu Group Oy Menetelmä sideaineen siirtoilman poistamiseksi paineilman ja sideaineen seoksesta stabiloitaessa maamassoja sideainelisäyksen avulla
RU2486615C1 (ru) * 2011-12-22 2013-06-27 Федеральное государственное бюджетное учреждение "Национальный исследовательский центр "Курчатовский институт" Способ переработки жидких радиоактивных отходов и устройство для его осуществления
US10016795B2 (en) 2012-12-13 2018-07-10 Exxonmobil Research And Engineering Company Remediation of contaminated particulate materials
WO2016022544A1 (en) 2014-08-04 2016-02-11 Vac-Tron Equipment, Llc Method and system to manufacture native soil flowable fill
CN105964678B (zh) * 2016-06-23 2017-11-14 北京建工环境修复股份有限公司 土壤及地下水原位注入——高压旋喷注射原位修复系统及方法
CN106765837B (zh) * 2017-02-08 2019-03-22 苏州热工研究院有限公司 一种核电站主烟囱管道软连接管段的更换方法
US10835939B2 (en) * 2017-05-30 2020-11-17 Chevron U.S.A. Inc. Systems and methods for thermal destruction of undesired substances by smoldering combustion
US10921301B2 (en) * 2019-02-21 2021-02-16 Deep Isolation, Inc. Testing subterranean water for a hazardous waste material repository
CN110067521B (zh) * 2019-03-12 2021-07-27 山东省地质矿产勘查开发局八〇一水文地质工程地质大队 一种矿井内含挥发性有毒质固废旋挖处理系统和处理方法

Family Cites Families (34)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3097492A (en) * 1963-07-16 Method of forming concrete piles in situ
US3023585A (en) * 1956-11-26 1962-03-06 Intrusion Prepakt Inc Mixed in place pile
US3243962A (en) * 1961-04-17 1966-04-05 George R Ratliff Method and apparatus for treating soil
US3526279A (en) * 1966-12-08 1970-09-01 Atomic Storage Corp Method of storing toxic fluids and the like
GB1374705A (en) * 1971-05-11 1974-11-20 Linden Alimak Ab Implement for stabilising cohesive and friable earths
US3959172A (en) * 1973-09-26 1976-05-25 The United States Of America As Represented By The United States Energy Research And Development Administration Process for encapsulating radionuclides
SE383907B (sv) * 1974-06-04 1976-04-05 Linden Alimak Ab Anordning vid markstabiliseringsutrustning
US4072017A (en) * 1974-10-11 1978-02-07 Hisashi Shiraki Treating soil
JPS5234508A (en) * 1975-09-10 1977-03-16 Takenaka Komuten Co Poor subsoil improving machine
US4056937A (en) * 1976-01-08 1977-11-08 Kyokado Engineering Co. Ltd. Method of consolidating soils
BE838533A (fr) * 1976-02-13 1976-05-28 Procede de sechage des solutions contenant de l'acide borique
US4149968A (en) * 1976-05-05 1979-04-17 Kupiec Albert R Method of converting hazardous industrial and other wastes into an inert, non-polluting and useful soil-like product
US4084383A (en) * 1976-11-26 1978-04-18 Takenaka Komuten Co., Ltd. Apparatus and method for multiple spindle kneading for improving ground
DE2724954C2 (de) * 1977-06-02 1984-11-15 Reaktor-Brennelement Union Gmbh, 6450 Hanau Verfahren zur Dekontamination von alpha- und beta-aktivem Prozeßwasser
JPS54137814A (en) * 1978-04-17 1979-10-25 Shimizu Construction Co Ltd Method of creation construction of place driving pile row wall and its earthhauger device
JPS55100905A (en) * 1979-01-27 1980-08-01 Daido Steel Co Ltd Grain refining apparatus
US4333847A (en) * 1979-04-30 1982-06-08 P. B. Macedo Fixation by anion exchange of toxic materials in a glass matrix
US4544499A (en) * 1979-08-10 1985-10-01 Pedro B. Macedo Fixation by anion exchange of toxic materials in a glass matrix
US4352601A (en) * 1980-08-18 1982-10-05 Stabatrol Corporation Permanent bin for temporary storage of hazardous materials
US4400314A (en) * 1980-10-14 1983-08-23 Chevron Research Company Method for the ultimate disposal of high level radioactive waste
EP0050371A1 (de) * 1980-10-21 1982-04-28 Metallgesellschaft Ag Verfahren zum schadlosen Deponieren von Abfallstoffen
US4362434A (en) * 1980-10-28 1982-12-07 Stabatrol Corporation Permanent disposal vault for hazardous chemical waste materials
US4483399A (en) * 1981-02-12 1984-11-20 Colgate Stirling A Method of deep drilling
US4376598A (en) * 1981-04-06 1983-03-15 The United States Of America As Represented By The United States Department Of Energy In-situ vitrification of soil
NL8103307A (nl) * 1981-07-10 1983-02-01 Dirk Jan Blonk Werkwijze voor het reinigen van grond alsmede daarvoor bestemde inrichting en vacuumklok.
FR2524351B1 (fr) * 1982-04-06 1985-10-31 Celmetanche Procede et installation pour le captage des gaz et eaux percolees dans les decharges compactees de residus urbains ou autres
FR2526574A1 (fr) * 1982-05-05 1983-11-10 Commissariat Energie Atomique Procede d'evacuation de dechets radioactifs et installation geologique pour l'evacuation de ces dechets
US4545702A (en) * 1982-07-02 1985-10-08 Toa Grout Kogyo Co., Ltd. Boring-injection device, method for improving ground by means of the device and method for investigating ground state by means of the device
US4442028A (en) * 1982-07-08 1984-04-10 The United States Of America As Represented By The United States Department Of Energy Method for incorporating radioactive phosphoric acid solutions in concrete
GB2134919B (en) * 1983-02-12 1986-09-24 Collier Ind Waste Limited Waste disposal of acid tar
US4611950A (en) * 1984-09-21 1986-09-16 Foster Wheeler Energy Corporation Method and apparatus for removing contaminants from soil
WO1986001439A1 (en) * 1984-09-04 1986-03-13 Manchak Frank In situ waste impoundment treating apparatus and method of using same
US4715965A (en) * 1986-05-19 1987-12-29 Sigerson Adam L Method for separating and recovering volatilizable contaminants from soil
US4758355A (en) * 1987-01-02 1988-07-19 Atlantic Richfield Company Oil spill recovery method

Also Published As

Publication number Publication date
AU6228386A (en) 1987-03-24
GB2191186A (en) 1987-12-09
MY100720A (en) 1991-01-31
DE3690446T1 (nl) 1987-12-10
AU583656B2 (en) 1989-05-04
GB8708900D0 (en) 1987-05-20
JPS63500677A (ja) 1988-03-10
US4844807A (en) 1989-07-04
MC1814A1 (fr) 1988-03-18
EP0235249A4 (en) 1990-12-27
EP0235249A1 (en) 1987-09-09
EP0235249B1 (en) 1992-12-23
CA1294112C (en) 1992-01-14
SU1722214A3 (ru) 1992-03-23
GB2191186B (en) 1989-11-01
OA08757A (en) 1989-03-31
WO1987001312A1 (en) 1987-03-12

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8620328A (nl) Inrichting voor het in situ behandelen van gevaarlijk afval en werkwijze voor het gebruiken daarvan.
US4776409A (en) Insitu waste impoundment treating apparatus and method of using same
US6276871B1 (en) Soil remediation method
US4844839A (en) In situ treatment and analysis of wastes
US4951417A (en) Method of contaminated soil remediation and apparatus therefor
US7790944B2 (en) Method for separation of constituents from matrices
US4882021A (en) Apparatus and method for soil decontamination
WO1993016330A1 (en) Surface remediator
CA2582801C (en) Soil remedying using an enclosed conveyor with air extraction
US5434332A (en) Process for removing hazardous, toxic, and radioactive wastes from soils, sediments, and debris
US20200108429A1 (en) Sintered Wave Porous Media Treatment, Apparatus and Process for Removal of Organic Compounds and Nondestructive Removal and Condensation of Per and Polyfluoroalkyl Substances and related fluorinated compounds
CA3139752A1 (en) Thermal remediation system and process
HU204451B (en) Apparatus and method for treating dangerous wastes &#34;in situ&#34;
Clarke et al. Design and implementation of pilot scale surfactant washing/flushing technologies including surfactant reuse
KR20020091479A (ko) 전자빔 조사에 의한 오염토양 정화장치 및 방법
KR910003837B1 (ko) 유독성 폐기물 해독방법 및 해독장치
PL157764B1 (en) A device for harmful toxin waste cleaning from toxins and a method of harmful toxin waste cleaning from toxins
US5602035A (en) Apparatus and method for treatment of organically contaminated soil
Valenti Cleaning soil without incineration
Ground et al. WMRC Reports
JP5109036B2 (ja) 土壌の無害化処理方法
KR200250104Y1 (ko) 전자빔 조사에 의한 오염토양 정화장치
Webster Pilot Study of Enclosed Thermal Soil Aeration for Removal of Volatile Organic Contamination: at the McKin Superfund Site
CS273166B2 (en) Method of dangerous waste in-situ treatment and equipment for its realization
JP2004332970A (ja) 焼却施設の解体方法

Legal Events

Date Code Title Description
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed