NL8603296A - Laadinrichting voor een apparaat van de soort bestemd om signalen op te nemen en/of weer te geven, alsmede apparaat voorzien van de laadinrichting. - Google Patents

Laadinrichting voor een apparaat van de soort bestemd om signalen op te nemen en/of weer te geven, alsmede apparaat voorzien van de laadinrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL8603296A
NL8603296A NL8603296A NL8603296A NL8603296A NL 8603296 A NL8603296 A NL 8603296A NL 8603296 A NL8603296 A NL 8603296A NL 8603296 A NL8603296 A NL 8603296A NL 8603296 A NL8603296 A NL 8603296A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
drawer
drive
racks
loading device
movement
Prior art date
Application number
NL8603296A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Philips Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Philips Nv filed Critical Philips Nv
Priority to NL8603296A priority Critical patent/NL8603296A/nl
Priority to US07/131,146 priority patent/US4835760A/en
Priority to EP87202578A priority patent/EP0274799A1/en
Priority to KR870014796A priority patent/KR880008285A/ko
Priority to JP62328166A priority patent/JPS63173266A/ja
Publication of NL8603296A publication Critical patent/NL8603296A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B19/00Driving, starting, stopping record carriers not specifically of filamentary or web form, or of supports therefor; Control thereof; Control of operating function ; Driving both disc and head
    • G11B19/02Control of operating function, e.g. switching from recording to reproducing
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B17/00Guiding record carriers not specifically of filamentary or web form, or of supports therefor
    • G11B17/02Details
    • G11B17/04Feeding or guiding single record carrier to or from transducer unit
    • G11B17/05Feeding or guiding single record carrier to or from transducer unit specially adapted for discs not contained within cartridges
    • G11B17/053Indirect insertion, i.e. with external loading means
    • G11B17/056Indirect insertion, i.e. with external loading means with sliding loading means
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B15/00Driving, starting or stopping record carriers of filamentary or web form; Driving both such record carriers and heads; Guiding such record carriers or containers therefor; Control thereof; Control of operating function
    • G11B15/675Guiding containers, e.g. loading, ejecting cassettes
    • G11B15/67544Guiding containers, e.g. loading, ejecting cassettes with movement of the cassette parallel to its main side and subsequent movement perpendicular thereto, i.e. front loading
    • G11B15/67547Guiding containers, e.g. loading, ejecting cassettes with movement of the cassette parallel to its main side and subsequent movement perpendicular thereto, i.e. front loading the two movements being made by the cassette holder

Landscapes

  • Feeding And Guiding Record Carriers (AREA)
  • Automatic Disk Changers (AREA)
  • Transmission Devices (AREA)
  • Warehouses Or Storage Devices (AREA)

Description

V
PHN 11.983 1 N.V. Philips’ Gloeilampenfabrieken te Eindhoven
Laadinrichting voor een apparaat van de soort bestemd om signalen op te nemen en/of weer te geven, alsmede apparaat voorzien van de laadinrichting.
De uitvinding heeft betrekking op een laadinrichting voor een apparaat van de soort, bestemd om signalen op een registratiedrager op te nemen en/of van de2e registratiedrager weer te geven, omvattende: een beweegbaar opgestelde lade met behulp waarvan de registratiedrager 5 door een opening in een wand van de behuizing van het apparaat tot binnen respectievelijk buiten de behuizing transporteerbaar is, gelei-dingsmiddelen ter geleiding van de beweging van de lade ten opzichte van de behuizing met in geleidingsbanen geleide geleidingselementen, welke geleidingsmiddelen de lade evenwijdig aan onderling een hoek 10 insluitende geleidingsrichtingen geleiden, en aandrijfmiddelen voor het bewegen van de lade, met tandheugels, hiermee gekoppelde tandwielen en aandrijfassen, welke aandrijftniddelen aandrijfelementen bezitten, die op de lade voor het bewegen een kracht uitoefenen die componenten bezit evenwijdig aan genoemde geleidingsrichtingen.
15 Een laadinrichting van genoemde soort is bekend uit GB-A- 211299^» Een dergelijke laadinrichting is bekend voor toepassing bij platenspelers en magneetbandapparaten. Bij deze laadinrichting wordt de registratiedrager met behulp van de lade over enige afstand in horizontale en vervolgens in verticale richting bewogen, teneinde de registra-20 tiedrager, zoals een plaat, voor opname of weergave met een opneem-en/of weergeeforgaan van het apparaat te laten samenwerken. Bij deze bekende laadinrichting verschaffen de aandrijfelementen van de aandrijfmiddelen het voordeel dat bij de aandrijving een kracht wordt uitgeoefend die gedurende de laadbeweging een hoek insluit met de horizon-25 taal en de verticaal. Deze aandrijfelementen bestaan bij de bekende laadinrichting uit platen met schuingerichte groeven en tandheugels, waarbij door de keuze van de helling van de groeven de mogelijkheid aanwezig is om tijdens de beweging van de lade de snelheid van beweging van de lade en de kracht uitgeoefend op de lade onafhankelijk van el-30 kaar te variëren. Hierdoor ontstaat bijvoorbeeld de mogelijkheid de horizontale beweging relatief snel te laten plaatsvinden en de verticale beweging met een geringere snelheid te laten geschieden, waarbij even- 8603296
V
'V
ΡΗΝ 11.983 2 wel tijdens de verticale beweging een relatief grotere kracht wordt uitgeoefend dan tijdens de horizontale beweging. Dit kan het voordeel bieden om tijdens één van de bewegingen, in het genoemde geval de verticale beweging, een ander mechanisme in werking te stellen zonder dat 5 dit tot een zwaarder uitgevoerde aandrijfmotor behoeft te leiden of zonder de snelheid van de andere beweging in negatieve zin te beïnvloeden. Een dergelijk ander mechanisme kan bijvoorbeeld bestaan uit een plaataandrukker van een platenspeler, welke gedurende het verticale deel van de beweging van de plaat geactiveerd wordt en de plaat na la-N den tegen de draaitafel drukt.
Bij de bekende laadinrichting kan de horizontale lengte van de L-vormig uitgevoerde geleidingsbaan in principe niet langer uitgevoerd zijn dan de lengteafmeting van de horizontale projectie van de schuin gerichte groef in het aandrijfelement. Hetzelfde geldt voor de 15 verticale afmeting van de geleidingsbaan, welke in principe niet groter zijn kan dan de lengteafmeting van de verticale projectie van genoemde schuine groef. Hierdoor is de lengte van de schuin gerichte groef in het aandrijfelement bepalend voor de slag, welke de lade in horizontale en in verticale richting kan maken. Ook kan bij de bekende laadinrich- on u ting een kleine verticale beweging van de lade in principe niet samengaan met een grote horizontale beweging, daar bij een dergelijke helling van de schuin gerichte groef een zelfremmend effect optreedt. Verder dient bij het bekende apparaat de diepte van de behuizing relatief groot te zijn ten opzichte van de diepte van de lade. Dit is nodig ora-35 dat voor het uitvoeren van de verticale beweging het aandrijfelement steeds een horizontale beweging moet maken.
De uitvinding beoogt bij een laadinrichting van genoemde soort in een eerste richting een grote slag te krijgen bij de ladebewe-ging met een grote snelheid en in een tweede richting een relatief 33 kleine slag onder uitoefening van een relatief grote kracht.
De uitvinding wordt hiertoe gekenmerkt, doordat de tandheugels op de lade aanwezig zijn en de tandheugels en tandwielen deel uitmaken van de aandrijfelementen, waarbij de flanken van de tanden van elke tandheugel als ook van hiermee gekoppelde tandwielen met de ro- 35 tatieas van de aandrijfas een zodanig gerichte tandhoek insluiten, dat voor het bewegen van de lade genoemde kracht op de lade wordt uitgeoefend. Bij de laadinrichting volgens de uitvinding wordt aldus de mo- β 6 o 3 r? p ö y é PHN 11.983 3 gelijkheid verkregen de lade ten opzichte van de behuizing bij uitoefening van een relatief geringe kracht snel naar binnen c.q, naar buiten te bewegen, waarbij een grote afstand overbrugt kan worden. Verder kan bij het bewegen in de andere richting een grote kracht uitge-5 oefend worden, waarbij de toepassing van een relatief laag-vermogen motor mogelijk is, welke in de periode buiten deze bewegingen een ander mechanisme kan aandrijven. Men kan binnen ruime grenzen onafhankelijk van elkaar de snelheid in één richting en de kracht in de andere richting vrij bepalen door de tandhoek van de tanden van de heugels en de 10 aandrijfwielen geschikt te kiezen. Verder is van voordeel dat bij het uitvoeren van de verticale beweging van de lade de aandrijfmiddelen geen verdere horizontale beweging uitvoeren. Hierdoor is voor het aandrijven van de ladebeweging de inbouwdiepte binnen de behuizing van het apparaat beperkt tot die afmetingen, welke nodig zijn voor het doen 15 uitvoeren van de horizontale beweging. Dit betekent in de praktijk dat de aandrijfmiddelen in de diepte van de behuizing gerekend nagenoeg niet meer ruimte innemen dan de diepte van de lade. Opgemerkt wordt dat de laadinrichting volgens de uitvinding in staat is de lade elke beweging tijdens de geleiding in binnen- respectievelijk buitenwaartse 20 richting te laten uitvoeren, mits deze beweging een baan volgt, waarvan de afgeleide niet van teken omkeert. Dit is het gevolg van de volgens de uitvinding toegepaste schuin gerichte flanken op de tandwielen en tandheugels.
Een voorkeursvorm van een laadinrichting volgens de uitvin-25 ding wordt gekenmerkt, doordat de tandheugels in stuurgroeven gelegen zijn, waarin aandrijfwielen ten opzichte van de rotatieas in axiale richting geleid liggen. Op deze wijze is het mogelijk met behulp van de aandrijfwielen op de lade voor het bewegen in de twee geleidingsrich-tingen een kracht uit te oefenen. Een eerste richting kan gericht zijn 30 evenwijdig aan de in- respectievelijk uitschuifrichting van de lade, terwijl een tweede richting evenwijdig aan de rotatieas van de aandrijfwielen gericht kan zijn.
In verband hiermee wordt nog een voorkeursvorm van een laadinrichting volgens de uitvinding gekenmerkt doordat elk aandrijfwiel 35 met een coaxiaal opgesteld eerste wormwiel vast verbonden is, waarbij de aandrijfcombinatie van elk aandrijfwiel en eerste wormwiel ten opzichte van de behuizing in axiale richting heen en weer beweegbaar is.
ft s? A Λ Λ ‘ U v ·,> ·; * '4 PHN 11.983 4
Door de combinatie van een aandrijfwiel en een eerste wormwiel, welke in zijn geheel in axiale richting beweegbaar is, wordt aldus een bewegingsmogelijkheid verkregen van de lade in de twee gelei-dingsrichtingen, waarbij de axiale verplaatsing van de aandrijfcombina-5 tie de beweging van de lade veroorzaakt in de tweede geleidingsrich-ting.
In verband hiermee wordt nog een laadinrichting volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat elk eerste wormwiel wordt aangedreven door een tweede wormwiel, aanwezig op een aandrijfas, waarbij afhanke-10 lijk van de positie van de geleidingselementen in de geleidingsbanen elke aandrijfcombinatie roteert, waarbij de lade in de eerste gelei-dingsrichting beweegt, respectievelijk elke aandrijfcombinatie in axiale richting beweegt, waarbij de lade in de tweede geleidingsrichting beweegt. Aldus kunnen de van de aandrijfmiddelen deel uitmakende onder-15 delen afgestemd zijn op het gewenste verloop van de ladebeweging, terwijl voor het aandrijven volstaan kan worden met toepassing van een electromotor van relatief gering vermogen.
Een verdere voorkeursvorm van een laadinrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt, doordat op de lade eerste en tweede tand-20 heugels aanwezig zijn, welke heugels onderling een hoek insluiten en waarbij tijdens het bewegen van de lade in de eerste geleidingsrichting aandrijfwielen over de eerste tandheugels afrollen en in de tweede geleidingsrichting over de tweede tandheugels afrollen. Het toepassen van onderling een hoek insluitende heugels biedt het voordeel dat deze zich 25 gemakkelijk met de lade laten integreren, terwijl verder voor de aandrijving slechts een gering aantal onderdelen nodig is.
Een voorkeursvorm van een laadinrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de tanden van elke eerste tandheugel doorlopen in de tweede tandheugels, waarbij de genoemde tandhoek ten 30 opzichte van de eerste geleidingsrichting ongeveer 30° bedraagt. Het toepassen van bij voorkeur in U-vorm opgestelde tandheugels biedt de mogelijkheid de ladebeweging gunstig te laten verlopen en wel volgens een horizontale bewegingsrichting, overeenkomend met de eerste geleidingsrichting en een verticale bewegingsrichting, overeenkomend met de tweede geleidingsrichting. Door toepassing van de tandhoek van ongeveer 30° is hierbij de snelheidsverhouding tussen het horizontale en het verticale deel van de beweging optimaal.
0 $ fi ^ c* n V »· vj v. Of ^ ‘ PHN 11.983 5
De uitvinding heeft verder betrekking op een apparaat, voorzien van een dergelijke laadinrichting. Een voorkeursvorm van een apparaat volgens de uitvinding wordt gekenmerkt, doordat van de aandrijf-middelen een differentieel deel uitmaakt, dat na beëindiging van de la-5 deaandrijving een verder mechanisme van het apparaat aandrijft. Het toepassen van een differentieel biedt de mogelijkheid met de aandrijf-motor voor de lade na beëindiging van de ladeaandrijving ook een ander mechanisme van het apparaat aan te drijven. Naast het voordeel van een één-motoraandrijving is een verder voordeel dat geen speciale voorin zieningen nodig zijn om de aandrijving van beide functies van de ladeaandrijving en de aandrijving van het andere mechanisme onderling te scheiden. Dit kan geschieden door gebruikmaking van de ladebeweging.
Een voorkeursvorm van een dergelijk apparaat wordt gekenmerkt, doordat het differentieel na de ladeaandrijving een kantelin-^ richting aandrijft voor het kantelen van een objectief, waarmee op een plaatvormige registratiedrager aanwezige signalen worden opgenomen en/of uitgelezen. Aldus wordt een apparaat verkregen, waarbij onder gebruikmaking van een differentieel de motoraandrijving van de laadinrichting na het beëindigen van de aandrijving van de lade benut wordt 2° voor het bedienen van een kantelinriehting gedurende het uitlezen en/of opnemen bij een platenspeler.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van een aantal uitvoeringsvoorbeelden, waarbij tonen:
Figuur 1 een deels opengewerkt perspectivisch aanzicht op een apparaat, voorzien van de laadinrichting volgens de uitvinding, waarbij de lade in de uitgeschoven positie is;
Figuur 2 een deels opengewerkt perspectivisch aanzicht op het apparaat volgens figuur 1, waarbij de lade in de ingeschoven positie gelegen is; 30 Figuur 3 een perspectivisch aanzicht op een differentieel, gelegen in de aandrijving van de lade, waarbij de lade in de uitgeschoven positie gelegen is;
Figuur 4 een perspectivisch aanzicht op het differentieel, in de situatie dat de lade in buitenwaartse richting aangedreven wordt;
OC
Figuur 5 een perspectivisch aanzicht op het differentieel vanaf een andere zijde in de situatie dat de lade aangedreven wordt;
Figuur 6 een perspectivisch aanzicht op het differentieel
8£* Λ m9 f* Λ A
* PHN 11.983 6
A
vanaf de zijde weergegeven in de figuren 3 en 4, waarbij de lade in de ingeschoven stand gelegen is en de kantelinrichting wordt aangedreven;
Figuur 7 schematisch een gedeeltelijk in doorsnede weergegeven tweede uitvoeringsvoorbeeld van een laadinrichting met delen van 5 een apparaat volgens de uitvinding;
Figuur 8 een perspectivisch aanzicht op de laadinrichting in het uitvoeringsvoorbeeld volgens figuur 7, waarbij de lade ingeschoven is;
Figuur 9 een perspectivisch aanzicht op de laadinrichting 10 volgens figuur 7, waarbij de lade geheven is;
Figuur 10 een perspectivisch aanzicht op de laadinrichting volgens figuur 7, waarbij de lade uitgeschoven is;
Figuur 11 een perspectivisch aanzicht op een laadinrichting volgens een derde uitvoeringsvoorbeeld; 15 Figuur 12 schematisch een weergave van mogelijke geleidings- richtingen, waarin de lade tijdens de ladebeweging geleid kan worden door de geleidingsmiddelen.
De in figuur 1 en 2 weergegeven laadinrichting 1 behoort bij een apparaat 2 dat bij wijze van voorbeeld gevormd wordt door een op-tische platenspeler en waarvan een aantal onderdelen, respectievelijk mechanismen, welke mede voor de uitvinding van belang zijn, weergegeven zijn. Zo is in een behuizing 3 van het apparaat een draaitafel 4 aanwezig. Verder is weergegeven een kantelinrichting 5, welke omvat een drager 6 die voorzien van asstappen 7, waarvan in de figuren 1 en 2 25 slechts één asstap zichtbaar is. Met behulp van de asstappen 7 is de drager 6 scharnierbaar opgesteld binnen de behuizing 3· De drager 6 draagt een schroefspindel 8, waarop een optisch electronische eenheid 9 bevestigd is, welke bij rotatie van de spindel 8 rechtlijnig beweegbaar is volgens de dubbelpijl 10 en welke eenheid 9 is voorzien van een ob-jectief 11. De schoefspindel 8 is aan een uiteinde voorzien van een snaarschijf 12, welke via een snaar 13 door een electromotor 14 kan worden aangedreven. Op de snaarschijf 12 zijn detectievelden 12a aanwezig welke met behulp van een niet weergegeven detectieorgaan kunnen worden afgetast en met behulp waarvan de positie van de eenheid 9 langs electronische weg wordt gedetecteerd. Aldus is het mogelijk met behulp van de motor 14 op nauwkeurige wijze de positie van de eenheid 9 tijdens het bedrijf van het apparaat 2 te sturen. Dit is van belang voor 8 6 0 λ *? f·.
ΡΗΝ 11.983 7 * κ het nauwkeurig kunnen uitlezen van signalen op een registratiedrager, gevormd door een plaat 15 o.q. voor het schrijven van signalen op de plaat 15. De kantelinrichting 5 bezit op de drager 6 aan de zijde van de snaarschijf 12 een gaffel 16 welke nader weergegeven is in de figu-5 ren 3 tot 6. Door de tussenschakeling van een nog nader te omschrijven differentieel 17 kan vanaf een electromotor 18, welke tevens dient voor de aandrijving van de laadinrichting 1, de gaffel 16 en daarmee de drager 6 gescharnierd worden om de asstappen 7. Hierdoor is de kantelinrichting 5 in staat de eenheid 9 te scharnieren, waarbij de motor 18 10 tijdens de scharnierbeweging electronisch gekoppeld is met een niet-weergegeven detectorinriohting, welke de hoek bepaalt, waarover de eenheid 9 gescharnierd moet worden. Dit scharnieren biedt het voordeel dat op gunstige wijze afwijkingen, welke het gevolg zijn van onregelmatigheden in het registratievlak van de plaat 15, alsmede van een scheef-15 stelling van een oppervlak van de plaat, alsmede van afwijkingen, welke het gevolg zijn van hoogteafwijkingen van de plaat 15 ten opzichte van het objectief 11, gecorrigeerd kunnen worden, zodat een bij de optisch electronische eenheid 9 behorende focusseeractuator (niet weergegeven) alleen hoog-frequente hoogteafwijkingen van het objectief ten opzichte 20 van de plaat behoeft te corrigeren. Alternatief kan ook de draaitafel 4 op de drager 6 bevestigd zijn, waardoor ook de draaitafel scharnierbaar opgesteld is ten opzichte van de behuizing 3» hetgeen van voordeel is voor het bereiken van een geringe bouwhoogte van het apparaat 2, daar bij bedrijf van de laadinrichting 1 de draaitafel 4 enigszins naar on-25 deren gescharnierd kan worden en de plaat 15 gemakkelijk over de draaitafel kan bewegen. Voor een meer uitgebreide behandeling van een dergelijke kantelinrichting 5 wordt verwezen naar het document EP-A-196.691 (PHN 11.305, herewith incorporated by reference).
De laadinrichting 1 omvat een lade 19, met behulp waarvan de 30 plaat 15 door een niet-weergegeven opening in een wand van de behuizing 3 tot binnen respectievelijk buiten de behuizing 3 transporteerbaar is. De lade 19 is hiertoe voorzien van een plateau 20, dat bestaat uit een aantal trapsgewijs naar het centrum van de lade aflopende oplegde-len 20A, 20B, 20C. Hierdoor kunnen met behulp van de lade 19 platen 15 35 van verschillende diameter goed voorgepositioneerd op de lade naar de draaitafel 4 bewogen worden. Aldus is met behulp van.de laadinrichting 1 de mogelijkheid aanwezig platen van verschillende diameter te trans- 8603296 % PHN 11.983 8 porteren; het apparaat 2 is met behulp van de draaitafel 4 en de eenheid 9 in staat deze platen van verschillende diameter af te tasten en/of signalen op deze platen op te nemen.
Ter geleiding van de lade 19 zijn in de behuizing 3 een 5 tweetal opstaande wanden 21A, 21B aanwezig, voorzien van in L-vorm verlopende sleuven 22A, 22B, welke geleidingsbanen vormen voor geleidings-elementen 23A, 23B op de lade 19. Deze geleidingselementen zijn als in de sleuven 22 bewegende rollen uitgevoerd. Verder zijn op de opstaande wanden 21A respectievelijk 21B nabij de voorzijde van de behuizing 3 10 rollen 24A, 24B aanwezig, welke tevens als geleidingselementen dienen en welke tijdens de ladebeweging samenwerken met geleidingsrails 25, waarvan in de figuren 1 en 2 alleen de linkerrails getoond is. De rails 25 zijn als een geïntegreerde eenheid aan de onderzijde van de lade 19 aanwezig en worden bij voorkeur tezamen met de lade als een geinte-15 greerde eenheid uit kunststof vervaardigd. De rails 25 zijn spiegelsym-metrisch opgesteld ten opzichte van een symmetrievlak door de lade, evenwijdig aan de horizontale bewegingsrichting van de lade, weergegeven in figuur 1 door de dubbelpijl 26. De rollen 24A, 24B zijn zodanig aan de onderzijde van de rails 25 opgesteld dat tijdens het in binnenwaartse richting bewegen van de lade, op het moment dat de geleidingselementen 23B in de korte delen van de sleuven 22 bewegen, de rollen vrij liggen van de rails 25 en de lade 19 in ten opzichte van de draaitafel 4 ongeveer axiale richting neerwaarts bewegen kan. Aldus vormen de geleidingselementen 23 en 24 in samenwerking met de sleuven 22 en de 25 rails 25 geleidingsmiddelen ten geleiding van de ladebeweging ten opzichte van de behuizing 3» waarbij de lade evenwijdig aan twee onderling een hoek insluitende geleidingsrichtingen geleid wordt, namelijk de richting weergegeven door de dubbelpijl 26 in horizontale richting en door de dubbelpijl 27 in verticale richting. Opgemerkt wordt evenwel 30 dat met behulp van de laadinrichting 1 het eveneens mogelijk is op nog nader te beschrijven wijze de lade 1 evenwijdig aan diverse onderling een hoek insluitende geleidingsrichtingen te geleiden (zie figuur 12).
De rails 25 zijn aan de naar elkaar toe gerichte zijden voorzien van stuurgroeven 28, waarbij de stuurgroeven bij voorkeur 35 ü-vormig uitgevoerd zijn en op de basis van de groeven tandheugels 29 aanwezig zijn, welke zich evenwijdig aan de dubbelpijl 26 uitstrekken en voorzien zijn van een ten opzichte van het horizontale vlak schuin
Sf ft 7 Λ <\ * * PHN 11.983 9 gerichte vertanding. De hoek waaronder deze vertanding gericht is kan ten opzichte van het horizontale vlak gelegen zijn tussen ongeveer 27 en 50® en is in de weergegeven uitvoeringsvorm ongeveer 45°. De tandheugels 29 maken deel uit van aandrijfelementen 30A, 30B welke dienen 5 voor het aandrijven van de lade en welke op nog nader te bespreken wijze via het differentieel 17 aangedreven worden door de electromotor 18, welke ook de kantelinrichting 5 aandrijven kan.
De aandrijfelementen 30A, 30B omvatten aandrijfwielen 31A, 31B, voorzien van een eveneens ten opzichte van het horizonale vlak 10 schuine vertanding, welke met de tandheugels 29 in ingrijping zijn en geleid liggen in de stuurgroeven 28. Met de aandrijfwielen 31A respectievelijk 31B zijn vast verbonden coaxiaal opgestelde eerste wormwielen 32A, respectievelijk 32B, waarbij de aandrijfcombinaties van de aandrijfwielen 31 en de eerste wormwielen 32 roteerbaar zijn om verticaal 13 ten opzichte van het horizontale vlak opgestelde asstappen 33A respectievelijk 33B. Daarbij kunnen de aandrijf combinaties ten opzichte van de behuizing over de asstappen 33 in axiale richting heen en weer bewegen. Elk wormwiel 32A respectievelijk 32B wordt aangedreven door een tweede wormwiel 34A respectievelijk 34B, dat aanwezig is op een aan-drijfas 35A respectievelijk 35B, welke assen zich in axiale richting evenwijdig aan de dubbelpijl 26 uitstrekken. De aandrijfassen 35 dragen nabij de achterzijde van de behuizing 3 wormwielen 36A, 36B, welke wormwielen 37 aandrijven, die op niet-weergegeven wijze vast verbonden zijn met aandrijfwielen, vergelijkbaar met de aandrijfwielen 31, en in 25 axiale richting bewegen kunnen over asstappen 38. De niet-weergegeven aandrijfwielen, welke met de wormwielen 37 verbonden zijn, liggen op het einde van de inschuifbeweging van de lade 19 in de stuurgroeven 29. Aldus kunnen deze aandrijfwielen via de tandheugels 29 op het eind van de inschuifbeweging de lade 19 sturen. Eveneens sturen deze aan-30 drijfwielen de lade tijdens het begin van de buitenwaartse beweging van de lade 19.
De aandrijfassen 35 dragen verder wormwielen 39A, 39B, welke aangedreven worden door wormwielen 40A respectievelijk 40B, welke vast verbonden zijn met een hoofdaandrijfas 41. Deze hoofdaandrijfas is ge-35 stoken door het differentieel 17 als weergegeven in de figuren 3 tot 6.
Het differentieel 17 wordt vanaf de motor 18 aangedreven door een snaarwiel 42 (zie figuur 5), waarvan de rotatieas in de figu- 8603236 % PHN 11.983 10 ren 3, 4 en 6 met het verwijzingscijfer 42A is aangegeven. Het snaar-wiel 42 drijft een snaar 43 aan, welke geslagen is om een poelie 44. De poelie 44 ligt coaxiaal om de hoofdaandrijfas 41, doch kan vrij ten opzichte van deze as roteren. Met de poelie vast verbonden is een even- c eens om de aandrijfas 41 concentrisch gelegen tandwiel 45, terwijl grenzend aan het tandwiel 45 een vast met de hoofdaandrijfas verbonden tandwiel 46 gelegen is. Op de as 41 is verder vrij draaibaar een sate-lietdrager 47 aanwezig, voorzien van twee zich evenwijdig aan de as 41 uitstrekkende pennen 48, waarop vrij draaibaar tandwielen 49 en 50 aan-10 wezig zijn, welke onderling vast verbonden zijn en waarvan de tanden in ingrijping zijn met het tandwiel 46 respectievelijk met het tandwiel 45. De satelietdrager 47 is vast verbonden met een excenternok 51, om welke nok de benen van de gaffel 16 gelegen zijn. Verder draagt de satelietdrager 47 een nok 52, welke tijdens het binnenwaarts bewegen van 15 de lade 19 drukt tegen een aanslag 53A op een tweearmige pal 53, welke scharnierbaar is om een as 54, verbonden met de behuizing 3· Hierbij doet de motor 18 de poelie 44 roteren tegengesteld aan de pijl 55 in figuur 4. Ten gevolge van de blokkering van de satelietdrager 47 drijft nu de poelie 44 de as 41 via het differentieel 17 aan. Het gevolg hier- 20 van is dat nu de hiervoor beschreven aandrijfelementen 30A, 30B de tandheugels 29 aandrijven. Ten gevolge van de schuine vertanding van de tandheugels 29 en aandrijfwielen 31, alsmede van de wormwielen 32 en 34, alsmede van de wormwielen 36 en 37 wordt bij de ingaande beweging van de lade 19 op de lade een kracht F met componenten F1 en F2 volgens 25 de pijlen 26 en 27 uitgeoefend, waarbij de geleidingselementen 23 door de sleuven 22 achterwaarts bewegen en neerwaarts door de korte benen van de sleuven 22, waarbij gelijktijdig de aandrijfcombinaties van de wielen 31 en 32, alsmede van de wielen 37 en de hiermee vast verbonden aandrijfwielen in axiale richting neerwaarts bewegen. Door een gunstige 30 keuze is het hierbij mogelijk de verticale beweging relatief langzaam en de horizontale relatief snel te laten plaatsvinden.
Gedurende het verloop van de beweging van de lade 19 blijft de pal 53 in de grendelstand gepositioneerd als weergegeven in figuur 1 en 4, in welke stand de nok 52 aanligt tegen de aanslag 53A. Deze 35 stand neemt de pal 53 in tengevolge van de ligging van het zwaartepunt van de pal ten opzichte van de as 54. Op het eind van de neerwaartse beweging van de lade 19 naar de stand weergegeven in figuur 2 drukt de 8 *3 0' ' ·' PHN 11.983 11 * lade op niet-weergegeven wijze met de onderzijde tegen een aanslag 53B op de tweede arm van de pal 53» waardoor de pal scharniert om de as 54 en de aanslag 53A wegbeweegt van de nok 52. In deze situatie kan de motor 18, nu de plaat 15 op de draaitafel 4 gedeponeerd is, de kantelin-5 richting 5 bedienen door rotatie van de satellietdrager 47 via het differentieel 17, hetgeen zoals reeds vermeld via de excenternok 51 een sturing van de gaffel 16 oplevert. Opgemerkt wordt dat voor het sturen van de gaffel 16, als weergegeven in figuur 5, een slechts beperkte draaiing in heen en weergaande richting van de satellietdrager 47 nodig is. Tijdens deze draaiing is, nu de satellietdrager 47 niet meer vastgehouden wordt, de hoofdaandrijfas 41 ontkoppeld van het differentieel 17, zodat tijdens het sturen van de gaffel 16 de lade de ingeschoven positie behoudt. Tijdens dit heen en weer draaien van de satellietdrager 47 wordt aldus de drager 6 om de asstap 7 gescharnierd, hetgeen zo-als reeds vermeld het voordeel oplevert dat afwijkende posities van het registratievlak van de plaat 15 ten opzichte van het objectief 11 gecorrigeerd kunnen worden.
Indien men de plaat uit het apparaat 2 wenst te verwijderen wordt een niet-weergegeven bedientoets bediend, hetgeen tot gevolg 2Q heeft dat via een electronisch regelcircuit de motor in een richting gaat roteren, waarbij de poelie draait volgens de pijl 55 en de satellietdrager 47 draait in een richting volgens de pijl 56 (zie figuur 3), bij welke rotatie de nok 52 nu oploopt tegen een aanslag 57A op een pal 57, welke scharnierbaar is om een scharnieras 57B. De pal 57 neemt 25 deze grendelpositie in daar een veer 58, welke verbonden is met een derde pal 59, tracht de pal 57 in de grendelpositie weergegeven in figuur 5 te houden. Aldus komt nu de satellietdrager 47 opnieuw na draaiing volgens de pijl 56 vergrendeld te liggen (Fig. 4), hetgeen tot gevolg heeft dat de as 41 door het differentieel 17 wordt aangedreven en 35 wel in een richting omgekeerd aan de richting bij het inschuiven van de lade 19, hetgeen tot gevolg heeft dat nu eerst de aandrijfcombinaties van de wielen 31 en 32, alsmede van de wielen 37 en de hiermee vastverbonden aandrijfwielen in axiale richting omhoog bewegen, tengevolge van welke beweging vanuit de positie weergegeven in figuur 2 de geleidings-35 elementen 23 glijden door de korte benen van de sleuven 22 en de lade omhoog beweegt volgens de pijl 27, waarna de lade buitenwaarts beweegt volgens de pijl 26. Opgemerkt wordt dat na het omhoog bewegen de eerste C Λ „ .... r*.
v b .
it PHN 11.983 12 pal 53 onder invloed van de zwaartekracht opnieuw de grendelpositie ingenomen heeft als weergegeven in figuur 4 daar de druk van de lade op de aanslag 53B is weggevallen.
Op het eind van de uitschuifbeweging stoot een nok 60 op de 5 onderzijde van de lade 19 aan tegen een aanslag 59A op de pal 59, waar door deze pal verzwenkt om een scharnieras 59B. Het gevolg hiervan is dat als weergegeven in figuur 3 een aanslag 59C op de derde pal 59 stoot tegen de tweede pal 57, waardoor deze pal scharniert om de as 57B volgens de pijl 61. Hierdoor beweegt nu de aanslag 57A op de pal 57 weg 10 van de nok 52 op de satellietdrager 47, waardoor de satellietdrager enigszins verder roteert volgens de pijl 56. Tengevolge van het ontgrendelen van de satellietdrager 47 wordt nu via het differentieel 17 de hoofdaandrijfas 41 niet verder aangedreven en de ladebeweging stopt. De satellietdrager 47 draagt een verdere, niet weergegeven nok, 15 welke inmiddels tijdens de rotatie van de satellietdrager een niet weergegeven schakelaar bediend heeft, waardoor de motor 18 is gestopt. De nok 52 is vanuit de vergrendelde positie enigszins verder geroteerd, bijvoorbeeld tot in een positie als weergegeven in figuur 3. In deze stand van de lade kan de plaat 15 worden uitgenomen en verwisseld voor 20 een andere plaat.
Na het aanbrengen van een plaat is het gemakkelijk de lade opnieuw naar binnen te bewegen vanuit de positie als weergegeven in figuur 1. Hiervoor behoeft men slechts licht een duw tegen de voorzijde van de lade 19 te geven. Tengevolge van deze duw ligt de nok 60 niet 25 langer aan tegen de derde pal 59 en beweegt onder invloed van de kracht van de veer 58 de tweede pal 57 opnieuw in de grendelstand. Ten gevolge van deze duwbeweging wordt de hoofdaandrijfas 41 aangedreven, waardoor de satellietdrager 47 draait in de richting volgens de pijl 56 en de niet-weergegeven schakelaar opnieuw vrijgegeven wordt, en waardoor de 30 motor 18 nu aanvangt te roteren in een richting, waarbij het differentieel opnieuw de satellietdrager 47 roteert naar een positie als weergegeven in figuur 4 en waarbij de poelie 44 opnieuw roteert tegengesteld aan de pijl 55. Hierdoor roteert de satellietdrager 47 tegengesteld aan de pijl 56 en beweegt nu de nok 52 langs een afgeschuinde 35 kant van de aanslag 57A, waarna de nok 52 opnieuw vergrendeld wordt achter de aanslag 53A op de eerste pal 53· Nadat dit geschied is kan opnieuw de ladebeweging in binnenwaartse richting aanvangen.
*·' 7 v si., ,v v 5 PHN 11.983 13
Opgemerkt wordt dat door een gunstige keuze van de schuine vertanding van de tandheugels 29 en de aandrijfwielen 31 alsmede van de wormwielen 32 en 34, alsmede van de schuine vertanding van de wormwielen 36 en 37 de mogelijkheid aanwezig is de verticale beweging, waarbij 5 de geleidingselementen 23 door de korte benen van de sleuven 22 bewegen, relatief langzaam te laten plaatsvinden. Bij deze verticale beweging kan een niet-weergegeven plaataandrukker voor het tegen de draaitafel 4 drukken van de plaat 15 door de lade 19 meegenomen worden, terwijl bij de opwaartse verticale beweging deze plaataandrukker opgelicht 10 kan worden. Door deze relatieve langzame beweging over een korte afstand kan een motor 18 van een relatief laag vermogen type gekozen worden. Zodra de verticale beweging voltooid is kan bij het naar buiten schuiven in horizontale richting de lade 19 met een relatief hoge snelheid over een relatief grote afstand bewogen worden. Hierbij is een 15 snelheidsverhouding van ongeveer 1:2,8 eenvoudig realiseerbaar doch ook een hogere snelheidsverhouding is mogelijk. Zo is afhankelijk van de keuze van de tandhoek van de tanden van de tandheugels en tandwielen een snelheidsverhouding tot maximaal 1:4 realiseerbaar. Door een geschikte keuze van de tandhoek kunnen met voordeel binnen ruime grenzen 20 onafhankelijk van elkaar de snelheid in de horizontale richting en de kracht in de verticale richting vrij bepaald worden.
Verder wordt opgemerkt dat met de laadinrichting 1 volgens de uitvinding het mogelijk is platen van verschillende diameters op de draaitafel 4 te laden. Voor een verdere behandeling van het opnemen van 25 signalen op de plaat 15 resp. van het weergeven van signalen op de plaat 15, waarbij sprake is van platen met verschillende diameters, wordt verwezen naar de parallelle, gelijktijdig ingediende aanvrage PHN 11.990 van Aanvraagster.
In de uitvoeringsvorm weergegeven in de figuren 7, 8, 9 en 30 10 is enigszins schematisch een laadinrichting volgens de uitvinding in een tweede uitvoeringsvorm weergegeven. Hierbij is een lade 62 zoals in de eerste uitvoeringsvorm in- en uitschuifbaar ten opzichte van een behuizing 63, waarbij de lade over een deel van de beweging horizontaal verloopt en op het eind van de binnenwaartse beweging verticaal. Ook in 35 dit geval dient de binnenwaartse beweging voor het laden van een plaat 15 op een draaitafel 4, welke wordt aangedreven door een motor 64. Verder is een plaataandrukker 65 aanwezig, welke scharnierbaar is om een 8? 0 ? 2 3 δ PHN 11,983 as 66 en welke via een pen-gat-verbinding gekoppeld is met een kniehef-boom 67· Tussen de kniehefboom 67 en de plaataandrukker 65 is een veer 68 aanwezig, welke, indien de lade 62 neergedaald is, de kracht die de lade 62 op de kniehefboom 67 uitoefent overbrengt op de plaataandrukker 5 65, waardoor deze tegen de kracht in van een spiraalveer 69 om de as 66 de plaataandrukker in de richting van de draaitafel 4 belast. Bij het omhoog bewegen van de lade 62 zorgt de spiraalveer 69 ervoor dat na het wegvallen van de kracht van de lade op de kniehefboom 67 de plaataandrukker omhoog bewegen kan. Hierbij is de beweging van de plaataandruk-10 ker ten opzichte van de kniehefboom mogelijk ten gevolge van de aanwezigheid van de pen-gat-verbinding.
Op de behuizing 63 zijn een tweetal opstaande wanden 70A en 70B aanwezig, waarin op een wijze als bij de eerste uitvoeringsvorm in L-vorm verlopende sleuven 7IA respectievelijk 71B gevormd zijn. Verder 15 is van belang een aan de voorzijde van de behuizing 63 aanwezige opstaande wand 63A, welke een rol speelt bij de diverse bewegingen van de lade 62. Verder zijn aandrijfassen 72A, 72B aanwezig, welke nabij de einden voorzien zijn van wormwielen 73· De wormwielen 73 zijn in in-grijping met een tandheugel 74, welke aanwezig is op de beide opstaande 2q zijden van de lade 62 en waarvan de vertande delen onderling in ü-vorm opgesteld zijn. Hierbij is een basisdeel 74A aanwezig nabij de bodem van de lade 62, terwijl het basisdeel 74A aan de beide einden aansluit aan een opstaand deel 74B respectievelijk 74C op zijwanden van de lade. Als duidelijk weergegeven in de figuren loopt de vertanding onon-25 derbroken door vanuit elk basisdeel 74A in de opstaande delen 74B en 74c. De beide aandrijfassen zijn op niet weergegeven wijze onderling gekoppeld door middel van een hoofdaandrijfas, welke vergelijkbaar is met de as 41 in de voorgaande uitvoeringsvorm, welke as gekoppeld is met een aandrijfmotor (niet-weergegeven). Verder is de mogelijkheid 3Q aanwezig dat ook in deze uitvoeringsvorm een niet-weergegeven differentieel toegepast wordt tussen de motor en de aandrijfassen 72. De lade 62 wordt behalve door de opstaande wand 63A tevens geleid met behulp van een geleidingselement 75, dat geleid wordt door de sleuven 70A respectievelijk 70B.
35 Ten gevolge van de aandrijfelementen, gevormd door de tand heugels 74 en de hiermee gekoppelde wormwielen 73> wordt tijdens het 8 6 0 3 £ 5 ζ PHN 11.983 15 aandrijven door de aandrijfassen 72 bij het in binnen- respectievelijk buitenwaartse richting bewegen van de lade een kracht op de lade uitgeoefend welke als in de eerste uitvoeringsvorm de laadinrichting volgens de figuren 7 tot 10 in staat stelt de lade 62 de L-vormige baan volgens 5 de sleuven 71 te laten volgen. Hierbij is van belang dat in deze uitvoeringsvormen de tandflanken van de tanden van de heugels 74 een tand-hoek insluiten van ongeveer 30°. Het is evenwel ook mogelijk een nog iets kleinere tandhoek toe te passen. Vanwege genoemde tandhoek wordt de lade 62 uitgaande van de positie weergegeven in figuur 7 ten gevolge 1(J van de aandrijving door de wormwielen 73 op de opstaande delen 74B respectievelijk 7^C geheven. Hierbij wordt de lade in verticale richting geleid door de aanwezigheid van de opstaande wand 63A en het korte been van de sleuf 71. Aldus beweegt de lade 62 vanuit de positie weergegeven in de figuren 7 en 8 naar de geheven positie weergegeven in figuur 9.
15 Bij een voortdurende aandrijving van de aandrijfassen 72 vangen de wormwielen 73 nu aan het basisdeel 7½ van de tandheugels 74 aan te drijven. Tengevolge van de keuze van de tandhoek vindt hierbij op gunstige wijze als in de voorgaande uitvoeringsvorm een horizontale beweging van de lade 62 plaats, welke beweging met een grotere snelheid ge-20 beurt dan de snelheid in verticale beweging. Tijdens deze horizontale beweging wordt de lade geleid door het horizontale deel van de sleuven 71 en door de bovenzijde van de opstaande wand 63A. Bij een tandhoek van 30° is,bij verwaarlozing van de zelf-remmende werking uitgaande van de vertanding van de aandrijfelementen, de horizontale snelheid onge-25 veer een factor 1,7 maal groter dan de verticale snelheid. Alternatief is door toepassing van een iets kleinere tandhoek een snelheidsverhou-ding van bij benadering 1:2 realiseerbaar. Ook in deze uitvoeringsvorm is het voordeel aanwezig dat bij de verticale beweging, gezien de relatief geringe ladesnelheid, kracht beschikbaar is voor bijvoorbeeld het 30 aandrijven van de plaataandrukker 65, terwijl bij de horizontale beweging een relatief hoge snelheid over een grote afstand mogelijk is, waarbij ook hier de horizontale snelheid en de verticale kracht binnen ruime grenzen onafhankelijk van elkaar gekozen kunnen worden. Verder is bij deze uitvoeringsvorm van voordeel dat de lade 62 een relatief ge-35 ringe bouwhoogte kan bezitten, terwijl de aandrijving geschiedt met een minimum aan onderdelen. Verder kan ook de inbouwdiepte van de laadinrichting volgens deze uitvoeringsvorm gering gehouden worden.
' ' PHN 11.983 16
In de uitvoeringsvorm van de laadinrichting volgens de uitvinding, weergegeven in figuur 11, is sprake van een combinatie van de aandrijfelementen behorende bij de laadinrichtingen volgens de beide voorgaande uitvoeringsvormen. Overeenkomstige onderdelen zijn voorzien 5 van een overeenkomstig verwijzingscijfer. In deze uitvoeringsvorm is een lade 76 voorzien van aan de zijkanten aanwezige sleuven 22, waarin tandheugels 29 aanwezig zijn. Verder is op de zijkanten een opstaande tandheugel 77 aangebracht. De tandheugel 29 is in ingrijping met een aandrijfwiel 31 dat vast verbonden is met een wormwiel 32 en dat als 10 aandrijfcombinatie in axiale richting op en neer beweegbaar is over een asstap 33, bevestigd op de behuizing 63· Een wormwiel 34 drijft het wormwiel 32 aan en is aanwezig op een aandrijfas 35, waarop tevens een wormwiel 36 aangebracht is dat met tanden in ingrijping is met de ver-tanding van de tandheugel 77. De aandrijving van de aandrijfas 35 ge-15 schiedt via tandwielen 39 en 40 door middel van een hoofdaandrijfas 41, die door een electromotor aangedreven wordt. Ook hier is sprake van een schuin gerichte vertanding van de tandheugels 29 en 77, zodat bij het aandrijven door middel van de hoofdaandrijfas 71 een kracht wordt uitgeoefend, welke door de aanwezigheid van een niet-weergegeven geleiding 20 van de lade 76 tot gevolg heeft dat de lade aanvankelijk in verticale richting en daarna in horizontale richting bewogen wordt. Van belang hierbij is dat de straal van de wormwielen 34 en 36 in deze situatie gelijk is. Ook in deze uitvoeringsvorm kan hierbij de verticale snelheid belangrijk lager zijn dan de horizontale snelheid bij gelijktijdi-25 ge verkrijging van de reeds vermelde voordelen. Een snelheidsverhouding van maximaal 1:4 is ook bij deze uitvoeringsvorm haalbaar.
Als weergegeven in figuur 12 is de baan welke de lade tijdens de beweging maakt met behulp van de laadinrichting volgens een der voorgaande uitvoeringsvormen niet beperkt tot een L-vormige. Met behulp 30 van de aandrijfelementen, omvattende de tandwielen en de tandheugels met schuin gerichte vertandingen is het in principe mogelijk de lade ook volgens andere banen te geleiden. Vanwege de tijdens de beweging uitgeoefende schuin gerichte kracht F, welke horizontale en verticale componenten F1 respectievelijk F2 bezit, is het mogelijk de lade over 35 allerlei banen te laten bewegen, waarbij het enige criterium is dat de banen in één quadrant gelegen zijn, dat wil zeggen dat de afgeleide van de gevolgde baan tijdens de beweging van de lade niet van teken veran- 8 β P 3 ? 0 #5 V- M w 9 PHN 11.983 17 dert.
Opgemerkt wordt dat de laadinriehting volgens de uitvinding niet alleen geschikt is voor toepassing bij een apparaat van de weergegeven soort en bestemd voor samenwerking met een plaat. De laadin-5 richting is ook met voordeel toepasbaar bij andere apparaten van de soort, bestemd om signalen op een registratiedrager op te nemen en/of van deze registratiedrager weer te geven, zoals magneetbandapparaten.
Bijvoorbeeld bij een magneetbandapparaat biedt de uitvinding het voordeel van de relatief hoge kracht in verticale richting, waarbij bij- 10 voorbeeld de frontklep van een magneetbandcassette geopend kan worden en/of de reminrichting van de spoelhaspels gelicht kan worden en het voordeel van de relatief grote horizontale snelheid over grote afstand, waardoor de cassette geladen kan worden. Ook bij een dergelijke toepassing is van voordeel dat een motor met een relatief gering aandrijfver-15 mogen toegepast kan worden. Hierbij is eveneens als belangrijk voordeel aanwezig dat binnen zekere ruime grenzen de kracht, noodzakelijk voor het in verticale richting doen bewegen van de lade onafhankelijk gekozen kan worden van de horizontale snelheid van de lade. Verder is van voordeel het bij de aandrijving van de lade relatief geringe optredende 20 geluid ten gevolge van de schuine vertandingen.
25 30 35 Ït r Λ - . - ( >' ! - .
** Ta* % '

Claims (10)

1. Laadinrichting (1) voor een apparaat (2) van de soort, bestemd om signalen op een registratiedrager (15) op te nemen en/of van deze registratiedrager weer te geven, omvattende: - een beweegbaar opgestelde lade (19;62;76) met behulp waarvan de re-gistratiedrager (15) door een opening in een wand van de behuizing (3) van het apparaat (2) tot binnen respectievelijk buiten de behuizing (3) transporteerbaar is, - geleidingsmiddelen (22,23,24;71,63A,75) ter geleiding van de beweging van de lade (19;62;76) ten opzichte van de behuizing (3) met in ge-leidingsbanen (22;71) geleide geleidingselementen (23;75), welke geleidingsmiddelen de lade (19,62;76) evenwijdig aan onderling een hoek insluitende geleidingsrichtingen (26,27) geleiden, en - aandrijftniddelen voor het bewegen van de lade (19;62;76), met tandheugels (29;74;77), hiermee gekoppelde tandwielen (31,32,34;36;73) en 15 aandrijfassen (35;72), welke aandrijfmiddelen aandrijfelementen bezitten, die op de lade voor het bewegen een kracht (F) uitoefenen die componenten (F1, F2) bezit evenwijdig aan genoemde geleidingsrichtingen (26,27), met het kenmerk, dat 20 - de tandheugels (29;74;77) op de lade (19;62;76) aanwezig zijn - de tandheugels (29;74;77) en tandwielen (31,32,3^»36;73) deel uitmaken van de aandrijfelementen waarbij de flanken van de tanden van elke tandheugel (29;74;77) als ook van hiermee gekoppelde tandwielen (31,32,34,36;73) met de rotatieas van de aandrijfas (35;72) een zoda-25 nig gerichte tandhoek insluiten, dat voor het bewegen van de lade (19,‘62,*76) genoemde kracht (F) op de lade wordt uitgeoefend.
2. Laadinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de tandheugels (29) in stuurgroeven (28) gelegen zijn, waarin aandrijfwie- len (31) ten opzichte van de rotatieas in axiale richting geleid lig-30 gen.
3· Laadinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat elk aandrijfwiel (31) met een coaxiaal opgesteld eerste wormwiel (32) vast verbonden is, waarbij de aandrijfcombinatie van elk aandrijfwiel (31) en eerste wormwiel (32) ten opzichte van de behuizing (3) in axiale 35 richting heen en weer beweegbaar is.
4. Laadinrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat elk eerste wormwiel (32) wordt aangedreven door een tweede wormwiel (34), g $ 0 3 o q {: y k PHN 11.983 19 aanwezig op een aandrijfas (35), waarbij afhankelijk van de positie van de geleidïngselementen (23) in de geleidingsbanen (22) elke aandrijf-combinatie (31,32) roteert, waarbij de lade (19)76) in de eerste gelei-dingsrichting beweegt, respectievelijk elke aandrijf combinatie (31,32) g in axiale richting beweegt, waarbij de lade (19) de tweede geleidings-richting beweegt.
5. Laadinriohting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat op de lade (62;76) eerste en tweede tandheugels (74;29,77) aanwezig zijn, welke heugels onderling een hoek insluiten en waarbij tijdens het bewe- 10 gen van de lade in de eerste geleidingsrichting aandrijfwielen (73;31) over de eerste tandheugels (74A;29) afrollen en in de tweede geleidingsrichting over de tweede tandheugels (74B,74C;77) afrollen.
6. Laadinriohting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat gezien in zijaanzicht op de lade de eerste (74A) en tweede (?4B,711C) 15 tandheugels op de bodemwand respectievelijk op opstaande wanden van de lade (62) aangebracht zijn.
7· Laadinriohting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de tanden van elke eerste tandheugel (7¾) doorlopen in de tweede tandheugels (7MBt7UC), waarbij de genoemde tandhoek ten opzichte van de eerste 20 geleidingsrichting ongeveer 30 bedraagt.
8. Apparaat, voorzien van de laadrichting (1) volgens conclusie 1.
9· Apparaat volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat van de aandrijfmiddelen een differentieel (17) deel uitmaakt, dat na beeindi-25 ging van de ladeaandrijving een verder mechanisme (5) van het apparaat aandrijft.
10. Apparaat volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het dif ferentieel (17) na de ladeaandrijving een kantelinrichting (5) aandrijft voor het kantelen van een objectief (11), waarmee op een plaat-30 vormige registratiedrager (15) aanwezige signalen worden opgenomen en/of uitgelezen. 35 8/t f!_ X 9 f> i; 'v> H
NL8603296A 1986-12-24 1986-12-24 Laadinrichting voor een apparaat van de soort bestemd om signalen op te nemen en/of weer te geven, alsmede apparaat voorzien van de laadinrichting. NL8603296A (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8603296A NL8603296A (nl) 1986-12-24 1986-12-24 Laadinrichting voor een apparaat van de soort bestemd om signalen op te nemen en/of weer te geven, alsmede apparaat voorzien van de laadinrichting.
US07/131,146 US4835760A (en) 1986-12-24 1987-12-10 Loading device for an apparatus for recording and/or re-producing signals, and apparatus provided with the loading device
EP87202578A EP0274799A1 (en) 1986-12-24 1987-12-18 Loading device for an apparatus for recording and/or reproducing signals, and apparatus provided with the loading device
KR870014796A KR880008285A (ko) 1986-12-24 1987-12-23 신호 기록 및 재생용 로딩장치와 이 장치가 제공된 기구
JP62328166A JPS63173266A (ja) 1986-12-24 1987-12-24 信号を記録再生する装置の装着装置およびかかる装着装置を具える記録再生装置

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8603296 1986-12-24
NL8603296A NL8603296A (nl) 1986-12-24 1986-12-24 Laadinrichting voor een apparaat van de soort bestemd om signalen op te nemen en/of weer te geven, alsmede apparaat voorzien van de laadinrichting.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8603296A true NL8603296A (nl) 1988-07-18

Family

ID=19849057

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8603296A NL8603296A (nl) 1986-12-24 1986-12-24 Laadinrichting voor een apparaat van de soort bestemd om signalen op te nemen en/of weer te geven, alsmede apparaat voorzien van de laadinrichting.

Country Status (5)

Country Link
US (1) US4835760A (nl)
EP (1) EP0274799A1 (nl)
JP (1) JPS63173266A (nl)
KR (1) KR880008285A (nl)
NL (1) NL8603296A (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5105414A (en) * 1987-11-06 1992-04-14 Tadashi Funabashi Information recording disk playback apparatus

Families Citing this family (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPH073488Y2 (ja) * 1987-08-07 1995-01-30 株式会社東芝 ディスク再生装置
NL8800448A (nl) * 1988-02-23 1989-09-18 Philips Nv Laadinrichting, alsmede een platenspeler voorzien van de laadinrichting.
SG105446A1 (en) * 1996-09-21 2004-08-27 Oak Technology Inc Loading mechanism with linear gear bar for an optical disc drive
JP2005069262A (ja) * 2003-08-27 2005-03-17 Orion Denki Kk 電子機器

Family Cites Families (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS55125569A (en) * 1979-03-22 1980-09-27 Sony Corp Cassette loading/unloading device
US4337533A (en) * 1979-09-07 1982-06-29 Kabushiki Kaisha Aiwa Front loading type record player
JPS57111855A (en) * 1980-12-29 1982-07-12 Sony Corp Record player
US4564930A (en) * 1982-07-20 1986-01-14 Pioneer Electronic Corporation Disc carrying system
JPS6080156A (ja) * 1983-10-07 1985-05-08 Sony Corp カセツト装着装置
JPH0610913B2 (ja) * 1984-01-12 1994-02-09 ソニー株式会社 光学デイスクプレ−ヤ
JPS60150262A (ja) * 1984-01-13 1985-08-07 Sony Corp デイスクプレ−ヤ
DE3505339A1 (de) * 1984-02-17 1985-08-29 Pioneer Electronic Corp., Tokio/Tokyo Wechselmechanismus
KR900002980B1 (en) * 1985-01-23 1990-05-03 Sanyo Electric Co Disc player
FR2584906B1 (fr) * 1985-07-16 1987-10-09 Philips Ind Commerciale Systeme de guidage pour tiroir, appareil comportant un tel systeme et element pour un tel systeme
US4701701A (en) * 1985-07-19 1987-10-20 Hewlett-Packard Company Apparatus for measuring characteristics of circuit elements

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5105414A (en) * 1987-11-06 1992-04-14 Tadashi Funabashi Information recording disk playback apparatus

Also Published As

Publication number Publication date
EP0274799A1 (en) 1988-07-20
KR880008285A (ko) 1988-08-30
US4835760A (en) 1989-05-30
JPS63173266A (ja) 1988-07-16

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JPS60205877A (ja) 磁気記録・再生装置の磁気ヘツド昇降機構
JP3615632B2 (ja) チェンジャー型ディスク再生装置
NL8603296A (nl) Laadinrichting voor een apparaat van de soort bestemd om signalen op te nemen en/of weer te geven, alsmede apparaat voorzien van de laadinrichting.
EP0526215B1 (en) Loading apparatus for a tape cassette and a disk
KR0158055B1 (ko) 디스크 재생 장치
US4779257A (en) Disc driving device
WO2006073089A1 (ja) 光ディスク装置
US5463611A (en) Loading apparatus of a multi-disc player
JPH0512776A (ja) 光デイスク等のローデイング装置
JP2892227B2 (ja) マルチディスクプレーヤのローディング機構
JP2668171B2 (ja) カセット装填装置
BE522893A (nl)
JP4218304B2 (ja) ディスクドライブ装置
JP3276875B2 (ja) ディスクローディング装置
KR19980085123A (ko) 광 디스크 장치
US5917786A (en) Reduced size automatic loading disc changer
JP2668173B2 (ja) カセット装填装置
JPH0432459B2 (nl)
JP2985374B2 (ja) 記録及び/又は再生装置
JP2924268B2 (ja) 記録媒体が収納されたカートリッジのローディング装置
JPH0412539B2 (nl)
JPH0636422A (ja) テープカセットの水平ローディング機構
JPH0510270Y2 (nl)
JPH0610536Y2 (ja) 両面再生用ディスクプレーヤのチャッキング機構
JPH056606A (ja) 光デイスクのローデイング装置

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed