NL8603221A - Gemodificeerde multipaddetektor. - Google Patents

Description

i PHN 11.986 1 N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven Gemodificeerde multipaddetektor

De uitvinding heeft betrekking op een ontvanger voor hoekgemoduleerde signalen, afkomstig van een of meer antennes, voorzien van een diversitieschakelaar met een op de tenminste ene antenne aangesloten signaalingang, een signaaluitgang en een stuuringang voor 5 het met een stuursignaal op de stuuringang aan de signaaluitgang selekteren van een hoekgemoduleerd signaal en voorzien van een met de signaaluitgang gekoppelde en op de stuuringang aangesloten multipaddetektor voor het bij een door de multipaddetektor vaststellen van multipadvervorming in het geselekteerde signaal, afgeven van het 10 stuursignaal aan de stuuringang.

Een voor toepassing in bijvoorbeeld ruimte-diversitie ontvangers geschikte multipaddetektor is bekend uit de Europese oktrooiaanvrage 141218. Dergelijke ontvangers zijn bijvoorbeeld als FM-ontvangers uitgevoerd, en met meerdere ruimtelijk van elkaar gescheiden 15 antennes gekoppeld. Afhankelijk van de multipadvervorming van een op een antenne ontvangen ingangssignaal wordt de ontvanger met behulp van de multipaddetektor op een of meer andere antennes omgeschakeld voor ontvangst van een ingangssignaal met een lagere multipadvervorming.

Bekende multipaddetektoren bevatten een AM-detektor en/of een 20 frekwentiestoorpiekdetektor. In voornoemde Europese oktrooiaanvrage wordt multipadvervorming vastgesteld bij een gelijktijdig optreden van scherpe amplitude minima's en frekwentiestoorpieken in het ingangssignaal. De omschakeling, welke na het vaststellen van multipadvervorming plaatsvindt, veroorzaakt in het algemeen amplitude-25 en fasesprongen in het hoogfrekwente signaal. In audio FM-ontvangers ontstaan dan amplitudesprongen in het audiosignaal, welke in het bijzonder ten gevolge van de grote gevoeligheid van het menselijk oor voor dergelijke sprongen, hinderlijk hoorbaar zijn.

Doel van de uitvinding is het realiseren van een 30 ontvanger waarin de hinderlijk hoorbare inbreuk op het audiosignaal, welke bij het omschakelen op een ander ontvangen signaal optreedt, is verminderd.

* . / . ·.*** * i * PHN 11.986 2

Daartoe bezit de ontvanger overeenkomstig de uitvinding het kenmerk dat de multipaddetektor van een met de uitgang van de diversitieschakelaar gekoppelde drempelinrichting is voorzien voor het opwekken van een drempelspanning met een momentaan met de 5 frekwentiezwaai van het hoekgemoduleerde signaal meelopende amplitudewaarde, en dat de multipaddetektor zodanig is ingericht dat het verloop van de gevoeligheid bij het vaststellen van multipadvervorming momentaan korrespondeert met het verloop van de amplitudewaarde van de drempelspanning.

10 Hiermee is bereikt dat bij een kleine zwaai van het hoekgemoduleerde signaal, dus nabij nuldoorgangen van het gedemoduleerde audiosignaal, de gevoeligheid voor stoorpieken bij de detektie van multipadvervorming groter is dan de gevoeligheid voor overeenkomstige stoorpieken bij een grote zwaai van het hoekgemoduleerde signaal, dus 15 bij grote amplitudes van het audiosignaal. Dienovereenkomstig wordt enerzijds, na het vaststellen van multipadvervorming, met een grotere waarschijnlijkheid nabij nuldoorgangen van het audiosignaal omgeschakeld dan bij grote amplitudes van het audiosignaal. Van voordeel is dat door laatstgenoemd omschakelen de ontvanger de mogelijkheid krijgt te zoeken 20 naar ingangssignalen met een lagere multipadvervorming, zonder dat dit evenwel, ten gevolge van het omschakelen bij voornoemde nuldoorgangen, leidt tot een hinderlijk hoorbare aantasting van de kwaliteit van het audiosignaal. Terwijl anderzijds op momenten waarop het hoekgemoduleerde signaal momentaan een grote zwaai bezit, het nivo van de stoorpieken 25 voor het met succes detekteren van multipadvervorming boven de met de grote zwaai meelopende overeenkomstig grote waarde van de drempelspanning moet uitkomen. Dit laatstgenoemde beperkt het, juist bij een grote momentane audio-amplitude, zeer hinderlijk hoorbare en dus ongewenste omschakelen.

30 In het bijzonder in autoradio-ontvangers bezitten de aanwezige selektiviteitsfliters een beperkte bandbreedte, teneinde te zorgen dat dicht bijeen gelegen zenderfrekwenties elkaar bij ontvangst zo weinig mogelijk storen. Het gevolg is dat bij een grotere zwaai in het ontvangen hoekgemoduleerde signaal er ten gevolge van deze beperkte 35 bandbreedte amplitude-modulaties met frekwentiestoorpieken in de ontvanger worden opgewekt, welke door de multipaddetektor als multipadvervorming worden gedetekteerd. Ook het ten onrechte hierop ' r 3 .. Λ έ * i PHN 11.986 3 aanspreken van de multipaddetektor in de ontvanger en het omschakelen is verminderd, doordat de momentane waarde van de dan overeenkomstig grote drempelspanning, voor het met succes detekteren van multipadvervorming, door laatstgenoemde stoorpieken moet worden overschreden. Evenwel, hij 5 gedetekteerde ernstige multipadvervorming van het hoekgemoduleerde signaal, waarbij het nivo van de stoorpieken boven de waarde van de drempelspanning uitstijgt, spreekt de multipaddetektor wel aan.

In een eerste uitvoeringsvorm van de ontvanger, waarbij de multipaddetektor van een komparatorschakeling met twee ingangen is 10 voorzien, waarvan een eerste ingang voor het toevoeren van een signaal dat afhangt van de mate van multipadvervorming in het geselekteerde hoekgemoduleerde signaal, bezit de ontvanger overeenkomstig de uitvinding het kenmerk, dat de drempelinrichting van een met de middenfrekwent-trap van de ontvanger gekoppelde serieschakeling van een 15 laagdoorlaatfilter en een gelijkrichtschakeling is voorzien, welke serieschakeling van een op de tweede ingang van de komparatorschakeling aangesloten uitgang is voorzien.

Het voordeel van deze uitvoeringsvorm van de ontvanger is dat het momentaan waarderen van de drempelspanning zowel toegepast kan 20 worden bij een multipaddetektor met een frekwentiestoorpiekdetektor, als bij een multipaddetektor met een AM-detektor, als bij toepassing van beiden.·

Een tweede eenvoudige uitvoeringsvorm van de ontvanger waarbij de multipaddetektor van een frekwentiestoorpiekdetektor is 25 voorzien bezit overeenkomstig de uitvinding het kenmerk dat de uitgang van de frekwentiestoorpiekdetektor op de eerste ingang van de komparatorschakeling is aangesloten.

Een derde eenvoudige uitvoeringsvorm van de ontvanger waarbij de multipaddetektor van een AM-detektor is voorzien bezit 30 overeenkomstig de uitvinding het kenmerk dat de uitgang van de AM- detektor op de eerste ingang van de komparatorschakeling is aangesloten.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een multipaddetektor voor toepassing in de ontvanger.

De uitvinding en hare voordelen zullen aan de hand van de 35 volgende tekening nader worden toegelicht. Daarbij toont; fig 1: uitvoeringsvormen van een ontvanger overeenkomstig de uitvinding; en : v: 1 > 4; PHN 11.986 4 fig 2: een grafiek van mogelijke, in de ontvanger volgens figuur 1 optredende, signaalvormen, weergegeven als funktie van de tijd.

De in figuur 1 weergegeven ontvanger 1 is voorzien van 5 een multipaddetektor 2 voor het detekteren van multipadvervorming in ontvangen hoekgemoduleerde ingangssignalen. Een dergelijke ontvanger 1, waarin gebruik wordt gemaakt van in het algemeen meerdere ruimtelijk gescheiden van elkaar opgestelde antennes 3-1 tot en met 3-n, wordt aangeduid met de naam ruimte-diversitie ontvanger. De ontvanger 1 bevat 10 een diversitieschakelaar 4 met een signaalingang 40, waarop de antennes 3-1 tot en met 3-n zijn aangesloten. Door middel van een stuursignaal op een stuuringang 5 van de diversitieschakelaar 4 wordt omgeschakeld van de ene antenne naar de andere antenne, of indien gewenst van of naar een kombinatie van antennes. In het laatste geval worden bijvoorbeeld de 15 somsignalen en / of de verschilsignalen uit de kombinaties van ingangssignalen gevormd en wordt één van deze signalen als geselekteerd ingangssignaal in de ontvanger 1 verder verwerkt. Indien de ontvanger 1 een diversitieschakelaar 4 bevat waarop één antenne 3-1 is aangesloten, vindt het omschakelen naar een ander ingangssignaal 20 bijvoorbeeld plaats door omschakelen van de richting waarin de antenne 3-1 in hoofdzaak gevoelig is voor elektromagnetische golven. In het laatstgenoemde geval wordt met de diversitieschakelaar 4 bijvoorbeeld een gedeelte van de antenne 3-1 bij een al met de diversitieschakelaar 4 verbonden verder gedeelte van de antenne 3-1 bijgeschakeld. Het voordeel 25 hiervan is dat dan volstaan kan worden met een twee-geleider verbinding tussen de antenne 3-1 en de diversitieschakelaar 4.

De ontvanger 1 is voorzien van een hoogfrekwent-mengeenheid 6, waaraan het geselekteerde ingangssignaal wordt toegevoerd, en is verder voorzien van achtereenvolgens op elkaar 30 aangesloten: een middenfrekwent-trap 7, een demodulator 8, een laagfrekwent-versterker 9 en, bij uitvoering van de ontvanger 1 als audio-ontvanger, van een luidspreker 10. De demodulator 8 is voor de ontvangst van hoekgemoduleerde ingangssignalen, in de vorm van frekwentie c.q. fase gemoduleerde ingangssignalen, uitgevoerd als een 35 frekwentie c.q. fase demodulator.

De weergegeven multipaddetektor 2 bevat een frekwentiestoorpiekdetektor 11 en / of een AM-detektor 12. In de figuur ' i .¾ PHN 11.986 5 1 is de detektor 11 aangesloten op de demodulator 8 en is de AM-detektor 12 op de middenfrekwent-trap 7. De fretorentiestoorpiekdetektor 11 is voorzien van een stoorpiekindikatie-uitgang 13, waaraan, zoals nader wordt toegelicht, een stoorpiekindikatiesignaal wordt afgegeven. Dit 5 signaal wordt opgewekt bij het door de detektor 11 vaststellen van multipadvervoraing, in de vorm van stoorpieken, in het ontvangen hoekgemoduleerde ingangssignaal. Het stoorpiekindikatiesignaal kan eventueel op niet in de figuur weergegeven wijze rechtstreeks aan de stuuringang 5 van de diversitieschakelaar 4 worden toegevoerd. De AM-10 detektor 12 is voorzien van een AM-indikatie-uitgang 14, waaraan een AM-indikatiesignaal wordt afgegeven, bij het door de AM-detektor 12 vaststellen van nultipadvervorming, in de vorm amplitude-modulaties, in het ontvangen hoekgemoduleerde ingangssignaal. Ook het AM-indikatiesignaal kan eventueel rechtstreeks op niet in de figuur 15 weergegeven wijze aan de stuuringang 5 van de diversitieschakelaar 4 worden toegevoerd.

De stoorpiekdetektor 11 bevat achtereenvolgens in serie geschakeld een banddoorlaatfilter 15, een hoogdoorlaatfilter 16, een gelijkrichtschakeling 17, een sommeerschakeling 18 en een 20 komparatorschakeling 19 voor het aan de indikatie-uitgang 13 afgeven van een tweewaardig stoorpiekindikatiesignaal. De komparatorschakeling 19 is voorzien van ingangen 20 en 21. De ingang 20 is aangesloten op de somuitgang van de sommeerschakeling 18 en de ingang 21 is in de figuur via een sommeerschakeling 33 met een klem 22 gekoppeld, waaraan een niet 25 weergegeven gelijkspanningsbron kan worden aangesloten, voor het afgeven van een drempelvoorspanning. Het banddoorlaatfilter 15, dat in de figuur op de demodulator 8 is aangesloten, heeft een doorlaatband welke groter is dan de bandbreedte van het ontvangen hoekgemoduleerde signaal en bijvoorbeeld loopt van 15 Hz tot ongeveer 200 KHz. Hiervan wordt het 30 gedeelte boven bijvoorbeeld 50 a 60 KHz door het hoogdoorlaatfilter 16 doorgelaten en vervolgens gelijkgericht door de gelijkrichtschakeling 17. Het aan de sommeerschakeling 18 aangeboden gelijkgerichte signaal geeft dan, op momenten dat het hoekgemoduleerde signaal aan multipadvervorming onderworpen is, algemeen bekende stoorpieken te 35 zien. Op momenten, dat het nivo van de stoorpieken op ingang 20 de waarde van de voorspanning op ingang 21 overschrijden, wordt door de komparatorschakeling 19 aan de uitgang 13 het stoorpiekindikatiesignaal - Λ ~ 2 ? 1 PHN 11.986 6 afgegeven.

De AM-detektor 12 is voorzien van een, in de figuur op de middenfrekwent-trap 7 aangesloten, amplitude demodulator 23, een met de laatste in serie geschakeld banddoorlaatfilter 24 en een 5 komparatorschakeling 25. De komparatorschakeling 25 heeft twee ingangen 26 en 27. De ingang 26 is in de figuur via een sommeerschakeling 39 met het banddoorlaatfilter 24 gekoppeld, en ingang 27 is in de figuur via een sommeerschakeling 34 met een klem 28 gekoppeld, waaraan een niet weergegeven gelijkspanningsbron kan worden aangesloten, voor het afgeven 10 van een drempelvoorspanning. De doorlaatband van het bandoorlaatfilter 24 strekt zich uit over een gebied, waarin de frekwentiekomponenten van de ten gevolge van multipadvervorming optredende amplitude modulaties zich bevinden. De doorlaatband loopt bijvoorbeeld van 5 Hz tot 50 KHz.

Op momenten, dat de waarde van de amplitude modulatie de waarde van de 15 voorspanning op ingang 27 overschrijdt, wordt door de komparatorschakeling 25 aan de uitgang 14 het AM-indikatiesignaal afgegeven.

Bij toepassing van beide detektoren 11, en 12 bevat de multipaddetektor 2, zoals in de figuur weergegeven, een op beiden 20 aangesloten weegschakeling 29, voor het uitsluitend bij een gelijktijdig optreden van beide indikatiesignalen aan de stuuringang 5 afgeven van het stuursignaal. De weegschakeling 29 is dan uitgevoerd als een op de indikatie-uitgangen 13 en 14 aangesloten EN-poortschakeling 30, welke op zijn beurt op de stuuringang 5 van diversitieschakelaar 4 aangesloten is. 25 Met betrekking tot de eisen waaraan een diversitie- ontvanger, voor het realiseren van een goede werking, ten aanzien van het omschakelen dient te voldoen, is het volgende op te merken.

Enerzijds dient het omschakelen beperkt te worden daar dit in het algemeen ten gevolge van de hiermee gepaard gaande amplitudesprongen in 30 het audiosignaal in de luidspreker 10 hoorbaar is. In het bijzonder dient het omschakelen meer beperkt te worden naarmate de kwaliteit van het ontvangen signaal beter is. Dit overeenkomstig het inzicht, dat naarmate het ontvangen signaal een betere signaal-ruisverhouding bezit, de maximaal toelaatbare omschakelfrekwentie waarboven het omschakelen 35 hinderlijk hoorbaar is, afneemt. Anderzijds dient ook niet te weinig te worden omgeschakeld, omdat dan de multipadvervorming van het geselekteerde ingangssignaal zelf hinderlijk hoorbaar wordt. Een ander Γ- ? ΐ\ ? n 4 - v -J ά £ 1 PHN 11.986 7 aspekt heeft betrekking op de betrouwbaarheid waarmee multipadvervorming wordt vastgesteld; dit in verband met de gevoeligheid van de ultipaddetektor voor stoorpulsen. Het blijkt in de praktijk dat in het bijzonder de periodieke stoorpulsen, maar ook het periodieke 5 omschakelen, het meest hinderlijk hoorbaar zijn. In de ontvanger 1 is het vaststellen van multipadvervorming en het vervolgens omschakelen gerealiseerd op een wijze waarbij de hinderlijk hoorbare inbreuk, welke het omschakelen waakt op de kwaliteit van het audiosignaal, is beperkt.

Daartoe is de frekwentiestoorpiekdetektor 11 van de 10 ontvanger 1 voorzien van een drempelinrichting (31,32) voor het opwekken van een drempelspanning met een momentaan met de frekwentiezwaai van het hoekgemoduleerde signaal meelopende waarde, waarbij het stoorpiekindikatiesignaal wordt opgewekt bij een door de amplitude van de stoorpieken overschrijden van de momentane waarde van de 15 drempelspanning. De drempelinrichting (31,32) is weergegeven in de figuur in een eenvoudige uitvoeringsvorm van een op het banddoorlaatfilter 15 aangesloten laagdoorlaatfilter 31, in serie geschakeld met een gelijkrichtschakeling 32, welke laatste is aangesloten op de sommeerschakeling 33. Indien gewenst kunnen het 20 laagdoorlaatfilter 31 en de gelijkrichtschakeling 32 in de serieschakeling worden verwisseld. In de weergegeven uitvoeringsvorm is de somuitgang van dé sommeerschakeling 33 op de ingang 21, en de klem 22 op de sommeerschakeling 33 aangesloten. De kantelfrekwentie van het laagdoorlaatfilter 31 ligt bijvoorbeeld bij 5 KHz, waardoor de 25 laagfrekwente komponenten van het audiosignaal door het filter 31 worden doorgelaten. Zodoende variëren het aan de sommeerschakeling 33 aangeboden uitgangssignaal van de gelijkrichtschakeling 32 en daarmede de drempelspanning op ingang 21, momentaan met de gelijkgerichte momentane zwaai van het modulerende audiosignaal. De momentaan in waarde 30 variërende drempelspanning op ingang 21 is in figuur 2 aangegeven met de letters STO. Het gevolg van deze momentane waarde variatie is dat bij een kleine zwaai van het hoekgemoduleerde signaal, dus nabij nuldoorgangen van het gedemoduleerde audiosignaal, de gevoeligheid voor stoorpieken bij de detektie van multipadvervorming groter is dan de 35 gevoeligheid voor overeenkomstige stoorpieken bij een grote zwaai van het hoekgemoduleerde signaal, dus bij grote amplitudes van het audiosignaal. Dienovereenkomstig wordt enerzijds na het vaststellen van PHN 11.986 8 multipadvervorming bij nuldoorgangen van het audiosignaal met een grotere waarschijnlijkheid omgeschakeld dan bij grote amplitudes van het audiosignaal. Van voordeel is dat door dit meer omschakelen de ontvanger 1 de mogelijkheid krijgt te zoeken naar ontvangen signalen met een 5 lagere multipadvervorming, zonder dat dit evenwel, ten gevolge van het omschakelen bij voornoemde nuldoorgangen, leidt tot een hoorbare aantasting van de kwaliteit van het audiosignaal. Terwijl anderzijds op momenten waarop het hoekgemoduleerde signaal een grote zwaai bezit, het nivo van de stoorpieken voor het met succes detekteren van 10 multipadvervorming boven de momentaan met de grote zwaai meelopende overeenkomstig grote waarde van de drempelspanning op ingang 21 moet uitkomen. Dit laatstgenoemde beperkt het, juist bij een grote audio-amplitude, hoorbare omschakelen. Een en ander wordt nog nader toegelicht aan de hand van figuur 2.

15 Het punt van het beperken van het omschakelen bij een grote zwaai van het hoekgemoduleerde signaal krijgt een ekstra betekenis bij het beschouwen van het probleem, dat bijvoorbeeld bij storing in geval van overmodulatie, er ook stoorpieken in het hoekgemoduleerde signaal optreden, welke het gevolg zijn van de in het bijzonder bij een 20 autoradio beperkte bandbreedte van de in het algemeen in de ontvanger 1 aanwezige selektiviteitsfilters, zoals bijvoorbeeld aanwezig in de hoogfrekwent-mengeenheid 6 of de middenfrekwent-trap 7. Ook het ten onrechte op deze storing aanspreken van de multipaddetektor 2 in de ontvanger 1 en het omschakelen is beperkt, doordat de momentane waarde 25 van de dan overeenkomstig grote drempelspanning, voor het met succes detekteren van multipadvervorming, door laatstgenoemde stoorpieken moet worden overschreden. Evenwel, bij gedetekteerde ernstige multipadvervorming van het hoekgemoduleerde signaal, waarbij het nivo van de stoorpieken, bijvoorbeeld gedurende langere tijd boven de waarde 30 van de drempelspanning uitstijgt, spreekt de multipaddetektor 2 wel aan. In figuur 2 is het voren omschrevene nader grafisch verduidelijkt. In deze figuur is verder met de letters STW het stoorpieksignaal aan de ingang 20 van de komparatorschakeling 19 weergegeven. Voorts bevat deze figuur voorbeelden van verschillende 35 reeds toegelichte typen stoorpieken, waarbij zijn aangeduid met: A de stoorpieken welke in de ontvanger 1 zelf ontstaan ten gevolge van de voornoemde beperkte bandbreedte van de PHN 11.986 9 selektiviteitsfliters. Zichtbaar is in de figuur dat de frekwentiestoorpiekdetektor 11 hierop niet aanspreekt, omdat het nivo van deze stoorpieken op het weergegeven moment niet boven de momentane waarde van de drempelspanning STO uitkomt; 5 B de ten gevolge van zware multipadvervorming optredende stoorpieken, waarop de frekwentiestoorpiekdetektor 11 wel aanspreekt; en C de stoorpieken met een relatief kleine amplitude, welke door de in de figuur weergegeven kleine amplitude van het audiosignaal STO wel worden gedetekteerd en waarop de frekwentiestoorpiekdetektor 11 10 wel aanspreekt. Daar nu evenwel de momentane zwaai en daarmede de momentane amplitude van het gedemoduleerde audiosignaal klein zijn zal een op dit moment omschakelen een verminderd hinderlijk hoorbaar omschakelen van de ontvanger 1 tot gevolg hebben.

In de weergegeven uitvoeringsvorm wordt het 15 uitgangssignaal van de gelijkrichtschakeling 32 tevens aan een in de AM-detektor 12 aangebrachte sommeerschakeling 34 toegevoerd, waaraan dan het uitgangssignaal van de gelijkrichtschakeling 32 wordt toegevoerd.

Ook de klem 28 is dan op de sommeerschakeling 34 aangesloten. De uitgang van de sommeerschakeling 34 is dan met de ingang 27 van de 20 komparatorschakeling 25 verbonden. Zodoende varieert ook de waarde van een verdere drempelspanning op de ingang 27 momentaan met de gelijkgerichte momentane zwaai van het modulerende audiosignaal. Bij een door de amplitude modulaties aan de uitgang van het banddoorlaatfilter 24 overschrijden van de waarde van de verdere drempelspanning, wordt 25 door de komparatorschakeling 25 het AM-indikatiesignaal aan de indikatie-uitgang 14 afgegeven. Het met behulp van in het bijzonder de beide momentane drempelspanningen detekteren van multipadvervorming draagt bij tot het op betrouwbare wijze detekteren van multipadvervorming, waarbij onnodig omschakelen, ten gevolge van het onterecht aanduiden van 30 stoorpulsen als multipadvervorming is ondervangen.

De in de figuur weergegeven uitvoeringsvorm van de ontvanger 1 is verder nog voorzien van twee terugkoppelketens (35,36) en (37,38). De eerste, in de stoorpiekdetektor 11 tussen de indikatie-uitgang 13 en de sommeerschakeling 18 geschakelde, terugkoppelketen 35 (35,36) bevat de serieschakeling van een gelijkrichterschakeling 35 met een laagdoorlaatfilter 36. De tweede, in de AM-detektor 12 tussen de indikatie-uitgang 14 en de ingang 26 van de komparatorschakeling 25 ft c r- ” r ·' -· ij V. : t PHN 11.986 10 geschakelde terugkoppelketen (37,38) bevat de serieschakeling van een gelijkrichterschakeling 37 met een laagdoorlaatfilter 38 en nog een sommeerschakeling 39. Het banddoorlaatfilter 24 is dan op de (-)ingang van de sommeerschakeling 39 aangesloten. De reden voor het toepassen van 5 deze ketens is gelegen in de wens het schakelgedrag van de ontvanger 1 mede in overeenstemming te brengen met het voornoemde inzicht, dat naarmate het ontvangen signaal een betere signaal ruisverhouding bezit, de maximaal toelaatbare omschakelfrekwentie waarboven het omschakelen hinderlijk hoorbaar is, afneemt. Daartoe is de te kiezen 10 kantelfrekwentie van het laagdoorlaatfilter 36 bijvoorbeeld 250 Hz en de kantelfrekwentie van het laagdoorlaatfilter 38 bijvoorbeeld 5 Hz. Met het aldus aanbrengen van de ketens (35,36) en (37,38) wordt bereikt, dat telkens na het optreden van de indikatiesignalen aan de uitgangen 13 en 14 van de komparatorschakelingen 19 en 25 er ten gevolge van de 15 integrende werking van de laagdoorlaatfliters 36 en 38 een zodanige beïnvloeding van de spanningswaarden op de ingangen 20 en 26 ontstaat, dat hierdoor het omschakelen overeenkomstig dit inzicht plaats vindt.

’ · 7 i" 4 ·: L ?

Claims (5)

1. Ontvanger voor hoekgemoduleerde signalen, afkomstig van een of meer antennes, voorzien van een diversitieschakelaar met een op de tenminste ene antenne aangesloten signaalingang, een signaaluitgang en een stuuringang voor het met een stuursignaal op de stuuringang aan 5 de signaaluitgang selekteren van een hoekgemoduleerd signaal en voorzien van een met de signaaluitgang gekoppelde en op de stuuringang aangesloten multipaddetektor voor het bij een door de multipaddetektor vaststellen van multipadvervorming in het geselekteerde signaal, afgeven van het stuursignaal aan de stuuringang, met het kenmerk dat de 10 multipaddetektor van een met de uitgang van de diversitieschakelaar gekoppelde drempelinrichting is voorzien voor het opwekken van een drempelspanning met een momentaan met de frekwentiezwaai van het hoekgemoduleerde signaal meelopende amplitudewaarde, en dat de multipaddetektor zodanig is ingericht dat het verloop van de 15 gevoeligheid bij het vaststellen van multipadvervorming momentaan korrespondeert met het verloop van de amplitudewaarde van de drempelspanning.

2. Ontvanger volgens conclusie 1, waarbij de multipaddetektor van een komparatorschakeling met twee ingangen is 20 voorzien, waarvan een eerste ingang voor het toevoeren van een signaal dat afhangt van de mate van multipadvervorming in het geselekteerde hoekgemoduleerde signaal, met het kenmerk dat de drempelinrichting van een met de middenfrekwent-trap van de ontvanger gekoppelde serieschakeling van een laagdoorlaatfilter en een gelijkrichtschakeling 25 is voorzien, welke serieschakeling van een op de tweede ingang van de komparatorschakeling aangesloten uitgang is voorzien.

3. Ontvanger volgens conclusie 2, waarbij de multipaddetektor van een frekwentiestoorpiekdetektor is voorzien met het kenmerk dat de uitgang van de frekwentiestoorpiekdetektor op de eerste 30 ingang van de komparatorschakeling is aangesloten.

4. Ontvanger volgens conclusie 2, waarbij de multipaddetektor van een AM-detektor is voorzien met het kenmerk dat de uitgang van de AM-detektor op de eerste ingang van de komparatorschakeling is aangesloten. 35

5. Multipaddetektor voor toepassing in een ontvanger volgens een der voorgaande conclusies.