NL8602465A - Maaimachine. - Google Patents

Maaimachine. Download PDF

Info

Publication number
NL8602465A
NL8602465A NL8602465A NL8602465A NL8602465A NL 8602465 A NL8602465 A NL 8602465A NL 8602465 A NL8602465 A NL 8602465A NL 8602465 A NL8602465 A NL 8602465A NL 8602465 A NL8602465 A NL 8602465A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
mowing
members
frame
mower
coupled
Prior art date
Application number
NL8602465A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL8602465A priority Critical patent/NL8602465A/nl
Priority to EP19870201864 priority patent/EP0262743A1/en
Publication of NL8602465A publication Critical patent/NL8602465A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D43/00Mowers combined with apparatus performing additional operations while mowing
    • A01D43/10Mowers combined with apparatus performing additional operations while mowing with means for crushing or bruising the mown crop
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D34/00Mowers; Mowing apparatus of harvesters
    • A01D34/01Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus
    • A01D34/412Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters
    • A01D34/63Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis
    • A01D34/64Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis mounted on a vehicle, e.g. a tractor, or drawn by an animal or a vehicle
    • A01D34/66Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis mounted on a vehicle, e.g. a tractor, or drawn by an animal or a vehicle with two or more cutters

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Harvester Elements (AREA)

Description

"V
* C. van der Lely N.V., Maasland
MAAIMACHINE
De uitvinding heeft betrekking op een maaimachine voorzien van een gestel waaraan om zich in hoogterichting uitstrekkende draaiingsassen aandrijfbare maaiorganen zijn aangebracht en voorzien van koppelorganen waarmede de maai-5 machine aan de hefinrichting van een trekker of dergelijk voertuig koppelbaar is.
Een doel van de uitvinding is een machine van bovengenoemde soort te verkrijgen die op gunstige wijze onder .· verschillende omstandigheden goed bruikbaar is.
10 Volgens de uitvinding wordt dit verkregen wanneer de maaimachine per lengte-eenheid gemeten over zijn lengte nabij de koppelorganen een hoger gewicht heeft dan per lengte-eenheid gemeten over de lengte van de maaimachine nabij de daaraan aangebrachte maaiorganen. Op deze wijze kan 15 de maaimachine een grotere werkbreedte hebben en toch gemakkelijk zijdelings van een trekker zijn gelegen tijdens bedrijf van de inrichting. Het zijdelings van de trekker gelegen deel van het de maaiorganen omvattend maaigedeelte zal hierbij zo licht mogelijk in gewicht zijn en de trekker 20 zo min mogelijk op ongunstige wijze belasten. Op deze wijze is de trekker gemakkelijk met de zijdelings daarbuiten uitstekende maaimachine voort te bewegen. Een verder voordeel is dat de maaimachine op gunstige wijze door de hefinrichting van een trekker of dergelijk voertuig omhoog 25 geheven kan worden.
Een gunstig uitvoeringsvoorbeeld wordt hierbij verkregen wanneer aan het gestel nabij de koppelorganen een over-brengingskast is aangebracht waarin overbrengingsorganen zijn gelegen via welke de maaiorganen aandrijfbaar zijn 30 vanaf een zich in de overbrengingskast uitstrekkende kop-pelingsas die koppelbaar is met de aftakas van de trekker of dergelijk voertuig. Hierbij wordt bereikt dat in het bijzonder de betrekkelijk zware overbrengingsorganen midden achter de trekker komen te liggen. Op deze wijze behoeft het ge-35 deel te van de maaimachine dat meer zijdelings van de trekker 0602465 - 2 - is gelegen althans minder delen te bezitten zodat dit lichter in gewicht wordt per gemeten lengte-eenheid.
Volgens een verdere uitvoeringsvorm heeft de maai-machine volgens de uitvinding aan het gestel nabij de kop-5 pelorganen een overbrengingskast met overbrengingsorganen, waarbij deze overbrengingskast ten minste drie uitgaande koppelingsassen bezit waarvan er ten minste één koppelbaar is met een aandrijfas voor de aandrijving van de maaiorganen en ten minste één koppelbaar is met een gewasbewerkings-10 orgaan dat nabij de maaiorganen is aangebracht. Op deze wijze is een groot gedeelte van het gewicht van de maai-machine nabij de koppelorganen van de maaimachine aangebracht. Tijdens bedrijf zal dan dit grote deel van het gewicht van de maaimachine op gunstige wijze gelegen zijn 15 achter de trekker of dergelijk voertuig, waaraan de maaimachine is gekoppeld.
Volgens een gunstig uitvoeringsvoorbeeld heeft de overbrengingskast twee ten opzichte van elkaar verwisselbare en/of met een ander stel tandwielen uitwisselbare tandwielen 20 voor aandrijving van ten minste één uitgaande koppelingsas van de overbrengingskast. De aan de koppelingsas aangesloten organen van de maaimachine kunnen op deze wijze naar keuze in één van ten minste twee snelheden aangedreven worden. Hierdoor kan de bewerking van het gewas door de maaimachine 25 aan meerdere omstandigheden aangepast worden.
Volgens een verdere uitvindingsgedachte heeft de maaimachine volgens de uitvinding een werkbreedte van ongeveer 300 cm. Deze grote werkbreedte kan in het bijzonder aan het maaigedeelte gegeven worden vanwege de constructie volgens 30 de uitvinding. Met de maaimachine kan hierbij op gunstige wijze snel gewerkt worden. De maaimachine kan hierbij door de constructie volgens de uitvinding goedkoop zijn.
Bij een verdere maaimachine volgens de uitvinding is het maaiorgaan zodanig uitgevoerd, dat dit voor het maaien 35 naar keuze in de ene of de andere richting aandrijfbaar is om zijn draaiingsas. Aldus kan een maaiorgaan in verschillende standen aangebracht worden voor het uitoefenen van zijn functie. Doordat het maaiorgaan in twee verschillende 6602465 - 3 - £ richtingen aandrijfbaar is, behoeven minder afzonderlijke delen voor het fabriceren van de maaimachine gemaakt te worden. Hierdoor kan fabricage van de maaimachine op gunstige wijze beïnvloed worden. Verder behoeven minder 5 aparte onderdelen als reservedelen aangehouden te worden.
Een gunstige bewerking van het gewas met de maaimachine kan verkregen worden wanneer de maaimachine volgens de uitvinding een nabij de maaiorganen aangebracht gewasbewer-kingsorgaan omvat, dat is voorzien van verenstalen tand-10 vormige uitsteeksels. Hierdoor ontstaat een lichte en goedkope constructie, in het bijzonder van het gewasbewerkings-orgaan.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen van een gunstig uitvoeringsvoorbeeld 15 van een maaimachine volgens de uitvinding.
Fig. 1 is een bovenaanzicht van een maaimachine volgens de uitvinding.
Fig. 2 is een zijaanzicht van de maaimachine volgens de fig. 1, gezien in de richting volgens de pijl II 20 in fig. 1.
Fig. 3 geeft een achteraanzicht van de maaimachine weer, gezien volgens de pijl III in fig. 1.
Fig. 4 geeft op vergrote schaal een bovenaanzicht van de maaimachine weer volgens de pijl IV in fig. 3.
25 Fig. 5 geeft op vergrote schaal een deel van de maai machine in achteraanzicht weer, gezien volgens de lijn V-V in fig. 3.
Fig. 6 geeft op vergrote schaal een doorsnede van de maaimachine weer, gezien volgens de lijn VI-VI in fig. 5.
30 Fig. 7 geeft een bovenaanzicht van een deel van de maaimachine weer, gezien in de richting volgens de pijl VII in fig. 6.
De in de figuren weergegeven maaimachine 1 omvat volgens de uitvinding een maaigedeelte 2 dat is voorzien van 35 een bewerkingsinrichting 3. Het geheel van het maaigedeelte 2 en de bewerkingsinrichting 3 is verbonden met een draag-gestel 4, waarmede de maaimachine aan een trekker 5, of een dergelijk voertuig, koppelbaar is, zoals in fig. 1 is 8602465 Η - 4 - weergegeven.
Het draaggestel 4 omvat volgens de uitvinding een draagarm 6, die is voorzien van lippen 7 waarmede het draaggestel aan de hefarmen van de hefinrichting 5 koppelbaar is.
5 Aan de bovenzijde van de draagarm 6 is een bok 9 aangebracht, die is voorzien van lippen 10 die met de topstang 11 van de driepuntshefinrichting van de trekker koppelbaar is.
Het maaigedeelte 2 omvat volgens de uitvinding twee gestelplaten 15 en 16 waartussen een gestelbalk 17 is 10 aangebracht. De gestelplaat 15 is voorzien van lippen 18 die door middel van een as 19 scharnierbaar met de draagarm 6 zijn gekoppeld. De hartlijn van de as 19 vormt een schar-nieras 20 tussen het draaggestel 4 en het maaigedeelte 2. De bevestiging van de gestelbalk 17 aan de gestelplaat 15 is 15 verstevigd door een schoorbalk 21.
Zoals in het bijzonder uit de figuur 6 blijkt, is de gestelbalk 17 opgebouwd uit een U-vormige balk 22 die aan de onderzijde is voorzien van uitkragende randen 23. De onderzijde van de gestelbalk 17 wordt gevormd door een 20 onderplaat 24 die door middel van bouten 25 tegen de randen 23 is bevestigd.
Tegen de onderzijde van de gestelbalk 17 zijn in dit uitvoeringsvoorbeeld zes tandwielhuizen 26 bevestigd. De tandwielhuizen 26 zijn aan elkaar gelijk en worden daarom 25 voor slechts één tandwielhuis nader weergegeven. Elk tandwielhuis 26 vormt volgens de uitvinding een gesloten tandwielhuis waarin een conisch tandwiel 27 is gelegerd dat is bevestigd aan een bus 28. De bus 28 is op niet nader weergegeven wijze in tegenover elkaar gelegen vertikale 30 zijden van het tandwielhuis 26 gelegerd. Hierbij is de bus 28 voorzien van een onrond gat 29 dat zich in de lengterichting van de bus 28 uitstrekt. Het onronde gat 29 vormt een doorlopend gat door het tandwielhuis 26, welk gat aan dè zijden van het tandwielhuis 26 waarin de bus 28 is gelegerd 35 openingen vormt. Het conisch tandwiel 27 is in samenwerking met een conisch tandwiel 30 dat onder de bus 28 in de onderwand van het tandwielhuis 26 op niet nader weergegeven wijze is gelegerd.
1602465 - 5 - £
Elk van de tandwielhuizen 2 6 is aan haar onderzijde voorzien van een maaiorgaan 35. De maaiorganen die aan elk van de tandwielhuizen zijn aangebracht zijn aan elkaar gelijk en daarom zal voor slechts één maaiorgaan de 5 constructie nader worden weergegeven. Het in figuur 5 weergegeven en volgens de uitvinding uitgevoerde maaiorgaan 35 omvat twee diametraal tegenover elkaar gelegen maaielementen 36 in de vorm van maaimessen. De maaielementen 36 zijn aan dragers 37 aangebracht. De maaiorganen 35 zijn voorzien van 10 trommelvormige lichamen 38 die naar boven toe smaller worden. De onderzijden van de trommelvormige lichamen 38 sluiten praktisch aan op de bovenzijde van de dragers 37. De ondereinden van de trommel vormige lichamen liggen met hun omtrek nabij de bevestigingsorganen 34, waarmede de maai-15 elementen aan de dragers 37 zijn bevestigd. De trommelvormige organen zijn in dit uitvoeringsvoorbeeld rond en strekken zich met hun boveneinden uit tot nabij de onderzijde van de tandwielhuizen 26, een en ander zoals in het bijzonder blijkt uit de figuur 5. In zij- en achteraanzicht 20 gezien (fig. 6 en 5), hebben de boveneinden van de trommelvormige lichamen een omtrek die ongeveer gelijk is aan de breedte van een tandwielhuis 26. In dit uitvoeringsvoorbeeld bezitten de maaiorganen 35 een centrale draagas 40 die met het boveneinde in het tandwielhuis 26 is gelegerd en met het 25 tandwiel 30 is verbonden. Het trommelvormig lichaam 38 strekt zich concentrisch om de hartlijn 41 van de draagas 40 uit. De hartlijn 41 van de draagas vormt een draaiingsas voor het maaiorgaan 35.
De in de tandwielhuizen 26 overbrengingsorganen 30 vormende tandwielen 27 en 30 zijn gekoppeld met een aandrijfas 42. De aandrijfas 42 strekt zich onder de gestelbalk 17 evenwijdig aan deze uit. De aandrijfas 42 strekt zich door de gaten 29 in de bussen 28 uit. De aandrijfas 42 is, althans ter plaatse van de gaten 29, in doorsnede praktisch 35 gelijk aan de doorsnede van de gaten 29. Deze onronde doorsneden zijn zodanig dat de bussen 28 rotatievast met de as 42 zijn verbonden wanneer deze zich door de gaten 29 uitstrekt. De aandrijfas 42 is gekoppeld met een koppelas 43.
8602465 - 6 - %
De koppelas 43 is gelegerd in een legerhuis 44 dat is bevestigd aan de gestelplaat 15. De koppelas 43 bezit een opening 46 die gelijk is aan de doorsnede van het einde 45 van de as 42, zodanig dat de aandrijf as 42 draaivast is gekoppeld met 5 de koppelas 43. De aandrijfas 42 is met het nabij de gestel plaat 16 gelegen einde 47 in een grendelhuis 48 gelegen dat aan de gestelplaat 16 is bevestigd en een niet weergegeven afneembaar deksel omvat. In de gestelplaat 16 is een doorboring voor de aandrijfas 42 aangebracht. Het einde 47 van 10 de aandrijfas 42 wordt gevormd door een handgreep die zo danig in het huis 48 is gelegen dat de aandrijfas 42 niet in zijn lengterichting kan verschuiven in de gemonteerde toestand en met gesloten grendelhuis 48. De koppelas 43 is door middel van een tussenas 50 gekoppeld met een koppelas 51 15 waaraan een conisch tandwiel 52 is aangebracht. Het conisch tandwiel 52 is gekoppeld met een conisch tandwiel 53. De conische tandwielen 52 en 53 vormen overbrengingsorganen, die zijn aangebracht binnen een kast 54. Het conisch tandwiel 54 is aangebracht op een koppelas 55 die vanuit de 20 tandwielkast 53 naar voren toe uitsteekt en koppelbaar is door middel van een tussenas 56 met de aftakas van de trekker 5 of dergelijk voertuig.
Tussen de tandwielhuizen 26 zijn tegen de onderzijde van de gestelbalk 17 afschermkappen 57 aangebracht, 25 die de aandrijfas 42 afschermen.
De in dit uitvoeringsvoorbeeld zes maaiorganen 35 zijn, zoals in het bijzonder uit figuur 1 blijkt, op een rij gelegen. Hierbij liggen de draaiingsassen 41 van de zes maaiorganen in een vlak 104. Nabij de rij maaiorganen en, 30 ten opzichte van de normale voortbewegingsrichting 58 van de maaimachine, is achter het vlak 105 een rotorvormig bewer-kingsorgaan 61 aangebracht. Dit rotorvormige, volgens de uitvinding uitgevoerde bewerkingsorgaan omvat een trommelvormig draagorgaan 62 dat is voorzien van tandvormige uit-35 steeksels 63. Het draagorgaan is in doorsnede, zoals in figuur 6 is weergegeven, enigszins stervormig. Het draagorgaan 62 heeft vier zijden 64, die als het ware een deel vormen van een vierkant. De zijden 64 zijn hierbij loodrecht 8602465 4 - 7 - op elkaar gelegen en hebben ieder een breedte 65 die ongeveer gelijk is aan de helft 66 van de afstand tussen twee tegenover elkaar gelegen zijden 64. Ten opzichte van de zijden 64 heeft het draagorgaan 62 vier stervormig uitste-5 kende uitsteeksels 67 die V-vormig opgestelde wanden bezitten. De uitsteeksels 67 met de verst van elkaar gelegen delen van de V-vormig opgestelde wanden zijn met de zijden 64 verbonden. De uitsteeksels 67 strekken zich vanaf de zijden 64 twee aan twee ongeveer diametraal tegenover elkaar 10 uit, waarbij zij naar buiten toe convergerende zijden hebben, gezien in doorsnede (fig. 6). De uiteinden van de uitsteeksels liggen in de hoekpunten van een vierkant dat een breedte 68 heeft die ongeveer 1½ maal zo groot is als de afstand 66. Het draagorgaan 62 is uit vier gelijkvormige 15 plaatdelen 69 gevormd, waarbij elk plaatdeel een uitsteeksel 67 omvat en de helft van de lengte van twee zijden 64. De plaatvormige delen 69 hebben uitstekende randen 70 waarmede zij door middel van bouten 71 aan elkaar zijn vastgebout. Op de einden van het draagorgaan zijn eindplaten 72 aange-20 bracht, die vierkant zijn en zijden hebben met een lengte gelijk aan de afstand 68. Aan de eindplaten 72 zijn asstompen 73 aangebracht, waarmede het draagorgaan draaibaar in legers 74 is gelegerd. De legers 74 liggen in in de gestelplaten 15 en 16 aangebrachte sleufgaten 76. Hierbij 25 zijn de legers 74 door middel van bouten 75 aan deze gestelplaten vastgebout. De asstompen 73 steken door de legers 74 heen uit en liggen met hun uiteinden 77 buiten deze legers.
Nabij de gestelplaat 16 is een om het uiteinde 77 gelegen, aan het leger 74 gekoppelde beschermingskap 78 aangebracht.
30 Met het uiteinde 77 van de asstomp 73 die nabij de gestelplaat 15 is gelegen is een tussenas 81 verbonden voor aandrijving van het bewerkingsorgaan 61 om de hartlijn 79 van de asstompen 73. De hartlijn 79 vormt hierbij een draai-ingsas voor het rotorvormig bewerkingsorgaan 61.
35 De volgens de uitvinding aangebrachte tussenas 78 is verbonden met een as 82, die in de tandwielbak 54 is gelegerd. De as 52 is door middel van tandwielen 83 en 84 gekoppeld met een as 86. De tandwielen 83 en 84 vormen 8602465 - 8 - wisselwielen die ten opzichte van elkaar en met andere tandwielen verwisselbaar zijn. De tandwielen 83 en 84 liggen in een aan de tandwielkast 54 aangebrachte wisselwielkast 92. De wisselwielkast 92 is door middel van een gemakkelijk 5 wegneembaar deksel 85 afgesloten en door een wand gescheiden van de door de kast 54 omsloten ruimte. Het wisselwiel 84 is aan een as 86 aangebracht, dat door middel van een conisch tandwiel 87 is gekoppeld met een conisch tandwiel 88, dat op de as 55 is bevestigd. De as 82 is binnen het huis 54 10 voorzien van een tandwiel 89 dat met een tandwiel 90 samenwerkt. Het tandwiel 90 is aan een koppelingsas 91 aangebracht.
De tandvormige uitsteeksels 63 van het bewer-kingsorgaan 61 hebben ieder twee tanden 94 die via windingen 15 95 met elkaar zijn verbonden en door middel van de bouten 71 aan het draagorgaan 62 zijn vastgebout. De tanden 94 liggen met hun hartlijnen in vlakken die loodrecht op de draai-ingsas 79 van het bewerkingsorgaan 61 zijn gelegen, zoals in het bijzonder blijkt uit figuur 7. In elk vlak 97 dat de 20 draaiingsas van een maaïorgaan 55 omvat en zich in de normale voortbewegingsrichting 58 uitstrekt zijn de hartlijnen van bouten 71 gelegen, waarmede de tandvormige uitsteeksels 63 zijn vastgezet aan het draagorgaan 62. Aan weerszijden van dit vlak 97 liggen tanden 94 die aan hun einddelen 98 25 punt- of mesvormig zijn en snijtanden vormen. Slechts de tanden 94 van de tandvormige uitsteeksels 63 die door middel van bouten 71 zijn vastgezet waarvan de hartlijnen in het vlak 97 zijn gelegen hebben deze einddelen 98. De tanden 94 van de uitsteeksels 63 die op afstand van de vlakken 97 met 30 het draagorgaan 62 zijn verbonden, hebben geen puntvormige einddelen 98 en zijn aan hun uiteinden recht afgesneden, een en ander zoals blijkt uit figuur 7. De uiteinden van de einddelen 98 zijn hierbij dunner dan de op afstand van dè uiteinden gelegen delen van een tand 94. Tussen naast elkaar 35 gelegen vlakken 97 zijn aan het draagorgaan 62 nog aan twee op elkaar aansluitende randen 70 door middel van bouten 71 twee tandvormige uitsteeksels 63 aangebracht. Naast elkaar gelegen tandvormige uitsteeksels 63 zijn aldus op een af- 8602465 - 9 - * stand 100 van elkaar gelegen die gelijk is aan 1/3 van de afstand 99 tussen twee naast elkaar gelegen vlakken 97. In dit uitvoeringsvoorbeeld liggen de vlakken 97 op een afstand 99 van ongeveer 50 cm van elkaar. Hierbij liggen de uitein-5 den van de diametraal tegenover elkaar gelegen meselementen van een maaiorgaan 35 op een afstand 102 van elkaar die iets groter is dan 50 cm. De draaiingsas 79 van het rotorvormig bewerkingsorgaan 61 ligt op een afstand 103 achter het vlak 104 die ongeveer gelijk is aan de helft van de diameter 102, 10 een en ander zoals in het bijzonder uit figuur 6 blijkt.
Gerekend bij verticale stand van de draaiingsassen 41, ligt de as 79 lager dan de bovenzijde van de trommelvormige organen 38 van de maaiorganen 35.
Boven het rotorvormig bewerkingsorgaan 61 zijn 15 bewerkingsorganen aangebracht die met het bewerkingsorgaan 61 samenwerken en in dit uitvoeringsvoorbeeld uit staven 105 bestaan. De staven 105 zijn, ten opzichte van de normale voortbewegingsrichting 58, met hun voorzijde verbonden met een draagbalk 106. De draagbalk 106 is aan de uiteinden 20 voorzien van astappen 107, waarmede de draagbalk 106 schar-nierbaar in de ges te lp laten 15 en 16 is gelegerd, wat niet nader is weergegeven. Aan de uiteinden van de draagbalk 106 zijn steunstrippen 108 bevestigd. De steunstrippen 108 strekken zich vanaf een draagbalk 106 naar achteren toe uit 25 en zijn nabij hun uiteinden voorzien van naar beneden gerichte lippen 109. De lippen 109 zijn voorzien van een rij gaten 110, die concentrisch om de hartlijn 113 van de draagbalk 106 zijn gelegen. Naar keuze kan door één van de gaten 110 een grendelpen 111 worden aangebracht. De grendelpen 111 30 kan verder door één van de gaten 112 aangebracht worden, die in de gestelplaten 15, respectievelijk 16 zijn aangebracht volgens een kromme om de hartlijn van de draagbalk 106. De gaten 112 zijn op andere afstanden van elkaar gelegen dan dê gaten 110. De uiteinden van de steunstrippen 108 zijn met 35 elkaar verbonden door een verbindingsbalk 114, die in dit uitvoeringsvoorbeeld een ronde buis vormt. De verbinding van de buis 114 met de gestelbalk 106 is verder verstevigd door twee steunstrippen 117, die verdeeld over de afstand tussen 8602465 « - 10 - > de steunstrippen 108 zijn gelegen. De staven 105 zijn tegen de onderzijde van de verbindingsbalk 114 bevestigd. De staven 105 bezitten een gebogen gedeelte 115 dat zich in verticale stand van het vlak 104 uitstrekt van ongeveer recht 5 boven de scharnieras 79, tot nabij de onderzijde van de verbindingsbalk 114. De staven 105 strekken zich voorbij de verbindingsbalk 114 naar achteren toe uit over een afstand zodanig dat de uiteinden van de staven 105 iets verder naar achteren zijn gelegen dan het denkbeeldige cylinderoppervlak 10 118 waarlangs de uiteinden van de tanden 94 bewegen bij rotatie van het bewerkingsorgaan 61, een en ander zoals in het bijzonder blijkt uit figuur 6. Het gebogen gedeelte 115 is ongeveer gelijk aan de afstand waarover de staven 105 zich achter de buis 114 uitstrekken.
15 Aan de verbindingsbalk 114 zijn twee steunstrippen 119 aangebracht. Naar keuze kan aan één van de steunstrippen 119 een gewasscheidingsorgaan 120 bevestigd worden. Het gewasscheidingsorgaan heeft twee naar achteren toe divergerende zwadborden 121 en 122, waarvan de uiteinden op een 20 afstand van elkaar zijn gelegen, die iets groter dan of althans ongeveer even groot is als de breedte van een gemiddeld trekkerwiel. Het gewasscheidingsorgaan 120 ligt op afstand van de nabij de gestelplaten 15 en 16 gelegen einden van het bewerkingsorgaan 61. Nabij het vrije uiteinde van 25 het maaigedeelte 2 is aan de gestelplaat 16 een zwadbord 124 aangebracht.
De gestelbalk 17 is nabij de gestelplaat 15 voorzien van oren 126, waartussen scharnierbaar is aangebracht het uiteinde van een een hefcylinder 125 omvattend heforgaan 30 dat zich uitstrekt tussen de oren 126 en de bovenzijde van de bok 9. De gestelplaten 15 en 16 strekken zich met hun bovenzijde 141 tot de bovenzijde van de balk 17 uit. De voorzijde 140 van de platen 15 en 16 ligt, in zijaanzicht gezien (fig. 2), boven de voorzijde van de maaiorganen 35 en 35 de door de messen 36 tijdens bedrijf doorlopen banen. De plaat 16 is aan zijn voorzijde voorzien van een buisvormige steunrand die met het ondereinde 142 tot nabij de onderzijde van het maaiorgaan 35 reikt. Het ondereinde 142 strekt zich 8602465 - 11 - hierbij, van bovenaf de buis 140 gerekend, naar achteren uit tot achter het vlak 104. De plaat 15 heeft naar buiten gebogen verstevigingsranden 143. Een dergelijke verstevi-gingsrand is ook aan de bovenzijde van de plaat 16 aange-5 bracht.
Bij het gebruik van de maaimachine wordt deze door middel van het draaggestel 4 aan de hefinrichting van een trekker of dergelijk voertuig gekoppeld. Bij deze koppeling wordt de koppelas 55 door middel van een tussenas 56 met de 10 aftakas van de trekker 5 gekoppeld, een en ander zoals in het bijzonder uit de figuren 1 en 2 blijkt.
Bij het voortbewegen van de inrichting in de richting volgens de pijl 58 ligt de rij maaiorganen 35 dwars op de voortbewegingsrichting 58. Tijdens bedrijf worden de 15 maaiorganen 35 in draaiing gebracht volgens de pijlen 127 en 128. Hierbij bewegen naast elkaar gelegen maaiorganen tegengesteld aan elkaar om hun draaiingsassen 41. De op de einden van de rij gelegen maaiorganen 35 bewegen hierbij zodanig dat de naar voren toegekeerde zijden naar elkaar toe bewe-20 gen. De aandrijving geschiedt vanaf de aftakas via de over-brengingsorganen 53 en 52 en de tussenas 50 naar de aandrijfas 42. De aandrijfas 42 brengt door middel van de in de tandwielhuizen 26 aangebrachte overbrengingsorganen 27 en 30 de maaiorganen in draaiing. Door de tegengestelde draai-25 richtingen 127 en 128 van de naast elkaar gelegen maaiorganen zal het door de maaielementen 36 afgemaaide gewas tussen twee naast elkaar gelegen maaiorganen naar achteren toe bewegen ten opzichte van de normale voortbewegingsrichting 58. Hierbij zullen de trommelvormige lichamen 38 van de 30 maaiorganen 35 met de maaielementen een transportwerking uitoefenen op het gemaaide gewas. Door de grote diameter van de ondereinden van de trommel vormige lichamen 38 is het door de maaielementen 36 gemaaide gewas op goede wijze door dè lichamen 38 op te nemen en te transporteren. De naar boven 35 toe smaller wordende trommel vormige lichamen veroorzaken dat tussen naast elkaar gelegen trommelvormige lichamen 38 van naast elkaar gelegen maaiorganen 35 een grote ruimte ontstaat. In het bijzonder tussen de boveneinden is de 8602465 - 12 - afstand 129 groot. Deze afstand 129 is twee of meer maal zo groot als de afstand 130 tussen de ondereinden van de trommelvormige lichamen 38 van naast elkaar gelegen maaiorganen 35. In dit uitvoeringsvoorbeeld is de afstand 129 meer dan 5 driemaal zo groot als de afstand 130. Hierdoor zal in het bijzonder bij per te rijden lengte-eenheid veel gemaaid gewas, de grote hoeveelheid gewas bij het bewegen tussen twee trommelvormige lichamen 38 door naar achteren toe via de naar boven toe breder wordende ruimte in de richting van 10 de afstand 129 omhoog worden gestuwd. Hierdoor zal het gemaaide gewas luchtig naar achteren toe worden bewogen. Aan de achterzijde van de trommel vormige lichamen 38 zal het gewas worden opgenomen door het rotorvormig bewerkingsorgaan 61. Dit rotorvormig bewerkingsorgaan vormt aldus een verder 15 transportorgaan voor het gewas.
Het rotorvormig bewerkingsorgaan wordt aangedreven via de tussenas 81 en de door de verschillende tandwielen gevormde overbrengingsorganen in de kast 54. In het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, waarbij de tussenas 81 20 met de as 82 is gekoppeld, wordt het rotorvormig bewerkingsorgaan 61 in de richting volgens de pijl 131 in draaiing gebracht. Bij rotatie van het bewerkingsorgaan 61 in de richting volgens de pijl 131 wordt het door de maaiorganen 35 naar achteren toe bewogen gewas door het bewer-25 kingsorgaan 61 naar boven toe meegenomen en tussen de staven 105 en het rotorvormig bewerkingsorgaan 61 bewogen. Hierbij wordt het gewas in het bijzonder door de tanden 94 aangevat. Het door het rotorvormig bewerkingsorgaan 61 opgenomen gewas wordt tijdens de rotatie in de richting volgens de pijl 131 30 tegen de en/of tussen de staven 105 gedrukt, zodat hierbij het gewas een zekere bewerking kan ondergaan. Bij deze bewerking kan het gewas enigszins geknikt en gebogen worden, wat van voordeel kan zijn voor het drogen van het gewas nadat dit achter de maaimachine op de grond is neergelegd, 35 nadat het tussen de staven 105 en het rotorvormig bewerkingsorgaan 61 is doorbewogen. Door het knikken en buigen van het gewas wordt een luchtig neerleggen van het gewas op de grond gunstig beïnvloed. De ligging van het verbin- 8602465 - 13 - dingselement 114 draagt tot het knikken en buigen van het gewas bij, in het bijzonder wanneer de tanden 94 langs het element 114 bewegen. Verder is voor het bewerken van het gewas het gedeelte 115 van belang. De staven 105 zijn zo-5 danig aangebracht, dat deze liggen tussen de tijdens bedrijf door de tanden 94 doorlopen banen. Het aantal staven 105 is dan ook ongeveer gelijk aan het aantal tanden 94 dat op een rij is gelegen.
De stand van de staven 105 kan ten opzichte van de 10 rotor 61 ingesteld worden door het bewegen van de staven om de scharnieras 113 van de draagbalk 106. Deze verstelling kan geschieden door de grendelpen 111 in een ander gat 110 en respectievelijk een ander gat 112 aan te brengen. Hierbij kunnen de staven 105 tussen de uiteinden van de, om de 15 draaiingsas 79 bewegende, tanden 94 komen te liggen. Het gewas zal hierbij door de tanden 94 enigszins tussen de naast elkaar gelegen staven 105 worden gedrukt, zodat het gewas intensiever kan worden bewerkt. De tanden 94, die bij hun rotatie van het rotorvormig bewerkingsorgaan 61 de om-20 trek van het trommelvormig lichaam 38 het meest naderen hebben puntvormige einddelen 98. Bij hun rotatie bewegen de uiteinden van de einddelen 98 vlak langs de omtrek van het betreffende trommelvormig lichaam 38. De einddelen 98 bewegen hierbij op korte afstand 101 van de omtrek van het 25 trommelvormig lichaam 38. De omtrek van het trommelvormig lichaam 38 is, in zijaanzicht gezien, zodanig gevormd dat in hoogterichting deze gebogen is en de holle zijde naar buiten toe is gekeerd. Het boveneinde 132 van het trommelvormig lichaam 38 dat hoger is gelegen dan de as 79 bij een verti-30 cale stand van het vlak 104 is ongeveer cylindervormig. Meer naar beneden toe verloopt de omtrek gekromd, waarbij het middelpunt van deze kromming ongeveer op de hoogte ligt van de as 79. De kromtestraal is echter groter dan de kromtestraal van het denkbeeldige cylindervlak 118 dat de uit-35 einden van de tanden 94 doorlopen bij rotatie van het bewerkingsorgaan 61. In aanzicht volgens figuur 6 gezien, raakt het denkbeeldige cylinderoppervlak 118 ongeveer aan de achterzijden van de omtrek van de trommel vormige lichamen 38 8602465 - 14 - van de op een rij gelegen maaiorganen 35. De naar achteren in de richting van het bewerkingsorgaan 61 gekeerde zijden van de lichamen 38 zijn hol. Door de ligging van de maaiorganen dicht bij de omtrek van het bewerkingsorgaan 61 zal 5 het door de maaiorganen 35 naar achteren toe bewogen gewas op goede wijze door het bewerkingsorgaan 61 kunnen worden opgenomen. Door de ruimte die wordt begrensd door naast elkaar gelegen uitsteeksels 67 en daartussen gelegen wand-delen 64 is tussen het trommelvormig draagorgaan 62 en de 10 staven 105 een vrij grote ruimte aanwezig, zodat vrij grote hoeveelheden gewas tussen het orgaan 61 en de staven 105 kunnen worden doorbewogen. De uitsteeksels 67 hebben hierbij een positieve invloed op het transport van het gewas. Ook grote hoeveelheden gewas zullen aldus niet al te veel inge-15 klemd worden tussen de staven 105 en het bewerkingsorgaan 61. Aldus zal het gewas ook bij grote hoeveelheden per tijdseenheid gemaaid gewas daardoor niet beschadigd worden bij het bewegen tussen het lichaam 61 en de staven 105 door.
De transportwerking en de bewerkingswijze van het 20 gewas tussen het orgaan 61 en het uit het de staven 105 bestaande rooster kan nog beïnvloed worden door het regelen van de draaisnelheid van het rotorvormig bewerkingsorgaan 61. Hiervoor zijn in de wisselwielkast 92 wisselwielen 83 en 84 aangebracht. Door het wisselen van deze wielen met elkaar 25 en/of andere wielen kan de draaisnelheid van de as 82 bij een zelfde toerental van de aftakas van de trekker gewijzigd worden.
Indien geen bewerking van het gewas gewenst is tussen de staven 105 en het rotorvormig bewerkingsorgaan 61, 30 kan de draairichting van het bewerkingsorgaan 61 omgekeerd worden. Hiervoor zijn in de tandwielkast 54 de tandwielen 89 en 90 aangebracht, waarbij het tandwiel 90 met de uit de tandwielkast 54 uitstekende koppelas 91 verbonden is. De tussenas 81 kan naar keuze ook bevestigd worden aan de 35 koppelas 91 in plaats van aan de koppelas 82. Door de koppeling van de tussenas 81 via de koppelingsas 91 en de tandwielen 90 en 89 met de as 82 zal de draairichting van het bewerkingsorgaan 61 tegengesteld zijn aan de draai- 8602465 - 15 - richting 131. Bij rotatie van het bewerkingsorgaan 61 in de draairichting volgens de pijl 133 (figuur 6) zal het tussen de trommelvormige lichamen 38 naar achteren bewogen gewas door de tanden 94 worden meegenomen naar beneden toe en naar 5 achteren toe op de grond worden neergelegd. Het gewas zal hierbij niet door de tanden 94 en een ander orgaan worden gedrukt, zodat het gewas minder intensief zal worden bewerkt. De windingen 95 zijn zodanig aangebracht, dat bij de draairichting 131 de door het gewas uitgeoefende kracht 10 op de tanden de windingen 95 zal trachten op te winden. Bij de draairichting van het lichaam 61 in de richting volgens de pijl 133 zullen de tanden 94 onder de druk van het gewas de windingen afwinden en daardoor gemakkelijker uitwijken. Hierdoor zal het gewas losser naar achteren kunnen bewegen 15 onder het bewerkingsorgaan 61 door. Indien in de draairichting 133 toch een steviger aanvatten van het gewas door de tanden 94 wordt gewenst, dan kan het rotorvormig bewerkingsorgaan 61 tussen de gestelplaten 15 en 16 vandaan worden genomen. Daarna kan het bewerkingsorgaan omgedraaid 20 weer tussen de gestelplaten worden aangebracht, zodanig dat de windingen 95 ten opzichte van de draairichting 133 achter de tanden 94 komen te liggen. De tanden 94 zullen dan minder soepel naar achteren kunnen bewegen ten opzichte van de draairichting 133 en het gewas steviger kunnen aanvatten. 25 Hierdoor kan het gewas enigszins geknikt of gebogen worden. Voor deze omdraaiing van het rotorvormig bewerkingsorgaan ten opzichte van de gestelplaten 15 en 16 kan de tussenas 81 van het einde 77 van de betreffende asstomp 73 worden losgenomen. De legers 74 worden eveneens losgenomen van de 30 gestelplaten 15 en 16 zodat het bewerkingsorgaan 61 van de gestelplaten kan worden losgenomen om te worden gedraaid zodanig dat de aanvankelijk met de tussenas 81 gekoppelde asstomp 73 nabij de gestelplaat 16 komt te liggen en dë andere asstomp 73 met de tussenas 81 kan worden gekoppeld. 35 Hierbij wordt de beschermingskap 78 overgezet op het andere leger 74. De radiaal zich uitstrekkende tanden 94 hebben door hun verend zijn ten opzichte van de drager 62 een bewerkingsfunctie voor het gewas.
8602465 - 16 -
In het bijzonder wanneer het rotorvormig bewer-kingsorgaan 61 in de richting volgens de pijl 131 om zijn as 79 wordt bewogen, zal het gewasscheidingsorgaan 120 het langs de borden 121 en 122 bewegende gewas op de grond 5 neerleggen, zodanig dat achter het gewasscheidingsorgaan 120 een vrij van gewas zijnde strook 134 ontstaat. Deze strook 134 kan bij het uitvoeren van een volgende werkgang als spoor voor een trekkerwiel dienen. Het achter een zwadbord 124 ontstane spoor 135 dat vrij van gewas blijft, kan dienen 10 voor spoor van het het andere wiel van de trekker. Aldus vormen stroken 134 en 135 sporen voor de wielen van de trekker bij de uitvoering van een volgende bewerkingsgang. Bij het uitvoeren van een volgende werkgang zullen de trek-kerwielen of wielen van een ander de maaimachine trekkend 15 voertuig niet over het gemaaide en door het rotorvormig bewerkingsorgaan 61 luchtig neergelegde gewas rijden en dit gewas neerdrukken. De afstand 136 tussen de sporen 134 en 135 kan gewijzigd worden door de gewasscheider 120 naar keuze aan één van de beide strippen 119 aan te brengen. De 20 beide steunstrippen 119 liggen bij voorbeeld op een afstand 139 van 20 cm van elkaar, zodat de spoorbreedte 136 naar keuze met 20 cm verschil voor twee standen gekozen kan worden. Het zal duidelijk zijn dat ook meerdere steunstrippen 119 kunnen worden aangebracht om een grotere keuze 25 in de afstand 136 te hebben.
Volgens de uitvinding ligt de tandwielkast 54 met de daarin aangebrachte overbrengingsorganen gevormd door tandwielen midden achter de trekker. Hierbij is deze tandwielkast in de rijrichting 58 gezien midden tussen de 30 paren lippen 7 aangebracht, waarmede het draaggestel 4 aan de hefarmen van de hefinrichting van de trekker kan worden gekoppeld. De tandwielkast 54 bezit een aanzienlijk gewicht. Door de tandwielkast 54 nabij de zijde van het gestel 4 aan te brengen dat met het voertuig zoals de trekker kan worden 35 gekoppeld, komt een aanzienlijk deel van het gewicht van de machine midden achter de trekker te liggen. De aansluiting van de verschillende overbrengingsorganen via de tussenas 50 respectievelijk 81 direct met de aandrijfas 42 voor de 8602465 - 17 - maaiorganen respectievelijk de asstompen 73 van het bewer-kingsorgaan 61 voorkomt het aanbrengen van zware delen, zoals overbrengingsmiddelen in een tandwielkast nabij het maaigedeelte 2. Het maaigedeelte 2 samen met het bewer-5 kingsgedeelte 3 zal hierdoor per strekkende lengte-eenheid een lichter gewicht hebben. Aldus zal een betrekkelijk licht deel van de machine zijwaarts van de trekker zijn gelegen, wat gunstig is voor de gewichtsverdeling van het totale gewicht van de machine ten opzichte van de trekker. Hierdoor 10 kan de machine een grote werkbreedte gegeven worden. In dit uitvoeringsvoorbeeld is de werkbreedte van de zes maaiorganen dan ook ongeveer 316 cm. Door het lichte gewicht per strekkende lengte-eenheid kan deze werkbreedte zo groot zijn zonder dat dit nadelig is voor de gewichtsverdeling van 15 de machine en de trekker bij het gebruik van deze eenheid op oneffen terrein. Hierdoor zijn de zijdelingse krachten op de rekker gering. Verder kan de maaimachine gemakkelijk worden geheven met de hef inrichting . De constructie van de maaiorganen 35 is ook eenvoudig. Hierdoor is het maaiorgaan 20 betrekkelijk licht in gewicht. Het lichaam 38 verstevigt de constructie van het maaiorgaan 35 zodanig dat deze licht in gewicht kan zijn. De as 40 vormt met het lichaam 38 een stijve eenheid om het maaielement, dat de drager 37 en de messen 36 omvat, aan te drijven. Desgewenst kan de as 40 25 worden weggelaten en het trommelvormig lichaam 38 alleen dienen als aandrijfmiddel tussen het tandwielhuis en het maaielement. Hierbij draagt dan het lichaam 38 het maaielement .
Om bij de grote werkbreedte 137 van ongeveer 316 30 cm bij een volgende werkgang de wielen van de trekker niet over het bewerkte gewas te laten bewegen is het gewas-scheidingsorgaan 120 aangebracht op afstand van de uiteinden van de totale werkbreedte van het maaigedeelte 2. Hierbij ligt het gewasscheidingsorgaan 120 op kleinere afstand 138 35 van het naar de trekker gekeerde einde. Deze afstand 138 kan verschillen al naar gelang het gewas scheidingsorgaan naar keuze aan één van de twee steunstrippen 119 is bevestigd. Ondanks de grote werkbreedte van het maaigedeelte 2 zal de 8602465 - 18 - verhouding tussen het gewicht van het maaigedeelte 2 en het totale gewicht van de machine gunstig zijn, zodanig dat het zwaartepunt van de totale machine niet te ver buiten de trekker komt te liggen. Hierbij is het van voordeel dat de 5 tandwielkast 54 op grote afstand van het maaigedeelte 2 respectievelijk het uiteinde van de draagarm 6, waaraan het maaigedeelte 2 is bevestigd, is gelegen.
De maaiorganen 35 zijn alle aan elkaar gelijk evenals de tandwielhuizen 26. De tandwielhuizen 26 zijn 10 zodanig uitgevoerd dat zij naar keuze in de stand weergegeven in de linker of rechter zijde van figuur 5 aangebracht kunnen worden. De bevestigingsplaten 31 zijn hierom symmetrisch uitgevoerd ten opzichte van de vlakken 97, zodat zij naar keuze in één van de twee standen door middel van de 15 bouten 25 met de gestelbalk 17 gekoppeld kunnen worden. De eenheden bestaande uit de tandwielhuizen 26 en de maaiorganen 35 kunnen onafhankelijk van elkaar aan de gestelbalk 17 bevestigd resp. daarvan losgenomen worden na het wegnemen van de aandrijfas 42. De aandrijfas 42 kan gemakkelijk 20 aangebracht respectievelijk weggenomen worden door het inschuiven in, resp. het uittrekken uit de openingen 29 in zijn lengterichting. Bij beschadiging van een maaiorgaan 35 of een tandwielhuis 26 kan de beschadigde eenheid dus gemakkelijk gewisseld worden voor een andere eenheid 25 bestaande uit een tandwielhuis 26 en een maaiorgaan 35. De tandwielhuizen 26 zijn gesloten kasten, zodat de smeermiddelen niet kunnen ontwijken bij losnemen van de huizen van de balk 17. Hierom is verwisseling van beschadigde delen op het land gemakkelijk mogelijk. Door het omdraaien van de 30 tandwielhuizen 26 kan de draairichting van de maaiorganen ook omgedraaid worden. Indien bijvoorbeeld weinig gewas gemaaid moet worden, kan bijvoorbeeld de ene helft van het aantal tandwielhuizen 26 met maaiorganen 35 zodanig worden aangebracht, dat deze naast elkaar gelegen maaiorganen in 35 dezelfde richting roteren, terwijl de andere helft van de rij maaiorganen, die naast elkaar zijn gelegen, in tegengestelde richting dezelfde rotatie verkrijgen. De linker helft van de rij maaiorganen kan dan bijvoorbeeld een 8602465 - 19 - rotatierichting gegeven worden volgens de pijl 127 terwijl de rechter helft, gezien in figuur 1 in de rijrichting 58, in de richting 128 kan roteren. Het gemaaide gewas kan dan tussen de beide middelste maaiorganen door naar achteren 5 bewogen worden en in een smal zwad worden neergelegd. Elk van de helft van de rij maaiorganen bestaande uit drie maaiorganen bewerkt dan ongeveer 160 cm van de werkbreedte. Een maaigedeelte kan ook bestaan uit slechts drie maaiorganen en dan een totale werkbreedte hebben van ongeveer 10 160 cm. Door de weergegeven opbouw van het maaigedeelte is dit licht in gewicht en eenvoudig van constructie.
Het maaigedeelte zal tijdens bedrijf met de onder-steuningsschotel 39 op de grond rusten om de oneffenheden van de grond op gunstige wijze te kunnen volgen. Aldus kan 15 het te maaien oppervlak op gunstige wijze egaal worden afgemaaid. Om desgewenst een deel van het gewicht van de machine tijdens bedrijf over te brengen op de trekker kan tussen het maaigedeelte 2 en bijvoorbeeld de bovenzijde van de bok 9 een veerconstructie aangebracht zijn. Bij het 20 vastzetten van het draaggestel 4 in de hefinrichting van de trekker 5 kan dan de veerconstructie een gedeelte van het gewicht van het maaigedeelte naar de trekker overbrengen. Hierdoor zal het maaigedeelte dan slechts met een gedeelte van zijn gewicht via de steunschotels 39 op de grond rusten. 25 Dit kan van invloed zijn om het maaigedeelte 2 op de gewenste wijze oneffenheden te laten volgen en/of de steunschotels meer of minder zwaar op de grond te laten rusten respectievelijk meer of minder zwaar op de bovenzijde van de stoppels. De maaimachine kan in een transportstand gebracht 30 worden door het maaigedeelte 2 door middel van de hefinrichting 125 over 90° om de scharnieras 20 omhoog te bewegen ten opzichte van de draagarm 6. Hierbij is het ook van voordeel dat het maaigedeelte 2 licht in gewicht is.
Hoewel in dit uitvoeringsvoorbeeld de tandwiel-35 huizen 26 onder de gestelbalk 17 zijn aangebracht, is het in principe ook mogelijk de tandwielhuizen 26 zodanig te construeren dat zij bijvoorbeeld voor of achter de gestelbalk 17 aangebracht kunnen worden. De afschermkappen 57 zijn in 8602465 - 20 - het bijzonder aanwezig daar waar gewas tussen twee naast elkaar gelegen trommelvormige lichaam 38 door naar achteren bewogen wordt. De afschermkap 57 voorkomt hierbij dat tussen twee maaiorganen 35 door naar achteren bewegend gewas door 5 de aandrijfas 42 wordt aangegrepen en om deze as wordt gewikkeld. Daar de op de einden van de rij maaiorganen aanwezige maaiorganen 35 bewegen in de richting volgens de pijlen 127, respectievelijk 128, zal tussen de betreffende gestelplaten 15 en 16 en de het meest nabij deze gestel-10 platen liggende tandwielhuizen 26, geen afschermkap 57 nodig zijn en niet aangebracht hoeven te worden. In figuur 5 is daarom dan ook tussen de gestelplaat 15 en het tandwielhuis 26 geen afschermkap 57 aangebracht. Het zal duidelijk zijn dat het aanbrengen daar ter plaatse van een afschermkap 57 15 ook mogelijk is.
De uitvinding is niet beperkt tot datgene wat hiervoor is beschreven doch strekt zich ook uit tot datgene wat in de tekeningen is weergegeven doch niet in details is beschreven.
8602465

Claims (36)

1. Maaimachine voorzien van een gestel waaraan om zich in hoogterichting uitstrekkende draaiingsassen aandrijf bare maaiorganen zijn aangebracht en voorzien van kop-pelorganen waarmede de maaimachine aan de hefinrichting van 5 een trekker of dergelijk voertuig koppelbaar is, met het kenmerk, dat de maaimachine per lengte-eenheid gemeten over zijn lengte nabij de koppelorganen een hoger gewicht heeft dan per lengte-eenheid gemeten over de lengte van de maai-10 machine nabij de daaraan aangebrachte maaiorganen.
2. Maaimachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat aan het gestel nabij de koppelorganen een over-brengingskast is aangebracht waarin overbrengingsorganen zijn gelegen via welke de maaiorganen aandrijfbaar zijn 15 vanaf een zich in de overbrengingskast uitstrekkende kop-pelingsas die koppelbaar is met de aftakas van een trekker of dergelijk voertuig.
3. Maaimachine volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de overbrengingskast twee met elkaar samenwerkende conische tandwielen omvat.
4. Maaimachine volgens conclusie 3, met het ken merk, dat één conisch tandwiel is aangebracht op de met de aftakas van een trekker koppelbare koppelingsas, terwijl het andere conische tandwiel is gekoppeld met een tussenas die 25 is aangesloten aan een aandrijfas die zich langs de maaiorganen uitstrekt en daarmede is gekoppeld.
5. Maaimachine volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de aandrijfas zich uitstrekt door tandwielkasten, waaraan de maaiorganen draaibaar zijn aangebracht, waarbij 30 deze tandwielkasten aan een gestelbalk zijn aangebracht.
6. Maaimachine volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de gestelbalk in doorsnede U-vormig is, waarvan de benen naar beneden zijn gericht en zijn voorzien van om1 gezette randen waaraan een plaat is bevestigd die met de U- 35 balk een gesloten kokervormige gestelbalk vormt.
7. Maaimachine volgens een der conclusies 2 - 6, met het kenmerk, dat de maaimachine een nabij de maaiorganen aangebracht gewasbewerkingsorgaan bezit dat aandrijfbaar is 8602465 * , - 22 - gekoppeld met overbrengingsorganen in de overbrengingskast.
8. Maaimachine voorzien van een gestel waaraan om zich in hoogterichting uitstrekkende draaiingsassen aan-drijfbare maaiorganen zijn aangebracht en voorzien van aan 5 het gestel aangebrachte koppelorganen waarmede de maaimachine met de hefinrichting van een trekker of dergelijk voertuig koppelbaar is, met het kenmerk, dat aan het gestel nabij de koppelorganen een overbrengingskast met overbrengingsorganen is aangebracht, waarbij deze over- 10 brengingskast ten minste drie uitgaande koppelingsassen bezit waarvan er ten minste één koppelbaar is met een aandrijfas voor de aandrijving van de maaiorganen en ten minste één koppelbaar is met een gewasbewerkingsorgaan dat nabij de maaiorganen is aangebracht.
9. Maaimachine volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat het gewasbewerkingsorgaan naar keuze met één van ten minste twee koppelingsassen van de overbrengingskast koppelbaar is voor het naar keuze in tegengestelde bewegingsrichting aandrijven van het bewerkingsorgaan.
10. Maaimachine volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de overbrengingskast twee rechte tandwielen omvat die met elkaar samenwerken en die ieder met een koppelingsas van de overbrengingskast is gekoppeld.
11. Maaimachine volgens conclusie 10, met het kenmerk, 25 dat de twee rechte tandwielen van een aantal gelijk aan elkaar zijnde tanden is voorzien.
12. Maaimachine volgens een der conclusies 7 - 11, met het kenmerk, dat de overbrengingskast twee ten opzichte van elkaar verwisselbare en/of met een ander stel tandwielen 30 uitwisselbare tandwielen omvat voor de aandrijving van ten minste één uitgaande koppelingsas van de overbrengingskast.
13. Maaimachine volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de wisselbare tandwielen zijn aangebracht in een aan de overbrengingskast aangebrachte wisselwielkast die van een 35 gemakkelijk afneembaar deksel is voorzien voor het verwisselen van de tandwielen en waarbij de wisselwielkast door een wand is gescheiden van het de overige overbrengingsorganen omvattende deel van de overbrengingskast. 8602465 * - 23 - m
14. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de overbrengingskast, in bovenaanzicht gezien, is aangebracht aan de achterzijde van een draagarm van een draaggestel waarmede de maaimachine aan de hef- 5 inrichting van de trekker of dergelijk voertuig koppelbaar is.
15. Maaimachine volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat het draaggestel scharnierbaar is gekoppeld met een maai-gedeelte van de maaimachine dat de maaiorganen en/of het 10 bewerkingsorgaan omvat.
16. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het maaigedeelte van de maaimachine zes op een rij gelegen maaiorganen omvat die gezamenlijk een werkbreedte hebben van ongeveer 316 cm.
17. Maaimachine voorzien van een gestel waaraan om zich in hoogterichting uitstrekkende draaiingsassen aandrijf bare maaiorganen zijn aangebracht en voorzien van kop-pelorganen waarmede de maaimachine aan de hefinrichting van een trekker of dergelijk voertuig koppelbaar is, met het 20 kenmerk, dat de maaimachine een werkbreedte heeft van ongeveer 300 cm.
18. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de maaimachine drie maaiorganen omvat die een gezamenlijke werkbreedte hebben van ongeveer 160 cm.
19. Maaimachine volgens een der voorgaande con clusies, met het kenmerk, dat de maaimachine twee of meer maaiorganen omvat, waarbij naast elkaar gelegen maaiorganen op een afstand van elkaar zijn gelegen zodanig dat de draaiingsassen van deze maaiorganen op een afstand van 30 elkaar zijn gelegen van ongeveer 50 cm.
20. Maaimachine volgens conclusie 5 of een der con clusies 6-19 voor zover afhankelijk van conclusie 5, met het kenmerk, dat de tandwielkasten waaraan maaiorganen zijn aangebracht, naar keuze in één van ten minste twee standen 35 aan de gestelbalk bevestigbaar zijn en de overbrengings-organen in de tandwielkasten zodanig zijn aangebracht dat bij omdraaiing van de tandwielkast aan de gestelbalk de draairichting van de maaiorganen instelbaar is. 8602465 3 - 24 -
21. Maaimachine voorzien van een gestel waaraan om zich in hoogterichting uitstrekkende draaiingsassen aandrijf bare maaiorganen zijn aangebracht en voorzien van kop-pelorganen waarmede de maaimachine aan de hefinrichting van 5 een trekker of dergelijk voertuig koppelbaar is, met het kenmerk, dat het maaiorgaan zodanig is uitgevoerd, dat dit voor het maaien naar keuze in de ene of de andere richting aandrijfbaar is om zijn draaiingsas.
22. Maaimachine volgens conclusie 5 of een der con-10 clusies 6-21 voor zover afhankelijk van conclusie 5, met het kenmerk, dat een aandrijfas verloopt door een uitsparing in elk van de tandwielkasten, welke uitsparing wordt gevormd door een van een conisch tandwiel voorzien busvormig orgaan, dat afdichtend in de tandwielkast is gelegerd.
23. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een maaiorgaan aan zijn bovenzijde is voorzien van een lichaam dat in opwaartse richting in doorsnede smaller wordt, een en ander zodanig, dat de afstand tussen twee naburige maaiorganen van onder naar boven toe 20 groter wordt.
24. Maaimachine voorzien van een gestel waaraan om zich in hoogterichting uitstrekkende draaiingsassen aandrijf bare maaiorganen zijn aangebracht en voorzien van kop-pelorganen waarmede de maaimachine aan de hefinrichting van 25 een trekker of dergelijk voertuig koppelbaar is, met het kenmerk, dat de afstand tussen de boveneinden van de twee lichamen van twee naburige maaiorganen groter is dan de afstand tussen hun ondereinden, een en ander zodanig, dat deze lichamen een het gewas naar boven en naar achteren toe 30 werkende transportfunctie hebben tijdens het bedrijf van de maaimachine.
25. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies 7 - 24, voor zover afhankelijk van conclusie 7, met het kenmerk, dat het bewerkingsorgaan is voorzien van veren- 35 stalen tandvormige uitsteeksels.
26. Maaimachine voorzien van een gestel en daaraan om zich in hoogterichting uitstrekkende draaiingsassen aan-drijfbare maaiorganen, waarbij het gestel koppelorganen 8602465 * - 25 - omvat voor het bevestigen van de maaimachine aan de hef-inrichting van een trekker of dergelijk voertuig, met het kenmerk, dat nabij de maaiorganen een gewasbewerkingsorgaan is aangebracht, dat is voorzien van verenstalen tandvormige 5 uitsteeksels.
27. Maaimachine volgens een der conclusies 7 - 25, voor zover afhankelijk van conclusie 7 of volgens conclusie 26, met het kenmerk, dat het gewasbewerkingsorgaan een trommelvormig draagorgaan omvat dat althans gedeeltelijk bestaat 10 uit plaatvormige delen en is voorzien van verende tanden.
28. Maaimachine volgens conclusie 7 of een der conclusies 8 - 25, voor zover afhankelijk van conclusie 7 of conclusie 26 of 27, met het kenmerk, dat het gewasbewerkingsorgaan gemakkelijk afneembaar aan het gestel is aange- 15 bracht.
29. Maaimachine volgens conclusie 28, met het kenmerk, dat het gewasbewerkingsorgaan gemakkelijk afneembaar is aangebracht aan gestelplaten van het gestel van de maaimachine, welke gestelplaten nabij de einden van de rij 20 maaiorganen is aangebracht.
30. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aandrijfas voor de maaiorganen en/of een as van het gewasbewerkingsorgaan in een gestelplaat zijn gelegerd en zijn voorzien van koppelingseinden waarop 25 tussenassen aanbrengbaar zijn die met de overbrengings-organen in de overbrengingskast koppelbaar zijn.
31. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het de maaiorganen omvattende maai-gedeelte van de maaimachine scharnierbaar is gekoppeld met 30 het draaggestel van de inrichting.
32. Maaimachine volgens conclusie 31, met het kenmerk, dat het maaigedeelte van de maaimachine ten opzichte van het draaggestel verzwenkbaar is door middel van een hydraulisch bedienbaar orgaan.
33. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat nabij één einde van het maaigedeelte van de maaimachine een scherm is aangebracht.
34. Maaimachine volgens conclusie 33, met het kenmerk, 8602465 - 26 - dat het scherm wordt gevormd door een gestelplaat van het gestel van de inrichting, waarvan de voorzijde van boven naar beneden toe zodanig verloopt dat het ondereinde, gerekend van de bovenzijde, naar achteren verloopt ten op-5 zichte van de normale voortbewegingsrichting van de maai-machine en nabij een maaiorgaan is gelegen.
35. Maaimachine volgens conclusie 33 of 34, met het kenmerk, dat nabij de voorzijde van het scherm een buisvormig orgaan is aangebracht, dat zich langs de voorzijde 10 van het scherm uitstrekt.
36. Maaimachine zoals hiervoor is beschreven en in de tekeningen is weergegeven. ____ a* 8602465
NL8602465A 1986-09-30 1986-09-30 Maaimachine. NL8602465A (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8602465A NL8602465A (nl) 1986-09-30 1986-09-30 Maaimachine.
EP19870201864 EP0262743A1 (en) 1986-09-30 1987-09-29 A mowing machine

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8602465A NL8602465A (nl) 1986-09-30 1986-09-30 Maaimachine.
NL8602465 1986-09-30

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8602465A true NL8602465A (nl) 1988-04-18

Family

ID=19848618

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8602465A NL8602465A (nl) 1986-09-30 1986-09-30 Maaimachine.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP0262743A1 (nl)
NL (1) NL8602465A (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
IE901669A1 (en) * 1990-05-08 1991-11-20 Agri Patents Ltd A pasture topper
FR2691041B1 (fr) * 1992-05-14 1999-02-26 Kuhn Sa Machine de coupe, notamment faucheuse, s'adaptant aisement au relief du sol.
FR2745681B1 (fr) * 1996-03-08 1998-05-22 Kuhn Sa Machine de coupe avec un dispositif d'entrainement perfectionne

Family Cites Families (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE1936054A1 (de) * 1969-07-16 1971-01-28 Busatis Geb Scheibenmaehwerk
DE2230245A1 (de) * 1972-06-21 1974-01-10 Krone Bernhard Gmbh Maschf Maehmaschine
DE2407821A1 (de) * 1974-02-19 1975-09-04 Bautz Gmbh Josef Sicherheitsvorrichtung fuer den antrieb der maehkreisel eines mehrkreiselmaehers
SE7611617L (sv) * 1976-10-20 1978-04-21 Kronogard Sven Olof Fordonsmaskineri
FR2397780A1 (fr) * 1977-07-22 1979-02-16 Kuhn Sa Faucheuse-conditionneuse perfectionnee
NL8400818A (nl) * 1984-03-15 1985-10-01 Lely Nv C Van Der Maaimachine.

Also Published As

Publication number Publication date
EP0262743A1 (en) 1988-04-06

Similar Documents

Publication Publication Date Title
DE2461748C2 (de) Mähvorrichtung
NL8004448A (nl) Grondbewerkingsmachine.
EP0407896B1 (de) Bodenbearbeitungsmaschine für Reihenkulturen
DE6608552U (de) Maehvorrichtung.
NL193967C (nl) Machine voor het zijwaarts verplaatsen van op de grond liggend gewas.
NL8203046A (nl) Grondbewerkingsmachine.
DE2210689C2 (de) Maschine zum Säubern von Fahrbahnrändern
NL8602465A (nl) Maaimachine.
NL9100993A (nl) Machine voor het verwerken van halmachtige gewassen.
NL8400269A (nl) Rolconstructie voor een grondbewerkingsmachine.
NL8602464A (nl) Maaimachine.
NL8300709A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8601048A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8800409A (nl) Inrichting voor het verplaatsen van gewas.
NL8303382A (nl) Grondbewerkingsmachine.
DE4436388A1 (de) Kreiselschwader
EP0623275A1 (de) Tragrahmen für ein Rotormähwerk grosser Arbeitsbreite
NL8203045A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8101312A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8403369A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL192496C (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8602125A (nl) Landbouwmachine voor het bewerken van gewas.
NL8602972A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL9002567A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8300682A (nl) Grondbewerkingsmachine.

Legal Events

Date Code Title Description
BV The patent application has lapsed