NL8600777A - Binnenste roteerbaar snijelement voor een electrisch scheerapparaat en vervaardigingswijze daarvan. - Google Patents

Description

* * « F/l Izumi Seimitsu

Binnenste roteerbaar snijelement voor een electrisch scheer-apparaat en vervaardigingswijze daarvan

De uitvinding heeft betrekking op een binnenste roteerbaar snijelement voor een electrisch scheerapparaat en vervaardigingswijze daarvan.

Een binnenste roteerbaar snijelement voor een electrisch 5 scheerapparaat is voorzien van een asm tal bladen welke op gewoonlijk regelmatige intervallen langs de omtrek van een roteerbare schijf zijn aangebracht,

De conventionele werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijk binnenste roteerbaar snijelement is getoond in de 10 fig. 19-22 en zal hieronder worden toegelicht. De figuren 19-21 tonen snijelementen tijdens de verschillende stappen in het vervaardigingsproces; in deze figuren is (A) een bovenaanzicht van de voorvormling van een snijelement en (B) een vooraanzicht van een snijbladsectie. Fig. 22 toont een zijaan-15 zicht van een snijbladsectie.

In een eerste stap wordt een platte voorvormling 50 volgens fig. 19 uit een niet getoonde materiaalplaat getoond.

Deze voorvormling 50 bestaat uit een cirkelvormig deel 51 en een aantal bladvormige secties 52, welke zich radiaal vanaf 20 de omtrek van het cirkelvormige deel 51 uitstrekken.

Volgens de tweede stap wordt de buitenste helft 52a van de bladvormige sectie 52 omgebogen, zoals getoond in fig. 20(B), met behulp van een pers volgens een lijn R1 schuin ten opzichte van de radiale richting; de buighoek is dicht bij de 25 90°.

Gelijktijdig met deze buiging worden ontlastgaten 53 in het cirkelvormige deel 51 geboord. Vervolgens wordt een deel 8 S 0 C 7 7 7 ί £ 2 van de bladvormige sectie 52 dicht bij het cirkelvormig deel 51 omgebogen volgens fig. 21(B), met behulp van een pers over ongeveer 90° in tegengestelde richting van de buiging van de halve sectie 52(A). Vervolgens wordt de voorvormling onder-5 worpen aan een warmtebehandeling tot een Vickers hardheid van ca. 650.

In de derde stap wordt de bladvormige sectie 52 (fig. 15(B)) geslepen teneinde het volgens een horizontale lijn R2 in fig.

22 af te schuinen, en wordt het gepolijst teneinde een scherpe 10 rand te vormen en gelijktijdig onderworpen aan een vlakbewer-king. Zodoende wordt een bladsectie 54 aan het einde van elke bladvormige sectie 52 (zie fig. 18) gevormd.

In de laatste stap worden zowel de buitendiameter Dq als de binnendiameter van de bladsectie 54 (fig. 18) uniform 15 gemaakt door zowel de binnenzijde (de centrale zijde) 54a en de buitenzijde 54b van de bladsectie 54 te slijpen. Zodoende wordt een binnenste snijelement 60 gevormd.

De meeste van de conventionele snijelementen zijn volgens de hierboven beschreven wijze vervaardigd en hebben de vorm 20 volgens fig. 18, hetgeen bijvoorbeeld is gepubliceerd in het Japanse patentblad onder nr. 54-81956.

De conventionele snijelementen zijn behept met de volgende nadelen:

Ten eerste indien het zogenaamde progressieve perssysteem, 25 gewoonlijk gebruikt voor kostenbesparing, wordt toegepast voor het vervaardigen van conventionele snijelementen, zal er zoveel afvalmateriaal worden geproduceerd dat dit tot een verhoging van de materiaalkosten leidt, en de bladvormige sectie 52 zullen onderling aan elkaar haken, zodat de automa-30 tische materiaaltoevoer door middel van onderdeelvoeders, etc. wordt verstoord. Daarbij als het aantal bladen wordt verhoogd en dienovereenkomstig de intervallen tussen de bladvormende secties 52 kleiner worden, zal de persmal zulke dunne delen krijgen, dat het een verkorte standtijd verkrijgt.

35 Ten tweede, omdat het buigproces met een pers ten minste twee keer moet worden uitgevoerd, zal de terugslag van het materiaal een onregelmatige positie van de bladsecties 54 veroorzaken. Omdat aldus gecompliceerde buigprocessen met een pers worden gevolgd door een warmtebehandeling zullen alle 3 9' * bladsecties 54 noch dezelfde thermische spanning noch dezelfde spanning in de rolrichting ondervinden, zodat zij niet dezelfde mate van snijvermogen zullen hebben.

Ten derde nemen de afzonderlijke bladsecties 54 een ver-5 schillende positie in, terwijl de bladvorraende secties 52 gua hoogte v%-schillen ten gevolge van de thermische spanningen zodat veel materiaal (52b in fig. 22} moet worden afgeslepen teneinde alle bladvlakken in hetzelfde vlak te krijgen. Zoals blijkt uit het bovenaanzichtvan een bladvormende sectie 52 10 volgens fig. 18, is bovendien noch de binnendiameter noch de buitendiameter DQ van het snijelement 60 gevormd door de bladsecties 54 in fig. 18 exact cirkelvormig, en aanvullend slijpen is derhalve noodzakelijk teneinde de bladsecties 54 in lijn te krijgen. Hierbij wordt opgemerkt, dat deze 15 slijpbewerking veel tijd vraagt, vanwege de bestaande ruimten tussen de bladsecties 54 en vanwege de brosheid van elke bladsectie 54 tengevolge van de thermische behandeling.

Ten vierde hebben de bladvormende secties 52, welke zijn gebogen door een pers, de neiging om lokale spanningen met 20 lage mechanische sterkte te krijgen. Dit resulteert in een gemakkelijke breuk van de bladvormende secties 52 etc.

Ten vijfde, zal, zoals blijkt uit fig, 18, omdat de bladsectie 54 is gevormd door het slijpen van het eind van de halve sectie 52a van de bladvormende secties een relatief 25 breed gedeelte krijgen, waarop huidvet, baardstoppels en dergelijke neigen vast te plakken tegen de achterzijde van de halve sectie 52a hetgeen moeilijkheden met zich mee brengt bij het schoonmaken daarvan.

Ten zesde kunnen geen keramische bladen worden toegepast, 30 welke worden beschouwd als het materiaal voor snijbladen voor het verkrijgen van een lange levensduur, hoge hardheid, volledige weerstand tegen roest etc. Dit is vanwege de vele doo^gevoerde buigprocessen en vanwege de complexe vorm van het snijelement, welke bovendien zo klein is dat de vervaardi-35 ging met gebruikmaking van buigprocessen moeilijk wordt gemaakt. In feite worden geen keramische bladen toegepast voor binnenste snijelementen voor electrische scheerapparaten.

De uitvinding beoogt bovengenoemde bezwaren op te heffen.

Het doel van de uitvinding is om een binnenste roterend snij- S ί ί' Γ 7 7 ^ V 'ef * V' * * ft » 4 element voor electrische scheerapparaten te verschaffen met de volgende voordelen.

(1) üit een vergelijking tussen de bladsecties van het snij-element volgens de uitvinding volgens fig. 7 en de blad- 5 sectie (de bladvormende sectie) van het conventionele snijelement volgens fig. 8 blijkt duidelijk dat de blad-sectie van het snijelement volgens de uitvinding is gevormd uit een horizontaal uitstrekdeel dat zich naar buiten toe uitstrekt en dat een relatief klein oppervlak 10 aan de voorzijde daarvan vertoont en dienovereenkomstig zullen baardstoppels en huidvet nauwelijks op de blad-sectie en het zich horizontaal uitstrekkende gedeelte vastkleven; dit maakt het schoonmaken van het snijelement erg eenvoudig. Omdat bovendien het zich horizontaal uit-15 strekkende deel verder naar buiten kan uitsteken dan het verticaal uitstrekkende deel en het verticaal uitstrekkende deel naar buiten toe stapsgewijs verloopt, kunnen baardstoppels en dergelijke in het snijelement omlaag vallen teneinde via de bladgroef zonder vastkleven aan het 20 snijelement afgevoerd te kunnen worden.

(2) De schotelvormige basissectie maakt het mogelijk de cilindrische sectie naar buiten te plaatsen. Daarom zal de gewichtsverdeling naar buiten verplaatsen vergeleken met de conventionele uitvoering, met een toename van de 25 traagheidskracht, hetgeen resulteert in het vermijden van veranderingen in het toerental tengevolge van tijdelijke belastingen. Een stabiele uitvoering is aldus verzekerd.

(3} Omdat het zich verticaal uitstrekkende deel ontworpen is om zich langs de omtrek van het buiten de basissectie 30 gelegen cilindrische deel omhoog te gaan, kan het verticale deel zo kort mogelijk gemaakt worden en behoeft nabij de voet daarvan zoals bij de conventionele constructie niet te worden omgebogen. Dit leidt tot een verhoging van de mechanische sterkte en handhaving van 35 een stabiele uitvoering tegen tijdelijke lasten zoals hierboven genoemd.

(4) Keramische bladen kunnen worden toegepast, welke een uitstekend snijmateriaal zijn. Dit gaat gepaard met een groot aantal voordelen zoals hoge hardheid resulterend in it » 5 een uitstekende snijeigenschap en een lange levensduur en ontbreken van roest.

Een ander doel van de uitvinding is om een doeltreffende vervaardigingswijze voor bovengenoemde snijelementen te ver-5 schaffen, welke vervaardigingswijze de volgende voordelen biedt.

(1j De voorvormling voor het snijelement heeft een eenvoudige schotelvorm en dientengevolge is de matrijs voor de pers zeer goedkoop en heeft lange levensduur. Bovendien is 10 de automatische materiaaltoevoer gemakkelijk door te voeren met behulp van onderdelenvoeders etc.

(2) De eenvoudige vorm van de voorvormling voorkomt dat het persproces vormverandering of terugvering etc. veroorzaakt, wat inherent is aan het conventionele proces, en wat een 15 hoog-precisieproces noodzakelijk maakt voor het verkrijgen van een constante snijeigenschap. In het bijzonder is de hoek tussen de bladsectie en het buitenste snijblad nagenoeg constant te houden, in tegen stelling tot het conventionele perssysteem, dat de betreffende hoek laat variëren 20 tussen een hoek van 0 tot 20°.

(3) Aangezien de ringvormige plaatsectie is gevormd door middel van een pers, kan het plaatoppervlak van deze ringvormige sectie, welke het mesvlak vormt, gemakkelijk plat worden gemaakt. Dit vergemakkelijkt het toepassen van het 25 automatisch naslijpen van vlakken, vermindert de hoeveelheid slijpsel, en verkort de slijptijd. De verkregen hoge dimensionale nauwkeurigheid elimineert nabehandelingen, zoals het slijpen voor de nauwkeurige positie van alle bladsecties, hetgeen resulteert in een grote verbetering 30 van het totale slijpproces.

(4) Het maximum aantal bladen dat met het conventionele perssysteem kan worden behandeld is ongeveer 16, terwijl de werkwijze volgens de uitvinding geschikt is voor het behandelen van 36 bladen door het gebruiken van siijpge- 35 reedschap met verminderde dikte.

(5) Volgens de vervaardigingswijze van de uitvinding wordt een keramische plaat eerst op een metalen vlak gehecht en dan onderworpen aan slijpen. Daarom is zelfs bij een keramisch blad dat te bros is om te kunnen worden geslepen, A λ A A "7 *7 -V J ^ v * * * \ • » 6 dat blad toch gemakkelijk te bewerken zonder dat breuk optreedt.

De uitvinding wordt nader toegelicht in de hieronder staande figuurbeschrijving. In de tekening toont: 5 Pig. 1 een bovenaanzicht van een binnenste snijelement voor een electrisch scheerapparaat volgens de uitvinding,

Pig. 2 een vooraanzicht, gedeeltelijk in dwarsdoorsnede van het snijelement uit fig. 1,

Pig. 3-6 verschillende stadia van een voorvormling voor 10 een snijelement bij het vervaardigen van dit element voor een electrisch scheerapparaat volgens de uitvinding, waarbij fig. (A) een vooraanzicht, gedeeltelijk in dwarsdoorsnede en fig. (B) een onderaanzicht is,

Pig. 7 een bovenaanzicht van een bladsectie van het snij-15 element uit de fig. 3-6,

Pig. 8 een bovenaanzicht van een snijelement voor een electrisch scheerapparaat volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding,

Pig. 9 een vooraanzicht, gedeeltelijk in dwarsdoorsnede 20 van een snijelement uit fig. 8,

Fig. 10-12, 14, en 15 verschillende stadia van een voorvormling tijdens het vervaardigen van een snijelement voor een electrisch scheerapparaat met betrekking tot de uitvoering van fig. 8, terwijl fig. 13 een keramische plaat toont 25 waarbij fig. (A) het vooraanzicht, gedeeltelijk in dwarsdoorsnede, en fig. (B) een onderaanzicht is,

Fig. 16 een bovenaanzicht van een bladsectie van het snijelement uit de fig. 10-15,

Fig. 17 een vooraanzicht van de bladsectie uit fig. 17, 30 Fig. 18 een bovenaanzicht van een bladsectie van een conventioneel snijelement voor een electrisch scheerapparaat, Fig. 19-21 verschillende stadia van een voorvormling tijdens het vervaardigen van een snijelement voor een electrisch scheerapparaat volgens een conventionele vervaardigingswijze, 35 waarbij fig. (A) een bovenaanzicht van de voorvormling en fig. (B) een vooraanzicht van een bladsectie is, en

Pig. 22 een zijaanzicht van een bladvormende sectie van de voorvormling uit de fig. 19-21.

Voor het verduidelijken van de constructie van een snij- 7 element 1 volgens een eerste uitvoeringsvorm zal de ver-vaardigingswijze worden beschreven aan de hand van de fig.

3-6 in de verschillende stadia daarin. De fig. (A) en (B) betreffen een voorvorraling bij elke stap van de werkwijze, 5 waarbij fig. (A) een vooraanzicht, gedeeltelijk in dwarsdoorsnede en een fig. (B) een onderaanzicht is.

De ponsfase.

Tijdens deze stap wordt een schotelvormige voorvormling 10 volgens fig. 3 uit niet getoond plaatmateriaal geponst. De 10 voorvormling 10 bestaat uit een cirkelvormig deel 2 en een cilindrisch deel 11 dat zich langs de omtrek van het cirkelvormige deel 2 uitstrekt en wel in axiale richting over een vooraf bepaalde lengte. Tijdens deze ponsstap wordt tevens een gat 20 in het centrum van het cirkelvormige deel 2 en 15 ontlaadgaten 21 rond het centrum geponst.

Trekfase.

Zoals blijkt in fig. 4 wordt het cilindrische deel 11 van de hierboven beschreven voorvormling 10 getrokken om een klein cilinderdeel (12) met verkleinde diameter en tegelijker-20 tijd een flensvormige ringplaat 13 te vormen, welke flens in radiale zin aan de omtrek van het open einde naar buiten is gericht. De breedte L1 van de ringplaat 13 is gelijk aan de breedte van een bladsectie 7. Dienovereenkomstig kan de breedte van de bladsectie 7 worden veranderd met de diameter 25 van het cilindrische deel 11 welke wordt verminderd door de dieptrekpers.

De tweede trekfase.

De kleine cilindersectie 12, welke tijdens de voorgaande stap is diepgetrokken wordt onderworpen, zoals blijkt in fig. 25 5, aan een verdere dieptrekstap, waarbij een tweede, kleine cilindrische sectie 22 wordt gevormd. Deze tweede dieptrekstap kan overgeslagen worden, dat wil zeggen dat het tweede cilindrische deel 22 niet direct noodzakelijk is. Het aanbrengen van dit deel 22 helpt echter baardstoppels gemakke-30 lijk af te kunnen voeren.

De warmtebehandelingsfase.

Een warmtebehandeling (harding) wordt uitgevoerd om de voorvormling 10 te harden. De hardheid wordt op een Vickers hardheid van ca. 650 gebracht.

3300777

• I

8

De slijpfase.

De voorvormling 10 wordt na de warmtebehandeling geslepen en gepolijst langs het platte vlak 14 van de ringsectie 13.

Na deze behandeling wordt het vlak 14 door een vlakbehandelings-5 inrichting gevoerd om volledig vlak gemaakt te worden.

De bladsnijfase.

Zoals blijkt in fig. 6 wordt de voorvormling 10 na het voorgaande slijpen opnieuw geslepen met een slijpgereedschap 23, zoals een roterende slijpschijf of snijschijf, in de vorm 10 van een schijf met ronde omtrek teneinde groeven 15 tussen de bladen te kunnen vormen. De groef.15 heeft de vorm van een insnijopening, die loopt vanaf de ringvormige sectie 13 .

tot de overgang tussen het smalle cilindrische deel 12 en het tweede cilindrische deel 22. Hierbij wordt opgemerkt, dat 15 hoewel het voldoende is om een groef van dergelijke diepte te hebben, andere diepten, bijvoorbeeld tot het cirkelvormige deel 2, even goed kunnen worden toegepast. De groef 15 (het slijpgereedschap 23) verloopt onder een schuine vooraf bepaalde hoek ten opzichte van de rotatierichting van het snij-20 element, de inclinatiehoek is optimaal tussen 25 tot 35°, zie fig. 6. Bovendien moet de groef 15 (het slijpgereedschap 23) enigszins schuin verlopen ten opzichte van de radiale richting, de inclinatiehoek ©£> welke een snijhoek ten opzichte van het buitenste snijelement vormt, zie fig. 1, is bij 25 voorkeur rond 12°.

Het binnenste snijelement 1 volgens fig. 1 en 2 wordt voltooid met een meeneemorgaan 31, welke samenwerkt met een niet getoonde aandrijfas, welk orgaan via een pers in het gat 20 van het eigenlijke snijelement 30 volgens de vooraf gaande 30 bewerkingsstappen is aangebracht.

Het binnenste snijelement volgens deze uitvoeringsvorm en vervaardigd middels de hierboven beschreven werkwijze zal nu worden toegelicht aan de hand van de fig. 1,2 en 7. Fig.

1 toont een bovenaanzicht van het element voor een electrisch 35 scheerapparaat volgens deze uitvoeringsvorm, fig. 2 toont een vooraanzicht, gedeeltelijk in dwarsdoorsnede van het snijelement volgens fig. 1, en fig. 7 toont een bovenaanzicht van een bladsectie van het element in fig. 1.

Het snijelement 1 is samengesteld, in ëén geheel, uit een / t » 9 cirkelvormige deel 2, een schotelvormig basisdeel 4 met een cilindrisch deel 3, dat zich Icings de omtrek 2a van het cirkelvormig deel 2 in axiale zin over een bepaalde lengte uitstrekt, en een aantal zich verticaal uitstrekkende delen 5 5, welke langs de omtrek van het basisdeel 4 in axiale zin uitstrekken. Deze verticale delen 5 lopen vanaf het einde van een tweede klein cilindrisch deel 22 onder een hoek ten opzichte van de rotatierichting uit, en elk verticaal uitstrekkend deel 5 heeft de vorm van een tand met een smaller 10 wordende topzijde naarmate de tand zich stapsgewijs naar buiten uitstrekt.

Elk verticaal uitstrekkend deel 5 is voorzien, in één geheel, met een horizontaal uitstrekkend deel 6 dat in radiale zin zich uitstrekt, waarbij elk horizontaal deel 6 is 15 voorzien van een bladsectie 7 aan het vooreinde gezien in draaiingsrichting.

Het horizontaal uitstrekkend deel 6 heeft ongeveer de vorm van een parallelogram, gezien in verticale langsdoor-snede volgens fig. 2, en ongeveer de vorm van een trapezium 20 in horizontale zin volgens fig. 7. De breedte van de buitenzij de L2 van het horizontaal uitstrekkend deel 6 komt ruwweg overeen met de dikte van het gebruikte plaatmateriaal.

Vanzelfsprekend is de uitvinding niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvorm. Zodoende kan de tweede 25 dieptrekfase worden overgeslagen of anderszins een derde dieptrekfase worden toegevoegd, waarbij de grootte van , 0j, L1 of L2 naar willekeur kan worden gekozen.

De tweede uitvoeringsvorm

Een geschikte werkwijze voor het vervaardigen van het 30 binnenste snijelement volgens de tweede uitvoeringsvorm zal worden beschreven aan de hand van de fig. 10-15 voor de verschillende fasen daarvan. Fig. 10-12, 14 en 15 betreffen een voorvormling bij elke fase en fig. 13 toont een keramische plaat, waarbij fig. (A) een vooraanzicht, gedeeltelijk in 35 dwarsdoorsnede, en fig. (B) een bodemaanzicht is.

De ponsfase.

Tijdens deze stap wordt een schotelvormige voorvormling .

110 volgens fig. 10 uit een niet getoond plaatmateriaal geponst. De voorvormling 110 bestaat uit een. cirkelvormig deel » « 10 110a en een cilindrisch deel 110b dat zich langs de omtrek van dit cirkelvormige deel 110a in axiale zin over een vooraf bepaalde lengte uitstrekt. Tijdens deze ponsfase, wordt tevens een bevestigingsgat 120 in het midden van het cirkel-5 vormige deel 110a en ontlaadgaten 121 daaromheen uitgeponst.

De dieptrekfase.

Zoals blijkt in fig. 11 wordt het cilindrische deel 110b van de hierboven beschreven voorvormling 110 diepgetrokken teneinde een klein cilindrisch deel 112 met gereduceerde 10 diameter te vormen en tegelijkertijd een flensvormige ring-plaat 113, welke in radiale zin rond de omtrek van het open einde naar buiten wijst. De breedte L1 van de ringvormige plaat 113 is gelijk aan de breedte van een bladsectie 105. Dienovereenkomstig kan de breedte van de bladsectie 105 15 met de diameter van het cilinderisch deel 110b, dat door het dieptrekken is gereduceerd, worden veranderd.

De tweede dieptrekfase.

.Het kleine cilindrische deel 112 dat in de voorgaande stap is diepgetrokken, wordt opnieuw volgens fig. 12 onderworpen 20 aan een tweede dieptrekstap óver een gedeelte daarvan teneinde een tweede kleine cilindrische sectie 122 te vormen. Hierbij wordt opgemerkt, dat de tweede dieptrekfase kan worden overgeslagen, dat wil zeggen dat het tweede cilindrische deel 122 niet noodzakelijk is. Het aanbrengen van dit deel 122 25 helpt het gemakkelijk verwijderen van baardstoppels en dergelijke.

De hechtingsfase voor de keramische plaat.

Een ringvormige keramische plaat 107 volgens fig. 13 wordt met de hand vervaardigd. Deze keramische plaat 107 30 is circa 0.2 mm dik en de buiten- en binnendiametersvan de ring zijn gelijk aan de buiten- respectievelijk binnendiameters van de ringvormige plaat 113.

De keramische plaat 107 wordt middels een hechtmiddel op het oppervlak 114 van de ringvormige plaat 113 vastge-35 hecht.

De bladsnijfase.

Zoals blijkt in fig. 15 wordt de voorvormling 110 geslepen met een slijpgereedschap 123, bijvoorbeeld een roterende slijpschijf (dat wil zeggen een diamantschijf), waarvan de 86 0 0 7 7 7

-X

ft 11 P ♦ omtrek is afgerond teneinde groeven 115 tussen de te vormen bladen te krijgen. Deze groef 115 heeft de vorm van een insnijding die loopt vanaf het plaatoppervlak van de keramische plaat 107 tot aan de ringvormige sectie 113 bij de overgang 5 tussen het kleine cilindrischedeel 112 en het tweede cilindrische deel 122. De groef 115 (het slijpgereedschap 123) moet onder een vooraf beschreven hoek schuin ten opzichte van de rotatierichting van het binnenste snijelement lopen, waarbij de grootte van de hoek optimaal is tussen 25-35° zoals 10 blijkt in fig. 13. Daarbij moet de groef 115 (slijpgereedschap 123) enigszins schuin verlopen ten opzichte van de radiale richting. De grootte van deze hoek welke een snij-hoek ten opzichte van het buitenste snijelement volgens fig.

8 maakt, ligt ongeveer rond 12°.

15 Het binnenste snijelement 101 volgens fig. 8 en 9 wordt voltooid door het aanbrengen van een meeneemorgaan 131, dat samenwerkt met een niet getoonde aandrijfas, welk orgaan in het gat 120 van het eigenlijke snijelement 130 wordt, geponst tijdens de voorgaande ponsfase. Het binnenste snij-20 element 101 vervaardigd volgens het hiervoor genoemde proces zal nu worden beschreven aan de hand van de fig. 8,9,16 en 17. Fig. 8 toont een bovenaanzicht van het binnenste snij-element voor een electrisch scheerapparaat volgens deze uitvoeringsvorm, waarbij fig. 9 ‘een vooraanzicht, gedeeltelijk 25 in dwarsdoorsnede van het element van fig. 8 toont, fig. 16 een bovenaanzicht van een bladsectie voor dit element uit fig. 8, en fig. 17 een vooraanzicht van de bladsectie uit fig. 16.

Het binnenste snijelement 101 is samengesteld, in éên ge-30 heel, uit een cirkelvormige deel 110a, een schotelvormig basisdeel 110c waarbij het cilindrische deel 110b zich langs de omtrek van het cirkelvormige deel 110a in axiale zin over een vooraf bepaalde lengte uitstrekt, alsmede een aantal verticaal uitstrekkende delen 104 die zich langs de omtrek 35 van de basissectie 110c in axiale zin uitstrekken. Deze verticaal ui-tstrekkende delen 104 lopen vanaf het einde-van het tweede cilindrische deel 122 onder een bepaalde hoek ten opzichte van de rotatierichting uit, en elk verticaal uitstrekkend deel 104 heeft de vorm van een tand, waarvan de top ^ ' * ' * - > * 12 versmalt naarmate het zich stapsgewijs naar buiten toe uitstrekt.

Elk verticaal uitstrekkend deel 104 is voorzien, in één geheel, met een horizontaal uitstrekkend deel 109 dat zich in 5 radiale zin naar buiten uitstrekt. Elk horizontaal deel 109 heeft een keramisch blad 106 dat aan het topvlak is vastgelijmd. Elk keramisch blad 106 is voorzien van de bladsectie 105 aan de voorrand daarvan gezien in de rotatierichting.

Het stel horizontaal uitstrekkende delen 109 alsmede een 10 keramisch blad 106 hebben ongeveer de vorm van een parallellogram in de verticale langsdoorsnede volgens fig. 9 en 17, en de vorm van een trapezium in horizontale zin volgens fig.

16.

De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven 15 uitvoeringsvorm. Zo kan de tweede dieptrekfase worden overgeslagen, daarentegen een overeenkomstige derde dieptrekfase worden toegevoegd, waarbij de grootte van de hoeken / ©2 of L1 naar willekeur kan worden gekozen.

Bovendien kan de uitvinding ook worden uitgevoerd door 20 apart vervaardigde keramische bladen 106 volgens fig. 17, welke keramische bladen 106 op het vlakke eindvlak 103 van elk verticaal uitstrekkend deel 104 kan worden vastgelijmd.

—I. -s "\ ’ '

Claims (19)

1. Binnenste roteerbaar snijelement voor een electrisch scheerapparaat, bestaande uit een roteerbare schijf langs de omtrek waarvan een aantal bladsecties op bepaalde intervallen van elkaar zijn aangebracht, met het kenmerk, dat 5 een schotelvormige basisdeel is gevormd door een op een cirkelvormig deel aansluitend cilindrisch deel met bepaalde lengte, welk basisdeel langs de omtrek daarvan is voorzien, in één geheel, met verticaal uitstrekkende delen welke in axiale zin verlopen, elk van deze verticaal uitstrekkende 10 delen aan de top zijn voorzien, in één geheel, met een horizontaal uitstrekkend deel, dat nagenoeg in radiale zin naar buiten wijst, en dat het voorvlak van elk horizontaal uitstrekkend deel in de rotatierichting is gevormd tot een snij-blad.

2. Snijelement volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elk verticaal uitstrekkend deel ten opzichte van de rotatierichting schuin verloopt.

3. Snijelement volgens conclusie 2, waarbij de grootte van de hoek van het verticaal uitstrekkend deel ligt tussen 25-35°.

4. Snijelement volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het verticaal uitstrekkend deel zich stapsgewijs naar buiten toe uitstrekt.

5. Snijelement volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het horizontaal uitstrekkend deel ten opzichte van het 25 verticale deel naar buiten wijst.

6. Snijelement volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het horizontale deel in radiale zin enigszins helt.

7. Snijelement volgens conclusie 6, waarbij de grootte van de hoek van dit horizontale deel ca. 12° is.

8. Snijelement volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het cirkelvormige deel is voorzien van afvoeropeningen.

9. Snijelement volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een plaatvormig keramisch blad op het eindvlak van elk horizontaal uitstrekkend deel is gehecht en dat het vooreinde 35 van elk blad gezien in de rotatierichting, tot het snijblad is gevormd.

10. Werkwijze voor het vervaardigen van een snijelement , * V voor een electrisch scheerapparaat gekenmerkt door: (a) een ponsfase waarbij een schotelvormige voorvormling met een cilindrisch deel langs de omtrek van een cirkelvormig deel zich over een bepaalde axiale richting uitstrekt, uit een plaatmateriaal wordt geponst, (b) een dieptrekfase waarin het cilindrische deel is diepge-trokken om een klein cilindrisch deel met gereduceerde diameter te verkrijgen en het open einde van het cilindrische deel wordt geperst om een ringvormig plaatdeel dat zich in radiale richting naar buiten uitstrekt, te vormen, (c) een slijpfase waarin het eindvlak van de ringvormige sectie wordt geslepen en gepolijst, en (d) een bladsnijfase waarin een slijpgereedschap op de ringvormige sectie en het cilindrische deel inwerkt teneinde groeven te verkrijgen, welke ten opzichte van de draairichting op voorgeschreven intervallen schuin verlopen.

11. Werkwijze volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de dieptrekfase is gevolgd door een warmtebehandeling voor het harden van de voorvormling.

12. Werkwijze volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat tijdens de ponsfase afvoeropeningen in het cirkelvormige deel worden gevormd.

13. Werkwijze volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de dieptrekfase cilindrische delen in getrapte vorm tot stand brengen.

14. Werkwijze volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de snijfase groeven vormt, welke zowel in radiale als in roterende zin schuin verlopen.

15. Werkwijze voor het vervaardigen van een inwendig snij-element voor een electrisch scheerapparaat, gekenmerkt door ï (a) een ponsfase waarbij een schotelvormige voorvormling met een op de omtrek van het cirkelvormige deel aansluitend cilindrisch deel van vooraf bepaalde lengte in axiale zin, uit plaatmateriaal wordt geponst, (b) een dieptrekfase waarin de cilinder wordt bewerkt om een cilindrisch deel met gereduceerde diameter te verkrijgen waarbij het open einde van de cilinder tot een ringvormige 800 07 77 % plaatsectie welke in radiale zin naar buiten wijst, wordt gevormd, (c) een hechtfase waarbij een keramische plaat op het platte eindvlak van de ringvormige sectie wordt gehecht en 5 (d) een snijfase waarin een snijgereedschap op de ringsectie en de cilindersectie inwerkt teneinde groeven op vooraf bepaalde intervallen te vormen, welke groeven ten opzichte van de rotatierichting schuin verlopen.

16. Werkwijze volgens conclusie 15, met het kenmerk, 10 dat de dieptrekfase is gevolgd door een warmtebehandeling voor het harden van de voorvormling.

17. Werkwijze volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat tijdens de ponsfase ook afvoeropeningen in het cirkelvormige deel worden gevormd.

18. Werkwijze volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de dieptrekfase een getrapt cilindrisch deel vormt.

19. Werkwijze volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de snijfase groeven vormt, welke in de rotatierichting als in de radiale zin schuin verlopen.