NL8503288A - Inrichting voor het punten en/of kronen van palen. - Google Patents
Inrichting voor het punten en/of kronen van palen. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8503288A NL8503288A NL8503288A NL8503288A NL8503288A NL 8503288 A NL8503288 A NL 8503288A NL 8503288 A NL8503288 A NL 8503288A NL 8503288 A NL8503288 A NL 8503288A NL 8503288 A NL8503288 A NL 8503288A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- pile
- post
- milling
- posts
- cutter
- Prior art date
Links
Classifications
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B23—MACHINE TOOLS; METAL-WORKING NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
- B23Q—DETAILS, COMPONENTS, OR ACCESSORIES FOR MACHINE TOOLS, e.g. ARRANGEMENTS FOR COPYING OR CONTROLLING; MACHINE TOOLS IN GENERAL CHARACTERISED BY THE CONSTRUCTION OF PARTICULAR DETAILS OR COMPONENTS; COMBINATIONS OR ASSOCIATIONS OF METAL-WORKING MACHINES, NOT DIRECTED TO A PARTICULAR RESULT
- B23Q7/00—Arrangements for handling work specially combined with or arranged in, or specially adapted for use in connection with, machine tools, e.g. for conveying, loading, positioning, discharging, sorting
- B23Q7/03—Arrangements for handling work specially combined with or arranged in, or specially adapted for use in connection with, machine tools, e.g. for conveying, loading, positioning, discharging, sorting by means of endless chain conveyors
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B27—WORKING OR PRESERVING WOOD OR SIMILAR MATERIAL; NAILING OR STAPLING MACHINES IN GENERAL
- B27M—WORKING OF WOOD NOT PROVIDED FOR IN SUBCLASSES B27B - B27L; MANUFACTURE OF SPECIFIC WOODEN ARTICLES
- B27M3/00—Manufacture or reconditioning of specific semi-finished or finished articles
- B27M3/32—Manufacture or reconditioning of specific semi-finished or finished articles of tapered poles, e.g. mine props
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Manufacturing & Machinery (AREA)
- Wood Science & Technology (AREA)
- Forests & Forestry (AREA)
- Grinding Of Cylindrical And Plane Surfaces (AREA)
- Finish Polishing, Edge Sharpening, And Grinding By Specific Grinding Devices (AREA)
- Milling, Drilling, And Turning Of Wood (AREA)
Description
*· ' · ·' ’ ·; «*=* - NO 33521 - 1 - p
Inrichting voor het punten en/of kronen van palen.
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het punten en/of kronen van ronde palen. Inrichtingen van 5 dit soort zijn bekend, onder meer uit de Europese octrooiaanvrage 0.066.368. Bij deze inrichting wordt de te punten paal axiaal in de machine ingebracht en wordt vervolgens door een relatieve axiale aanzetbeweging van de messen ten opzichte van de paal van een meervlakspunt voorzien. De 10 machine kan uitsluitend intermitterend werken en na elke voltooide aanpunting moet de paal axiaal uit de machine verwijderd worden en een volgende worden ingevoerd. Een bijkomend nadeel van de machine kan zijn, dat de bij het punten verwijderde houtdelen grove stukken zijn en nog niet 15 tot kleine deeltjes verspaand, zoals veelal benodigd voor het nuttig gebruik van het afvalhout in bijvoorbeeld ervan te vervaardigen spaanplaat. Gedurende het punten staat bij deze inrichting de paal stil.
Uit de Nederlandse octrooiaanvrage 7406810 is een in-20 richting bekend, waarbij de te punten paal eveneens axiaal wordt ingevoerd en een axiale aanzet gedurende het punten ondergaat, waarbij de paal ten opzichte van de inrichting niet dient te roteren. De snijinrichting bestaat uit een kegelvormige trommel, zoals bekend van handbedienbare 25 puntenslijpers, waarbij één of meer messen roterend aangedreven worden over een kegelmantel waarvan de hartlijn samenvalt met die van de te punten paal. Men zou deze inrichting een gemechaniseerde puntenslijper kunnen noemen, waarbij de mestrommel draait en de paal stilstaat en op 30 gebruikelijke wijze axiaal ingestoken wordt om de aanzet te verkrijgen. Ook deze inrichting werkt intermitterend, zodat na iedere aanpunting de paal axiaal verwijderd moet worden voordat een volgende axiaal ingevoerd kan worden.
Het bij het aanpunten verwijderde materiaal is kruivormig 35 en evenmin zonder meer geschikt voor verwerking in spaanplaat.
Beide bovenbeschreven bekende inrichtingen hebben bovendien het nadeel, dat zij relatief veel plaatsruimte innemen, omdat de te bewerken palen axiaal ingevoerd en 40 afgevoerd moeten worden.
5503288 ____i ..
*· s* - 2 -
De uitvinding beoogt een inrichting te verschaffen welke bovengenoemde nadelen niet heeft en welke zowel als intermitterend werkende machine alsook als continu werkende uitgevoerd kan zijn. De benodigde plaatsruimte is niet veel 5 langer dan de lengte van de langste te'bewerken paal.
De inrichting volgens de uitvinding wordt daardoor gekenmerkt, dat hij omvat: - een langwerpig frame, - ten minste één erop geplaatste dwars-transportinrichting 10 welke ervoor ingericht is om één of meer in langsrichting erop meegenomen palen zowel een aanzetverplaatsing in dwars-richting ten opzichte van het langwerpige frame alsook een rotatie om zijn/hun hartlijn te geven, - ten minste één op het frame bevestigde roterend aangedreven 15 frees, waarvan de rotatiehartlijn een hoek maakt met de richting van de hartlijn van een paal wanneer deze door de dwars-transportinrichting in het werkgebied van de frees gebracht is, welke hoek een component zowel ten opzichte van het horizontale als ten opzichte van het verticale vlak kan 20 hebben, waarbij het effectieve gebied van het snijdende . oppervlak van de frees in hoogte instelbaar is ten opzichte van het vlak waarin de dwarsverplaatsing van de paal plaatsvindt, en waarbij de plaats van de frees (frezen) instelbaar is in langsrichting van het frame voor aanpassing aan de 25 paallengte.
De beschreven inrichting is in de allereerste plaats bestemd voor het bewerken van ronde palen. Immers heeft het uitgangsprodukt, een boom, eveneens een ronde stam. Teneinde de levensduur van palen te verlengen, wordt het hout veelal 30 geïmpregneerd, hetgeen slechts goed mogelijk is indien de boomstam vooraf geschild is en aldus ontdaan van zijn schors. Het schilproces gaat uit van en levert ronde palen. Voor alle andere paaldoorsneden, zoals ovaal, vierkant, rechthoekig, en dergelijke, zijn extra bewerkingen nodig, terwijl 35 er bovendien houtverlies optreedt. Indien er echter incidenteel niet-ronde palen gepunt en/of gekroond moeten worden, kan dit eveneens met de betrokken inrichting volgens de uitvinding, wanneer op de plaatsen waar de paal door de dwars-transportinrichting gegrepen wordt, hulpgereedschap wordt A0 toegepast. Hiervoor kunnen scharnierende klauwen gebruikt ~· ·? Λ .Λ «> -a.
" ' O ·, -< «r V V-. v '+& * - 3 - worden, welke in gesloten stand inwendig een opening hebben welke nauwkeurig past om de doorsnede van de paal en welke op hun buitenomtrek cilindrisch zijn met een hartlijn welke samenvalt met die van de paal. Dankzij de verderop beschre-5 ven transportinrichting behoeven deze klauwen niet verder gesloten te worden. Voor en na de bewerking van een dergelijke paal dienen de hulpgereedschappen aangebracht respectievelijk weer verwijderd te worden.
Door zowel de paal als de frees te doen roteren geduren-10 de de freesbewerking, ontstaat een correcte gladde punt en kroon aan elke paal, onafhankelijk van zijn diameter. Door de hoek die de rotatiehartlijn van de frees maakt ten opzichte van de paal in te stellen, kan een meer of minder scherpe punt vervaardigd worden. Door correcte instelling 15 van de frees ten opzichte van het te punten paaleinde, kan eveneens gemakkelijk een botte punt gemaakt worden, indien gewenst in verband met de grondsoort waarin de paal gedreven moet worden, bijvoorbeeld wanneer deze veel stenen bevat.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm bevindt zich nabij 20 elk einde van het frame een roterende frees, waarvan de hoek en eventueel ook de hoogte individueel ten opzichte van de te bewerken paal instelbaar is, zodat een paal hetzij aan één of beide einden gepunt of gekroond kan worden, hetzij aan één einde gepunt en aan het andere einde gekroond.
25 Hiermee kunnen palen gelijktijdig zowel van een punt als van een kroon worden voorzien. Omdat de punt veelal een scherpe hoek heeft ten opzichte van de hartlijn van de paal, doch de kroon een hoek van 45° of groter, is het van voordeel dat de hoek van iedere frees individueel instelbaar is.
30 Aldus is het mogelijk om ook dubbelgekroonde palen te maken of bij uitzondering palen met punten aan beide einden.
Omdat de plaats van de frees of de frezen ten opzichte van het frame ook in langsrichting instelbaar zijn, kunnen ook korte palen bewerkt worden. Indien er echter veel lang 35 hout beschikbaar is, doch korte palen gevraagd worden, kan volgens een voorkeursuitvoeringsvorm tussen de beide frezen nabij het einde van het frame, een derde roterende zaag-frees-eenheid geplaatst worden, om tussen de einden van de paal deze hetzij te kronen en door te zagen, hetzij te 4-0 punten en zonodig door te zagen, zodat er twee korte, geheel -> r? > «T t» λ f» ; ; *’« .. l-C «
·* J
|
* V
- 4 - afgewerkte palen ontstaan. Het zal duidelijk zijn, dat de dwars-transportinrichting hiervoor aangepast moet worden.
Dit wordt onderstaand nader toegelicht. Verdere kenmerken en voorkeursuitvoeringsvormen van de frees en zijn positie zijn 5 nader toegelicht in de figuurbeschrijving en de conclusies. Zij zijn er alle op gericht, eenvoudige standaard frezen toe te passen, welke gemakkelijk te slijpen zijn, korte spanen geven en een voldoende glad bewerkt oppervlak op de paal kunnen aanbrengen.
10 De boven meer in het algemeen beschreven inrichting kan voor intermitterend punten en/of kronen van paal na paal ingericht zijn, doch ook voor continue bewerking. Dit heeft in het bijzonder invloed op de uitvoering van de dwars-transportinrichting.
15 Van een inrichting volgens de uitvinding, bestemd voor intermitterende bewerking, wordt een voorkeursuitvoeringsvorm daardoor gekenmerkt, dat de dwars-transportinrichting een in dwarsrichting in het frame geleide wagen omvat, met aandrijf-middelen ingericht voor een snelle aanvoerslag gevolgd door 20 een langzame aanzet over het bewerkingstraject en een snelle retourslag over de gehele slag van de dwarsverplaatsing.
Deze bewegingscyclus voor de dwars-transportinrichting is gunstig wanneer het beladen en ontladen met telkens een paal van de inrichting slechts aan één van de zijden van de in-25 richting gebeurt. Dit kan zowel met de hand alsook gemechaniseerd plaatsvinden. Er zij op gewezen dat met dezelfde inrichting ook een andere intermitterende cyclus mogelijk is, waarbij het laden van een paal aan de ene zijde plaatsvindt, vervolgens gedurende de dwarsverplaatsing de bewer-30 king en dan het lossen aan de andere langszijde van de inrichting. Vervolgens wordt aan die andere zijde een nieuwe paal geladen, welke langs het freestraject gevoerd wordt, zodat de transportwagen weer op de eerste zijde komt om aldaar de bewerkte paal af te geven en met een nieuwe 35 geladen te worden. Bij de laatste cyclusvorm passeren de palen de frezen, zodat de frezen bij voorkeur boven of eventueel onder de palen aangebracht dienen te worden. Bij de eerst beschreven cyclusvorm is het mogelijk om de frezen ongeveer in het vlak waarin de dwarsverplaatsing van de 40 palen plaatsvindt te laten roteren, waarvoor het noodzakelijk - ·’ -·* ,1 Λ Λ : ·.✓,*?*
v: V V — V W
Αν -* ' - 5 - is dat de slag van de dwarsverplaatsing aan het einde van de aanzet op het juiste ogenblik gestopt wordt, namelijk wanneer de punt aan de paal gefreesd is op de gewenste plaats langs de lengte van de paal.
5 Ten behoeve van de rotatie van de palen gedurende de dwarsverplaatsing en in het bijzonder over het freestraject, wordt de voorkeursconstructie daardoor gekenmerkt, dat op de wagen ten minste twee synchroon roterend aangedreven steun-rol-paren geplaatst zijn voor roterende ondersteuning van de 10 paal, elk paar nabij een frees bij het einde van het frame, waarbij de onderlinge afstand van de steunrollen van elk paar instelbaar is als functie van de dikte van de te bewerken paal, en waarbij alle rollen in dezelfde richting synchroon aangedreven worden door middel van een kettingover-15 brenging of dergelijke in elk paar en een axiaal uitschuif-bare cardanas of dergelijke tussen de paren.
Vooral indien de te bewerken palen relatief licht van gewicht zijn en de bewerking snel moet plaatsvinden met groot vermogen en dus relatief grote freeskrachten uitge-20 oefend op de paaleinden, is het niet zeker dat de palen onder eigen gewicht veilig blijven liggen op de steunrol-paren. Daartoe wordt volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm de inrichting gekenmerkt doordat op het frame verticaal boven elk steunrollenpaar een stationaire neer-25 drukinrichting is aangebracht, welke slechts het gebied van de dwarsbeweging waarover de paal gefreesd wordt bestrijkt, welke neerdrukinrichting elk twee vrijdraaiend gelagerde schijven omvat met de rotatiehartlijn evenwijdig aan de paalhartlijn, en welke beide in het verticale vlak gelegen 30 zijn door het bijbehorende steunrollenpaar, en waarbij de hartlijnen van de neerdrukschijven ten minste op een afstand gelijk aan het freestraject van elkaar verwijderd zijn en over de beide schijven van elk paar een riem, zoals een V-snaar, strak gespannen is, 35 waarbij elke neerdrukinrichting om een horizontale as evenwijdig aan de hartlijn van de paal op afstand van het freestraject en ongeveer ter hoogte van de paal scharnierend aan het frame bevestigd is en door een verende neerdrukinrichting omlaaggedrukt wordt tegen een instelbare aanslag, waar-4Ό bij de afstand in rust tussen de bovenkant van de steunrollen •X - Λ
V -V · - -v V
i * - 6 - en de onderkant van de neerdrukschijven een weinig minder is dan de dikte van de paal, een en ander zodanig, dat een op de steunrollen gelegde paal meeroteert en al roterend door de dwarsaanzet van de wagen 5 tegen de oploop van de onderkant van de omspannende riem botst en deze vervolgens verend omhoog scharniert, waarbij de roterende paal de vrij roterende riem mee doet roteren, waardoor een stevige opsluiting en roterende aandrijving van de paal verzekerd is gedurende de gehele freesbewerking op 10 het freestraject.
Uit proeven is gebleken, dat door toepassing van de neerdrukinrichting de eigen rotatie van de paal en zijn ligging op het steunrollenpaar van de wagen dermate stabiel is, dat de gehele freesbewerking in circa 2 seconden voltooid 15 kan zijn, indien ten minste voldoende aandrijfvermogen voor de frezen beschikbaar is. Een totale cyclusduur van circa 5 seconden per paal is daarmee bereikbaar. Om mogelijke trillingen in de paal gedurende het frezen te voorkomen, is het gewenst om de steunrollen en de neerdrukinrichting zo 20 dicht mogelijk bij de betrokken frees te plaatsen. Het is met het oog op een gemakkelijke vervangbaarheid en toegankelijkheid van de frezen van voordeel om deze boven het trans-portvlak van de palen te plaatsen. Daarmee wordt tevens een stabielere ligging van de paal gedurende het frezen bereikt, 25 omdat de freeskrachten in hoofdzaak omlaaggericht zullen zijn.
Worden er van langere palen in één bewerking twee kortere gepunt en/of gekroond, dan wordt de inrichting bij voorkeur van een extra steunrollenpaar met bijbehorende 30 neerdrukinrichting ter weerszijden van de derde of middelste zaag-frees-eenheid voorzien. Immers bij het doorzagen of doorfrezen van de lange uitgangspaal zullen de beide overblijvende paaltjes eveneens veilig ondersteund moeten blijven.
35 Indien de inrichting voor continue bewerking bestemd is, dan zal de dwars-transportinrichting daarvoor geschikt moeten zijn. Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm wordt daartoe de inrichting gekenmerkt, doordat het effectieve gebied van het snijdende oppervlak van elke frees bij voor-40 keur boven (of eventueel onder) het vlak waarin de dwars- ^ '’ï Λ •"'ί w : . π kf? ’.-J W '„s «la v? - 7 - verplaatsing van die paal plaatsvindt, is gelegen, dat de dwars-transportinrichting uit ten minste twee eindloze gespannen transportkettingen of dergelijke bestaan, welke in het verticale vlak evenwijdig aan elkaar en loodrecht op de 5 hartlijn van de palen met omleidwielen op het frame zijn gelagerd en synchroon aandrijfbaar zijn, waarbij de bovenste part in bedrijf de palen draagt, en dat boven elke transport-ketting in hetzelfde verticale vlak een eindloze gespannen neerdrukketting is aangebracht, welke in hoogte instelbaar 10 op het frame met omleidwielen gelagerd is en met zijn onder-part de palen neerdrukt en daarbij evenwijdig loopt met de bovenpart van de bijbehorende transportketting, en waarbij beide neerdrukkettingen synchroon aandrijfbaar zijn.
Voorwaarde voor een correcte werking van de dwarstransport-15 inrichting voorzien van transportkettingen en neerdrukkettingen is, dat de palen correct evenwijdig aan elkaar en nauwkeurig loodrecht op de transportinrichting op deze afgezet worden. Daartoe kunnen bekende inrichtingen gebruikt worden welke niet nader behoeven te worden beschreven.
20 Het is evenwel ook nodig dat gedurende het dwarstransport en vooral gedurende de freesbewerking de betrokken palen ondanks de soms grote erop uitgeoefende krachten hun baan met de transportketting correct blijven volgen. Daarvoor is het gewenst om op bekende wijze de kettingen te voorzien 25 van fijne scherpgetande meenemers. Deze meenemers dienen fijnvertand te zijn, opdat de palen enerzijds stevig gegrepen worden en anderzijds hun oppervlak niet teveel beschadigd en de eigen rotatie van de palen gedurende het dwarstransport niet belemmerd wordt.
30 Zowel voor de steunrollen bij de intermitterend werkende dwars-transportinrichting als bij de transport- en neerdrukkettingen voor de continu werkende dwars-transportinrichting is reeds vermeld, dat al deze delen gesynchroniseerd ten opzichte van elkaar aangedreven dienen te worden. Dit kan 35 met bekende inrichtingen gebeuren, zoals kettingoverbrengin-gen en in- en uitschuifbare cardanassen, doch ook met elektronisch synchroon bestuurde individuele aandrijfmotoren.
Teneinde met de bovenbeschreven continu werkende dwars-transportinrichting niet alleen het dwarstransport en de 40 aanzet te verkrijgen, doch ook een rotatie van de palen om -ï -*) s
^ — v O
t ___· - 8 - hun eigen as, wordt de inrichting volgens een voorkeursuitvoeringsvorm daardoor gekenmerkt, dat in bedrijf de bovenpart van elke transportketting met een snelheid |Vtr| in aan-zetrichting beweegt en de onderpart van elke neerdrukketting 5 met een snelheid |VnJtegen de aanzetrichting beweegt, een en ander zodanig dat elke tussen de kettingen geklemde paal om zijn hartlijn met een omtrekssnelheid |vtr| tegen de aanzetrichting in roteert en tegelijk een aanzetsnelheid lVal = lVtrl * lVnl t .. .. . ,_Ul , 10 -2- heeft, waarbij |vtr|>|vj.
De snelheidsaanduiding tussen twee verticale strepen beduidt een absolute waarde, terwijl de richting afzonderlijk omschreven is. Het zal duidelijk zijn dat wanneer |v. en V
I tri I nl tegengesteld gericht doch even groot zijn, de palen roteren 15 met een omtrekssnelheid gelijk aan |v I of |v |, doch dat zij geen dwarstransport respectievelijk aanzet meer hebben.
Door V. wat groter te laten zijn dan V I neemt de rotatie-I tr| u n| snelheid van de palen iets af, doch er wordt het gewenste dwarstransport verkregen met de aanzetsnelheid |Va|. Uit de 20 praktijk is gebleken, dat voor de meest voorkomende vurenhouten palen deze paal circa 10 omwentelingen dient te maken over het freestraject, gedurende welke omwentelingen de punt en de kroon geheel gefreesd zijn. Uit de formules blijkt het verband tussen de omtrekssnelheid van de paal met de aanzet-25 snelheid. Het geïnstalleerde vermogen voor de dwars-transport-inrichtingen en vooral voor de frezen dient op elkaar afgestemd te zijn. Met het oog op een zo stabiel mogelijke ligging van de palen en het vermijden van trillingen zal het in veel gevallen gewenst zijn de rotatierichting van de frees 30 tegen de rotatie van de paal in te laten plaatsvinden.
De afstand tussen de dwarstransportkettingen en de bijbehorende neerdrukkettingen is instelbaar en wel zodanig, dat deze aangepast is aan de diameter van de te frezen palen. Aangezien echter de toleranties in deze branche tamelijk 35 groot zijn, is het mogelijk dat achtereenvolgende te bewerken palen betrekkelijk grote verschillen in diameter hebben; om een voorbeeld te geven: bij palen van 10 cm diameter tot 5 mm diameterverschil. Om niettemin vooral in het frees-traject alle palen voldoende stevig vast te klemmen tussen 40 de gespannen transport- en neerdrukkettingen, is het van • =. ' Z
J V V yj * * - 9 - voordeel om de onderpart van de neerdrukketting door een serie opeenvolgende individuele verende aandrukmiddelen aan te drukken, terwijl de bovenpart van de transportketting ondertussen door een lange schaats star ondersteund is. Een 5 te strak gespannen neerdrukketting zou de werking van de opeenvolgende individuele verende aandrukmiddelen kunnen belemmeren. Het is derhalve zinvol om de bovenpart van de neerdrukketting van een verende lengtecompensatie-inrichting te voorzien, welke in de ketting een geringere voorspanning 10 geeft dan de individuele aandrukmiddelen op de onderpart kunnen uitoefenen. Bij voorkeur worden hiervoor pneumatisch bekrachtigde vijzels gebruikt.
Aan de hand van de navolgende beschrijving van de bijgevoegde figuren van voorkeursuitvoeringsvormen van inrich-15 tingen volgens de uitvinding, zal deze nader worden toegelicht.
Fig. 1 toont schematisch in zijaanzicht een inrichting volgens de uitvinding voor intermitterend bedrijf, gezien volgens doorsnede 1-1 van fig. 2; 20 fig. 2 toont schematisch een bovenaanzicht van het linker deel, beschouwd vanaf de bedieningszijde, van de inrichting volgens fig. 1; fig. 3 toont een overeenkomstige doorsnede als fig. 1, doch in bedrijf in de eindstand van de aanzetslag; 25 fig. 4- toont schematisch een bovenaanzicht van een inrichting volgens fig. 1, 2 en 3, met enige details van het rechter deel van de inrichting; fig. 5a, 5b en 5c tonen schematisch een bovenaanzicht respectievelijk een vooraanzicht en een dwarsaanzicht van een 30 inrichting bestemd voor continubedrijf; fig. 6 toont een doorsnede van fig. 5 volgens de lijn VI-VI.
Onderstaand zullen de fig. 1, 2 en 3 gelijktijdig besproken worden. Opgemerkt wordt dat alles slechts schema-35 tisch is weergegeven, en van de gehele inrichting slechts de voor het goede begrip wezenlijke delen. De afgebeelde inrichting is bestemd voor intermitterend bedrijf vanaf de bedie-ningszijde welke in de fig. 1 en 3 de linkerzijde van de afbeeldingen is, en in fig. 2 de benedenzijde.
4·0 Het frame van de gehele inrichting is aangeduid met 1 en ^ * ·.· «, ^ • * * ·. * ·' T". .· ^ > *· .* * v v s.y - 10 - het omvat onder meer aan de beide dwarszijden aan de bovenzijde aangebrachte stevige horizontale balken 2. Op deze balken zijn schematisch weergegeven rails of geleiders 3 bevestigd, welke dienen voor de geleiding van een wagen 4, 5 welke met behulp van schematisch weergegeven wielen 5 over het frame in dwarsrichting heen en weer bewogen kan worden over de geleidingen of rails 3. Op de wagen zijn twee steunrollen 6 draaibaar gelagerd, van welke op niet weergegeven wijze de onderlinge afstand instelbaar is. De steun-10 rollen 6 bevinden zich in een verticaal vlak, loodrecht op de langsrichting van de inrichting. Zij zijn op hun omtrek voorzien van stevige, de wrijving verhogende bekledingen 7, zoals bijvoorbeeld massief rubberen banden. In de kneep van de rollen wordt een te bewerken paal 8 gelegd. Dankzij de 15 instelbaarheid van de onderlinge afstand tussen het steun-rolpaar kan bij palen 8 met verschillende diameter de hoogte zo ingesteld worden, dat de hartlijn van de paal 8 steeds bij benadering in hetzelfde horizontale vlak komt te liggen. Hoewel dit niet is weergegeven, spreekt het voor de vakman 20 vanzelf dat voor een goede ondersteuning van de paal ten minste één overeenkomstige steunrolcombinatie zich nabij het andere einde van de inrichting bevindt. Ook dit steunrolpaar is op overeenkomstige wijze op de wagen 4 bevestigd. Voor de bewerking van het punten van de paal 8 en het eventuele 25 kronen, dient de paal 8 stevig op de steunrollen 6 gedrukt te worden, opdat de snijkrachten uitgeoefend door de verderop te bespreken snijmiddelen de paal niet weg kunnen slingeren, noch in trilling brengen. Daartoe is op het frame 1 een aandrukinrichting 9 aangebracht, en wel telkens een aandruk-30 inrichting 9 voor samenwerking met een steunrolpaar 6. De aandrukinrichting 9 bestaat uit een strak gespannen snaar 10 welke gelegd is om draaibaar op afstand van elkaar gelagerde schijven 11. De lagering van de schijven 11 vindt op bekende wijze plaats aan een arm 12, welke scharnierend bij 13 om 35 een horizontale as evenwijdig met de langrichting van de inrichting, via een steun 14 op het frame 1 bevestigd is. De scharnieras 13 bevindt zich ongeveer ter hoogte van de bovenkant van een te bewerken paal 8. In de getekende stand in fig. 1, de ruststand, rust de arm 12 tegen een op niet weer-40 gegeven wijze instelbare aanslag 15. Vanuit de weergegeven ^ ” ' v 2 3
V «VS* hJ f-J
m '♦ - 11 - stand kan de neerdrukinrichting 9 derhalve omhoog scharnieren zoals met de pijl 18 is weergegeven en in fig. 3 is afgebeeld. Met behulp van een stevige bladveer 16 wordt de neerdrukinrichting 9 via een wrijving verminderende bekleding 17, bij-5 voorbeeld van een PTFE vervaardigd, in de ruststand omlaag-gedrukt tegen de aanslag 15 en in bedrijf (fig. 3) op een te bewerken paal 8. Schematisch is in de fig. 1 en 2 de frees 19 aangegeven, bestemd voor het punten van de paal 8. De hart-lijn van de frees 19 ligt bij benadering in hetzelfde vlak 10 als waarin de hartlijn van de paal 8 beweegt bij de dwars-verplaatsing van de wagen 4. Onderstaand zal de frees 19 nader worden toegelicht.
De steunrollen 6 van elk paar worden synchroon aangedreven in dezelfde draairichting met behulp van bijvoorbeeld 15 een kettingoverbrenging 21 vanaf een instelbare spanrol 23, welke op zijn beurt door een kettingoverbrenging 22 aangedreven wordt door een motor 24. De laatste is met de spanrol 23 bevestigd op de wagen 4. Alle steunrolparen van de inrichting worden met niet nader weergegeven bekende middelen 20 voortdurend synchroon met elkaar aangedreven. Daartoe kunnen de aandrijvingen tussen de verschillende steunrolparen met een bijvoorbeeld axiaal in- en uitschuifbare cardanassen 231 met elkaar gekoppeld zijn, doch ook kunnen de aandrijfmotoren elektrisch gesynchroniseerd zijn.
25 Voor de dwarsaandrijving van de wagen 4 dient een schematisch weergegeven hydraulische of pneumatische vijzel 25, welke scharnierend aan een stoel 26 bevestigd is, die op zijn beurt op één van de onderste balken van het frame 1 opgesteld is. De uitgaande stang 27 van de vijzel 25 is 30 scharnierend gekoppeld aan een hefboom 28, 29, welke tussen zijn einden scharnierend gelagerd is aan een stoel 31, welke op zijn beurt eveneens aan het frame 1 bevestigd is. De scharnierende lagering van de hefboom 28, 29 omvat een as 30 welke evenwijdig met de langsrichting van het frame van het 35 ene einde naar het andere loopt en nabij beide einden gelagerd is in de stoel 31. Bij een voldoende grote torsiestijf-heid van de as 30 zal, uitgaande van één vijzel 25, de wagen 4 nabij zijn beide einden op nauwkeurig gelijke wijze aangedreven worden. Aan zijn vrije einde is de hefboom 29 wederom 40 scharnierend verbonden via een drijfstang 32 met een * v.j \ r- ^ ... λ v 'x' *» - 12 - koppeling 33 van de wagen 4. Bediening van de vijzel 25, welke in de afbeeldingen dubbelwerkend is, doch ook enkel-werkend kan zijn en in dat geval van een terugstelveer voorzien dient te zijn, zorgt voor de dwarsverplaatsing van 5 de wagen 4·. Deze is in fig. 1 afgebeeld in de uiterste stand aan de bedieningszijde van de gehele inrichting, alwaar bewerkte palen Θ verwijderd worden en nieuwe geplaatst.
Vanuit de in fig. 1 afgebeelde laad- en lospositie van de wagen 4- wordt deze ten gevolge van het verlengen van de 10 vijzel 25, 27 in de figuren naar rechts verplaatst en daarbij nadert de te bewerken paal 8 allereerst de neerdrukinrichting 9 en vervolgens de frees 19. Teneinde de cyclustijd zoveel mogelijk te beperken, is het gewenst om de dwarsverplaatsing aanvankelijk snel te laten plaatsvinden tot en met het moment 15 waarop de neerdrukinrichting 9 de paal 8 grijpt. Omdat kort daarna de freesbewerking begint, dient over dat traject van de dwarsverplaatsing de aanzetsnelheid belangrijk af te nemen om de freesbewerking met een bij benadering constante lage aanzetsnelheid uit te voeren. Daartoe kan bij continue 20 voeding van de vijzel 25 met drukmedium, het stangenstelsel als afgebeeld uitgevoerd zijn. In fig. 1 is de hoek tussen de hefboom 29 en de drijfstang 32 scherp en doorloopt het gebied van 90°, zodat bij een constante verlenging van de vijzel 25 een hoge aanzetsnelheid optreedt. Komt de wagen 25 in het bewerkingsgebied L (fig. 2), dan is de aanzetsnelheid aanzienlijk afgenomen doordat de hoek tussen de hefboomarm 29 en de drijfstang 32 steeds verder gestrekt wordt. Daardoor neemt niet alleen de aanzetsnelheid belangrijk af, zoals gewenst, doch tevens de door de vijzel uitoefenbare aanzet-30 kracht belangrijk toe. Omdat, zoals afgebeeld in de fig. 1 en 2, de frees 19 zich ongeveer in hetzelfde vlak bevindt als waarin de paal 8 in dwarsrichting verplaatst wordt, is het bewerkingstraject L slechts kort in vergelijking tot de gehele dwarsverplaatsing S zoals weergegeven in fig. 3. Het 35 zal duidelijk zijn dat beide eindstanden nauwkeurig bepaald moeten zijn, teneinde in de laad- en lospositie volgens fig. 1 de wagen tijdig af te remmen en aan het einde van het bewerkingstraject L, na het geheel bewerken van de punt 9, niet nog meer materiaal onnodig van de paal af te 40 frezen. Hiervoor kunnen niet-weergegeven middelen zoals -- · - λ ·> *3 O v £> 'J '0 -13- bijvaorbeeld eindschakelaars toegepast worden, welke de bekrachtiging van de vijzel besturen. Ter beveiliging kunnen bovendien niet-weergegeven, enigszins veerkrachtige noodstopaanslagen aangebracht zijn. Een niet-weergegeven (hydraulische) demper kan de aanzetbeweging over het frees-5 traject verder stabiliseren.
Zoals uit het voorgaande blijkt, wordt de paal 8 geroteerd op zijn steunrollen 6 door de aandrijving 21-24· en deze neemt de vrijgelagerde neerdrukrollen 11 en snaar 10 bij hun rotatie mee. Ter bepaling van de gedachten kan gesteld worden, dat 10 voor gebruikelijke vurenhouten palen van circa 10 cm diameter het freestraject L in circa 2 seconden wordt afgelegd en de paal 8 daarbij circa 10 omwentelingen maakt.
Verder zal het duidelijk zijn, dat de rotatie van de paal 8 gestopt moet zijn in de los- en laadstand volgens 15 fig. 1, teneinde het laden en lossen voor de bedienende man gemakkelijker en veiliger te maken. Via niet-weergegeven, doch op zich bekende middelen, zoals bedienbare schakelaars bij het passeren van de wagen 4 of met behulp van een uitwendige besturing, zal de motor 24 slechts bekrachtigd worden 20 in het bewerkingstraject L en kort ervoor en erna. Gedurende de stilstand van de wagen 4 in de laad- en lospositie dient de aandrijving 24 in ieder geval gestopt te zijn.
Het spreekt voor de vakman vanzelf, dat in plaats van een bediening met de beschreven vijzel 25, vele andere aan-25 drijvingen mogelijk zijn, zoals bijvoorbeeld met schroef-spillen en dergelijke. Hun bewegingscyclus dient echter in hoofdzaak als bovenbeschreven te verlopen.
In fig. 3 is, zoals uit het voorgaande reeds volgt, de paal 8 aan het einde van het freestraject L aangekomen en 30 van een punt voorzien. De neerdrukinrichting 9 is daarbij over een geringe hoek omhoog gekanteld om scharnieras 13 en wordt daarbij met toenemende kracht tegen de paal gedrukt door middel van de bladveer 16. Daardoor is de arm 12 vrijgekomen van de aanslag 15 zoals aangeduid is met pijl 125.
35 In fig. 2 zijn verdere details, voorzover van belang, schematisch aangeduid. Het frame 1 draagt aan zijn bovenzijde een langsligger 51 aan de achterzijde en een langs-ligger 52 aan de bedieningszijde. Instelbaar daarop bevestigd is een dwarsframe 47, 48, 478 voor het ondersteunen van 40 de frees 19 met zijn aandrijving. Dit frees-frame is een
-> --- ^ J
- 14 - weinig verhoogd, zodat de wagen 4 er vrij onder heen en weer kan bewegen. Het is echter tevens van geringe hoogte, zodat de frees 19 op de gewenste hoogte ligt en de paal 8 vrij over het frees-frame heen en weer verplaatst kan worden. Voor de 5 lengte-instelling van de te frezen paal is het frees-frame in langsrichting instelbaar op het hoofdframe 1. Daartoe zijn in de horizontale balken 51 en 52 sleuven 50 aangebracht waarin met schematisch weergegeven, gemakkelijk bedienbare bevestigingsmiddelen 49 het frees-frame bevestigbaar is. De 10 frees 19 is op bekende, niet weergegeven wijze stevig draaibaar gelagerd op een draaitafel 44 tezamen met zijn aandrijf-motor 40 en de overbrenging 41. De draaitafel 44 is zwenkbaar om de as 42 en kan in verschillende hoekstanden worden vastgezet ten opzichte van het frees-frame met behulp van een 15 sleuf 43 en een daardoorheen stekend bekend bevestigingsmiddel 431, zoals een bout met klemmoer. Met behulp van deze instelbaarheid wordt de rotatiehartlijn van de frees ingesteld ten opzichte van de hartlijn van de paal, zodat de tophoek van de te bewerken punt van de paal instelbaar is.
20 De draaiplaat 44 wordt op zijn beurt ondersteund door een plaat 45, welke met behulp van sleuven 46 en bijbehorende bevestigingsmiddelen instelbaar bevestigd is op het frees-frame 47, 48, 478. Deze laatste instelmogelijkheid 46 dient vooral om de frees optimaal te kunnen instellen indien er 25 palen met een groot verschil in diameter gepunt moeten worden. Tevens kan hiermee een wisselende freesdiameter gecompenseerd worden, welke bijvoorbeeld het gevolg van naslijpen kan zijn.
Verder zijn in fig. 2 de langsbalken 53 en 54 van de 30 wagen 4 duidelijk te onderscheiden, op welke de steunrollen 6 met hun ondersteuning bevestigd zijn.
Hoewel niet weergegeven, kan het onder omstandigheden gewenst zijn om de bovenbeschreven intermitterend werkende inrichting zodanig uit te voeren, dat zowel de zijde 52 als 35 de zijde 51 beide laad- en loszijden zijn, of dat de ene zijde uitsluitend laadzijde is en de andere zijde uitsluitend loszijde. In dat geval zal de frees 19 boven het verplaat-singsvlak van de palen 8 gelegen moeten zijn, opdat de palen er onderdoor verplaatst kunnen worden en ondertussen gepunt 40 en gekroond. De bedieningsinrichting van de wagen 4 zal daar f5 ,Λ "7 * * '.v.
*2? Jr ^ ie 'j s» - 15 - uiteraard aan aangepast moeten worden, terwijl de ondersteuning 1^ van de neerdrukinrichting 9 zodanig gewijzigd zal moeten worden, dat hij aan die zijde van de inrichting laden en lossen niet belemmert. De daarbij noodzakelijke positie 5 van de frees 19 zal onderstaand nader worden toegelicht aan de hand van de fig. 4, $ en 6.
Fig. 4- toont schematisch een bovenaanzicht van de inrichting beschreven aan de hand van de fig. 1, 2 en 3. De paal 8 steunt op de beschreven wijze op steunrolparen 6, 7.
10 Elk paar is nabij een te frezen einde van de paal geplaatst.
In deze figuur is de reeds beschreven frees 19 voor het vervaardigen van de punt 9 afgebeeld. Bovendien is de frees 191 weergegeven voor het aanbrengen van de kroon 82 aan het andere einde van de paal. Deze frees 191 is zodanig opgesteld, 15 dat een kroonrand 82 onder de gebruikelijke hoek van circa 4-5-60° ten opzichte van de hartlijn van de paal met slechts weinig materiaalafname vervaardigd kan worden. Ten einde alle palen nauwkeurig evenlang te maken, is het van voordeel om een aanslagbalk 60 toe te passen, welke zich evenwijdig 20 met de dwarsverplaatsingsrichting van de wagen 4- uitstrekt en waartegen de palen gelegd worden bij het laden en waartegen zij blijven rusten gedurende hun volledige aanzetbewe-ging. Immers is het mogelijk dat door de relatief grote krachten uitgeoefend door de frees 19 bij het in korte tijd punten 25 van de paal, deze een axiale kracht ondervindt welke de paal in een richting van de frees 19 af zou willen verschuiven.
Daardoor komt het te kronen einde van de paal steeds zeker tegen de aanslagbalk 60 te rusten.
Het zal duidelijk zijn dat de frees 191 ook vervangen 30 zou kunnen worden door een puntfrees teneinde palen met twee punten te vervaardigen, of, andersom, zou de frees 19 kunnen worden vervangen door een kroonfrees 119 of in een stand ingesteld kunnen worden om eveneens te kronen.
Het is met de beschreven inrichting eveneens mogelijk 35 om van lange palen twee korte palen te maken. In dat geval zal aan beide einden van de paal een punt gefreesd worden en zal in of nabij het midden een derde freeseenheid aangebracht moeten worden op het frame 1, geschikt voor tweezijdig kronen en doorzagen. In uitzonderlijke gevallen zou ook aldaar ge-4*0 punt kunnen worden. Ter ondersteuning van de twee verkregen -Q r: .. s ; *3 j ..... - j - 16 - korte palen dienen, zoals voor de vakman duidelijk zal zijn, overeenkomstige steunrolparen 6, 7 en neerdrukinrichtingen 9 ter weerszijden van de derde frees-zaageenheid op de wagen aangebracht te worden. Het zal ook duidelijk zijn dat in een 5 aantal van de bovenbeschreven bijzondere toepassingen van de inrichting, de aanslagbalk 60 verwijderd moet zijn.
In de fig. 5 en 6 is schematisch de bovenbeschreven inrichting zodanig gewijzigd dat hij geschikt is voor continu punten en/of kronen van palen. Er wordt een dwars-10 tranportinrichting afgebeeld voor continu bedrijf van de punt- en/of krooninrichting van palen. Alles wat onderstaand niet apart beschreven is, komt overeen met de bovenstaande beschrijving voor de intermitterend werkende inrichting. De werking is in principe dezelfde: de palen worden in dwars-15 richting aangevoerd en onder de frees of de frezen doorgetransporteerd om een punt en/of een kroon aan te brengen.
Ook hier zijn de figuren sterk geschematiseerd. Hoewel slechts de frees voor het punten is aangegeven, zal het duidelijk zijn dat een soortgelijke frees aan het andere 20 paaleinde toegepast kan worden voor kronen of bij uitzondering tweezijdig punten.
De dwars-transportinrichting bestaat nu uit ten minste twee eindloze gespannen transportkettingen, welke in het verticale vlak evenwijdig aan elkaar en loodrecht op de 25 hartlijn van de palen met behulp van omleidwielen 67, 68 op het frame op bekende wijze gelagerd zijn. Van de transport-kettingen is slechts de ketting 65, 66 aan de zijde van de punt-frees 19 weergegeven. De bovenpart 65 wordt daarbij over zijn gehele lengte ondersteund door een schaats 69, 30 welke via geschikte ondersteuningen 70 vast ondersteund is op het frame. Evenwijdig ermee is de neerdrukketting 61, 62 gespannen om omleidrollen 63 en 64. Tussen hen in wordt de serie continu te bewerken palen 84-89 ingeklemd en bewogen. In fig. 5c is schematisch het bewegingssysteem aangegeven, 35 waarop onderstaand nader zal worden teruggekomen. Met het oog op een gemakkelijke toegankelijkheid ten behoeve van verwisselen en/of slijpen van de frees 19 is deze in wezen boven de palenbaan aangebracht. Ter vereenvoudiging zijn in de tekeningen de lagering en de aandrijving weggelaten, doch 40 deze komt in principe overeen met die beschreven bij de -3 -·Λ i's ^ -¾ Ü ij Λ · ' -i si - 17 - fig. 1-3. De rotatiehartlijn 20 van de frees 19 maakt in ieder geval een hoek a volgens fig. 5b ten opzichte van de hartlijn van de palen, opdat er een punt 81 aan de palen gefreesd wordt. De frees kan zonodig hoger ingesteld worden 5 ten opzichte van de paallengte, ten einde de gestippeld aangegeven stompe punt 83 te verkrijgen, welke van voordeel kan zijn wanneer de palen gedreven moeten worden in grond met veel stenen en dergelijke. Met de instelling van de hoek <x wordt de tophoek van de punt van de paal ingesteld. In 10 fig. 5a is te zien, dat de hartlijn 20 van de frees eveneens een hoek β kan maken met de hartlijn van de palen, teneinde het effectieve freestraject L over meerdere palen gelijktijdig te verdelen, zodat de op de paal uitgeoefende freeskrachten kleiner, de freesbelasting constanter 15 en de snijrichting meer met de houtnerf meegericht worden. Het in de figuren afgebeelde freestraject is gelijk aan L. De palen 84, 85 en 86 zijn aldus bij deze momentopname onderworpen aan de freesbewerking en dienen derhalve voldoende stevig tussen de transportband en de 20 neerdrukband ingeklemd te zijn. Allereerst zijn de banden aan hun dragende zijde van fijne scherpe punten of dergelijke voorzien, zoals schematisch aangegeven met 651, teneinde zonder noemenswaardige beschadiging van het paaloppervlak, de palen toch slipvrij te grijpen. Zoals reeds eerder ver-25 meld in fig. 1, 2 en 3, draaien de palen om hun eigen as gedurende hun aanzetbeweging onder de frees door. Daartoe wordt volgens fig. 5c, de bovenpart 65 van de transportband aangedreven met een lineaire snelheid jv^J, terwijl de onder-part 62 van de neerdrukband er tegenin beweegt met een 30 geringere snelheid Jv^. De omtrekssnelheid waarmee de paal roteert, is bij benadering gelijk aan Jv^J, doch tegen de aanzetrichting gericht. De aanzetsnelheid JvJ is gering en gelijk aan l^trl ” {^nl. Voor het frezen van het gemiddelde 2 soort vurenhouten palen maakt iedere paal circa 10 omwente-35 lingen over het freestraject l en legt dit traject af in circa 2 seconden· Uit het bovenstaande volgt, dat de met elkaar samenwerkende transportband en neerdrukband individueel aangedreven worden met dezelfde draairichting voor de om-leidrollen 63, 64 en 67, 68, echter met enigszins verschil-40 lende waarde, teneinde een resulterende aanzetsnelheid JV^ 8 " ·Λ ·: ‘ 3 - »· - 18 - in de juiste richting te verkrijgen. Daartoe dient V^J een weinig groter te zijn dan de tegengesteld gerichte V^. In de aanvoerbaan en de afvoerbaan van de palen is het voldoende indien de palen tussen de kettingen met een relatief geringe 5 kracht aangedrukt worden, omdat er op de palen, afgezien van de wrijving tegen elkaar, verder geen noemenswaardige krachten inwerken. Verende glijschoenen, schematisch weergegeven met 72, zijn daarvoor geschikt. Zij steunen zich af tegen een schematisch met 71 aangeduid framedeel van voldoende 10 sterkte, dat met de gehele neerdrukband in hoogte instelbaar is, zoals schematisch aangegeven is met h. Over het frees-traject L echter, dienen de palen, in dit geval 84, 85 en 86, individueel stevig aangedrukt te worden. Hiervoor kunnen hydraulisch of pneumatisch bekrachtigde vijzels 73 worden 15 toegepast, welke een zo grote neerdrukkracht uitoefenen, dat zij de voorspanning van de neerdrukketting kunnen overwinnen. Aldus zijn naast elkaar gelegen palen met verschillende dikte stuk voor stuk op betrouwbare wijze te beheersen gedurende de freesbewerking, zowel wat betreft hun eigen rotatie als 20 wat betreft de aanzet.
Het zal voor de vakman duidelijk zijn, dat een aantal van de bewegende delen van de gehele inrichting met het oog op een betrouwbare en langdurige werking, met bekende middelen en op bekende wijze tegen spanen beschermd zijn en stof-25 dicht afgeschermd, welke middelen echter met het oog op de eenvoud en de duidelijkheid van de tekeningen niet afgebeeld zijn. Verder is het gewenst in verband met de relatief grote produktiesnelheid, dat de frezen kleine tanden hebben met grote onderlinge spaanruimten ertussen en dat de tanden op 30 een schroeflijn met geringe spoed geplaatst zijn, opdat er geen banen in het afgewerkte paaloppervlak achterblijven en de frezen niet gemakkelijk kunnen verstoppen. Kleine spanen lossen bovendien gemakkelijker en zijn meestal meteen geschikt voor verwerking in spaanplaat. Met het oog op de ge-35 makkelijke fabrikage en het gemakkelijk slijpen van de frezen is het van voordeel om cilindrische frezen toe te passen, zoals afgebeeld. Frezen met lange messen, welke krullen vormen, zijn minder geschikt, mede omdat zij gevoeliger zijn voor bijvoorbeeld knoesten in het hout. Het zal 40 voor de vakman verder duidelijk zijn, dat een correcte J Λ o a a V -J v ^ i, Ο ί) - 19 - haakse toevoer van de palen aan de transportketting noodzakelijk is, doch verschillende bekende inrichtingen zijn daarvoor bruikbaar en behoeven derhalve niet beschreven en afge-beeld te worden. Op overeenkomstige wijze als eerder beschre-5 ven, kan ook de continue inrichting ervoor geschikt gemaakt worden om van langere palen twee kortere te fabriceren,
Claims (13)
1. Inrichting voor het punten en/of kronen van ronde palen, met het kenmerk, dat de inrichting 5 omvat: - een langwerpig frame (1, 2, 51, 52), - ten minste één erop geplaatste dwars-transportinrichting (4-5 62, 65) welke ervoor ingericht is om één of meer in langsrichting erop meegenomen palen (8) zowel een aanzetver- 10 plaatsing in dwarsrichting ten opzichte van het langwerpige frame alsook een rotatie om zijn/hun hartlijn te geven, - ten minste één op het frame bevestigde roterend aangedreven frees (19), waarvan de rotatiehartlijn (20) een hoek maakt met de richting van de hartlijn van een paal wanneer deze 15 door de dwars-transportinrichting in het werkgebied (L) van de frees gebracht is, welke hoek een component zowel ten opzichte van het horizontale (a) als ten opzichte van het verticale vlak (8) kan hebben, waarbij het effectieve gebied van het snijdende oppervlak van de frees in hoogte instel- 20 baar is ten opzichte van het vlak waarin de dwarsverplaat-sing van de paal plaatsvindt, en waarbij de plaats van de frees (frezen) instelbaar is in langsrichting van het frame voor aanpassing aan de paallengte.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het 25 kenmerk, dat zich nabij elk einde van het frame een roterende frees (19, 191) bevindt, waarvan de hoek en eventueel ook de hoogte individueel ten opzichte van de te bewerken paal instelbaar is, zodat een paal hetzij aan één of beide einden gepunt (81) of gekroond (82) kan worden, 30 hetzij aan één einde gepunt en aan het andere einde gekroond.
3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat, in het bijzonder voor korte palen, tussen de beide frezen nabij het einde van het frame, een derde roterende zaag-frees-eenheid is geplaatst, om tussen 35 de einden van de paal deze hetzij te kronen en door te zagen, hetzij te punten en zonodig door te zagen, zodat er twee korte, geheel afgewerkte palen ontstaan.
4. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de frees 40 (19, 191) cilindrisch is en langer dan de te bewerken punt ~ ** ~ -v Λ fl λ « i - 21 - (81; 83) van de paal, zodat palen van ongelijke lengte alle bewerkbaar blijven en even lang worden, waarbij het andere paaleinde langs een instelbare aanslag (60) bij zijn dwars-verplaatsing geleid wordt, en waarbij het manteloppervlak 5 van de frees de hartlijn van zowel de dikste als de dunste bewerkbare paal snijdt (fig. 5b).
5. Inrichting volgens conclusie 4-, m e t het kenmerk, dat de snijvlakken van de frees uit een groot aantal individuele beitels bestaan, welke op een 10 cilindrische schroeflijn met geringe spoed gelegen zijn en onderling op ruime afstand van elkaar, teneinde veel spaan-ruimte te vormen.
6. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, geschikt voor intermitterende bewerking van 15 paal na paal, met het kenmerk, dat de dwars-transportinrichting een in dwarsrichting in het frame geleide wagen (4) omvat, met aandrijfmiddelen (25-33) ingericht voor een snelle aanvoerslag gevolgd door een langzame aanzet over het bewerkingstraject (L) en een snelle retour- 20 slag over de gehele slag van de dwarsverplaatsing.
7. Inrichting volgens conclusie 6, m e t het kenmerk, dat op de wagen (4·) ten minste twee synchroon roterend aangedreven steunrol-paren (6, 7) zijn geplaatst voor roterende ondersteuning van de paal (8), elk paar nabij 25 een frees bij het einde van het frame, waarbij de onderlinge afstand van de steunrollen van elk paar instelbaar is als functie van de dikte van de te bewerken paal, en waarbij alle rollen in dezelfde richting synchroon aangedreven . worden door middel van een kettingoverbrenging (21-24·) of 30 dergelijke in elk paar en een axiaal uitschuifbare cardanas (231) (fig. 4) of dergelijke tussen de paren.
8. Inrichting volgens conclusies 6 of 7, met het kenmerk, dat op het frame verticaal boven elk steun-rollenpaar een stationaire neerdrukinrichting (9) is aange- 35 bracht, welke slechts het gebied (L) van de dwarsbeweging waarover de paal gefreesd wordt bestrijkt, welke neerdrukinrichting elk twee vrijdraaiend gelagerde schijven (11) omvat met de rotatiehartlijn evenwijdig aan de paalhartlijn, en welke beide in het verticale vlak gelegen zijn door het 4-0 bijbehorende steunrollenpaar, en waarbij de hartlijnen van ' · "· ·' 1 $ *V# J V w * 4 * V - 22 - ¥ ι\ * de neerdrukschijven ten minste op een afstand gelijk aan het freestraject van elkaar verwijderd zijn en over de beide schijven van elk paar een riem (10), zoals een V-snaar, strak gespannen is, 5 waarbij elke neerdrukinrichting om een horizontale as (13.) evenwijdig aan de hartlijn van de paal op afstand van het freestraject (L) en ongeveer ter hoogte van de paal scharnierend aan het frame bevestigd is en door een verende neerdrukinrichting (lé) omlaag gedrukt wordt tegen een 10 instelbare aanslag (15), waarbij de afstand in rust tussen de bovenkant van de steunrollen (é, 7) en de onderkant van de neerdrukschijven (11) een weinig minder is dan de dikte van de paal, een en ander zodanig, dat een op de steunrollen gelegde 15 paal meeroteert en al roterend door de dwarsaanzet van de wagen (4) tegen de oploop van de onderkant van de omspannende riem (10) botst en deze vervolgens verend omhoog scharniert, waarbij de roterende paal de vrij roterende riem (10) mee doet roteren, waardoor een stevige opsluiting en roterende 20 aandrijving van de paal verzekerd is gedurende de gehele freesbewerking op het freestraject (L).
9. Inrichting volgens conclusie 3, 6, 7 en Θ, met het kenmerk, dat er ter weerszijden van de derde zaag-frees-eenheid overeenkomstige steunrolparen en bijbe- 25 horende neerdrukinrichtingen zijn.
10. Inrichting volgens conclusies 1-5, geschikt voor continue bewerking van een serie overeenkomstige palen, met het kenmerk, dat het effectieve gebied van het snijdende oppervlak van elke frees bij voorkeur 30 boven (of eventueel onder) het vlak, waarin de dwarsverplaat-sing van die paal plaatsvindt, is gelegen, dat de dwars-transportinrichting uit ten minste twee eindloze gespannen transportkettingen (ó5, 66) of dergelijke bestaan, welke in het verticale vlak evenwijdig aan elkaar en loodrecht op de 35 hartlijn van de palen met omleidwielen (67, 68) op het frame (1, 51) zijn gelagerd en synchroon aandrijfbaar zijn, waarbij de bovenste part (65) in bedrijf de palen draagt, en dat boven elke transportketting (65) in hetzelfde verticale vlak een eindloze gespannen neerdrukketting (61, 62) is 40 aangebracht, welke in hoogte instelbaar op het frame met «Γ* Λ ,·** f} Ö Sm \J Ö - 23 - omleidwielen (63, 64) gelagerd is en met zijn onderpart (52) de palen neerdrukt en daarbij evenwijdig loopt met de bovenpart (55) van de bijbehorende transportketting, en waarbij beide neerdrukkettingen synchroon aandrijfbaar zijn.
11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat in bedrijf de bovenpart (65) van elke transportketting met een snelheid Jv^. in aanzetrichting beweegt en de onderpart (62) van elke neerdrukketting met een snelheid JVn| tegen de aanzetrichting beweegt, een en 10 ander zodanig dat elke tussen de kettingen geklemde paal (84-89) om zijn hartlijn met een omtrekssnelheid V^j tegen de aanzetrichting in roteert en tegelijk een aanzetsnelheid Jva| = tri ~ l^nl heeft, waarbij jv^^vj.
12. Inrichting volgens conclusies 10 of 11, met 15 het kenmerk, dat over het freestraject (L) elke paal circa 10 omwentelingen maakt.
13. Inrichting volgens conclusies 9-12, met het kenmerk, dat ten minste in het gebied van het freestraject (L) de onderpart (62) van de neerdrukketting door 20 een serie opeenvolgende individuele verende aandrukmiddelen (72, 73) op de palen drukbaar is, zoals pneumatisch bekrachtigde vijzels (73) werkende op aandrukschaatsen of -rollen, terwijl de bovenpart van de transportketting (65) door een lange schaats (69) star (70) ondersteund is, een en ander 25 ten einde ondanks toleranties in de dikte van de individuele palen (84-89) van een serie, elke paal op elk moment stevig te kunnen vasthouden en transporteren. . · *: 3 **· V .t ·-- 1;:« W
Priority Applications (3)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8503288A NL8503288A (nl) | 1985-11-27 | 1985-11-27 | Inrichting voor het punten en/of kronen van palen. |
EP86201984A EP0226237A1 (de) | 1985-11-27 | 1986-11-12 | Einrichtung zum Anspitzen und/oder Abkanten von Pfählen |
DE19868631264 DE8631264U1 (de) | 1985-11-27 | 1986-11-26 | Einrichtung zum Anspitzen und/oder Abkanten von Pfählen |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8503288A NL8503288A (nl) | 1985-11-27 | 1985-11-27 | Inrichting voor het punten en/of kronen van palen. |
NL8503288 | 1985-11-27 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8503288A true NL8503288A (nl) | 1987-06-16 |
Family
ID=19846936
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8503288A NL8503288A (nl) | 1985-11-27 | 1985-11-27 | Inrichting voor het punten en/of kronen van palen. |
Country Status (3)
Country | Link |
---|---|
EP (1) | EP0226237A1 (nl) |
DE (1) | DE8631264U1 (nl) |
NL (1) | NL8503288A (nl) |
Cited By (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
NL1029944C2 (nl) * | 2005-09-13 | 2007-03-15 | Edward De Jong | Houtbewerkingsinrichting. |
Families Citing this family (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
AT465U1 (de) * | 1994-11-22 | 1995-11-27 | Fuerlinger August | Entrindungsmaschine |
IT201800007912A1 (it) * | 2018-08-07 | 2020-02-07 | Scm Group Spa | Macchina utensile con sistema perfezionato per la movimentazione di pannelli o simili. |
Family Cites Families (19)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US1621963A (en) * | 1923-06-04 | 1927-03-22 | Nat Pole & Treating Company | Pole-puncturing machine |
US1744875A (en) * | 1927-12-28 | 1930-01-28 | William W Edwards | Guard and workholder for planers |
US1955437A (en) * | 1932-03-12 | 1934-04-17 | Harry E Oeser | Pole planing machine |
FR815816A (fr) * | 1934-03-22 | 1937-07-23 | Appointeuse | |
US1993064A (en) * | 1934-04-02 | 1935-03-05 | Blanc Eugene Le | Machine for grinding shuttle points |
GB550902A (en) * | 1941-12-01 | 1943-01-29 | Tubes Ltd | A machine for trimming the ends of cylindrical metal tubes or bars |
US2840127A (en) * | 1954-06-05 | 1958-06-24 | Abitibi Power & Paper Co | Apparatus for making wood shavings |
US2766785A (en) * | 1955-04-25 | 1956-10-16 | Armand A Joyal | Wood working jig |
NL123244C (nl) * | 1959-03-25 | 1900-01-01 | ||
US3451449A (en) * | 1967-02-06 | 1969-06-24 | Bouma Post Yards | Post pointing and capping apparatus |
DE76805C (de) * | 1967-10-27 | Storviks Sulfit Aktiebolag in Hammarby, Storvik, Schweden | Vorschubvorrichtung für Rindenschälmaschinen | |
DE2121943A1 (de) * | 1971-05-04 | 1972-11-23 | H. Brunotte KG, 3200 Hildesheim | Vorrichtung zum Anschleifen von Nagelspitzen |
CA911861A (en) * | 1972-03-20 | 1972-10-10 | Domtar Limited | Post domer |
US4048761A (en) * | 1976-07-09 | 1977-09-20 | Champion International Corporation | Paper stick pointing apparatus |
FR2407801A1 (fr) * | 1977-11-04 | 1979-06-01 | Bruks Mekaniska Ab | Procede et machine pour le travail de pieces oblongues, par enlevement de matiere |
DE2822771C2 (de) * | 1978-05-24 | 1982-12-23 | Ingenieurbüro Singer GmbH & Co KG für Entwicklungen, 8352 Grafenau | Vorrichtung zum Herstellen von an den Stirnseiten angefasten Dübeln aus runden Holzstäben |
DE3134823A1 (de) * | 1981-09-03 | 1983-03-17 | G.A. Pfleiderer GmbH & Co KG, 8430 Neumarkt | Verfahren und vorrichtung zum anfasen der stirnenden von rundhoelzern |
NO151075C (no) * | 1982-11-30 | 1985-02-06 | John Flessum | Maskin for fjerning av rotfortykninger paa trestokker |
FI78411C (fi) * | 1983-02-25 | 1989-08-10 | Hombak Maschf Gmbh | Anordning foer bortfraesning av rotansvaellningar pao rundvirke. |
-
1985
- 1985-11-27 NL NL8503288A patent/NL8503288A/nl not_active Application Discontinuation
-
1986
- 1986-11-12 EP EP86201984A patent/EP0226237A1/de not_active Withdrawn
- 1986-11-26 DE DE19868631264 patent/DE8631264U1/de not_active Expired
Cited By (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
NL1029944C2 (nl) * | 2005-09-13 | 2007-03-15 | Edward De Jong | Houtbewerkingsinrichting. |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
DE8631264U1 (de) | 1987-04-09 |
EP0226237A1 (de) | 1987-06-24 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
DE8426496U1 (de) | Vorrichtung zum bearbeiten der randbereiche tafelfoermiger elemente | |
US5600882A (en) | Pallet dismantling machine | |
DE3933880A1 (de) | Langholzzerspanungsmaschine | |
NL8903090A (nl) | Werkwijze en inrichting voor schuren. | |
US5143127A (en) | Sawing machine | |
AT514621B1 (de) | Vorrichtung zum Schneiden von Holz | |
US4270423A (en) | Slab trimming apparatus | |
DE60302771T2 (de) | Vorrichtung zum schneiden von holz ohne sägespäne | |
DE2546892A1 (de) | Vorrichtung zum blanchieren von geschaelten, essbaren nuessen | |
US3754586A (en) | Process and apparatus for making shakes | |
DE1222237B (de) | Fahrbare Vorrichtung zum Entrinden und Zerspanen von Baumstaemmen | |
CA1201364A (en) | Firewood sawing apparatus | |
NL8503288A (nl) | Inrichting voor het punten en/of kronen van palen. | |
US4396048A (en) | Debarking machine | |
US4409875A (en) | Apparatus for manufacturing an integral wooden angle bar | |
DE10125922A1 (de) | Zerkleinerungseinheit einer Zerkleinerungsvorrichtung zum Zerkleinern von Aufgabegut, insbesondere Messerkorb eines Zerspaners für Holz | |
GB1601546A (en) | Band knife splitting machine feed roll arrangement | |
DE3207547C1 (de) | Vorrichtung zum Zerteilen von Rundholz | |
US3139125A (en) | Edger picker | |
US3741193A (en) | Slate trimming machine | |
CZ283934B6 (cs) | Pásový štípací stroj | |
US4210051A (en) | Band knife splitting machine feed roll arrangement | |
NL2021521B1 (en) | Cutting device and method for cutting paper | |
US4807678A (en) | Apparatus for notching pallet stringers | |
EP0707079A1 (de) | Vorrichtung zum Schärfen der Kanten von Lederzuschnitten |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A1B | A search report has been drawn up | ||
BV | The patent application has lapsed |