NL8502293A - Trede-element voor een rolhelling of roltrap. - Google Patents

Description

- i - t — v*

Trede-element voor een rolhelling of roltrap

De uitvinding heeft betrekking op een trede-element voor een rolhelling of een roltrap met een treeplaat voor het apnemen van de te transporteren persoon, waarbij deze treeplaat ter plaatse van tenminste een van zijn langskanten 5 is voorzien van een eraan bevestigde randlijst.

Het is reeds bekend om trede-elementen van buiten-randlijsten te voorzien, waarbij de bevestiging ervan door middel van een paar schroeven aan het trede-element over een langere gebruikstijd gezien niet tegen de ruwe gebruiks-10 omstandigheden is opgewassen en het afbreken van randlijsten of een vastklemmen ervan tussen ten opzichte van elkaar bewogen delen van de rolhelling of roltrap de werking van deze laatste op ongewenste wijze stoort.

Het is eveneens bekend zogenaamde compacte trap-15 elementen, dat wil zeggen uit één stuk bestaande, met behulp van spuitgieten van een aluminiumlegering vervaardigde trapelementen toe te passen. Deze bezitten het voordeel, dat ze een grotere stevigheid en een geringer gewicht bezitten dan samengestelde trapelementen, doch bezitten anderzijds 20 het nadeel, dat bij een beschadiging van de zich aan de buitenkanten van de tredevlakken bevindende ribben het gehele trapelement moet worden vervangen, hetgeen betrekkelijk veel moeite en geld kost.

Dé doelstelling van de onderhavige uitvinding is het 25 verschaffen van een trede-element, dat niet de bovengenoemde nadelen bezit en een bevestiging van de randlijsten over de totale lengte van tenminste een van zijn langskanten mogelijk maakt.

Deze doelstelling wordt bij een tréde-element van het 30 in de inleiding genoemde type overeenkomstig de uitvinding verwezenlijkt, doordat de randlijst langs tenminste ëën van zijn langskanten onder een deel van de treeplaat aangrijpt en tussen zijn beide langskanten door middel van extra J* * -r/ \ Γ , *··» “Λ Λ * - 2 - bevestigingsmiddelen vast verbonden is met de treeplaat.

Voor een nog meer starre bevestiging en verbinding van de randlijst aan het trede-element is het doelmatig wanneer de treeplaat aan tenminste éën van zijn buitenkanten 5 van de randlijst is voorzien, en dat deze laatste langs zijn beide langskanten telkens onder een deel van de treeplaat aangrijpt.

Daarbij kan het voordelig zijn wanneer de randlijst langs zijn naar de binnenkant van het treevlak toegerichte 10 langskanten in tenminste ëën uitsparing van de treeplaat aangrijpt.

Het is doelmatig wanneer de randlijst langs zijn langs de buitenkant van het treevlak verlopende langskant onder de buitenzijde van de treeplaat aangrijpt.

15 In het bijzonder aan de voorste langskant van een trede-element is het voordelig wanneer de randlijst hoek-vormig om de langskant van het treevlak aangrijpt en langs zijn beide langskanten in telkens een uitsparing van het trede-element aangrijpt.

20 Om te vermijden, dat in het bijzonder bij zijdelings en achteraan de treeplaat bevestigde randlijsten deze bij een onbedoeld losraken van hun extra bevestigingsmiddelen er tijdens het gebruik van het trede-element uitvallen, is het doelmatig wanneer de zijdelingse afstand tussen de 25 randlijst en een direct naast deze laatste gelegen, zich op gelijke hoogte met deze randlijst bevindende of er overheen stekende, ten opzichte van de van deze randlijst voorziene treeplaat beweegbaar constructiedeel kleiner is dan de verschuifbaarheid van de randlijst loodrecht ten opzichte van 30 zijn langsrichting in het werkingsgebied van de beide onder-aangrijpingen.

Ter verwezenlijking van een zo goed mogelijke verbinding van de randlijst met het trede-element is het bovendien doelmatig wanneer de in elkaar grijpende delen van de rand-35 lijst en van de treeplaat twee langs de beide langskanten van de randlijst verlopende langsgeleidingen vormen, welke zodanig j 'j y 2 2 9 3 - 3 - zijn uitgevoerd, dat ze een verschuiving van de randlijst ten opzichte van de treeplaat in langsrichting van de randlijst toelaten, evenwel niet dwars op de langsrichting van deze laatste.

5 Om te vermijden, dat bij een eventueel verlies van de extra bevestigingsmiddelen een zijdelings aan de treeplaat aangebrachte randlijst erop ongewenste uit kan vallen, is het verder voordelig wanneer de zich langs de voorste wand van het trede-element uitstrekkende randlijst zich. over de 10 totale breedte van de treeplaat uitstrekt, en daarmee het in hun geleidingen over de voorste wand heen er uit lopen van de beide zijdelingse randlijsten onmogelijk maakt. Het kan eveneens doelmatig zijn, dat tenminste één van de beide zijdelingse randlijsten zich tot aan de voorste wand van 15 het trede-element uitstrekt en van een met de treeplaat samenwerkende aanslag is voorzien, welke het binnenvoeren van deze randlijst vanaf de tegenover de voorste wand gelegen zijde van de treeplaat in zijn toegevoegde langsgeleiding toelaat, maar een verschuiving van deze randlijst in deze 20 laatste over de yoorste wand heen onmogelijk maakt.

Verdere voordelige uitvoeringsvormen van het trede-element volgens de uitvinding zijn in de conclusies 10 t/m 17 weergegeven.

De uitvinding heeft bovendien betrekking op een 25 trede-element voor een rolhelling of een roltrap met een treeplaat voor het opnemen van de te transporteren persoon, en met tenminste één langs een buitenzijde van de treeplaat lopende signaleringsstrook, welke wordt gekenmerkt, doordat de signaleringsstrook door tenminste in de treeplaat aange-3Q brachte, van de buitenzijde van deze laatste gedistantieerde, een deel van het treevlak van de treeplaat vormende, anders gekleurde randlijst wordt gevormd, welke door middel van extra bevestigingsmiddelen vast verbonden is met de treeplaat.

35 Doelmatige verdere uitvoeringsvormen van het onderwerp ί·5 32 23 3 Λ 4 - 4 - yan deze uitvinding zijn in de conclusies 19 t/m 23 weergegeven.

In het navolgende wordt de uitvinding aan de hand van de tekening hij wijze van voorbeeld verduidelijkt. Ze 5 tonen: ïig. 1 een perspectivisch aanzicht van een deel van een van trede-elementen overeenkomstig de uitvinding voorziene roltrap; fig. 2 een doorsnede langs de lijn IX - II in fig. 1; 10 fig. 3 een doorsnede langs de lijn III - III in fig. J; fig. 4 een doorsnede langs de lijn IV - IV in fig. 1; fig. 5 in horizontale projectie een deel van de treeplaat van de in fig. 1 weergegeven roltrap-trede; 15 fig. 6 een doorsnede langs de lijn VI -VI in fig. 5; fig. 7 een perspectivisch aanzicht van een deel van een tweede als voorbeeld weergegeven uitvoeringsvorm van een van trede-elementen overeenkomstig de uitvinding voorziene roltrap; 20 fig. 8 een doorsnede langs de lijn VIII - VIII in fig. 7; fig. 9 een doorsnede langs de lijn IX - IX in fig. 7; fig. IQ een doorsnede langs de lijn X - X in fig. 7; fig. 11 een doorsnede langs de lijn XI - XI in 25 fig. 7; fig. 12 een doorsnede langs de lijn XII - XII in fig· 7; fig. 13 een doorsnede langs de lijn XIII - XIII in fig. 7; en 30 fig. 14 een doorsnedef^een verdere, als voorbeeld weerge geven uitvoeringsvorm van de bevestiging van een randlijst.

Zoals in fig. 1 is weergegeven, is het trede-element 1 (in het vervolg roltrap-trede genaamd), van de weergegeven roltrap voorzien van een treeplaat 2 voor het opnemen van 35 de te transporteren persoon. De treeplaat 2 bezit er in aangebrachte en er aan bevestigde randlijsten 3, 4 en 5.

8332293 • ^ - 5 -

De betrekkelijk sterk uiteengezette randlijsten 3 en 5 zijn, zoals in de fig. 2 en 4 is te zien, zodanig uitgevoerd, dat ze lanes hun beide langskanten 3a, 3b respectievelijk 5a, 5b over hun totale lengte telkens onder 5 een gedeelte 6 en 7 respectievelijk 8 en 9 van de roltraptrede 1 aangrijpen en op zodanige wijze langs hun beide buitenkanten 3a en 3b respectievelijk 5a en 5b over hun totale lengte aan de roltraptrede 1 zijn bevestigd. Bovendien zijn schroeven 10 aangebracht, die de randlijsten 3 respectievelijk 5 tussen 10 hun beide door de treeplaat 2 omvatte langskanten 3a, 3b respectievelijk 5a, 5b vast"Vferbonden zijn met de treeolaat 2.

Zoals in fig. 2 is te zien, zijn de voorste randlijsten 3 zodanig uitgevoerd, dat ze hoekvormig om de voorste langs-15 kanten van het treevlak 2 respectievelijk van de roltrap trede 1 aangrijpen, en langs hun beide langskanten 3a, 3b in telkens een beneden een uitstekend gedeelte 6 respectievelijk 7 gevormde uitsparing van de roltrap-trede 1 aangrijpen.

Bovendien zijn de beide langskanten 3a en 3b van de een 20 hoekvormige doorsnede bezittende randlijsten 3 tenminste bij benadering loodrecht ten opzichte van de treeplatenr- en voorwand-vlakken 2 respectievelijk 11 naar voren toe uitstekend uitgevoerd, en grijpen aan in een overeenkomstige groef van de roltrap-trede 1. Op deze wijze is de randlijst 3 tegen een 25 verschuiving in de richting A respectievelijk B loodrecht op zijn overeenkomstig uitgevoerde langskant 3a respectievelijk 3b en evenwijdig aan het treeplaatvlak 2 respectievelijk het voorwandvlak 11 vastgezet.

De randlijst 3 is aan zijn buitenzijde voorzien van 30 ribben 14, en wel met een gelijke ribbenverdeling als die van de treeplaat 2 respectievelijk de voorwand M.

Zoals in fig. 4 is te zien,zijn de zijdelingse randlijsten 5 zodanig uitgevoerd, dat ze langs hun naar het inwendige van het treevlak 2 toegerichte langskant 5a in een beneden een 35 uitstekend gedeelte 8 gevormde uitsparing van de treeplaat 2 aangrijpen, en zodoende over de totale lengte van deze langskant 3502293 * a - 6 - 5a aan de roltrap-trede 1 zijn bevestigd.

Langs hun langs de buitenkant 9 van het treevlak 2 verlopende langskant 5b grijpen de randlijsten 5 onder de buitenzijde van de treeplaat 2 aan, en zijn bijgevolg ook 5 langs de totale lengte van hun tweede langskant 5b aan de rol trap-trede J bevestigd.

Daarbij zijn de onder het uitstekende gedeelte 8 respectievelijk de buitenkant 9 aangrijpende delen van de randlijst 5 zodanig lang bemeten,dat hun aangrijplengte a 10 respectievelijk b groter is dan de zijdelingse afstand s tussen de randlijst 5 en het vast aangebraehte zijbekledings-gedeelte 20 (zie ook fig. .1), zodat zelfs bij het eruit vallen van de extra bevestigingselementen 10 de randlijst 5 er niet eveneens uit zou vallen.

15 De achterste randlijst 4 is, zoals in fig. 3 is te zien, zodanig uitgevoerd, dat hij langs zijn langs de buitenkant J5 van het treevlak 2 verlopende langskant 4b onder de buitenzijde van de treeplaat 2 aangrijpt, en daardoor oyer de totale lengte van deze langskant 4b aan de treeplaat 20 2 is bevestigd.

Langs zijn tweede laneskant 4a is de achterste randlijst 4 door middel van schroeven 10 vast^verbonden met de treeplaat 2.

Verder is de langskant 4a van de randlijst 4 bij 25 benadering loodrecht ten opzichte van het treeplaatvlak 2 naar voren toe uitstekend en er onder aangrijpend uitgevoerd.

De zodanig uitgevoerde aangrijpribbe 16 grijpt in een overeenkomstige, hellend verlopende groef 17 van de roltrap-trede 1 aan, zodat de randlijst 4 tegen een verschuiving C loodrecht 30 ten opzichte van zijn overeenkomstig uitgevoerde langskant 4a en evenwijdig aan het treeplaatvlak 2 of in een ëën of ander in het plaatvlak verlopende richting over zijn totale lengte is vastgezet, en bijgevolg slechts in zijn langsrichting in zijn beide zijdelingse langsgeleidingen kan worden geschoven. 35 Om de vervaardiging van de randlijsten zo economisch mogelijk te doen geschieden en de invloed van verdelingsfouten 3302293 • Ί * - 7 - van de aan de randlijsten aangebrachte ribben evenals de invloed van uitzettingsfouten zo gering mogelijk te houden, is het doelmatig wanneer de randlijsten, zoals in fig. 5 is te zien, over hun lengte in een veelvoud van sègmenten 3', 5 3" en 3,M zijn onderverdeeld. Daarbij zijn de afzonderlijke segmenten 3', 3" , 3"' ten behoeve van hun zijdelingse centrering, zoals in fig. 6 is te zien, aan hun onderzijde van een uitsparing voorzien, waarin op centrerende wijze een centreernok 19 van de roltrap-trede I aangrijpt. Een dergelijke 10 centrering is natuurlijk slechts bij randlijsten mogelijk, die niet in hun langsrichting in zijdelingse geleidingen hoeyen te worden geschoven.

Aangezien een dergelijke verankering van de randlijsten 3, 4 en 5 aan de roltrap-trede 1 een betrekkelijk gecompliceerd 15 verankeringsgedeelte in deze laatste nodig maakt, is deze uitvoering in het bijzonder geschikt voor met behulp van spuitgieten uit een aluminiumlegering vervaardigde compacte trede-elementen, waarbij dergelijke verankeringsmogelijfcheden betrekkelijk eenvoudig zijn te vervaardigen.

20 Natuurlijk kunnen in plaats van de schroeven 10 ook andere bevestigingselementen worden toegepast, zoals bijvoorbeeld aan de randlijsten gevormde, uit kunststof bestaande verankeringsstiften, die na het aanbrengen in overeenkomstig voorgevormde uitboringen in het trede-element aan hun 25 uit de uitboring uitstaand uiteinde door de inwerking van warmte vervormd en daarmee verankerd worden.

Het is bekend de treeplaat 2 in zijn buitengedeelte van kleurmarkeringen te voorzien, die de te transporteren persoon erop opmerkzaam moö:en maken, dat hij deze buitenste 3Q gedeelten van de treeplaat zo mogelijk moet vermijden. Deze door middel van kleur opgebrachte markeringen bezitten echter het nadeel, dat hun mate van opvallendheid door het afslijten van de opgebrachte verf betrekkelijk snel zeer sterk wordt verminderd.

35 Om dit te vermijden, en om de buitenste gedeelten van Λ -JL Λ 0 0 Λ 7 ΰ 3 v jL £. ·.· - 8 - de treeplaat 2 desalniettemin bij het spuitgieten als ëën stuk met het overige gedeelte van het trede-element te kunnen vervaardigen, wordt voorgesteld, dat de signalerings- stroken, zoals in het bijzonder in fig. 7 is te zien, 5 door in de treeplaat 2 aangebrachte, van de buitenzijde van de laatste gedistantieerde randlijsten 3’, 4' en 5' worden gevormd. Deze randlijsten 3’, 4' en 5' vormen een gedeelte van het treevlak van de treeplaat 2 en zijn van dezelfde ribbenverdeling voorzien als het treevlak en vullen deze 10 de ribbo^an', laatste aan tot doorgaand over het totale tree vlak verlopende ribben. De daarbij toegepaste randlijsten 3’, 4' en 5' bestaan bijvoorbeeld uit geel gekleurde kunststof of uit een gele anodisch behandelde aluminiumlegering, waarbij in het laatste geval de randlijsten bijvoorbeeld 15 met behulp van extrusie kunnen zijn vervaardigd.

Ter bevestiging van de randlijsten 3’, 4' en 5’ grijpen deze, zoals in de fig. 8 t/m 13 is te zien, langs hun ene langskant 3b., 4b respectievelijk 5b telkens onder een uitstekend gedeelte van de treeplaat 2 aan, zodat ze over hun 20 totale lengte goed aan deze laatste zijn bevestigd. Om te waarborgen, dat de randlijsten 3’, 4’ en 5* niet in zijdelingse richting kunnen verschuiven, liggen de tegenoverliggende langskanten 3a» 4a respectievelijk 5a tegen telkens ëën in de treeplaat 2 gevormde aanslag 21 aan. De in telkens 25 ëën uitsparing van de treeplaat 2 aangrijpende voet van de randlijsten is daarbij zodanig uitgevoerd, dat de afzonderlijke randlijsten na het kantelen om hun,zich onder het uitstekende gedeelte 23 van de treeplaat 4 bevindende langskant 3b, 4b respectievelijk 5b uit het trede-element kunnen worden genomen.

30 Na het inzetten van de randlijsten 3', 4’ respectievelijk 5' in de treeplaat 2 worden de randlijsten door middel van extra bevestigingsmiddelen 10, zoals bijvoorbeeld met schroeven, vas ^verbonden met de treeplaat 2.

Om te verhinderen, dat bij het eventueel eruitvallen 35 van de schroeven 10 de randlijsten 3', 4' en 5* eruit zouden kunnen vallen, zijn deze laatste met behulp van overlappende 8502293 φ '* - 9 - uitstekende gedeelten 24 onderling met elkaar verbonden.

Om toch het aanbrengen respectievelijk uitnemen van ëën der vier randlijsten mogelijk te maken, is de randlijst 4', zoals in fig. 13 is te zien, in zijn langsrichting over een afstand 5 d verschuifbaar, welke afstand groter is dan de overlapping e van het uitstekende gedeelte 24 ervan over de aangrenzende > randlijst 5’.

Om de zodoende extra geborgde randlijsten uit de treeplaat 2 te kunnen nemen, worden eerst, alle schroeven 10 10 eruit genomen, dan de achterste randlijst 4r tegen de veerwerking van de drukveer 22 in zonder aangrijping op de erdoor overlapte randlijst 5' verschoven, waarop deze laatste, dan de voorste randlijst 3*, vervolgens de tweede zijdelingse randlijst 5' en tenslotte de achterste randlijst 15 4' uit de treeplaat 2 genomen kan worden.

Natuurlijk kunnen de randlijsten 31, 4' en 5' ook zonder deze extra wederzijdse borging door hun elkaar overlappende bevestiging zijn aangebracht.

Zoals in fig. 14 is te zien, is het ook mogelijk om 20 de randlijst in een zich tenminste in zijdelingse richting centrerende, zich bij voorkeur naar beneden toe verjongende uitsparing in de treeplaat 2 aan te brengen.

25 30 35 3502 293

Claims (21)

1. 2. Trede-element volgens conclusie J, met Het kenmerk, dat de treeplaat (2) aan tenminste ëën van zijn buitenkanten van de randlijst (3, 5) is voorzien, en dat deze laatste langs zijn beide langskanten (3a, 3b; 5a, 5b) telkens onder 15 een deel (6, 7; 8) van de treeplaat (2) aangrijpt.
2. 3. Trede-element volgens conclusie 1 of 2, mét het kenmerk, dat de randlijst (3, 5) langs zijn naar het inwendige van het treevlak (2) toegerichte langskant (3a, 5a) in tenminste een uitsparing van de treeplaat (2) aangrijpt 20 (fig. 2 en 4).
3. 4. Trede-element volgens conclusie 2 of 2 en 3, met bet kenmerk, dat de randlijst (5) langs zijn langs de buitenkant (9) van het treevlak (2) verlopende langskant (5) onder de buitenzijde van de treeplaat (2) aangrijpt (fig. 25. en 4).
4. 5. Trede-element volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de randlijst (3) hoekvormig onder de langskant van het treevlak (2) aangrijpt, en langs zijn beide langskanten (3a, 3b) in telkens ëën uitsparing van het trede-element (1) 30 aangrijpt (fig. 2).
5. 6. Trede-element volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de zijdelingse afstand (s) tussen de randlijst (5) en een direct naast deze laatste gelegen, zich op gelijke hoogte met deze randlijst bevindende of er bovenuit stekende? ten 35 opzichte van de van deze randlijst (5) voorziene treeplaat (2) 8502 29 3 + * m - η - beweegbaar constructiedeel (20) kleiner is dan de verschuifbaarheid van de randlijst (5) loodrecht op zijn langsrichting in het werkingsgebied van de beide onderaangrijpingen.
6. 7. Trede-element volgens conclusie 2, met het kenmerk» 5 dat de in elkaar grijpende delen van de randlijst en van de treeplaat (2) twee langs de beide langskanten (4a, 4b) van de randlijst (4) verlopende langsgeleidingen vormen, welke zodanig zijn uitgevoerd, dat een verschuiving van de randlijst (4) ten opzichte van de treeplaat (2) in langsrichting 10 van de randlijst (4) toelaten, echter niet dwars op de langsrichting van deze laatste.
7. 8. Trede-element volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de zich langs de voorwand (II) van het trede-element uitstrekkende randlijst (3) zich over de totale breedte van 15 de treeplaat (2) uitstrekt en daardoor het in hun geleidingen over de voorwand (11) heen uitschuiven van de beide zijdelingse randlijsten (5) onmogelijk maakt.
8. 9. Trede-element volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat tenminste een van de beide zijdelingse randlijsten 20 (5) zich tot aan de voorwand van het tréde-element uitstrekt en van een met de treeplaat (2) samenwerkende aanslag is voorzien, welke het inschuiven van deze randlijst (5) vanaf de tegenover de voorwand (II) liggende zijde van de treeplaat (2) in zijn bijbehorende langsgeleiding toelaat, 25 doch 'een verschuiving van deze randlijst (5) in deze laatste over de voorwand (11) heen onmogelijk maakt.
9. 10. Trede-element volgens conclusie 1, met hét kenmerk, dat de randlijst (3*, 3", 3,n) ten behoeve van zijn zijdelingse centrering aan zijn onderzijde van een met de treeplaat (2) 3Q samenwerkende centrering (18, 19) is voorzien.
10. 11. Trede-element volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat tenminste de ene langskant (3a, 3b; 4a) van de randlijst (3, 4) tenminste bij benadering loodrecht ten opzichte van het vlak van de treeplaat en/of voorwand 35 naar voren toe uitstekend(12, 13; 16) is uitgevoerd en in een 8502293 Λ - 12 - overeenkomstige groef (17) van het trede-element (1) aangrijpt, zodanig, dat de randlijst (3, 4) tegen een verschuiving (A, B; C) loodrecht op zijn overeenkomstig uitgevoerde langskant (3a, 3b; 4a) en evenwijdig aan het 5 vlak van de treeplaat respectievelijk voorwand (2, Π) is vastgezet.
11. 12. Trede-element volgens ëën der conclusies 1 - 11, met het kenmerk,dat de randlijst (3) in meerdere van elkaar gescheiden secties (3’, 3'1, 3Mf) is onderverdeeld. JO J3. Trede-element volgens ëën der conclusies 1 - -12, met het kenmerk, dat het trede-element (2) inclusief de voor de randlijst (3, 4, 5) benodigde uitsparing en onder-aangrijpingsdelen (6, 7; 8) met behulp van spuitgieten is vervaardigd.
12. 15 J4. Trede-element volgens ëën der conclusies 1 - 13, met het kenmerk, dat de randlijst (3, 4, 5) respectievelijk de randlijstsegmenten (4', 4", 4"') uit gekleurde kunststof of een met kleuren anodisch behandelde aluminiumlegering bestaat respectievelijk bestaan.
13. 15. Trede-element volgens ëën der conclusies 1 - 14, met het kenmerk, dat de randlijst van een zelfde ribbenverdeling is yoorzien als de treeplaat (2).
14. 16. Trede-element volgens de conclusies 5 en 15, met het kenmerk, dat de ribben (14) hoekvormig om de buitenzijde 25 van de randlijst (3) aangrijpen.
15. 17. Trede-element volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat langs de gezamenlijke vier buitenkanten van de treeplaat (2) randlijsten (3, 4, 5) zijn aangebracht en deze aan hun uiteinden in de telkens naastgelegen randlijsten aangrijpen, 30 zodat de verschuifbaarheid van de randlijsten (3, 4, 5) langs hun langsgeleidingen is geblokkeerd.
16. 18. Trede-element voor een rolhelling of roltrap met een treeplaat voor het opnemen van de te transporteren persoon en met tenminste ëën langs een buitenzijde van de treeplaat 35 verlopende signaleringsstrook, met het kenmerk, dat de signa- 8502233 - 13 - • ' * a leringsstrook door tenminste een in de treeplaat aangebrachte, van de buitenzijde van de laatste gedistantieerde, een deel van het treevlak van de treeplaat vormende anders^kleurige randlijst (3f, 4‘, 5’) wordt gevormd, welke door middel 5 van extra bevestigingsmiddelen (10) vastverbonden is met de treeplaat (2)..
17. 19. Trede-element volgens conclusie 18, mét het kenmerk, dat langs gezamenlijke buitenkanten van het treevlak (2) verlopende randlijsten (3’, 4T, 5’) zijn aangebracht, welke J0 langs hun ene langskant telkens onder een deel van de treeplaat (2) aangrijpen en ten behoeve van hun zijdelingse steun aan hun tegenoverliggende langskant (3a, 4a, 5a) met tenminste één zijdelingse aanslag (21) samenwerken, dat de randlijsten (3T, 4T, 5r) onderling verbonden zijn, en tenminste één 15 der randlijsten (4f) in zijn langsrichting zonder aangrijping op de hem overlappende, naastgelegen randlijst (5') verschuifbaar is. %
18. 20. Trede-element volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat véermiddelen (22) zijn aangebracht, welke de verschuifbare 20 randlijst (4’) verend in aangrijping op de hem overlappende, naastgelegen randlijst (5T) houden.
19. 21. Trede-element volgens één der conclusies 18-20, met het kenmerk, dat de randlijsten uit een met kleuren anodisch behandelde aluminiumlegering of uit gekleurde 25 kunststof bestaan.
20. 22. Trede-element volgens conclusie 18, met hét kenmerk, dat de randlijst (3*, 4’, 51) langs zijn ene langskant (3b, 4b, 5b) onder een deel (23) van de treeplaat (2) aangrijpt en tussen zijn beide langskanten (3a, 3b; 4a, 4b; 5a, 5b) 30 door middel van extra bevestigingsmiddelen (10) vast;verbonden is met de treeplaat (2).
21. 23. Trede-element volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de randlijst in een hem tenminste in zijdelingse richting centrerende, zich bij voorkeur naar beneden toe verjongende 35 τί rJ λ , v* i * . ·,.» ‘i w v v .1 - Η - uitsparing in de treeplaat (2) is aangebrackt. 8502293