NL8501081A

NL8501081A - Werkwijze en inrichting voor het afgeven van bevestigers.

Info

Publication number: NL8501081A
Application number: NL8501081A
Authority: NL
Original assignee: Toska Co Ltd
Priority date: 1984-04-12
Filing date: 1985-04-12
Publication date: 1985-11-01
Also published as: AU579362B2; IT1184421B; FR2562869A1; CA1232163A; US4592499A; GB2157218B; DE3512747C2; NL192381B; GB2157218A; JPH021733B2; AU4097585A; KR920006760B1; KR850007726A; NL192381C; FR2562869B1; GB8508724D0; IT8520300A0; JPS60217071A; DE3512747A1

Description

Μ Kon/so/1Toska * *

Werkwijze en inrichting voor het afgeven van bevestigers.

De uitvinding heeft betrekking op het gebied van het toepassen en het afgeven van bevestigers.

Een ruime reeks van werkwijzen en inrichtingen voor het aanbrengen van bevestigers zijn tot nu toe voorge-5 steld. Hiervan is bekend die uit het Amerikaanse octrooi-schrift nr. 3.103.666, Amerikaans octrooischrift nr.

3.650.4551 en Amerikaanse octrooischrift nr. 3.924.788, welke octrooischriften typisch octrooien betreffen, die zulke inrichtingen tonen.

10 Al deze apparaten gebruiken een tandwielmechanisme als middel voor het toevoeren van bevestigers.

Opgemerkt zij, dat een samenstel van bevestigers in het algemeen geconstrueerd is op zodanige wijze, dat een veelvoud van bevestigers onderling bevestigd is via bevesti-15 gingsstukken aan een gemeenschappelijke bevestigingsstang in de vorm van de tanden van een kam.

Zo'n bevestiger is ook aangeduid als een bevesti- gingspen.

Elke bevestiger heeft een kopdeel aan zijn ene ein-20 de van een draaddeel en een dwarsstangdeel aan het andere einde daarvan.

Verder zij opgemerkt, dat het samenstel van bevestigers als een geheel gevormd is van een kunststof, zoals nylon of dergelijke.

25 In het algemeen is het kopdeel van de bevestiger ongeveer 1,0 mm dik, 10 mm lang en 3,5 mm breed, terwijl het dwarsstangdeel ongeveer 1,0 mm in diameter is en 10 mm lang is.

De lengte van het draaddeel varieert tussen 7,0 mm 30 tot 125 mm, ofschoon dit afhankelijk van het gebruik kan variëren .

Vijfendertig tot honderd bevestigers worden bevestigd, op onderlinge afstand van 1,2 mm tot 2,0 mm, via verbindingsstukken aan een gemeenschappelijke verbindingsstang 35 in de vorm van de tanden van een kam.

Daardoor hebben de bevestigers de neiging om onderling verward te raken. Bovendien is het samenstel van beves- ': w 8 * » 9 - 2 - tigers omvangrijk. Derhalve bestaat daarbij het nadeel, dat diverse moeilijkheden te overwinnen zijn tijdens het verpakken ervan en tijdens gebruik ervan.

Teneinde het voorgaande nadeel te vermijden, is een 5 samenstel van bevestigers bekend, die dicht bij elkaar zijn aangebracht of een samenstel van contactbevestigers, waarbij in hoofdzaak geen ruimte tussen de dwarsstangdelen van de bevestigers is overgebleven. (Zie Amerikaans octrooischrift nr. 4.417.656) 10 Zo'n samenstel van contactbevestigers is bijvoor beeld zeer compact in vergelijking met een conventioneel samenstel van bevestigers, waarbij de bevestigers op afstand van elkaar zijn opgesteld, en waarbij de lengte daarvan tweederde tot een helft van die van een conventioneel samenstel 15 van bevestigers uitmaakt, onder voorwaarde dat het aantal van de bevestigers in beide gevallen hetzelfde is.

Zoals boven genoemd, is, daar de afstand tussen de naburige bevestigers aanzienlijk is ingekort, bij het samenstel van dicht bij elkaar aan elkaar verbonden bevestigers of 20 daar de bevestigers met elkaar in aanraking zijn bij het samenstel van contactbevestigers, de afstand tussen de naburige bevestigingsstukken, die aanwezig zijn tussen corresponderende bevestigers en verbindingsstang kleiner dan de steekaf-stand van de tanden van het drijfwerk van een toevoermiddel 25 dat aanwezig is in een conventionele bevestigersafgever of draadbevestigingsinrichting.

Derhalve zijn dergelijke toevoermiddelen van conventionele bevestigers toepassende inrichtingen niet in staat het samenstel van bevestigers te transporteren.

30 Vermeld zij, dat de constructie van het samenstel van dichtbij elkaar onderling verbonden bevestigers of het samenstel van contactbevestigers zodanig is, dat de dwarsstangdelen van de naburige, bevestigers, direkt met elkaar verbonden zijn, opdat de verbindingsstang en verbindingsstuk-35 ken voor het bevestigen van deze verbindingsstang met de dwarsstangdelen van de bevestigers worden vermeden.

De inrichting voor het afgeven van bevestigers volgens de onderhavige uitvinding heeft betrekking op de laatste §§ 010 8 1 * « - 3 - soort# namelijk het samenstel van contactbevestigers.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding om een werkwijze en een inrichting voor het afgeven van een be-vestigers te verschaffen, die een bevestiger kan scheiden van 5 de rest van een samenstel van dicht bij elkaar onderling verbonden bevestigers, waarbij de afstand tussen dwarsstangdelen van naburige bevestigers uitzonderlijk klein is of een samenstel van contactbevestigers en waarbij de inrichting de bevestigers kan afgeven.

10 Dit betekent volgens de onderhavige uitvinding een werkwijze voor het aanbrengen van bevestigers aan artikelen door elke bevestiger te steken door een holle naald, welke bevestiger gescheiden is van een samenstel van bevestigers, omvattende de stappen van het voorwaarts bewegen van de be-15 vestiger in zijn langsrichting teneinde deze te scheiden van het samenstel van bevestigers? en het vervolgens voorwaarts bewegen van de bevestiger in dezelfde richting zodanig, dat een dwarsstangdeel van de bevestiger op de as van de holle naald wordt gepositioneerd.

20 Ook volgens de onderhavige uitvinding is een in richting voor het aanbrengen van bevestigers op artikelen door elke bevestiger, die gescheiden is van een samenstel van bevestigers, een holle naald te doen passeren, omvattende: een richtdoorgang, waarin het samenstel van bevestigers wordt 25 geplaatst; een leidsleuf aangebracht aan het bovenste einde van de richtdoorgang? middelen voor het toevoeren van de aan het bovenste einde van het samenstel van bevestigers te plaatsen bevestiger aan de leidsleuf? en een bekrachtigings-stang, die ingericht is voor het met kracht introduceren van 30 een dwarsstangdeel van de bevestiger tot in een leiddoorgang voor dwarsstangdelen, welke leiddoorgang gepositioneerd is op de as van de holle naald door de bevestiger die aan het bovenste einde van het samenstel van bevestigers is geplaatst, in zijn langsrichting te bewegen.

35 Volgens de onderhavige uitvinding zoals uitvoerig hierboven uiteengezet is, worden bevestigers nauwkeurig gescheiden en één voor éên verwerkt vanaf een samenstel van dicht bij elkaar aangebrachte, onderling verbonden bevesti- 8501331 * > - 4 - gers, waarbij de dwarsstangdelën van naburige bevestigers dicht bij elkaar opgesteld onderling zijn bevestigd, of één samenstel van contactbevestigers, waarbij de dwarsstangdelen van bevestigers onderling in contact zijn.

5 Daar bovendien een bladdeel van een toevoerblad is ingericht om ingezet te worden tussen een dwarsstangdeel, dat bij het bovenste einde van de bevestiger geplaatst is en het eerstvolgende dwarsstangdeel daarvan, komt het niet voor, dat twee of meer bevestigers opgenomen geraken in de leidgleuf.

10 Nog verdere, principiële componenten van de inrich ting voor het verwerken van bevestigers overeenkomstig de onderhavige uitvinding zijn in de vorm van een stang, waarbij noch een tandwieldrijfwerk, noch een gecompliceerd mechanisme voor het aandrijven daarvan wordt toegepast, zoals bij een 15 conventionele inrichting. De inwendige constructie van de inrichting voor het verwerken van bevestigers volgens de onderhavige uitvinding is derhalve eenvoudig.

Dienovereenkomstig is de inrichting voor het verwerken van bevestigers volgens de onderhavige uitvinding ge-20 makkelijk te vervaardigen en samen te stellen.

Andere kenmerken en voordelen van deze uitvinding zullen duidelijker worden bij het kennis nemen van de hierna volgende gedetailleerde beschrijving aan de hand van de bijgevoegde tekeningen, waarin voorstellen: 25 fig. 1: een geëxplodeerd perspectivisch aanzicht, dat een lichaamsdeel ter rechterzijde toont alsmede de principiële componenten van een inrichting voor het verwerken van bevestigers volgens de onderhavige uitvinding; fig. 2: een perspectivisch aanzicht van een li-30 chaamsdeel ter linkerzijde; fig. 3: een vooraanzicht, dat de positie toont, waarin de positionele componenten in het lichaamsdeel ter rechterzijde worden gemonteerd; fig. 4: een doorsnede over de lijn IV-IV van 35 fig. 3; fig. 5: een doorsnede over de lijn V-V van fig. 4; fig. 6: een doorsnede over de lijn VI-VI van fig. 4; 8501081 * « - 5 - fig. 7: een doorsnede over de lijn VII-VII van fig. 4; fig. 8: op vergrote schaal een aanzicht/ dat het principiële deel van fig. 3 toont? 5 fig. 9: een vergroot aanzicht, dat het principiële deel van fig. 5 toont? fig. 10, 11, 14, 15, 16 en 17: aanzichten, die de inrichting voor het verwerken van bevestigers tijdens gebruik van fig. 10, 14, resp. 16, overeenkomende met de fig. 11, 15 10 resp. 17 toont? en fig. 12, 13, 18 en 19: aanzichten, die respectievelijk tijdens gebruik de inrichting voor het verwerken van be-vestigers tonen.

Een inrichting 1 voor het verwerken van bevestigers 15 heeft een paar van lichaamsdelen 101, 102, zoals in fig. 1 en 2 getoond.

Een hefboom is scharnierbaar aangebracht aan de lichaamsdelen 101, 102 door middel van een as 2a. Een tussen-hefboom 2b is ook bevestigd aan een handvat of handgreepdeel 20 la door middel van een as 2c.

Tussen de tussenhefboom 2b en het lichaam 1 van de inrichting is een veer 3 aangebracht, waarmee het grootste deel van de hefboom 2 gewoonlijk naar buiten wordt gedrongen door een openingsdeel lb van het handvatdeel la heen. Dan be-25 krachtigt het onderdeel van de tussenhefboom 2b altijd een uitsteeksel 2d, dat in de hefboom 2 is aangebracht.

Verder zijn, zoals in fig. 1 getoond, een laaddeel 1c van een voedingsmechanisme en een deel ld van een schei-dingsmechanisme respectievelijk aangebracht boven het hand-30 vatdeel la in het lichaam 1 van de inrichting. Dit schei-dingsmechanisme ld wordt geladen met een voedingsblad 4 en een steun 5 zoals in fig. 5 is getoond.

Het laaddeel lc van het voedingsmechanisme omvat een bovenlaaddeel ls en een onderlaaddeel lt, zoals in fig. 3 35 getoond, en de stang 9 voor het verplaatsen van het voedingsblad is aangebracht in het bovenlaaddeel ls, terwijl de drijfstang 7 voor het aandrijven van het voedingsblad en de bekrachtigingsstang 8 in het onderlaaddeel lt zijn aange- 5521031 » ♦ - 6 - bracht. Verder is de stang 7 voor het aandrijven van het voe-dingsblad aangebracht aan de achterzijde van de bekrachti-gingsstang 8.

De steun 5 is voorzien van een leidvlak 5c zoals in 5 fig. 1 getoond, welk leidvlak 5c een doorgang 14 vormt, die in lijn ligt met een leidvlak 6e, zoals hierna zal worden beschreven. Bovendien is de steun 5 gevormd aan het bodemdeel van het leidvlak 5c met een leidsleuf 5b, waardoorheen een deel 8c van de bekrachtigingsstang 8 steekt, welk deel 8c 10 aangrijpt op de dwarsstang.

Met andere woorden, de leidsleuf 5b is gevormd aan het bovenste einde van de doorgang 14. Verder is een ope-ningsdeel 5a zodanig gevormd aan het leidvlak 5c, dat dit communiceert met deze leidsleuf 5b. Het bladdeel 4a van het 15 voedingsblad 4 wordt ingezet in dit openingsdeel 5a, zoals in fig. 5 getoond.

Verder heeft de steun 5 een sleuf 5d, waarin stang 7 voor het aandrijven van het voedingsblad en een werkzaam deel 9c van de stang 9 voor het verplaatsen vein het voedings-20 blad worden ingezet.

Zoals in fig. 1 is getoond, is het voedingsblad 4 geconstrueerd uit een veerdeel 4c, dat aan beide einden steunen 4e heeft, een blad 4d, dat voorwaarts vanaf het veerdeel 4c uitsteekt en een zitting 4b, die aan het veerdeel 4c is 25 aangebracht. Het blad 4d heeft het bladdeel 4a aan zijn vooreinde .

Anderzijds is het lichaamsdeel 102 gevormd met een leiddoorgang 6b voor het opnemen van de zuiger 6, die in fig. 2 is getoond. Een leiddoorgang 6c voor een zuigerstang ' 30 en een leiddoorgang 6d voor het een dwarsstangdeel, welke doorgang 6d in verbinding staat met de doorgang 6c zijn gevormd in het voorste deel van de leiddoorgang 6b. Verder is een doorgang 6f voor een draaddeel gevormd in één richting die loodrecht staat op de doorgang 6d voor het dwarsstangdeel 35 en zijn leidvlakken 6e aan beide zijden van de doorgang 6f voor het inbrengen van draaddelen gevormd teneinde een in lijn liggende doorgang 14 te vormen.

De zuigerstang 6a van de zuiger 6 is heen en weer 8501081 « „ - 7 - beweegbaar langs de leiddoorgang 6c en langs de leiddoorgang 6d voor de dwarsstangdelen.

Een gat 15a is in voorwaartse richting van de doorgang 6d voor de dwarsstang gevormd, in welk gat een holle 5 naald 15 met een dwarse sleuf is bevestigd. De voorste helft van de doorgang 6d voor de dwarsstangdelen en de zijdelingse sleuf van de holle naald 15 vormen te samen een opening 6m, zodanig, dat het draaddeel van de bevestiger niet gehinderd wordt te passeren, zie fig. 5. De holle naald 15 is bevestigd 10 aan het lichaam 102 door middel van een niet getoonde stopper, die in het gat 15b wordt gemonteerd.

Zoals te zien is in fig. 9 omvat elke bevestiger P een kopdeel (niet getoond), een draaddeel P en een dwars-stangdeel B. De dwarsstangdelen B zijn onderling verbonden 15 door middel van respectievelijke verbindingsstukken C en de bevestigers P zijn opgesteld in de vorm van de tanden van een kam teneinde een samenstel Pa van bevestigers te vormen. Dit samenstel Pa van bevestigers is als één geheel geconstrueerd van kunststof zoals nylon of dergelijke.

20 Voor het gemak wordt een axiale richting in het draaddeel F van de bevestiger P aangeduid als de langsrich-ting van de bevestiger P.

De bevestigingsstukken C zijn bij voorkeur zo dun mogelijk, teneinde gemakkeljk de bevestigers van elkaar te 25 scheiden. Verder zijn de bevestigingsstukken C bij voorkeur zo kort mogelijk teneinde dwarsstangdelen B van naburige bevestigers P in hoofdzaak geen ruimte daartussen te geven.

Zoals in fig. 7 is getoond, is de zuiger 6 opgenomen in de leiddoorgang 6b. Deze zuiger 6 heeft een nok 6h om 30 aan te grijpen op het bovendeel van de tussenhefboom 2b, en ook een drangdeel 6k, dat vanaf het achtervlak van de nok 6h zich uitstrekt, zoals in fig. 4 is getoond. Bovendien steekt een zuigerstang 6a voorwaarts vanaf de zuiger 6 uit.

De stang 7 voor het aandrijven van het voedingsblad 35 heeft de vorm van een dunne en lange stang en is aan zijn vooreinde voorzien van een deel 7b voor het aandrijven van een voedingsblad. Een getrapt deel 7d voor het aangrijpen op een opstaand deel 8b van de bekrachtigingsstang 8, is zoals p 3 f: ·] ;v ^ 1 i

.M

v V

- 8 - hierna is beschreven, gevormd aan het achterstuk van het deel 7b voor het aandrijven van een voedingsblad.

Bovendien is deze stang 7 voor het aandrijven van het voedingsblad aan zijn achtereinde van een lichaamsdeel 7g 5 voorzien van een aangrijpingsdeel 7c die de vorm van een haak heeft.

Dit aangrijpdeel 7c van de stang 7 voor het aandrijven van het voedingsblad is gewoonlijk in aangrijping met een pal lg, die aangebracht is aan het lichaamsdeel 101 en IQ wordt daardoor achterwaarts gebogen, zoals in fig. 4 is getoond .

De bekrachtigingsstang 8 omvat twee lichaamsdelen 8e, 8e. Aan het achtereinde van elk van de lichaamsdelen 8e, 8e is een gebogen deel 8a gevormd. Bovendien is de dwarsstang 15 8 aan zijn vooreinde via een opstaand deel 8b voorzien van een deel 8c voor het aangrijpen op dwarsstangdelen. Dit deel 8c voor het aangrijpen op dwarsstangdelen dient voor het scheiden van de bevestigers P van de rest van het samenstel Pa van bevestigers en is voorzien van een sleuf 8d die de 20 vorm heeft van een halve cirkel.

De stang 9 voor het verplaatsen van het voedingsblad heeft de vorm van een dunne en lange stang, zoals in fig. 1 is getoond en is aan het achtereinde van zijn lichaamsdeel 9d voorzien van een uitsteeksel 9a voor het aan-25 grijpen op een uitsteeksel 61, dat in de zuiger 6 is aangebracht. Bovendien is de stang 9 voor het verplaatsen van het voedingsblad aan zijn vooreinde voorzien van een werkzaam deel 9c via een plaatdeel 9b voor het aangrijpen op de zuiger 6. ^ 30 Voedingsmiddelen 20 omvatten het bladdeel 4a van het voedingsblad 4 voor het aangrijpen op de dwarsstangdelen B van de bevestigers P, waarbij de stang voor het aandrijven van het voedingsblad ingezet is tussen de steun 5, die de in lijn opgestelde doorgang 14 vormt, en de zitting 4b van het 35 voedingsblad 4 zodanig, dat het bladdeel 4a van het voedingsblad 4 losgemaakt wordt van het dwarsstangdeel B van de bevestiger P tegen de kracht van het veerdeel 4c van het voedingsblad 4 in, en waarbij de stang 9 voor het verplaatsen 8501081 - 9 - van het voedingsblad aangebracht is tussen de steun 5 en het bladdeel 4a van het voedingsblad 4 zodanig, dat het bladdeel 4a van het voedingsblad 4 in de richting van de intrede 14a van de lijndoorgang 14 wordt teruggetrokken tegen de kracht 5 van het blad 4d van het voedingsblad 4 in.

(I) Toepassing van Bevestigers.

Bij het bevestigen van aanhangsels aan artikelen door middel van bevestigers P wordt het samenstel Pa van bevestigers aangebracht in de lijndoorgang 14 van de inrichting IQ 1 voor het verwerken van bevestigers, zoals getoond in fig.

9. Meer in het bijzonder, worden de dwarsstangdelen B in het samenstel Pa van bevestigers aangebracht in de lijndoorgang 14 van de inrichting 1 voor het verwerken van bevestigers vanaf de intrede 14a daarvan.

15 Vervolgens wordt de holle naald 15 gestoken door een gat van elk aanhangsel en door het artikel gedrukt.

Wanneer de hefboom 2 wordt geknepen, wordt de bevestiger P, die is geplaatst aan het bovenste einde van het samenstel Pa van bevestigers, daarvan gescheiden en wordt te-20 gelijkertijd het dwarsstangdeel B van de bevestiger P tot in de leiddoorgang 6d voor het geleiden van dwarsstangdelen gedrukt. Het dwarsstangdeel B van de bevestiger P wordt dan uitgedrukt uit het vooreinde van de holle naald 15 door middel van de zuigerstang 6a. Op dit moment passeren de dwars-25 deelstang B van de bevestiger P en een deel van het draaddeel F het aanhangsel en het artikel, zodanig dat het aanhangsel aan het artikel bevestigd wordt door middel van de bevestiger P.

De werking van elk^component van de inrichting 1 30 voor het verwerken van bevestigers zal nu worden beschreven.

De zuiger 6 is normaal opgesteld aan het bovenste einde van de lichaamsdelen 101, 102 zoals te zien is in de fig. 4 en 8.

Wanneer de hefboom 2 geknepen wordt, beweegt de 35 zuiger 6 in de richting van een pijl K onder invloed van de tussenhefboom 2b, zoals in fig. 10 is getoond. Het gebogen deel 8a van de bekrachtigingsstang 8 wordt dan aangedrukt door het bekrachtigingsdeel 6k van de zuiger 6. Verder wordt *\ t "* *' λ *Ί *3 $ *' ‘·; . J 1 • k - 10 - het getrapte deel 7d van de stang 7 voor het aandrijven van het voedingsblad door het opstaande deel 8d van de bekrachti-gingsstang 8 opgedrukt, waarbij de bekrachtigingsstang 8 en de stang 7 voor het aandrijven van het voedingsblad te samen 5 bewegen in de richting van de pijl K.

Wanneer het deel 7b van de stang 7 voor het aandrijven van het voedingsblad opgenomen is tussen de zitting 4b van het voedingsblad 4 en de steun 5, zoals in fig. 1 en 2 is getoond, trekt vervolgens het veerdeel 4c van het voe-10 dingsblad 4 zich terug in de richting van een pijl L en tegelijkertijd daarmede trekt het bladdeel 4a van het voedingsblad 4 zich in dezelfde richting terug.

Wanneer het deel 8c voor het aangrijpen op dwars-stangdelen, welk deel 8c deel uitmaakt van de bekrachtigings-15 stang 8, opgenomen is in de leidsleuf 5b, die is aangebracht in de steun 5, zoals in fig. 1 en 2 is getoond, wordt anderzijds de bevestiger P aan het boveneinde van het samenstel Pa van bevestigers naar buiten gedrukt in de langsrichting, zoals aangeduid is door een pijl M door middel van het deel 8c 20 voor het aangrijpen op dwarsstangdelen. Op dit moment wordt het bevestigingsdeel C tussen een deel BI van een dwarsstang van de bevestiger P aan het bovenste einde van het samenstel Pa van bevestigers en het volgende deel B2 van de dwarsstang van de bevestiger gescheiden.

25 Het dwarsstangdeel BI van de bevestiger P dat ge scheiden is van het samenstel Pa van de bevestiger wordt dan ingezet in de leiddoorgang 6d voor de dwarsstang. In deze situatie is het dwarsstangdeel BI aan het bovenste einde van het samenstel Pa van bevestigers aan het openingseinde van de 30 holle naald 15 gepositioneerd, namelijk op de as van de holle naald 15 zoals in fig. 10 is getoond.

Wanneer voorwaartse beweging van de bekrachtings-stang 8 wordt voorkomen als gevolg van het feit, dat het opstaande deel 8b van de bekrachtigingsstang 8 stuit tegen de 35 steun 5, zoals in fig. 10 is getoond, worden de lichaamsdelen 8e, 8e van de bekrachtigingsstang 8 in de richting van een pijl N zodanig geopend, dat het bekrachtigingsdeel 8 van de bekrachtigingsstang 8 wordt losgemaakt, zoals in fig. 11 is 85 0 1 0 8 1 - 11 - getoond.

Verder wordt, wanneer de zuiger 6 in de richting van de pijl K beweegt, het plaatdeel 9b van de stang 9 voor het verplaatsen van het voedingsblad door zuiger 6 aange-5 drukt, waardoor het werkzame deel 9c van de stang 9 voor het verplaatsen van het voedingsblad wordt ingebracht tussen de steun 5 en het blad 4d van het voedingsblad 4, en het blad-deel 4a van het voedingsblad 4 wordt dan in de richting van een pijl p gebogen, zoals in fig. 13 is getoond.

10 Tegelijkertijd beweegt de zuigerstang 6a die aange bracht is op de zuiger 6 tot in de holle naald 15 zoals in fig. 14 is getoond, waardoor het dwarsstangdeel BI van de bevestiger P naar buiten uit het vooreinde van de holle naald 15 wordt gedrukt. Op dit moment passeren het dwarsstangdeel 15 BI van de bevestiger P en een deel van het draadstuk F het aanhangsel en het artikel zoals hierboven beschreven is.

In deze situatie is het drangdeel 6k van de zuiger 6 gepositioneerd in de voorwaartse richting van het aangrijp-deel 7c van de stang 7 voor het aandrijven van het voedings-20 blad, zoals in fig. 14 is getoond.

(II) Terugbeweging van de Zuiger

Terwijl de hefboom 2 ontspannen is, beweegt de zuiger 6 zich in de richting van een pijl S terug, zoals getoond is in fig. 16. Na voortdurende terugtrekking van de zuiger 6 25 wordt het drangstuk 6k van de zuiger 6 in aangrijping gebracht met het aangrijpdeel 7c van de stang 7 voor het aandrijven van het voedingsblad. Bovendien wordt het getrapte deel 7d van het voedingsblad 7 in aangrijping gebracht met het opstaande deel 8b van de bekrachtigingsstang 8, waardoor 30 de stang 7 voor het aandrijven van het voedingsblad en de bekrachtigings stang 8 zich te samen in de richting van de pijl S terugtrekken.

Wanneer het aangrijpdeel 7c van het voedingsblad 7 in aanslag komt met de pal Ig die op het lichaamsdeel 101 is 35 aangebracht, wordt het in de richting van een pijl T gebogen. Aldus wordt het aangrijpdeel 7c van.de stang 7 voor het aandrijven van het voedingsblad ontkoppeld van het drangdeel 6k van de zuiger 6.

O ? '! * Λ -] V .· v C ï - 12- • 5 fc

Op-dit moment wordt het aangrijpdeel 8c van de dwarsstangdelen, welk deel 8c deel uitmaakt van bekrachti-gingssstang 8, uit de leidsleuf 5b getrokken, zoals getoond is in fig. 18. Tegelijkertijd wordt de stang 7 voor het aan-5 drijven van het voedingsblad eveneens uit zijn positie tussen de steun 5 en de zitting 4b van het voedingsblad getrokken. Dan wordt het veerdeel 4c van het voedingsblad 4 terugbewogen in de richting van een pijl Q, waarbij het bladdeel 4a geplaatst wordt tussen het tweede dwarsstangdeel B2 van de be-10 vestiger P en een derde dwarsstangdeel B3 daarvan.

Verder komt na het terugtrekken van de zuiger 6 in de richting van de pijl S het uitsteeksel 6a van de zuiger 6 in aangrijping met het uitsteeksel 9a van de stang 9 voor het verplaatsen van het voedingsblad, waarbij de stang 9 achter-15 waarts wordt bewogen. Dientengevolge wordt het werkzame deel 9c van de stang 9 voor het verplaatsen van het voedingsblad uit de positie tussen de steun 5 en het blad 4d van het voedingsblad 4 getrokken, zoals in fig. 19 is getoond, en het blad 4d wordt dan teruggebracht in de richting van een pijl 20 R. Terwijl het blad 4d wordt teruggebracht in de richting van de pijl R, wordt tevens het samenstel Pa van bevestigers in dezelfde richting bewogen, waarbij het tweede dwarsstangdeel B2 van de bevestiger P tot op de bodem van de leidsleuf 5b wordt gedrukt.

25 Opgemerkt zij, dat het in de richting van een pijl U drukken van het gebogen deel 8a van de bekrachtigingsstang 8 de zuiger 6 tot in zijn oorspronkelijke positie doet terugbewegen, zoals in fig. 16 is getoond.

(III) Het Ontladen van het Samenstel van Bevestigers.

30 Het geval kan zich voordoen, dat het samenstel Pa van bevestigers uit de inrichting 1 voor het verwerken van bevestigers moet worden genomen tijdens het gebruik ervan.

De constructie van middelen voor het ontspannen van het voedingsblad 4 vanaf het samenstel Pa van bevestigers is 35 als volgt:

Zoals getoond in fig. 1, is een lang gat lil in het lichaamsdeel 101 gevormd. Een ontspanplaat lm is verschuifbaar aangebracht aan het lange gat IA.' 8501081 I» * - 13 -

Wanneer deze ontspanplaat lm voorwaarts wordt bewogen, wordt een uitsteeksel In op de ontspanplaat in aangrij-ping gebracht met een plaatdeel 7f van de stang 7 voor het aandrijven van het voedingsblad, teneinde de stang 7 voor het 5 aandrijven van het voedingsblad voorwaarts te bewegen zoals in fig. 4 is getoond. Dan wordt de stang 7 voor het aandrijven van het voedingsblad aangebracht tussen de steun 5 en de zitting 4b van het voedingsblad 4, waardoor het bladdeel 4a van het voedingsblad 4 buiten aangrijping wordt gebracht van 10 het samenstel Pa van bevestigers.

Op deze wijze kan het samenstel Pa van bevestigers uit de lijndoorgang 14 worden genomen.

Het zal duidelijk zijn, dat de uitvinding niet beperkt is tot de hiervoor beschreven constructie en dat diver-15 se veranderingen en modificaties aangebracht kunnen worden binnen de hierboven aangeduide uitvindingsgedachte die in de bijgevoegde conclusies is verwoord.

* * * 85 C - 051 i

Claims

1. Werkwijze voor het aanbrengen van bevestigers aan artikelen door elke bevestiger (P) te steken door een holle naald (15), welke bevestiger (P) gescheiden is van een samenstel (Pa) van bevestigers, omvattende de stappen van: 5. het voorwaarts bewegen van de bevestiger (P) in zijn langsrichting teneinde deze te scheiden van het samenstel (Pa) van bevestigers; en - het vervolgens voorwaarts bewegen van de bevestiger (P) in dezelfde richting zodanig, dat een dwarsstangdeel 10 (B) van de bevestiger (P) op de as van de holle naald (15) wordt gepositioneerd.

2. Inrichting voor het aanbrengen van bevestigers op artikelen door elke bevestiger (P), die gescheiden is van een samenstel (Pa) van bevestigers, een holle naald (15) te 15 doen passeren, omvattende: - een richtdoorgang 14, waarin het samenstel (Pa) van bevestigers wordt geplaatst; - een leidsleuf (5b) aangebracht aan het bovenste einde van de richtdoorgang (14); 20. middelen (20) voor het toevoeren van de aan het bovenste einde van het samenstel (Pa) van bevestigers te plaatsen bevestiger (P) aan de leidsleuf (5b); en - een bekrachtigingsstang (8), die ingericht is voor het met kracht introduceren van een dwarsstangdeel (B) 25 van de bevestiger (P) tot in een leiddoorgang (6d) voor dwarsstangdelen, welke leiddoorgang (6d) gepositioneerd is op de as van de holle naald (15) door de bevestiger (P) die aan het bovenste einde van het samenstel (Pa) van bevestigers is geplaatst, in zijn langsrichting te bewegen.

3. Inrichting voor het aanbrengen van bevestigers aan artikelen door elke bevestiger (P), die gescheiden is van een samenstel (Pa) van bevestigers, een holle naald (15) te doen passeren, omvattende: - een richtdoorgang (14), waarin het samenstel (Pa) 35 van bevestigers kan worden opgenomen; - een leidsleuf (5b) aangebracht aan het bovenste 8501081 - 15 - einde van de riehtdoorgang (14); - middelen (20) voor het toevoeren van de bevestiger (P), die zich aan het boveneinde van samenstel (Pa) van bevestigers bevindt, aan de leidsleuf (5b); 5. een bekrachtigingsstang (8) die ingericht is voor het met kracht introduceren van een dwarsstangdeel (B) van de bevestiger (P) tot in een leiddoorgang (6d) voor dwarsstangdelen, welke leiddoorgang (6d) aangebracht is op de as van de holle naald (15), door het voorwaarts bewegen van 10 de bevestiger (P), die zich aan het bovenste einde van het samenstel (Pa) van bevestigers bevindt, in zijn langsrich-ting; en - een zuiger (6) met een zuigerstang (6a) voor het uit het vooreinde van de holle naald (15) drukken van het 15 dwarsstangdeel (B) van de bevestiger (P) in de leiddoorgang (6d) voor dwarsstangdelen.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de toevoermiddelen (20) omvatten: - een bladdeel (4a) van een voedingsblad (4) ter 20 aangrijping op het dwarsstangdeel (20) van de bevestiger (P), een stang (7) voor het aandrijven van het voedingsblad, die opgenomen is tussen een steun (5), die de riehtdoorgang (14) vormt en een zitting (4b) van het voedingsblad (4), teneinde het bladdeel (4a) van het voedingsblad (4) los te koppelen 25 van het dwarsstangdeel (B) van de bevestiger (P) tegen de kracht van een veerdeel (4c) van het voedingsblad (4) in, en een stang (9) voor het verplaatsen van het voedingsblad, welke stang (9) opgenomen is tussen de steun (4) en het bladdeel (4a) van het voedingsblad (4) teneinde het bladdeel (4a) van 30 het voedingsblad (4) achterwaarts te bewegen in de richting van een intrede (14a) van de riehtdoorgang (14) tegen de kracht van het veerdeel (4d) van het voedingsblad (4) in.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat een werkzaam deel (9c) is aangebracht aan het vooreinde 35 van de stang (9) voor het verplaatsen van het voedingsblad teneinde het bladdeel (4a) van het voedingsblad (4) achterwaarts te bewegen in de richting van de intrede (14a) van de riehtdoorgang (14) over ongeveer een steekafstand van het 85ö '531 i „ 3 - 16 - dwarsstangdeel (B) van de bevestiger (P).

6. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de stang (7) voor het aandrijven van het voedingsblad (7b) omvat: een deel (7b) voor het aandrijven van het voe- 5 dingsblad, welk deel (7b) is opgenomen tussen de steun (5) en de zitting (4b) van het voedingsblad (4), een getrapt deel (7d) voor het aangrijpen op een ópstaand-deel (8b) van een bekrachtigingsstang (8) en een aangrijpdeel (7c) voor aan-grijping met een pal (lg), die in een lichaamsdeel (101) is 10 aangebracht.

7. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat bekrachtigingsstang (8) omvat: een op dwarsstangdelen aangrijpend deel (8c) dat opgenomen is in de leidsleuf (5b) die gevormd is aan het bovenste einde van de richtdoorgang 15 (14), een getrapt deel (8b) ter aangrijping aan een opstaand deel (7d) van de stang (7) voor het aandrijven van het voedingsblad, twee te openen lichaamsdelen (8e) en gebogen delen die aan het einde van elk van de lichaamsdelen (8e) zijn aangebracht en ter aangrijping met een drangdeel (6k) van de 20 zuiger (6).

8. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de stang voor het verplaatsen van het voedingsblad omvat: een werkzaam deel (9c), dat opgenomen is tussen de steun (5) en het bladdeel (4a) van het voedingsblad (4), een bladdeel 25 (9d) ter aangrijping op de zijde (6) en een uitsteeksel (9a) ter aangrijping op een drangdeel (6k) van de zuiger (6). * * * 8501QS1